Resolutie van het Europees Parlement over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven in Turkije (2006/2214(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de mededeling van de Europese Commissie van 8 november 2006 "Uitbreidingsstrategie en voornaamste uitdagingen 2006–2007"(COM (2006)0649), en met name het voortgangsverslag over Turkije dat hierin opgenomen is,
– onder verwijzing naar de mededeling van de Commissie van 9 november 2005 "Strategiedocument 2005 over de uitbreiding" (COM(2005)0561),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 27 september 2006 over de vorderingen van Turkije op weg naar de toetreding(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2005 over de rol van vrouwen in het sociale, economische en politieke leven(2),
– onder verwijzing naar het besluit van de Europese Raad van 17 december 2004 om op 3 oktober 2005 de onderhandelingen te openen met Turkije over toetreding tot de Europese Unie,
– onder verwijzing naar het acquis communautaire op het gebied van de rechten van de vrouw en gendergelijkheid,
– onder verwijzing naar Aanbeveling Rec(2003)3 van het Comité van ministers van de Raad van Europa van 12 maart 2003 aan de lidstaten over een evenwichtige deelname van mannen en vrouwen in de politieke en openbare besluitvorming,
– onder verwijzing naar het IAO-verdrag nr. 177 betreffende thuiswerk van 1996,
– gezien het verslag "Vrouwen en werk" van de Gemengde Raadgevende Commissie EU-Turkije van het Europees Economisch en Sociaal Comité, opgesteld in Kayseri (Turkije) op 14 juli 2006,
– onder verwijzing naar het verslag van de Turkse parlementaire commissie van 2006 over moorden op basis van het gewoonterecht en eerwraak, en geweld tegen vrouwen en kinderen,
– onder verwijzing naar de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens van 10 november 2005 over de Turkse regelgeving inzake het dragen van de Islamitische hoofddoek in instellingen voor hoger onderwijs(3),
– onder verwijzing naar het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (CEDAW) van 1979 en het bijhorende facultatieve protocol van 1999, die onderdeel zijn van het internationaal recht en waarbij Turkije sinds 1985 respectievelijk 2002 verdragsluitende partij is, en onder verwijzing naar artikel 90 van de Turkse grondwet, dat bepaalt dat het internationaal recht voorrang heeft boven het Turkse nationaal recht,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0003/2007),
A. overwegende dat de overname van het acquis communautaire verplicht is voor kandidaat-lidstaten om toe te kunnen treden tot de Europese Unie, en dat de rechten van de vrouw en de gendergelijkheid deel uitmaken van het acquis communautaire,
B. overwegende dat het verslag van de Commissie over de voortgang van Turkije op weg naar toetreding, dat is opgenomen in het reeds genoemde Strategiedocument van 9 november 2005, met betrekking tot de situatie van de vrouw onder meer de volgende gebieden van zorg noemt: geweld tegen vrouwen, in het bijzonder huiselijk geweld en eermisdaden, de hoge graad van analfabetisme, geringe participatie van vrouwen in het parlement en in lokale vertegenwoordigende lichamen, en de geringe participatie en heersende discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt, aangezien de economische onafhankelijkheid van doorslaggevend belang is voor hun emancipatie en de bijzondere aandacht van Turkije zou moeten hebben,
C. overwegende dat de Commissie in haar voortgangsverslag over Turkije uit 2006 met betrekking tot vrouwenrechten concludeert dat het wettelijk kader over het algemeen adequaat is maar dat de tenuitvoerlegging hiervan te wensen overlaat,
1. benadrukt dat de eerbiediging van de mensenrechten, met inbegrip van de rechten van de vrouw, een conditio sine qua non is voor het lidmaatschap van de Europese Unie en verzoekt de Commissie dringend de kwestie van de vrouwenrechten tot een hoofdpunt van de onderhandelingen met Turkije te maken;
2. is verheugd over het feit dat de actieve fase van de toetredingsonderhandelingen tussen Turkije en de Europese Unie is begonnen; betreurt het echter dat het hervormingsproces in Turkije het afgelopen jaar is vertraagd en dat er zich nog steeds problemen met de rechten van de vrouw voordoen;
