Resolutie van het Europees Parlement met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de verjaringstermijnen voor grensoverschrijdende geschillen met betrekking tot persoonlijk letsel en dodelijke ongevallen (2006/2014(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 192, alinea 2 van het EG-Verdrag,
– gelet op de artikelen 39 and 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0405/2006),
A. overwegende dat er binnen Europa verschillen bestaan in de verjaringstermijnen, het tijdstip waarop de termijn begint te lopen, de datum van kennisname, de mogelijkheid van de schorsing en sluiting van de termijn, alsmede van de bewijsvoering en het opwerpen van een exceptie van verjaring,
B. overwegende dat de omvang van de genoemde verschillen kan zorgen voor ongewenste gevolgen voor de slachtoffers van ongevallen in grensoverschrijdende rechtszaken, omdat er hindernissen worden opgeworpen voor de slachtoffers van letsel bij de uitoefening van hun rechten in lidstaten buiten hun eigen land, en in bepaalde gevallen mogelijk ook in hun eigen land, en zich moeten richten naar buitenlands recht,
C. overwegende dat met name de volgende problemen zich voordoen in verband met ongevallen met een grensoverschrijdend aspect: in bepaalde landen krijgen minderjarigen en personen met een handicap geen bijzondere bescherming ten aanzien van de verjaringstermijn, zodat ze in geval van letsel in een andere lidstaat dan hun eigen land bepaalde rechten op schadevergoeding kunnen verliezen die ze anders zouden behouden; in bepaalde landen is de enige manier om de verjaring te stuiten het aanhangig maken van een vordering of het uitbrengen van een dagvaarding; in grensoverschrijdende rechtszaken kan een dergelijke benadering voor moeilijkheden zorgen, omdat de onderhandelingen hierover noodzakelijkerwijs meer tijd in beslag nemen en het slachtoffer bij gebrek aan mogelijkheden om de verjaringsklok stil te zetten in de onvoordelige situatie kan geraken dat hij of zij in een vroegtijdig stadium aanzienlijke kosten moet maken door de wederpartij de dagvaarden zonder voldoende gelegenheid te hebben om de onderhandelingen af te ronden,
D. overwegende dat het gezien de verschillen in de verjaringstermijnen bij grensoverschrijdende letselzaken zinvol zou kunnen zijn dat er minimale basisbeginselen worden vastgesteld,
E. overwegende dat aan de voorwaarde in artikel 39, lid 2 van het Reglement dat geen voorstel in voorbereiding is, naar behoren is voldaan,
1. verzoekt de Commissie een onderzoek in te stellen naar de gevolgen van het bestaan van verschillende verjaringstermijnen op de interne markt, met name voor burgers die hun vrijheden uitoefenen in het kader van het Verdrag; deze studie moet met name het aantal gevallen van persoonlijk letsel met een grensoverschrijdend element proberen in kaart te brengen en de problemen en/of moeilijkheden voor de letselpartijen als gevolg van de verschillende verjaringstermijnen beoordelen, waarbij rekening wordt gehouden met de in overweging B genoemde kwesties;
2. verzoekt de Commissie na de beoordeling van deze studie een verslag over verjaringstermijnen op te stellen, dat met name handelt over mogelijke opties gaande van een beperkte harmonisatie van verjaringstermijnen tot de toepassing van een collisieregel;
3. verzoekt de Commissie waar nodig, in het licht van het overeenkomstig paragraaf 1 ingestelde onderzoek en na raadpleging van het Parlement, op grond van de artikelen 65, onder c) en 67, lid 5, tweede streepje van het EG-Verdrag een wetgevingsvoorstel aan het Parlement voor te leggen over de verjaring van vorderingen op grond van persoonlijk letsel en dodelijke ongevallen in grensoverschrijdende rechtszaken, aan de hand van bijgaande, gedetailleerde aanbevelingen;
4. constateert dat deze aanbevelingen in overeenstemming zijn met het subsidiariteitsbeginsel en de grondrechten van de burgers; verzoekt de Commissie er zorgvuldig op toe te zien dat het subsidiariteits- en het proportionaliteitsbeginsel strikt worden toegepast; beveelt aan dat er met name op moet worden gelet dat het mildste wetgevingsinstrument wordt gekozen en dat moet worden nagegaan of het probleem niet het best zou kunnen worden opgelost door de invoering van het 'land van oorsprong'-beginsel;
5. is van oordeel dat het verlangde voorstel geen financiële gevolgen mag hebben;
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en bijgaande gedetailleerde aanbevelingen te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten.
