Resolutie van het Europees Parlement van 29 maart 2007 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2008 - Afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX - en over het voorontwerp van ramingen van het Europees Parlement (Afdeling I) voor de begrotingsprocedure 2008 (2007/2013(BUD))
Het Europees Parlement,
– gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en inzonderheid artikel 272 daarvan,
– gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(1),
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 over het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(2),
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(3),
– gezien het vijfde verslag van de secretarissen-generaal van de instellingen van mei 2006 over trends in rubriek 5 van de financiële vooruitzichten,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over het begrotingsjaar 2005 over de uitvoering van de begroting, met de antwoorden van de instellingen(4),
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0069/2007),
A. overwegende dat in de begroting 2007 voor rubriek 5 een bedrag was opgenomen van 7 115 000 000 EUR, waarbij de begroting van het Europees Parlement 1 397 460 174 EUR bedroeg, hetgeen 19,65% van rubriek 5 vertegenwoordigt,
B. overwegende dat de begroting 2008 geldt voor het eerste jaar waarin zich geen grote veranderingen zullen voltrekken, zoals een uitbreiding of de invoering van nieuwe talen, en waarin evenmin andere gebeurtenissen met grote gevolgen op administratief gebied zijn te verwachten,
C. overwegende dat de instellingen de afgelopen twee uitbreidingen moeten consolideren,
D. overwegende dat het Europees Parlement in dit stadium van de jaarlijkse procedure de ramingen van de andere instellingen en de voorstellen van zijn eigen Bureau voor de begroting 2008 afwacht,
Algemeen kader
1. constateert dat het plafond van rubriek 5 in 2008 7 457 000 000 EUR bedraagt, in vergelijking met 2007 een stijging van 4,8%;
2. constateert dat de begroting van de instellingen voornamelijk ten gevolge van de uitbreiding in de afgelopen vier jaar met bijna 18% is gestegen; is van oordeel dat alle instellingen in 2008 volledig operationeel zullen zijn en over de middelen beschikken waarmee zij hun administratieve werkzaamheden kunnen uitvoeren; dringt bij de instellingen aan op een voorzichtige budgettaire benadering bij het opstellen van hun ramingen voor 2008;
3. is van oordeel dat het Europees Parlement verantwoording aan de burgers moet afleggen en dat een efficiënt gebruik van het geld van de belastingbetalers tot een vergroting van hun vertrouwen in de instellingen van de EU kan bijdragen; is van mening dat de begroting voor 2008 van de instellingen in beginsel niet aanmerkelijk hoeft af te wijken van die van het vorige begrotingsjaar omdat dat er geen grootscheepse gebeurtenissen (uitbreidingen of nieuwe talen) te verwachten zijn die een verhoging zouden rechtvaardigen; is van oordeel dat eventuele nieuwe initiatieven in eerste instantie onder het maximumbedrag van de huidige begroting moeten worden gefinancierd, tenzij er specifieke redenen zijn om hiervan af te wijken;
4. erkent dat interinstitutionele samenwerking nuttig kan zijn in termen van schaalvoordelen en met het oog op de efficiency, maar dat zij ook de onafhankelijkheid of identiteit van een instelling kan ondergraven; is van oordeel dat met het oog op bovenstaande elementen naar een juist evenwicht tussen alle instellingen moet worden gestreefd; verzoekt de secretarissen-generaal verslag uit te brengen over hun samenwerking; verwacht tegen 1 juli 2007 informatie te ontvangen over de kwaliteits-, efficiency- en financiële aspecten en ook over de mogelijke voor- en nadelen van de interinstitutionele samenwerking, met inbegrip van de kwaliteit en de efficiency van de diensten die verstrekt worden door de bureaus en organen die in het kader van de samenwerking zijn opgezet;