Implementatie van wetgeving en coördinatie
3. merkt op dat het wettelijk kader voor vrouwenrechten over het algemeen adequaat is maar meent dat de implementatie te wensen over laat; dringt daarom nogmaals aan op volledige en effectieve implementatie van het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de rechten van de vrouw, vooral in de armere delen van het land;
4. dringt er bij de Turkse regering op aan de nieuwe wetgeving inzake de rechten van de vrouw versneld uit te voeren en ervoor te zorgen dat deze absoluut in overeenstemming is met de eisen van het communautair acquis en in de praktijk effectief wordt geïmplementeerd;
5. wijst erop dat de nieuwe Turkse strafwet die in juni 2005 van kracht is geworden, de basisrechten van vrouwen weliswaar substantieel heeft uitgebreid maar dat de Europese richtlijnen over de gelijkheid van mannen en vrouwen nog altijd niet volledig zijn omgezet in nationale wetgeving; merkt met bezorgdheid op dat er (mislukte) pogingen zijn ondernomen om wetten inzake rechten van de vrouw terug te draaien;
6. betreurt het feit dat in delen van Zuidoost-Turkije meisjes bij de geboorte niet worden ingeschreven in het bevolkingsregister; en dat dit de strijd tegen gedwongen huwelijken en eermisdaden bemoeilijkt aangezien de slachtoffers geen officiële identiteit hebben, en roept de Turkse autoriteiten op ook verder de noodzakelijke maatregelen te treffen om aan dit verschijnsel een einde te maken;
7. benadrukt dat de Turkse regering haar landelijke bevolkingsregister van huwelijken en geboorten dient te handhaven, en waar nodig dient in te stellen, om iedere man en vrouw volledige aanspraak op burgerrechten te garanderen, waaronder toegang tot onderwijs en gezondheidszorg evenals gelijke toegang tot de arbeidsmarkt;
8. is verheugd over de oprichting in Turkije van een adviesorgaan over de status van vrouwen (het orgaan), dat zal adviseren over de planning en implementatie van overheidsmaatregelen met betrekking tot de rechten van de vrouw;
9. wijst erop dat de sociale partners, vertegenwoordigers van organen en niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die zich bezighouden met kwesties op het gebied van gendergelijkheid en vertegenwoordigers van vakbonden in het orgaan vertegenwoordigd moeten zijn, hetgeen nu niet het geval is, en verzoekt de betrokken instanties dringend effectief gebruik te maken van het orgaan om effectieve coördinatie tussen de betrokkenen te bereiken;
Maatschappelijk middenveld
10. merkt op dat de samenwerking tussen NGO's en de Turkse regering nog steeds aanleiding geeft tot bezorgdheid;
11. doet een oproep om alle NGO's, met inbegrip van vrije en autonome vrouwenorganisaties, op dezelfde wijze te behandelen;
12. beschouwt de bijeenkomst van de Turkse staatssecretaris voor de rechten van de vrouw met vertegenwoordigers van 55 vrouwenorganisaties in Turkije, samen met het besluit meer gestructureerde samenwerking en effectieve coördinatie tussen het ministerie en de NGO's te scheppen als positieve praktijkvoorbeelden die regelmatig navolging verdienen; verwacht dat dit beleid in de toekomst zijn weerslag zal vinden in de vorm van specifieke initiatieven en maatregelen;
13. dringt er bij de Commissie en de Turkse regering op aan de rol van NGO's voor vrouwenrechten als fundamentele en essentiële partners te erkennen via officiële en permanente structuren en instellingen, en de NGO's op een gestructureerde manier te betrekken bij het onderhandelingsproces over de toetreding tot de EU op basis van de vastgestelde procedures;
14. dringt er bij de Turkse regering op aan een grootschalige campagne te starten om aan de samenleving als geheel het beeld over te brengen van vrouwen als spelers die richting geven aan economische en sociale ontwikkelingen;
15. erkent de toenemende bezorgdheid van NGO's voor de rechten van vrouwen over de problemen waarmee zij worden geconfronteerd tijdens de uitgebreide procedures ter verkrijging van subsidies van de EU en bij de uitvoering van de projecten waarvoor zij subsidies hebben verkregen; stelt vast dat veel NGO's voor de rechten van vrouwen aarzelen om een aanvraag in te dienen en daardoor verstoken blijven van financiële middelen die van cruciaal belang zijn;