BIJLAGE:
GEDETAILLEERDE AANBEVELINGEN BETREFFENDE DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL
Aanbeveling 1 (over de vorm en het toepassingsbereik van het aan te nemen instrument)
Het Parlement meent dat, voorzover de Gemeenschap op dit gebied wetgevingsbevoegdheid heeft, er passende beginselen voor verjaringstermijnen moeten worden vastgesteld voor schadeclaims
-
die voortvloeien uit of het resultaat zijn van persoonlijk letsel,
-
die door de erfgenamen van het slachtoffer worden ingediend of
-
die door een andere persoon worden ingediend indien het slachtoffer persoonlijk letsel heeft geleden of een dodelijk ongeluk heeft gehad,
bij rechtszaken waarbij de partijen in verschillende lidstaten wonen of verblijven, waarbij een van de partijen in een derde land woont of verblijft of waarbij tussen het recht van verschillende landen moet worden gekozen.
Aanbeveling 2 (over de minimale inhoud van het aan te nemen instrument)
Duur, berekening, begindatum, opschorting en onderbreking van de verjaringstermijn
- De algemene verjaringstermijn moet vier jaar bedragen, ongeacht de aard van de verplichting, de aanleiding voor het geding of de identiteit van de beklaagde, tenzij het recht waaronder de claim valt, in een langere periode voorziet. In het laatste geval moet de eiser bewijzen dat een dergelijke langere periode bestaat. De verjaringstermijn voor de uitvoering van een schadeclaim die bij eindvonnis of bij arbitrage is toegekend, moet tien jaar bedragen. Bij schade die uit terroristische acties, martelingen of slavernij voortvloeit, mag geen sprake zijn van een verjaringstermijn.
- De verjaringstermijn moet aflopen op het laatste moment van de laatste dag. De termijn moet worden berekend volgens de officiële kalender van de lidstaat waarin de eiser de gerechtelijke stappen heeft ondernomen. Daarbij mag de dag waarop het proces is aangespannen, niet worden meegeteld. Als een verjaringstermijn wordt verlengd, moet de nieuwe verjaringstermijn worden berekend vanaf de einddatum van de voorgaande termijn.
- De verjaringstermijn moet beginnen:
1)
op de datum waarop het persoonlijk letsel ontstond of (indien later) op de (werkelijke of afgeleide) datum van kennisname door het letselslachtoffer;
2)
in het geval van een door erfgenamen ingediende claim op de overlijdensdatum of (indien later) op de (werkelijke of afgeleide) datum van kennisname door de erfgenamen van de nalatenschap;
3)
in het geval van claims door secundaire slachtoffers op de overlijdensdatum of (indien later) op de datum van (werkelijke of afgeleide) kennisname door het secundaire slachtoffer (dodelijke ongelukken), of op de datum waarop het persoonlijk letsel ontstond of (indien later) op de datum van (werkelijke of afgeleide) kennisname door het letselslachtoffer (niet-dodelijke ongelukken).
- Een verjaringstermijn moet worden opgeschort indien de verweerder opzettelijk, op oneerlijke of onredelijke wijze of door een fout het bestaan van voor hem belastende feiten of zaken verborgen heeft gehouden. De termijn moet ook tijdens een strafrechtelijke vervolging/onderzoek worden opgeschort, of bij openstaande verzoeken/claims conform Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (Vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering)(1).
- Een verjaringstermijn moet worden onderbroken bij: 1) het aanspannen van een proces 2) een handeling door de eiser waarvan de beklaagde op de hoogte is gesteld en die tot doel heeft een buitengerechtelijke procedure te starten 3) een handeling door de eiser waarvan de beklaagde op de hoogte is gesteld en die tot doel heeft onderhandelingen te beginnen 4) enige andere handeling door de eiser waarvan de beklaagde op de hoogte is gesteld en die de beklaagde in kennis stelt van het feit dat de eiser een schadeclaim heeft ingediend.
Er moet worden voorzien in de nodige bepalingen inzake het doen van een beroep op de verjaringstermijn, de mate waarin de rechtbank de verjaringstermijn naar eigen goeddunken mag toepassen, de gevolgen wanneer met succes een beroep op de verjaringstermijn wordt gedaan en meerdere eisers/beklaagden.
Daarnaast moeten de lidstaten worden verplicht om nationale informatiecentra op te zetten. Deze moeten een bestand bijhouden van alle strafrechtelijke onderzoeken of hangende processen waarbij slachtoffers uit het buitenland betrokken zijn. Zij moeten ook schriftelijk antwoorden op beargumenteerde informatieaanvragen door of namens slachtoffers uit het buitenland.