5. herinnert eraan dat het in zijn resoluties gedurende de afgelopen jaren verzocht heeft om een aantal regelmatig te verschijnen verslagen over de vooruitgang bij de personeelswerving van EU-10 en EU-2 en de status van het aangenomen personeel; verzoekt de instellingen daarom door te gaan met deze screening zoals die voorzien is in de gezamenlijke verklaring over de personeelswerving in verband met de uitbreidingen van 2004 en 2007, welke is aangenomen met zijn resolutie van 14 december 2006 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2007(5), en daarbij algemene informatie en informatie over iedere instelling te verstrekken;
Europees Parlement POLITIEKE PRIORITEITEN De leden efficiënte diensten verlenen om beter wetgeven mogelijk te maken
6. is van oordeel dat het Parlement als co-wetgever optimale werkomstandigheden aan zijn leden moet kunnen bieden om dezen de uitoefening van hun functie te vergemakkelijken en om de kwaliteit van de EU-wetgeving te verbeteren; is van oordeel dat de ondersteuning van de leden verbeterd kan worden door hun adequate gespecialiseerde of technische informatie binnen een kort tijdsbestek te verschaffen; onderstreept dat de leden van het Parlement beter moeten worden geïnformeerd over en zich beter bewust moeten zijn van alle hulpmiddelen en materialen die voor hen beschikbaar zijn op basis van de werkzaamheden van de verschillende diensten binnen het Parlement (studies, technische documenten en achtergronddocumenten);
7. wenst te waarborgen dat aan alle leden, waaronder de nieuwe leden, de beste diensten op taalgebied worden geboden, vooral op de officiële bijeenkomsten van de organen van het Parlement; is bereid na te denken over redelijke voorstellen voor een meer persoonlijk niveau van dienstverlening aan de leden op hun taakgebied op doorzichtige en duidelijk omschreven voorwaarden en zal de kosteneffectiviteit van dergelijke voorstellen onderzoeken;
8. wenst de mogelijkheid te onderzoeken van de beschikbaarheid van vergaderzalen voor alle leden met het oog op besprekingen met deskundigen in betrekkelijk kleine groepen (8 - 20 mensen) met name in de nieuwe D4-D5-gebouwen; is van mening dat het, in verband met onvoorspelbare behoeften die voortvloeien uit de werkzaamheden van het Parlement, mogelijk zou moeten zijn om op betrekkelijk korte termijn en met een minimum aan administratieve rompslomp, dergelijke zalen te reserveren; verwacht uiterlijk op 1 juli 2007 een verslag over reeds bestaande faciliteiten op dit punt en over de mogelijkheid om deze verder uit te breiden;
9. constateert dat het verlenen van de beste steun aan de leden bij de uitvoering van hun taken een verdere ontwikkeling van de werkstructuur en administratieve structuren vereist en een versterking van de bestaande diensten; dringt erop aan dat de administratie de mogelijkheden onderzoekt voor een uitbreiding van de faciliteiten die de bibliotheek door het verlenen van ondersteuning bij onderzoek ter beschikking van de leden stelt, alsmede een uitgebreid documentatie- en informatiedepot voor alle bestaande teksten en informatie (kennisbeheersysteem); verwacht tegen 1 juli 2007 desbetreffende voorstellen met een kostenraming, waarin rekening is gehouden met de mogelijkheid de resultaten van dergelijk onderzoek op het Intranet van het Parlement te publiceren;
10. betreurt de verspreiding in geografisch opzicht van zijn administratie over de drie plaatsen waar het Parlement zijn werkzaamheden verricht en de extra exploitatiekosten die dit veroorzaakt, met name voor de verplaatsingen van de ene vergaderplaats naar de andere; is van oordeel dat de administratie de leden de faciliteiten van de nieuwe technologieën moet bieden om de negatieve gevolgen van de geografische situatie van het Europees Parlement te beperken, zoals synchronisatie van computers met mobiele telefoons of het gebruik van videoconferentieruimten;
