1.Besluit van het Europees Parlement van 24 april 2007 over de kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0389/2006 – 2006/2156(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat betreffende het begrotingsjaar 2005(1),
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),
– gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 – C6-0080/2007),
– gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat(4), en met name artikel 12 bis,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(5), en met name artikel 94,
– gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0118/2007),
1. verleent de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2005;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
2.Besluit van het Europees Parlement van 24 april 2007 over de afsluiting van de rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0389/2006 – 2006/2156(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat betreffende het begrotingsjaar 2005(1),
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),
– gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 – C6-0080/2007),
– gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat(4), en met name artikel 12 bis,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(5), en met name artikel 94,
– gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie vrijheden burgerlijke, justitie en binnenlandse zaken (A6-0118/2007),
1. neemt kennis van de bedragen waarmee de definitieve jaarrekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor de begrotingsjaren 2004 en 2005 wordt afgesloten:
Winst- en verliesrekening over de begrotingsjaren 2004 en 2005 (in 1 000 EUR)
2005
2004
Ontvangsten
Communautaire subsidies
8 189
5 675
Andere ontvangsten
151
455
Financiële inkomsten
21
Ontvangsten PHARE
90
82
Totaal ontvangsten (a)
8 430
6 233
Uitgaven
Personeel - Titel I van de begroting
Betalingen
3 008
2 645
Overgedragen kredieten
70
85
Huishoudelijke uitgaven - Titel II van de begroting
Betalingen
550
447
Overgedragen kredieten
582
37
Beleidsuitgaven - Titel III van de begroting
Betalingen
2 731
2 352
Overgedragen kredieten
667
745
Bestemmingsontvangsten (PHARE en andere ontvangsten met een specifieke bestemming)
Betalingen
0
7
Overgedragen kredieten
90
0
Totaal uitgaven (b)
7 698
6 318
Resultaat van het begrotingsjaar (a-b)
732
-85
Uit het vorige begrotingsjaar overgedragen saldo
231
98
Geannuleerde overgedragen kredieten
210
241
Niet-gebruikte heraanwendingen uit het vorige begrotingsjaar
0
Afgeboekte verschuldigde bedragen
-23
Wisselkoersverschillen
-2
0
Saldo van het begrotingsjaar
1 171
231
Bron: Gegevens van het Centrum. Deze tabel vat de gegevens samen die het Centrum in zijn eigen jaarrekening heeft overlegd.
2. gaat akkoord met de afsluiting van de jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
3.Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0389/2006 – 2006/2156(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005(1),
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van het Centrum(2),
– gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 – C6-0080/2007),
– gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3), en met name artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 tot oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat(4), en met name artikel 12 bis,
– gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, zoals bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad(5), en met name artikel 94,
– gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0118/2007),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen dat de jaarrekening van het per 31 december 2005 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn,
B. overwegende dat het Europees Parlement op 27 april 2006 kwijting heeft verleend aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2004(6), en dat het Parlement in de begeleidende resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere
-
zijn bezorgdheid uitspreekt over het hoge aantal geannuleerde overgedragen kredieten, met name in titel 1 (personeelsuitgaven);
-
aangeeft bezorgd te zijn over de onregelmatigheden die de Rekenkamer heeft geconstateerd in de procedures voor de uitschrijving en gunning van contracten;