16. verwelkomt de oprichting van het STGM (ontwikkelingscentrum voor maatschappelijke organisaties), dat werkt aan de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld;
17. dringt er bij de Commissie op aan aanvullende hulp te verlenen, onder meer door de capaciteit van andere hulpcentra te versterken;
Gegevens, benchmarks en doelen
18. merkt op dat nauwkeurige gegevens over de situatie van vrouwen in Turkije nog steeds ontbreken en dat de beschikbare gegevens niet alle problemen met betrekking tot de situatie, de rol en de rechten van vrouwen dekken;
19. is in dit verband verheugd over het initiatief van begin 2007 van het Turkse staatsinstituut voor de statistiek om genderstatistieken aan te leveren met betrekking tot het sociale, culturele en economische leven, inclusief gegevens over de verschillen in salaris tussen mannen en vrouwen;
20. is verheugd over het gemeenschappelijke project EU-Turkije ter bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen, dat tot doel heeft de mogelijkheden van de betrokkenen te vergroten om vrouwen te beschermen tegen huiselijk geweld, en verwelkomt als onderdeel van het project het initiatief inzake een nationaal onderzoek naar de oorzaken en gevolgen van geweld tegen vrouwen, dat is bedoeld om een databank op te zetten over geweld tegen vrouwen;
21. verzoekt de Turkse regering specifieke en betrouwbare gegevens te verstrekken over het analfabetismecijfer onder vrouwen, over gelijke kansen op onderwijs voor vrouwen, over problemen in verband met de arbeidsparticipatie onder vrouwen, het geweld tegen vrouwen, en eermoord en gedwongen huwelijken;
22. verzoekt de Commissie in haar voortgangsverslagen over de hervormingen aan de Europese Raad te komen met duidelijke richtsnoeren en nauwkeurige doelstellingen op de korte, middellange en lange termijn op het gebied van vrouwenrechten;
23. roept de Turkse regering op te waarborgen dat alle vrouwen, ongeacht hun taal, ras, nationaliteit, huidskleur, politieke overtuiging, levensbeschouwing of religie, worden betrokken bij programma's voor de rechten van vrouwen;
24. is verontrust door de constatering van de Commissie dat de wet op de bescherming van het gezin slechts gedeeltelijk wordt toegepast en roept de Turkse autoriteiten op deze wet onverwijld op een juiste en effectieve wijze te implementeren omdat dit zal bijdragen aan de bescherming van de positie en rechten van vrouwen binnen het gezin;
Geweld tegen vrouwen
25. merkt op dat het geweld tegen vrouwen nog steeds een probleem vormt en veroordeelt gewelddaden tegen vrouwen, waaronder eermoord, huiselijk geweld, gedwongen huwelijk en polygamie;
26. neemt nota van de opmerking van de Commissie dat de door rechtbanken uitgesproken vonnissen, ondanks de bepalingen in de nieuwe Turkse strafwet waarin "eerwraak" als verzwarende omstandigheid bij moord wordt geclassificeerd, zoals de Commissie zelf opmerkt, een gemengd beeld te zien geven; roept de justitiële autoriteiten op de bepalingen van de strafwet correct en effectief toe te passen en te interpreteren om dit soort misdaden te vermijden en te waarborgen dat bij misdaden tegen vrouwen geen strafvermindering of verzachtende omstandigheden kunnen worden toegepast;
27. is zeer bezorgd over het feit dat zelfmoorden van vrouwen onder druk van familieleden blijven voorkomen, vooral in de regio's in het oosten en zuidoosten; spoort de Turkse autoriteiten aan vrouwen te beschermen tegen dergelijke druk die door hun familie op hen wordt uitgeoefend en specifieke en betrouwbare gegevens over zelfmoord onder vrouwen, met name in deze regio's, over te leggen;
28. verzoekt de openbare instellingen (rechterlijke macht, uitvoerende macht, politie, gezondheidszorg, enzovoort) te waarborgen dat vrouwen die in Turkije het slachtoffer zijn van geweld alle noodzakelijke bescherming ontvangen;
29. benadrukt dat in gevallen waarin slachtoffers geen bescherming en hulp hebben ontvangen, een justitieel onderzoek moet worden gestart door de openbare instellingen en dat moet worden getracht disciplinaire maatregelen te nemen tegen de verantwoordelijken;