11. constateert dat ondanks de forse kredieten die voor de informatietechnologie zijn toegewezen een aantal problemen blijft bestaan, zoals de vertraging van het netwerk in Straatsburg of de tijd die de uitvoering van nieuwe IT-projecten kost; verzoekt de secretaris-generaal daarom om in het concept van zijn verslag over de ramingen een speciaal deel, in bijlage IV, te wijden aan de IT-projecten die in de afgelopen vijf jaar zijn gelanceerd, met indicaties van de voorlopige kosten, de begindata en voorlopige leveringsdata, de leveringsdata en de uiteindelijke kosten;
12. verzoekt de secretaris-generaal om ten behoeve van een betere follow-up van de wetgeving en van de begrotingsprocedure voorstellen te doen in verband met de structurering en capaciteit van de commissiesecretariaten; dringt erop aan dat de administratie vòòr 1 juli 2007 met desbetreffende voorstellen komt;
Verbetering van de doeltreffendheid van communicatie-instrumenten van het Parlement en zijn fracties
13. ziet de communicatie van het Europees Parlement als een mozaïek van verschillende, elkaar aanvullende kanalen met een gemeenschappelijk doel: de burgers van de EU doeltreffend over zijn werkzaamheden en bijdrage aan het Europese eenwordingsproces te informeren;
14. ziet de communicatie van het Europees Parlement als iets tweeledigs omdat deze allereerst bestaat uit de institutionele communicatie van de administratie waarbij alleen "feitelijke" informatie een rol speelt en ten tweede de meer politiek gerichte informatie die de verschillende opvattingen, standpunten en de activiteiten van de fracties en de leden weerspiegelt;
15. is van oordeel dat verbeteringen in het communicatie- en informatiebeleid op een coherentere wijze bereikbaar zijn binnen een globaal communicatieconcept voor EU-burgers waarbij de toegevoegde waarde van ieder instrument wordt vastgesteld zoals vermeld in paragraaf 21 van zijn resolutie van 26 oktober 2006 over het ontwerp van algemene begroting voor 2007 (afdelingen I,II, IV, V, VI, VII en VIII)(6);
16. wenst de instrumenten te verbeteren die worden gebruikt om de Europese burgers bewust te maken van de rol van het Europees Parlement in het wetgevings- en besluitvormingsproces, van zijn activiteiten op het gebied van het Europees beleid en van de werkzaamheden van de leden en fracties van het Europees Parlement, en iets te doen aan de tekortkomingen in verband met het imago van de Europese Unie, vooral met het oog op de verkiezingen van 2009; is van oordeel dat met bestaande communicatiekanalen niet adequaat op deze behoefte wordt gereageerd;
17. is met name van oordeel dat het bijzonder nuttig voor de Europese eenwording zou zijn als de lokale en regionale media sterker bij de zaken zouden worden betrokken; verzoekt zijn administratie daarom een actieplan voor de communicatie voor te leggen dat zich op de lokale en regionale media richt en vooral met het oog op de voorbereiding van de komende Europese verkiezingen het gebruik van nieuwe instrumenten te onderzoeken waarmee de leden met de lokale media kunnen communiceren; herinnert eraan dat in het jaar vóór het vorige Europese verkiezingsjaar een speciale begroting werd toegekend voor een campagne om het publiek bewust te maken;
18. wijst erop dat zowel de bestaande communicatiehulpmiddelen als de instrumenten die nog in ontwikkeling zijn een zo efficiënt mogelijke vorm moeten krijgen om de bekendheid van onze instelling onder de burgers van de EU zo groot mogelijk te maken; is van oordeel dat zowel de administratie als de fracties bij vormgeving en beoordeling van deze instrumenten betrokken moeten worden;
19. wil graag voor 1 juli 2007 beschikken over een overzicht van de acties op communicatiegebied die de externe bureaus samen met de Commissie in de Huizen van Europa hebben opgezet, samen met een beoordeling van hun doeltreffendheid en effect;