Algemene punten die van toepassing zijn op de meerderheid van EU-agentschappen die individuele kwijting vereisen
1. meent dat het voortdurend toenemende aantal communautaire agentschappen en de activiteiten van enkele ervan slecht lijken te passen in een algemeen beleidskader en dat de taken van bepaalde agentschappen niet altijd een afspiegeling vormen van de werkelijke behoeften van de Europese Unie noch van de verwachtingen van haar burgers; constateert dat de agentschappen in het algemeen niet altijd een goed imago en een goede pers hebben;
2. verzoekt de Commissie daarom een algemeen beleidskader voor de oprichting van nieuwe communautaire agentschappen vast te stellen, een kosten-batenanalyse voor te leggen voordat een nieuw agentschap wordt opgericht en erop toe te zien dat dubbele uitvoering van activiteiten tussen agentschappen of van taken van andere Europese organen wordt vermeden;
3. roept de Rekenkamer op haar oordeel over de kosten-batenanalyse uit te spreken voordat het Parlement een besluit neemt;
4. verzoekt de Commissie elke vijf jaar een studie te overleggen naar de toegevoegde waarde van ieder bestaand agentschap; verzoekt alle verantwoordelijke instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te zetten om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten;
5. betreurt, gezien het groeiende aantal regelgevende agentschappen, dat de onderhandelingen over het ontwerp van interinstitutioneel akkoord inzake een gemeenschappelijk kader voor deze agentschappen nog niet zijn afgerond; verzoekt de bevoegde diensten van de Commissie, de Rekenkamer alles in het werk te stellen om dit akkoord zo snel mogelijk te bereiken;
6. stelt vast dat de begrotingsverantwoordelijkheid van de Commissie nauwere banden van de agentschappen met de Commissie noodzakelijk maakt; roept de Commissie en de Raad ertoe op alle noodzakelijke stappen te ondernemen om de Commissie vóór 31 december 2007 een blokkerende minderheid te geven in de bestuursraden van de regelgevende agentschappen en daar in het geval van nieuwe agentschappen direct bij oprichting in te voorzien;
7. verzoekt de Rekenkamer, met het oog op een beter inzicht in het gebruik van EU-middelen door agentschappen, een aanvullend hoofdstuk in haar jaarverslag op te nemen, dat is gewijd aan alle agentschappen waarvoor kwijting is vereist in de jaarrekening van de Commissie;
8. herinnert aan het beginsel volgens welk voor alle communautaire agentschappen, gesubsidieerd of niet, kwijting door het Parlement vereist is, ook wanneer in hun oprichtingsstatuten is voorzien in een kwijtingsautoriteit;
9. verzoekt de Rekenkamer bij alle agentschappen audits van de prestaties uit te voeren en daarover bij de bevoegde commissies van het Parlement, met inbegrip van de Commissie begrotingscontrole, verslag uit te brengen;
10. merkt op dat het aantal agentschappen voortdurend toeneemt en dat het gezien de politieke verantwoordelijkheid van de Commissie voor het functioneren van de agentschappen, die veel verder gaat dan eenvoudige logistieke ondersteuning, nog noodzakelijker is geworden dat de directoraten-generaal van de Commissie die belast zijn met de oprichting van en het toezicht op agentschappen een gezamenlijke opstelling tegenover agentschappen ontwikkelen; dat een soortgelijke structuur als die welke door de agentschappen is gevormd voor de coördinatie met de betrokken directoraten-generaal zou een pragmatische stap voorwaarts zijn op weg naar een gezamenlijke opstelling van de Commissie in alle zaken met betrekking tot agentschappen;
11. verzoekt de Commissie de administratieve en technische steun aan agentschappen te verbeteren in verband met de toenemende complexiteit van communautaire administratieve voorschriften en technische problemen;
12. stelt vast dat een disciplinair orgaan bij alle communautaire agentschappen ontbreekt; verzoekt de diensten van de Commissie de noodzakelijke maatregelen te nemen om een dergelijk mechanisme zo snel mogelijk in te voeren;
13. juicht de aanzienlijke verbeteringen in de coördinatie van de EU-agentschappen toe, die hen in staat stellen terugkerende problemen aan te pakken en efficiënter samen te werken met de Commissie en het Parlement;