30. is verheugd over de officiële circulaire die premier Erdoğan heeft doen uitgaan naar aanleiding van een rapport van een Turkse parlementaire commissie over moorden op basis van het gewoonterecht en eerwraak en geweld tegen vrouwen, waarin alle ministeries, openbare instellingen en lokale bestuurders de opdracht wordt gegeven de voorgestelde oplossingen voor de aanpak van geweld tegen vrouwen uit te voeren; roept de Turkse regering op bindende en praktische aanwijzingen te formuleren voor de implementatie van deze officiële circulaire, te voorzien in een budget dat voldoende is om de nodige maatregelen te nemen en aan te geven wat de gevolgen van niet-naleving zijn;
31. verwelkomt de officiële omzendbrief van het Turkse Ministerie van Binnenlandse Zaken van 9 januari 2007, waarin een actieplan wordt vastgesteld voor de coördinatie van maatregelen ter voorkoming van eerwraak en met traditie verbonden misdrijven en waarin wordt aangedrongen op een strikte uitvoering van de wet inzake de oprichting van een schuilplaats in alle steden met meer dan 50 000 inwoners, de instelling van bijzondere comités in elke stad voor het coördineren van de inspanningen om de slachtoffers van eerwraak en met traditie verbonden misdrijven bij te staan en maatregelen om aan de slachtoffers psychologische en financiële steun en bescherming te verstrekken;
32. verwelkomt het initiatief om soldaten in militaire dient voor te lichten over het voorkomen van geweld tegen vrouwen en om zaken als vrouwenrechten, mensenrechten, gelijkheid van man en vrouw, geweld tegen vrouwen en eermisdaden op te nemen in het lesprogramma van politiescholen;
33. verzoekt de Turkse regering en de Commissie de aanpak van geweld in het algemeen en eerwraak in het bijzonder als prioriteit te behandelen en speciale beveiligde schuilplaatsen, ook in de regio's van Zuidoost-Turkije, op te zetten, zodat vrouwen een veilig onderkomen hebben in de buurt waar zij wonen; verzoekt om steun- en hulpmaatregelen voor de vrouwenadviescentra in Zuidoost-Turkije, zoals KA-MER; dringt aan op economische ontwikkeling geconcentreerd op vrouwen in regio's waar vrouwen kwetsbaar zijn voor geweld; wijst op het belang van systematisch onderzoek en daadwerkelijke bestraffing en derhalve van opleiding van politiële en justitiële autoriteiten in kwesties met betrekking tot gendergelijkheid en bestrijding van geweld; wijst op de noodzaak om rechters de instructie te geven nieuwe wetten toe te passen om geweld in het algemeen en eermisdaden, gedwongen huwelijken en polygamie in het bijzonder streng te bestraffen en wijst op het belang van bescherming van getuigen; dringt er bij de Turkse regering op aan een speciale overeenkomst te sluiten met de Commissie over deelname aan het programma ter bestrijding van geweld tegen kinderen, jongeren en vrouwen en ter bescherming van slachtoffers en risicogroepen (Daphne-programma) en hiervoor de nodige financiële middelen te reserveren op de nationale begroting;
34. wijst erop dat vrouwen niet alleen bescherming moeten krijgen, maar ook en vooral psychologische zorg en advies; dringt erop aan dat zulke diensten worden verleend in schuilplaatsen voor vrouwen en ter plaatse in regio's met hoge zelfmoordcijfers onder vrouwen en veel geweld tegen vrouwen;
35. roept de Turkse regering op samenwerkingsverbanden aan te gaan met alle – burger-, sociale of religieuze - groeperingen in de samenleving om campagnes te initiëren die vooral gericht zijn op jongeren om het bewustzijn te vergroten dat geweld tegen vrouwen en kinderen een ernstige inbreuk op de mensenrechten vormt, en om een afkeer op te wekken van alle vormen van geweld;
Schuilplaatsen
36. merkt op dat in Turkije de schuilplaatsen voor vrouwen die het slachtoffer zijn van geweld een opvangcapaciteit hebben voor 469 vrouwen, en tot dusver door 5512 vrouwen(4) zijn gebruikt, en dat deze niet aan de behoeften voldoen van een bevolking van ongeveer 70 miljoen inwoners, terwijl zelfs de meest bescheiden faciliteiten waarin de bestaande wet voorziet, namelijk een schuilplaats in alle gemeenten van meer dan 50 000 inwoners, onvoldoende verwezenlijkt zijn;
37. dringt er bij de Turkse regering op aan de doelmatigheid, veiligheid en beschikbaarheid van een voldoende aantal schuilplaatsen voor vrouwen die deze nodig hebben te waarborgen;