20. herinnert eraan dat in juli 2006 een nieuw beleid voor de bezoekersgroepen van de leden werd gelanceerd dat in vergelijking met de vorige situatie een verbetering betekent; acht verdere verbeteringen mogelijk, vooral in termen van flexibiliteit en dat na de voltooiing van het nieuwe bezoekerscentrum het verplichte minimumaantal bezoekers en de vergoeding kunnen worden heroverwogen, waarbij het mogelijk moet zijn rekening te houden met de bijzonderheden van bezoekers, zodat de werkelijke kosten kunnen worden gedekt; verwacht daarom voor 1 juli 2007 een nieuw voorstel dat rekening houdt met de bezorgdheid van de leden en dat zo snel mogelijk wordt uitgevoerd;
21. erkent de vooruitgang die in de afgelopen jaren bij het bezoekersprogramma kon worden waargenomen; onderstreept echter dat verdere verbeteringen mogelijk zijn op gebieden waarbij de bezoekers in aanraking worden gebracht met de werkelijke gang van zaken bij het Europees Parlement en zijn leden en verwacht antwoorden op exacte vragen in verband met de mogelijkheid een bezoek aan de plenaire vergaderzaal te brengen en de beschikbaarheid van meer vergaderruimte(7); verwacht dat de administratie vòòr 1 juli 2007 met desbetreffende voorstellen komt;
Verbetering van de begrotingstoewijzing
22. herinnert eraan dat de vaststelling van de begroting voor de afgelopen twee jaar geschiedde op grond van gerechtvaardigde behoeften voor het efficiënt laten functioneren van de instelling; onderstreept dat de begroting van het Europees Parlement op een zodanig niveau moet worden vastgesteld dat de instelling met gebruikmaking van een redelijk niveau van financiële hulpbronnen zo effectief mogelijk werk kan leveren; is van mening dat het begrotingsniveau voor 2008 met inbegrip van stijgingen in verband met de aanpassing aan de huidige prijzen ernaar dient te streven het niveau van 2007 niet te overschrijden en in geen geval meer dan 20% van rubriek 5 zou moeten zijn, wat beschouwd dient te worden als de bovengrens van de begroting; verzoekt daarom het Bureau bij het nemen van een besluit over het niveau van de ramingen van het Parlement rekening te houden met het feit dat het Europees Parlement verantwoording aan de burgers van de EU moet afleggen;
23. constateert dat 2008 het laatste volle jaar zal zijn voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement en de uitvoering van het Statuut van de leden in 2009; is van oordeel dat de noodzakelijke maatregelen zijn genomen voor het opvangen van de laatste uitbreiding; afgezien van het verfijnen van de begrotingsbehoeften voor het opvangen van de nieuwe lidstaten zijn er geen belangrijke ontwikkelingen met financiële consequenties te verwachten;
24. neemt er nota van dat het één van de prioriteiten van het Bureau is de rol van het Parlement in het externe beleid zichtbaarder te maken en tegelijkertijd het belang te benadrukken van aanmoediging van de interculturele dialoog en de bevordering van de democratie; wijst erop dat het Europees Parlement een aantal delegaties en vergaderingen met nationale parlementen van derde landen heeft ingesteld die niet duidelijk in de begroting van het Europees Parlement worden vermeld; verzoekt daarom de administratie om vóór 1 juli 2007 een verslag voor te leggen over de bestaande delegaties en bijeenkomsten en die welke op dit uitgaventerrein in ontwikkeling zijn, met daarbij een financiële beoordeling van de behoeften in de komende jaren;
25. betreurt de beperkte informatiestroom over zaken waarvoor de bevoegdheid met andere besluitvormingsorganen van het Europees Parlement wordt gedeeld en met name wat betreft besluiten met financiële gevolgen voor de begroting van het Europees Parlement; is van oordeel dat wederzijds moet worden gestreefd naar een versterking van de informatie-uitwisseling in een vroeg stadium van de besluitvorming;