14. is van opvatting dat de opzet door diverse agentschappen van een gezamenlijke ondersteunende dienst met het oog op aanpassing van hun computersystemen voor financieel beheer aan die van de Commissie, een initiatief is dat moet worden voortgezet en uitgebreid;
15. roept de agentschappen ertoe op de samenwerking en benchmarking met andere spelers in het veld te verbeteren; moedigt de Commissie ertoe aan de maatregelen te nemen die zij nodig acht om de agentschappen te helpen hun imago te verbeteren en de zichtbaarheid van hun activiteiten te verhogen;
16. roept de Commissie op een voorstel te doen voor harmonisering van de indeling van de jaarverslagen van de agentschappen en prestatie-indicatoren te ontwikkelen waarmee de doelmatigheid van de agentschappen kan worden vergeleken;
17. verzoekt de agentschappen aan het begin van elk jaar indicatoren te overleggen waarmee hun prestaties kunnen worden gemeten;
18. verzoekt alle agentschappen in toenemende mate SMART-doelstellingen te hanteren die moeten leiden tot een realistische planning en resultaatgericht werken;
19. onderschrijft de opvatting van de Rekenkamer dat de Commissie ook verantwoordelijk is voor het (financiële) beheer van de agentschappen; dringt er derhalve bij de Commissie op aan toezicht te houden op de leiding van de verschillende agentschappen en deze waar nodig bij te sturen en te helpen, in het bijzonder bij de juiste toepassing van aanbestedingsprocedures, de transparantie van de aanwervingprocedures, goed financieel beheer (onderbesteding en overbudgettering) en, als belangrijkste punt, de juiste toepassing van de regels met betrekking tot het kader voor interne controle;
20. meent dat de bijdragen van agentschappen in hun werkprogramma's in operationele en meetbare termen dienen te worden uitgedrukt en dat daarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de normen voor interne controle van de Commissie;
Specifieke punten
21. merkt op dat de vastleggingsgraad van de kredieten van het begrotingsjaar 2005 weliswaar hoger dan 90% lag, maar dat meer dan 50% van de vastleggingen voor administratieve uitgaven werd overgedragen en dat het annuleringspercentage van de overgedragen kredieten in het algemeen hoog lag (15 tot 25%, naar gelang van de titel); verzoekt het Centrum de programmering van zijn uitgaven en het toezicht op de uitvoering ervan te verbeteren; benadrukt dat de overschrijvingen tussen begrotingslijnen moeten worden gemotiveerd en gedocumenteerd overeenkomstig de geldende voorschriften;
22. stelt vast dat niet is overgeschakeld op activiteitengeoriënteerd management, hoewel het financieel reglement van het Centrum de invoering daarvan voorschrijft zoals dat is gedaan voor de algemene begroting teneinde de prestaties beter te kunnen volgen; verzoekt het Centrum een werkprogramma voor te leggen dat in principe zijn bijdrage uitdrukt in operationele en meetbare termen;
23. stelt vast dat het Centrum geen systeem heeft voor de programmering en het beheer van zijn aankopen van uitrusting en dat het ook geen cyclische controle van zijn inventaris verricht, hoewel dit de betrouwbaarheid ervan zou verbeteren; verzoekt het Centrum deze situatie te corrigeren;
24. stelt vast dat het interne controlesysteem van het Centrum diverse gebreken vertoont: de door de ordonnateur ingestelde financiële stromen worden niet beschreven; de systemen die de ordonnateur en de gedelegeerde ordonnateurs gebruiken om de rekenplichtige te informeren,worden door deze laatste niet gevalideerd; het beginsel van scheiding van functies wordt niet strikt toegepast, met name tussen functies van het initiëren en verifiëren van verrichtingen; verzoekt het Centrum de lijsten voor verificatie vooraf van de vastleggingen te voorzien van criteria van goed financieel beheer;
25. verzoekt het Centrum de hand te houden aan de regel dat de leden van de selectiecomités altijd ten minste van gelijke rang moeten zijn als die van de vacature;
26. stelt vast dat de uitnodigingen tot inschrijving van het Centrum niet erg duidelijk zijn over de minimumkwaliteit van de inschrijvingen en over de weging van de prijsfactoren; verzoekt het Centrum de regels voor inschrijvingen strikt na te leven.