38. verwelkomt de instelling van het hulptelefoonnummer 183 (sociale dienstverlening aan gezinnen, vrouwen, kinderen en gehandicapten), waar geweld kan worden gemeld, alsmede de instelling van een landelijk alarmnummer, 157, voor slachtoffers van mensenhandel, en meent dat deze hulptelefoonnummers ook een goed voorbeeld kunnen zijn voor de EU;
39. roept Turkije opnieuw op het Aanvullend Protocol nr. 12 bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens te ratificeren;
40. roept de Turkse regering op structurele en personele verbeteringen uit te voeren in schuilplaatsen voor vrouwen en tekortkomingen op te heffen die tot klachten hebben geleid;
41. moedigt de Turkse regering aan meer te doen om samenwerking te bevorderen tussen staatsinstellingen/lokale overheden en onafhankelijke vrouwenorganisaties; dringt er ook op aan financiële steun te verlenen aan onafhankelijke en autonome schuilplaatsen voor vrouwen;
Politieke participatie
42. merkt op dat de politieke participatie van vrouwen in Turkije te laag is; onderstreept het feit dat discriminatie van vrouwen in sommige gevallen het beste verholpen kan worden door tijdelijke maatregelen voor positieve discriminatie, zoals onder meer toegestaan door het CEDAW, en dat vrouwelijke rolmodellen op machtsposities en in de besluitvorming een absolute noodzaak zijn;
43. stelt voor dat er maatregelen worden ontworpen die moeten zorgen voor een adequate vertegenwoordiging van vrouwen op kieslijsten als de best mogelijke manier om op de korte termijn de participatie van vrouwen in de Turkse politiek te verbeteren;
44. roept de Turkse politieke partijen op interne regels in te voeren die waarborgen dat vrouwen in hun bestuursorganen op alle niveaus aanwezig zijn;
45. dringt er bij de Turkse politieke partijen op aan vanaf de komende verkiezingen in 2007 meer vrouwelijke kandidaten op de kieslijsten te plaatsen, vrouwen een gepaste rol in de partijhiërarchie te geven en het bewustzijn van het belang van vrouwelijke participatie in de politiek te stimuleren;
46. betreurt het ten stelligste dat er nog geen vaste commissie voor vrouwenrechten en gelijkheid tussen mannen en vrouwen in het Turkse parlement is opgericht; benadrukt dat beloften van de Turkse regering en een aantal politieke partijen in hun partijprogramma's moeten worden nagekomen en onderstreept dat de commissie in het komende jaar 2007 zo spoedig mogelijk moet worden opgericht;
47. is verontrust door de mededeling van de Commissie dat vrouwen nog altijd kwetsbaar zijn voor discriminatoire praktijken, grotendeels als gevolg van gebrek aan onderwijs en een hoge graad van analfabetisme in het land, en vraagt de Turkse regering te zorgen voor gelijke toegang voor mannen en vrouwen tot het onderwijs en de arbeidsmarkt, vooral in het zuidoosten van het land; vraagt in dit verband maatregelen in de onderwijssector om docenten de beschikking te geven over kennis van genderzaken en een systeem in stand te houden met stimulansen om meisjes op school te houden; dringt er ook op aan dat schoolkinderen bewust worden gemaakt van de gelijke rechten voor mannen en vrouwen en het zelfbeschikkingsrecht voor vrouwen, ook via gendergevoelig onderwijsmateriaal;
Onderwijs
48. wijst erop dat volgens de UNICEF naar schatting tussen de 600 000 en de 800 000 meisjes die de schoolplichtige leeftijd hebben bereikt, door hun familie worden thuisgehouden of niet naar school gaan vanwege logistieke problemen;
49. juicht de campagne voor onderwijs aan meisjes toe, die heeft geresulteerd in de inschrijving van 222 800 meisjes op school; juicht ook de campagne voor steun aan het nationaal onderwijs toe, die in vier jaar bijna 5 miljoen volwassenen heeft bereikt, waaronder veelal vrouwen uit plattelandsgebieden en meisjes die niet naar school konden;
50. benadrukt het belang van onderwijs en de potentiële bijdrage van onderwijs aan de economische zelfstandigheid van vrouwen; dringt er bij de Turkse autoriteiten op aan een controlesysteem in te voeren om meisjes in het onderwijssysteem te houden; benadrukt dat meisjes meer toegang moeten krijgen tot hogescholen en universiteiten en meer betrokken moeten worden bij disciplines zoals psychologie om hen voor te bereiden en op te leiden zodat zij andere vrouwen die slachtoffers zijn van misbruik, kunnen bijstaan;