26. constateert dat de ex ante begrotingsramingen voor de totale kosten van de ontwikkeling van projecten niet altijd betrouwbaar zijn; betreurt dit en is van oordeel dat de kosten van grootschalige projecten bij ingrijpende afwijkingen van de oorspronkelijk geraamde kosten gemotiveerd moeten worden en de projecten opnieuw aan de bevoegde organen ter herbeoordeling en goedkeuring worden voorgelegd;
27. constateert dat diverse begrotingslijnen regelmatig zijn ondergefinancierd of, daarentegen, overgefinancierd; herinnert eraan dat verzoeken om overschrijvingen in een lopend begrotingsjaar tot uitzonderlijke gevallen beperkt moeten blijven en alleen in verband met onvoorziene zaken; verzoekt de administratie de vereiste kredieten voor elke begrotingslijn nauwkeuriger en op een realistischer niveau te ramen;
OVERIGE KWESTIES Gebouwen
28. erkent dat er besparingen zijn behaald dankzij de vooruitbetalingen die in de afgelopen tien jaar voor de gebouwen zijn gedaan; wijst erop dat het Europees Parlement thans eigenaar is van de meeste van zijn gebouwen in de drie plaatsen waar het zijn werkzaamheden verricht en dat het zich thans bij zijn investeringen op de externe bureaus zal richten; neemt zich een heroverweging voor van het beginsel van het delen van externe bureaus met de Commissie op basis van het verslag dat voor maart 2007 werd gevraagd in paragraaf 47 van zijn bovengenoemde resolutie van 26 oktober 2006; verzoekt met het oog daarop om opstelling van een gemeenschappelijk verslag van de Commissie en het Europees Parlement over de aspecten van het delen van bureaus in termen van personeel, logistische zaken, exploitatiekosten en de verschillende tijdschema's voor de cofinanciering van de aankoop van gemeenschappelijke bureaus; merkt op dat dit tot dusverre mogelijk was dankzij de beschikbaarheid van kredieten op de begroting van het Parlement;
29. moedigt de administratie aan in haar streven naar verbetering van het veiligheidssysteem in de Huizen van Europa; dringt er bij de administratie en de Commissie op aan gezamenlijk en naar evenredigheid de kosten daarvan te dragen;
Personeel
30. is van oordeel dat de instelling thans, na de recente uitbreiding van de personeelsformatie (21% gedurende een periode van vier jaar) voornamelijk in verband met de twee uitbreidingen en de toeneming van het aantal officiële talen, over het personeel beschikt dat voor een goed functioneren noodzakelijk is en dat thans tijd moet worden genomen voor een doeltreffende integratie; zal daarom verzoeken om nieuwe posten in overweging nemen nadat de administratie een verslag heeft voorgelegd met haar strategie voor de korte en middellange termijn in verband met herschikkingsmogelijkheden die ook opleiding- en ontwikkelingsprogramma's in verband met herschikking omvatten; zal de verzoeken op basis van deze gedetailleerde informatie in overweging nemen;
31. is voorstander van aanpak van de tekortkomingen die de beschikbaarheid en optimale kwaliteit van de vertolkingsdiensten hinderen, om tegelijkertijd een goed evenwicht tussen kwaliteit en kosten te behouden en daarbij voor value for money te zorgen;
32. is van oordeel dat aan het in 2006 begonnen herschikkingsbeleid moet worden vastgehouden ter consolidatie van de laatste twee uitbreidingen en ter verhoging van de efficiency van de administratie met daarbij eerbiediging van de politieke prioriteiten; verzoekt de secretaris-generaal in de ramingen zijn strategie voor 2008 in detail te presenteren;
33. heeft bijzonder veel aandacht voor de kosten in verband met zijn verspreiding in geografisch opzicht en zal de mogelijkheden onderzoeken om tot nog meer rationalisering te komen; zal met name zijn aandacht richten op het aantal dienstreizen van het personeel tussen de drie plaatsen waar het Parlement zijn werkzaamheden verricht; wijst erop dat de kosten van deze dienstreizen in 2005 12 799 988 EUR bedroegen en betrekking hadden op 71 369 dagen, afgezien van de dienstreiskosten van fractiemedewerkers; is van oordeel dat op dit gebied pogingen tot verhoging van de efficiency kunnen worden ondernomen; verzoekt zijn secretaris-generaal om tegen 1 juli 2007 een verslag voor te leggen over de dienstreizen van personeel per directoraat-generaal in de drie plaatsen waar het Parlement zijn werkzaamheden verricht en de respectieve kosten daarvan;
34. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de onzekerheden ten aanzien van het Europeseschoolsysteem; herinnert eraan dat het personeel een beroep moet kunnen doen op een goed functionerend en aantrekkelijk schoolsysteem en dringt er daarom op aan ervoor te zorgen dat dit ook in de toekomst mogelijk zal zijn;
35. neemt nota van het besluit van de plenaire vergadering om steun te verlenen aan de totstandkoming van een inhoudelijk statuut voor de medewerkers van de leden; gaat ervan uit dat de Raad ter zake uiterlijk begin september 2007 een definitief besluit heeft genomen om de toewijzing van de daarvoor vereiste middelen mogelijk te maken; verzoekt het Bureau het probleem statuut van de medewerkers van leden bij de Raad door te zetten; is ervan overtuigd dat dit statuut zal bijdragen tot verbetering van de kwaliteit van het werk van de leden;
Veiligheid
36. erkent dat uit de noodzaak over zo goed mogelijke veiligheidsomstandigheden voor de leden en het personeel in de drie vergaderplaatsen te beschikken financiële gevolgen voortvloeien; doet een beroep op de administratie het nieuwe pasjessysteem zo snel mogelijk in te voeren, hetgeen de dagelijkse werkzaamheden van de leden, met name door het gebruik van elektronische handtekeningen, dank zij een veilige omgeving vergemakkelijkt; onderstreept dat databeschermingsbepalingen te allen tijde moeten worden geëerbiedigd;
37. is van mening dat de EU-instellingen voorop moeten lopen bij het voeren van milieuvriendelijk beleid en grotere energie-efficiency; wijst erop dat het Europees Parlement heeft toegezegd de EMAS-verordening te zullen toepassen en herinnert aan het verzoek (verslag over de begroting 2006 van de andere instellingen) aan het Bureau een onderzoek in te stellen naar manieren waarop de stijging van de energiekosten kan worden beheerst, bijvoorbeeld door beperking van het gebruik van air-conditioning in de zomer; dringt aan op een efficiënter gebruik van papier, beperking van de verspreiding van drukwerk en het beschikbaarstellen op verzoek ("opt-in") van gedrukte versies van een groot aantal officiële documenten van het Parlement; verwacht tegen 1 juli 2007 van de administratie een verslag te ontvangen over reeds geplande acties alsmede voorstellen op de genoemde terreinen, met ramingen van de behoefte aan personeel en financiële middelen;
Andere instellingen
38. verzoekt de instellingen om indiening van een begroting die een beeld geeft van hun werkelijke behoeften; is van mening dat 2008 na twee grote uitbreidingen en de invoering van 12 talen een jaar moet zijn waarin de beschikbare middelen (op personeelsgebied en op technologisch en logistiek terrein) zo efficiënt mogelijk worden ingezet; herinnert eraan dat verzoeken om overschrijving en de aanpassing van de personeelsformatie in de loop van het begrotingsjaar niet de juiste manieren zijn om de begroting te beheren en slechts in uitzonderingsgevallen mogen worden toegepast; verzoekt de instellingen bij het voorleggen van hun ramingen hiermee rekening te houden;
39. roept de instellingen, gezien het feit dat hun begroting voortaan niet meer zo snel als in het verleden zal groeien, ertoe op om hun interinstitutionele samenwerking zelfs te versterken op gebieden waar zij op het eerste gezicht geen mogelijkheden tot rationalisering en efficiencyverbetering vermoeden;