Participatie op de arbeidsmarkt
51. merkt op dat de participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt uitzonderlijk laag blijft (minder dan 25%) en zeer laag is in vergelijking met de gemiddelde participatiegraad van vrouwen in de EU-27 van 49%, en dat het percentage werkende vrouwen is gedaald tot circa 20%, in tegenstelling tot de stijging van de participatie van vrouwen in de informele sector, die vaak het gevolg is van een combinatie van het lage onderwijsniveau van veel vrouwen, het ontbreken van een geïnstitutionaliseerd, geografisch gespreid, toegankelijk en betaalbaar systeem van faciliteiten voor opvang van kinderen, ouderen en gehandicapte familieleden, en ten slotte de op gender gebaseerde arbeidsverdeling in de samenleving;
52. benadrukt de opmerking van de Commissie over gelijke kansen, namelijk dat er overeenstemming dient te zijn met het communautair acquis, in het bijzonder betreffende ouderschapsverlof, gelijke beloning, gelijke toegang tot werkgelegenheid alsmede wettelijke en beroepsregelingen inzake sociale zekerheid;
53. verwelkomt in dit verband projecten zoals het gezamenlijke Nederlands-Turkse project ter bevordering van de gelijkheid op de arbeidsmarkt, het aangekondigde project ter ondersteuning van ondernemerschap van vrouwen en de samenwerking van de Garanti Bank en KAGIDER (het verbond van vrouwelijke ondernemers) inzake kredietfaciliteiten van maximaal 30 000 USD en gratis cursussen voor vrouwelijke ondernemers;
54. roept de Turkse regering op een orgaan of organen op te richten voor de bevordering, analyse, bewaking en ondersteuning van gelijke behandeling op de arbeidsmarkt, met inbegrip van beroepsopleidingen in de zin van artikel 8 bis van Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen, en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden(5);
55. dringt er bij de sociale partners en de Turkse regering op aan alle nodige maatregelen te nemen om de overgang van de informele economie naar de officiële economie te waarborgen; verzoekt de Commissie de steun aan deze maatregelen tot een prioriteit te maken;
56. verzoekt de Turkse regering nauwkeurige gegevens te verstrekken over discriminatie van vrouwen, met inbegrip van de toegang van vrouwen die hoofddoeken dragen tot de arbeidsmarkt, om na te gaan of er een risico bestaat van indirecte discriminatie op grond van geslacht;
57. verzoekt de Turkse regering de situatie van thuiswerkers, voor het merendeel vrouwen, te verbeteren; roept in het licht van deze situatie Turkije op het bovengenoemde IAO-verdrag nr 177 over thuiswerk te tekenen en te ratificeren en de Turkse arbeidswet uit te breiden tot thuiswerkers;
58. herhaalt zijn oproep aan de Turkse regering om nationale actieplannen voor vrouwen en werk op te zetten en uit te voeren, die gekoppeld zijn aan een afgebakend tijdschema en concrete doelstellingen, zoals nu gangbaar is in de lidstaten;
59. verzoekt de Turkse minister van arbeid en de sociale partners kwesties inzake gendergelijkheid op te nemen in hun beleid en in collectieve arbeidsovereenkomsten, en verzoekt de Turkse vakbonden de arbeid in de informele sector te organiseren en vakbondsvertegenwoordigers te scholen over gendergelijkheidsvraagstukken; juicht in dit opzicht de initiatieven van de vakbondconfederatie Türk-IS toe;
60. onderstreept de belangrijke rol die de sociale partners spelen bij de bevordering van de rechten van vrouwen en hun deelname aan het economische, maatschappelijke en politieke leven; moedigt de sociale partners aan meer te doen om de participatie van vrouwen te bevorderen in organen die betrokken zijn bij het sociaal overleg;
61. besluit op gezette tijden de vorderingen op het gebied van de rechten van de vrouw in Turkije te evalueren, als aanvulling op en in samenwerking met het jaarlijks voortgangsverslag van de Commissie, en de vooruitgang van Turkije op dit gebied te meten aan de hand van de benchmarks in het voortgangsverslag;
o o o
62. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de Raad van Europa, de speciale rapporteur van de Verenigde Naties over geweld tegen vrouwen, de directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie, alsmede aan de regering en het parlement van Turkije.