40. constateert dat de instellingen de afgelopen jaren hun uitgaven aan gebouwen aanzienlijk hebben verhoogd en deze in de komende vier jaar nog verder zullen verhogen; acht de tijd voor een opschorting van een verdere groei van het onroerendgoedbezit gekomen en vraagt de instellingen daarom nauwkeurig alle andere mogelijkheden te onderzoeken alvorens over te gaan tot een verdere uitbreiding van het aantal gebouwen; verzoekt de instellingen bovendien om in de context van de interinstitutionele samenwerking bereid te zijn het resterende bedrag dat aan het einde van het jaar op hun begroting beschikbaar is te delen teneinde hun bouwkosten zo snel mogelijk weg te werken;
41. herinnert eraan dat een harmonisatie van de wijze waarop de ramingen van de instellingen worden gepresenteerd de verschillende begrotingen inzichtelijker zou maken en ook de doorzichtigheid voor de burgers van de EU zou vergroten;
42. zou het waarderen indien bij de ramingen een hoofdstuk zou worden opgenomen waarin de instellingen ingaan op hun specifieke omstandigheden en op de verbeteringen die in de loop van het jaar zijn ingevoerd, zodat de begrotingsautoriteit de specifieke behoeften van elke instelling beter kan beoordelen en begrijpen;
43. verzoekt de instellingen het aantal personeelsleden dat in verband met de laatste twee uitbreidingen is aangenomen nauwlettend in het oog te houden en de begrotingsautoriteit ten minste twee maal per jaar te informeren;
Raad
44. constateert dat de begroting van de Raad in 2007 slechts weinig gegroeid is en zal aandacht aan de toekomstige ontwikkeling daarvan besteden en aan de veranderingen die hij in zijn nomenclatuur heeft aangebracht, met name onder titel 3; erkent dat de Raad relevante informatie verstrekt over de onderwerpen die voor het Parlement van belang zijn;
Hof van Justitie
45. is van mening dat het Hof na de instelling van het Gerecht voor ambtenarenzaken en twee grote uitbreidingen zijn arbeidsmethoden moet rationaliseren en het niveau van de begroting stabiel moet houden;
Rekenkamer
46. neemt kennis van de ontwikkeling van geschikte opleidingsprogramma's voor jonge auditors en de modernisering van de informaticasector die in het afgelopen jaar van start is gegaan en verwacht meer informatie over de resultaten die tot dusverre met deze initiatieven zijn bereikt;
Europees Economisch en Sociaal Comité en Comité van de Regio's
47. verwacht een duidelijk signaal over de aard van de toekomstige samenwerking tussen de twee comités na 2008 op het moment waarop zij hun ramingen voorleggen; acht niet voldoende redenen aanwezig voor een verhoging van het totale niveau van hun respectieve begrotingen;
Ombudsman
48. heeft geconstateerd welke inspanningen de ombudsman in 2007 heeft geleverd om de groei van zijn begroting en met name van de personeelsformatie te stabiliseren en spreekt de verwachting uit dat deze stabilisering in 2008 gehandhaafd blijft;
Europese toezichthouder voor gegevensbescherming
49. constateert dat 2008 het vierde volle jaar zal zijn waarin de Europese toezichthouder, die binnenkort zijn normale arbeidstempo zal hebben bereikt, zijn werkzaamheden verricht en verzoekt hem daarom een plan van zijn activiteiten voor de middellange termijn voor te leggen met een opsomming van zijn behoeften en vermelding van een uiterste termijn voor de uitvoering van de nieuwe nomenclatuur, die de andere instellingen sinds 2005 hanteren;
50. is derhalve van mening dat 2008 het laatste jaar zal zijn waarin een belangrijke groei van zijn begroting en met name van de personeelsformatie te zien zal zijn; herinnert eraan dat voor een wijziging van de personeelsformatie en voor alle uitgaven een rechtvaardiging vereist is;
o o o
51. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming.