Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 25 april 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking) (COM(2005)0587 – C6-0038/2006 – 2005/0237(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2005)0587)(1),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 80, lid 2 van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0038/2006),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0070/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 25 april 2007 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2007/…/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (herschikking)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 80, lid 2,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Richtlijn 94/57/EG van de Raad van 22 november 1994 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties(4) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.
(2) In zijn resolutie van 8 juni 1993 over een gemeenschappelijk beleid inzake de veiligheid op zee(5) heeft de Raad de doelstelling geformuleerd om alle schepen die niet aan de normen voldoen, uit de communautaire wateren te verwijderen, en prioriteit gegeven aan een communautair actieprogramma met het oog op de effectieve en eenvormige toepassing van internationale regels door de opstelling van gemeenschappelijke normen voor classificatiebureaus, die worden gedefinieerd als met inspectie en controle van schepen belaste organisaties (hierna "erkende organisaties" genoemd).
(3) Het is mogelijk de veiligheid op zee en de preventie van verontreiniging van de zee daadwerkelijk te verbeteren door een strikte toepassing van de internationale verdragen, gedragsregels en resoluties, waarbij tevens wordt toegewerkt naar het verzekeren van de vrijheid van dienstverrichting.
(4) De verantwoordelijkheid voor het toezicht op het beantwoorden van schepen aan de uniforme internationale normen inzake veiligheid op zee en preventie van verontreiniging van de zee berust bij de vlaggen- en havenstaten.
(5) De lidstaten dragen de verantwoordelijkheid voor de afgifte van de internationale certificaten inzake veiligheid en het voorkomen van verontreiniging waarin wordt voorzien door Verdragen zoals het SOLAS-Verdrag van 1974, het Uitwateringsverdrag van 1966 en het Marpol-Verdrag van 1973/1978, evenals voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van die Verdragen.
(6) Overeenkomstig die Verdragen mogen alle lidstaten erkende organisaties tot op uiteenlopende hoogte toestaan het beantwoorden aan de normen te certificeren en mogen zij de afgifte van de relevante certificaten inzake veiligheid en preventie van verontreiniging delegeren.
(7) Vele van de over de gehele wereld bestaande erkende organisaties garanderen in het kader van hun werkzaamheden namens de nationale instanties geen toereikende tenuitvoerlegging van de voorschriften of betrouwbaarheid, omdat zij niet over de nodige structurering en ervaring beschikken om betrouwbaar te zijn en hun taken op zeer deskundige wijze uit te voeren.
(8) Voorts zorgen deze erkende organisaties voor de opstelling en uitvoering van regels voor het ontwerp, de bouw, het onderhoud en de inspectie van schepen en zijn zij verantwoordelijk voor de inspectie van schepen namens de respectieve vlaggenstaten en voor de certificering dat de bewuste schepen voldoen aan de eisen van de internationale verdragen voor de afgifte van de relevante certificaten. Om die taak op een bevredigende wijze te kunnen uitvoeren, behoeven zij strikte onafhankelijkheid, hooggespecialiseerde technische competentie en een rigoureus kwaliteitsbeheer.
(9)Erkende organisaties moeten hun diensten overal in de Gemeenschap kunnen aanbieden en met elkaar kunnen concurreren, en zij moeten zorgen voor een gelijk niveau van bescherming van de veiligheid en van het milieu. De nodige professionele normen voor hun activiteiten moeten derhalve overal in de Gemeenschap uniform worden vastgesteld en toegepast.
(10)Deze doelstelling moet worden verwezenlijkt door middel van maatregelen die op adequate wijze aansluiten bij de werkzaamheden van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), en daarvan zo nodig een uitbreiding of aanvulling vormen.
(11) Er dienen minimumcriteria voor de erkenning van organisaties te worden vastgesteld.
(12) De beoordeling van de naleving van de bovenbedoelde minimumcriteria, met het oog op verlening van de eerste erkenning aan de organisaties die gemachtigd willen worden om namens de lidstaten te werken, is doeltreffender, indien zij volgens een geharmoniseerde en gecentraliseerde aanpak wordt verricht door de Commissie in samenwerking met de lidstaten die de erkenning aanvragen.
(13) Erkenning moet enkel worden verleend op basis van de kwaliteits- en veiligheidsprestatie van de betroffen organisatie. Er moet worden verzekerd dat de graad van die erkenning te allen tijde in overeenstemming is met de werkelijke capaciteit van de betrokken organisatie. Bij de erkenning moet verder rekening worden gehouden met het verschil in rechtspositie en bedrijfsstructuur van erkende organisaties en moet de uniforme toepassing van de bovenbedoelde minimumcriteria en de effectiviteit van de communautaire controles verder worden gewaarborgd.
(14) De afgifte van het radiocertificaat voor vrachtschepen mag worden toevertrouwd aan particuliere instellingen die voldoende deskundig zijn en gekwalificeerd personeel in dienst hebben.
(15) Een lidstaat mag het aantal erkende gemachtigde organisaties beperken overeenkomstig zijn op objectieve en duidelijke gronden gebaseerde behoeften, waarbij een en ander door de Commissie in overeenstemming met een comitéprocedure wordt gecontroleerd.
(16) Aangezien deze richtlijn vrijheid van dienstverrichting in de Gemeenschap waarborgt, dient de Commissie bevoegd te zijn met de derde landen waar sommige van de erkende organisaties gevestigd zijn, te onderhandelen over een gelijke behandeling voor de in de Gemeenschap zetelende erkende organisaties.
(17) Een nauwere betrokkenheid van de nationale instanties bij de controle van schepen en de afgifte van de daarmee verband houdende certificaten met het oog op de volledige naleving van de internationale veiligheidsvoorschriften is noodzakelijk, zelfs indien de lidstaten voor de uitvoering van de hun door de wet voorgeschreven taken een beroep doen op erkende organisaties buiten hun administratie. Het is derhalve dienstig een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen deze instanties en de door hen gemachtigde erkende organisaties, hetgeen met zich kan brengen dat de erkende organisaties een plaatselijke vertegenwoordiging hebben op het grondgebied van de lidstaat voor welke zij hun taken verrichten.
(18) Verschillen in de regelingen inzake de financiële aansprakelijkheid tussen de namens de lidstaten optredende erkende organisaties zouden een hinderpaal vormen voor de deugdelijke uitvoering van deze richtlijn. Teneinde bij te dragen tot een oplossing van dit probleem, is een zekere mate van harmonisatie op Gemeenschapsniveau geboden van de aansprakelijkheid wegens een door een erkende organisatie veroorzaakt ongeval op zee, zoals vastgesteld door een rechtbank,- met inbegrip van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure.
(19) De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).
(20)Met name dient de Commissie de bevoegdheid te worden verleend om deze richtlijn te wijzigen met het oog op de toepassing van latere wijzigingen van internationale verdragen, protocollen, codes en daarmee samenhangende resoluties, de aanpassing van de criteria in Bijlage I en de vaststelling van de criteria voor het meten van de prestaties van erkende organisaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, en ter aanvulling ervan met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing bedoeld in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG.
(21) De bepalingen van deze richtlijn, en met name de minimumcriteria en de verplichtingen die door erkende organisaties moeten worden vervuld, moeten steeds worden bijgewerkt, naar behoren rekening houdend met voortgang in internationale fora, in overeenstemming met de comitéprocedure.
(22) Het is van het grootste belang op snelle, effectieve en evenredige wijze te kunnen optreden tegen niet-nakoming van verplichtingen door een erkende organisatie. Het primaire doel moet zijn alle tekortkomingen te corrigeren teneinde potentiële bedreigingen voor de veiligheid of het milieu in een vroeg stadium weg te nemen. De Commissie moet derhalve over de nodige bevoegdheden beschikken om te eisen dat de erkende organisatie de nodige preventieve en herstelmaatregelen neemt, en om bij wijze van dwangmaatregel geldboeten en dwangsommen op te leggen.
(23) Overeenkomstig de voor de gehele Gemeenschap geldende aanpak moet het besluit tot intrekking van de erkenning van een organisatie die niet aan de bepalingen van de richtlijn voldoet, indien de bovenbedoelde maatregelen ineffectief blijken te zijn of de erkende organisatie in andere opzichten een onaanvaardbare bedreiging vormt voor de veiligheid of het milieu, op communautair niveau, dus door de Commissie, volgens de comitéprocedure worden genomen.
(24) De lidstaten moet niettemin de mogelijkheid worden gelaten om de door hen aan een erkende organisatie verleende machtiging te schorsen om redenen welke betrekking hebben op ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu. De Commissie dient in overeenstemming met de comitéprocedure snel te beslissen of het nodig is een dergelijke nationale maatregel nietig te verklaren.
(25) Elke lidstaat dient de prestaties van de namens hem optredende erkende organisaties periodiek te beoordelen en de Commissie en alle andere lidstaten van nauwkeurige informatie met betrekking tot die prestaties te voorzien.
(26) Tevens kan het permanent toezicht op de erkende organisaties, teneinde te beoordelen of zij zich houden aan de bepalingen van deze richtlijn doeltreffender worden uitgevoerd als het volgens een geharmoniseerde en gecentraliseerde aanpak gebeurt. Daarom dient deze taak namens de gehele Gemeenschap te worden opgedragen aan de Commissie en de lidstaten die de erkende organisaties hebben gemachtigd namens hen op te treden.
(27)In het kader van het toezicht op de prestaties van de erkende organisaties dienen de communautaire inspecteurs toegang te hebben tot de schepen en scheepsdossiers, ongeacht de vlag van het schip, om na te gaan of de erkende organisaties voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde minimumcriteria ten aanzien van alle schepen in hun respectieve klasse.
(28) De lidstaten zijn als havenautoriteiten verplicht voor een grotere veiligheid en een betere preventie van verontreiniging in de communautaire wateren te zorgen door in eerste instantie schepen te controleren die houder zijn van certificaten van erkende organisaties die niet voldoen aan de gemeenschappelijke criteria, en er daarbij zorg voor te dragen dat schepen die onder de vlag van een derde Staat varen, geen gunstigere behandeling krijgen.
(29) Op dit ogenblik zijn er geen uniforme internationale normen waaraan alle schepen in het bouwstadium of gedurende hun volledige levensduur moeten voldoen met betrekking tot de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur. Dergelijke normen kunnen worden vastgesteld overeenkomstig de regels van erkende organisaties of overeenkomstig gelijkwaardige normen die door de nationale overheidsdiensten moeten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(7).
(30) Het vermogen van erkende organisaties om snel zwakke punten in hun regels, werkwijzen en interne controles vast te stellen en te corrigeren is beslissend voor de veiligheid van de schepen die zij inspecteren en certificeren. Dat vermogen moet worden versterkt door middel van een beoordelingscomité dat zelfstandig optreedt teneinde maatregelen voor te stellen voor de voortdurende verbetering van alle erkende organisaties, en productieve interactie met de Commissie kan verzekeren.
(31)De voorschriften en reglementeringen (van de erkende organisaties) vormen een cruciale factor voor de veiligheid en de preventie van ongelukken en verontreiniging. De erkende organisaties hebben een proces op gang gebracht dat moet leiden tot harmonisatie van hun voorschriften en reglementeringen. Deze ontwikkeling moet door de communautaire wetgeving worden gestimuleerd en ondersteund, aangezien zij een positief effect zou hebben op de maritieme veiligheid en op de concurrentiepositie van de Europese scheepsbouwindustrie.
(32) De erkende organisaties moeten verplicht worden om hun technische normen bij te werken en te handhaven met het oog op de harmonisatie van de veiligheidsvoorschriften en een uniforme tenuitvoerlegging van de internationale voorschriften binnen de Gemeenschap. Voor zover de technische normen van erkende organisaties identiek of zeer vergelijkbaar zijn, moet wederzijdse erkenning van classificatiecertificaten worden overwogen, althans indien zulks mogelijk is en met dien verstande dat de meest stringente en rigoureuze certificaten daarbij als model moeten dienen.
(33) Aangezien transparantie en uitwisseling van informatie tussen de betrokken partijen, evenals het recht van het publiek op toegang tot informatie, voor de voorkoming van ongevallen op zee van fundamenteel belang zijn, dienen de erkende organisaties alle relevante wettelijk voorgeschreven informatie over de toestand van de schepen in hun klasse te verstrekken aan de autoriteiten van de havenstaatcontrole en beschikbaar te maken voor het publiek.
(34) Teneinde te verhinderen dat schepen van klasse veranderen om zo de reparaties te omzeilen die hun erkende organisatie bij een bepaalde inspectie heeft verlangd, moet vooraf worden geregeld dat de erkende organisaties onderling alle dienstige informatie uitwisselen over de toestand van schepen waarvoor een verandering van klasse wordt gevraagd en, wanneer nodig, de vlaggenstaat daarbij betrekken.
(35) Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad(8) opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid moet de nodige steun verlenen om de uitvoering van deze richtlijn te verzekeren.
(36) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de invoering van gemeenschappelijke voorschriften en normen voor erkende organisaties die in de Gemeenschap werkzaam zijn en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter op het niveau van de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.
(37) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot die bepalingen die ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.
(38) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen onverlet te laten,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Deze richtlijn bevat voorschriften die moeten worden toegepast door de lidstaten en erkende organisaties die door die lidstaten belast zijn met de inspectie, de controle en de certificatie van schepen in verband met de naleving van de internationale verdragen betreffende de veiligheid op zee en ter voorkoming van verontreiniging van de zee, waarbij tevens wordt toegewerkt naar de vrijheid van dienstverrichting. Deze voorschriften zijn ook gericht op de uitwerking en naleving van veiligheidseisen betreffende romp, machines, elektrische en radio-installaties en bedieningsapparatuur van schepen waarop de internationale overeenkomsten van toepassing zijn.
Artikel 2
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:
a)
"internationale verdragen": het Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee van 1974 (SOLAS) met uitzondering van hoofdstuk XI-2 van de bijlage en de internationale code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten, het Verdrag betreffende de uitwatering van schepen van 1966 en het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973-1978, samen met de protocollen en wijzigingen daarvan, en de daarmee verband houdende codes met een verbindend karakter in alle lidstaten, in hun bijgewerkte versie;
b)
"schip": een vaartuig waarop de internationale verdragen van toepassing zijn;
c)
"schip dat onder de vlag van een lidstaat vaart": schip dat in een lidstaat is geregistreerd en dat onder de vlag van een lidstaat vaart overeenkomstig de wetgeving van die lidstaat. Een schip dat niet aan deze definitie voldoet, wordt gelijkgesteld met een schip dat onder de vlag van een derde land vaart;
d)
"inspecties en controles": de inspecties en controles die krachtens de internationale verdragen moeten worden uitgevoerd, alsmede op grond van de onderhavige en andere communautaire richtlijnen betreffende de veiligheid op zee;
e)
"erkende organisatie": een juridische entiteit, haar dochterondernemingen en alle andere entiteiten waarover zij zeggenschap heeft, die gezamenlijk of afzonderlijk taken uitvoeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en die overeenkomstig deze richtlijn is erkend;
f)
"zeggenschap": voor de toepassing van punt e): rechten, contracten of alle andere middelen, rechtens of feitelijk, die afzonderlijk of in combinatie de mogelijkheid verlenen om beslissende invloed uit te oefenen op een juridische entiteit, of die entiteit in staat stellen taken uit te voeren die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen;
g)
"machtiging": handeling waarbij een lidstaat aan een erkende organisatie een recht verleent of bevoegdheid delegeert;
h)
"wettelijk voorgeschreven certificaat": een door of namens een vlaggenstaat overeenkomstig internationale verdragen afgegeven certificaat;
i)
"regels en voorschriften": de eisen vastgesteld en openbaar gemaakt door een erkende organisatie voor het ontwerp, de bouw, de uitrusting, het onderhoud en de controle van schepen;
j)
"classificatiecertificaat": een door een erkende organisatie afgegeven document waarin wordt bevestigd dat een schip, overeenkomstig de door de erkende organisatie vastgestelde en gepubliceerde regels en voorschriften, geschikt is voor een bepaald gebruik of een bepaalde dienst;
k)
"radioveiligheids-certificaat voor vrachtschepen": het certificaat dat is ingevoerd bij de gewijzigde radiovoorschriften van SOLAS 74/78 die zijn aangenomen door de IMO;
l)
"land van vestiging": de staat waar de zetel, de centrale administratie of de hoofdvestiging van een erkende organisatie is gevestigd.
Artikel 3
1. Op grond van hun verdragsverbintenissen zien de lidstaten erop toe dat hun bevoegde instanties de internationale verdragen, met name die betreffende de inspectie en de controle van schepen en de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten en certificaten van vrijstelling, naar behoren kunnen doen naleven overeenkomstig de internationale verdragen. De lidstaten gaan te werk overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de bijlage en het aanhangsel van Resolutie A.847 (20) van de IMO betreffende richtlijnen ter ondersteuning van de vlaggenstaten bij de toepassing van IMO-instrumenten.
2. Voor de toepassing van lid 1 kan een lidstaat besluiten om, voor de schepen die zijn vlag voeren:
i)
erkende organisaties te machtigen tot de volledige of gedeeltelijke uitvoering van inspecties en controles in verband met wettelijk voorgeschreven certificaten, met inbegrip van die voor het beoordelen van de naleving van de in artikel 19, lid 2, bedoelde voorschriften, en, wanneer van toepassing, tot het afgeven en vernieuwen van de betrokken certificaten, of
ii)
erkende organisaties te belasten met het volledig of gedeeltelijk uitvoeren van de onder (i) bedoelde inspecties en controles.
Voor de eerste afgifte van certificaten van vrijstelling is in ieder geval de goedkeuring van de bevoegde instantie vereist.
Wat het radioveiligheidscertificaat voor vrachtschepen betreft, kunnen deze taken evenwel worden toevertrouwd aan een particuliere instelling die door een bevoegde instantie is erkend en die voldoende deskundig is en gekwalificeerd personeel heeft voor de uitvoering, namens de bevoegde instantie, van specifieke veiligheidsbeoordelingen op het gebied van radiocommunicatie.
3. Dit artikel is niet van toepassing op de certificatie van afzonderlijke onderdelen van de scheepsuitrusting.
Artikel 4
1. De lidstaten die een nog niet erkende organisatie willen machtigen, dienen een aanvraag tot erkenning in bij de Commissie, samen met volledige informatie over en bewijzen van de naleving van de criteria van bijlage I en informatie over de eis en de verbintenis dat de organisatie de bepalingen van de artikelen 20 en 21 zal naleven.
2. De Commissie verricht vervolgens, samen met de betreffende aanvragende landen, een beoordeling van de organisaties waarvoor een verzoek om erkenning is ontvangen, om na te gaan of deze organisaties aan de in lid 1 bedoelde voorschriften voldoen en zich ertoe hebben verbonden deze na te leven.
Artikel 5
De Commissie weigert overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 9, lid 2 organisaties te erkennen die niet aan de criteria van bijlage I of de eisen van artikelen 20 en 21 voldoen zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, of waarvan de prestaties worden beschouwd als een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu op grond van de in overeenstemming met artikel 14 vastgestelde criteria.
Artikel 6
1. De erkenning wordt door de Commissie verleend volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure.
2. De erkenning wordt verleend aan de relevante juridische moederentiteit voor alle juridische entiteiten die de erkende organisaties vormen, waarbij de erkenning wordt uitgebreid naar alle juridische entiteiten binnen een erkende organisatie die ertoe bijdragen dat de door de juridische hoofdentiteit verleende diensten zich uitstrekken tot de hele wereld.
3. De erkenning kan door de Commissie, in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure te allen tijde worden beperkt of uitgebreid wat betreft bepaalde typen schepen, schepen van een bepaalde grootte, bepaalde activiteiten, of een combinatie daarvan, in overeenstemming met de bewezen capaciteit van de betrokken erkende organisatie.
4. De Commissie maakt een lijst op van de overeenkomstig dit artikel erkende organisaties en werkt deze regelmatig bij. De lijst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 7
1. Bij de toepassing van artikel 3, lid 2, kunnen de lidstaten in beginsel niet weigeren erkende organisaties te machtigen om de in dat lid bedoelde taken uit te voeren, behoudens het bepaalde in lid 2 van dit artikel en de artikelen 8 en 16. Zij mogen echter wel het aantal erkende organisaties dat zij machtigen die taken uit te voeren, beperken overeenkomstig hun behoeften, mits daarvoor duidelijke en objectieve gronden bestaan.
Op verzoek van een lidstaat neemt de Commissie overeenkomstig de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure de passende maatregelen.
2. Een lidstaat kan aan het machtigen van een in een derde staat gevestigde erkende organisatie tot het in zijn naam uitvoeren van de in artikel 3 vermelde taken of een gedeelte daarvan de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde staat zijnerzijds de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.
Bovendien kan de Gemeenschap verlangen dat de derde staat waar een erkende organisatie gevestigd is, de in de Gemeenschap gevestigde erkende organisaties op basis van wederkerigheid behandelt.
Artikel 8
1. De lidstaten die besluiten te werk te gaan zoals omschreven in artikel 3, lid 2, stellen voor de relatie tussen hun bevoegde instantie en de namens hen optredende erkende organisaties een werkafspraak vast.
2. De werkafspraak wordt vastgesteld in de vorm van een formele schriftelijke en niet-discriminerende overeenkomst of een gelijkwaardige juridische regeling waarin de door de erkende organisaties uit te voeren specifieke taken en functies worden omschreven en die minimaal behelst:
a)
de eisen van aanhangsel II bij Resolutie A.739 (18) van de IMO over richtlijnen voor het machtigen van organisaties die namens de overheid optreden, met als inspiratiebron de bijlage, aanhangsels en toevoeging bij MSC/Circulaire 710 en MEPC/Circulaire 307 betreffende een modelovereenkomst voor de machtiging van erkende organisaties die namens de overheid optreden;
Derhalve, wanneer een erkende organisatie, haar inspecteurs of technisch personeel namens de administratie zorgen voor de afgifte van de voorgeschreven certificaten, gelden daarvoor dezelfde juridische waarborgen en dezelfde rechterlijke bescherming, inclusief verweermiddelen, als die waarop de administratie en haar leden zich kunnen beroepen wanneer de administratie deze voorgeschreven certificaten zelf zou hebben verstrekt;
b)
de volgende bepalingen betreffende de financiële aansprakelijkheid:
i)
indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen, persoonlijk letsel of dood in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een opzettelijk handelen dan wel verzuim of grove nalatigheid van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid recht op schadeloosstelling door de erkende organisatie in de mate waarin verlies, schade, letsel of dood naar het oordeel van de rechtbank, door de erkende organisatie is veroorzaakt;
ii)
indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprocedure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met persoonlijk letsel zonder dodelijke afloop in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid het recht schadeloosstelling door de erkende organisatie te vorderen in de mate waarin genoemd persoonlijk letsel zonder dodelijke afloop naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie is veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 4 000 000 EUR bedragen, tenzij het bij vonnis of geschillenbeslechting vastgestelde bedrag lager is, in welk geval laatstgenoemd bedrag van toepassing is;
iii)
indien de overheid definitief en onherroepelijk door een rechtbank of naar aanleiding van een uitspraak in een geschillenbeslechtingsprodecure aansprakelijk wordt gesteld voor en wordt verplicht tot het schadeloos stellen van gelaedeerden in verband met verlies van of schade aan goederen in verband met een ongeval op zee waarvan voor die rechtbank bewezen is dat het veroorzaakt is door een nalatige of roekeloze handeling dan wel verzuim van de erkende organisatie, haar organen, werknemers, of anderen die namens de erkende organisatie optreden, heeft de overheid het recht schadeloosstelling door de erkende organisatie te vorderen in de mate waarin het verlies of de schade naar het oordeel van de rechtbank door de erkende organisatie is veroorzaakt; de lidstaten kunnen het door de erkende organisatie te betalen maximumbedrag beperken, maar een dergelijke limiet moet ten minste 2 000 000 EUR bedragen, tenzij het bij vonnis of geschillenbeslechting vastgestelde bedrag lager is, in welk geval laatstgenoemd bedrag van toepassing is;
c)
een periodieke controle door de bevoegde instantie of door een door de instantie benoemd onpartijdig extern orgaan van de wijze waarop de door haar gemachtigde erkende organisaties hun taken uitvoeren, als bedoeld in artikel 16, lid 1;
d)
de mogelijkheid van aselecte en gedetailleerde inspecties van schepen;
e)
de verplichte rapportering van belangrijke gegevens betreffende de door hen geklasseerde vloot en de wijziging, schorsing of intrekking van de klassering van vaartuigen, als bedoeld in artikel 20, lid 4.
3. In de in lid 2 vermelde overeenkomst of de gelijkwaardige juridische regeling kan als voorwaarde worden gesteld dat de erkende organisatie een plaatselijke vertegenwoordiging heeft op het grondgebied van de lidstaat die haar heeft gemachtigd de in artikel 3 vermelde taken uit te voeren. Een plaatselijke vertegenwoordiging kan aan die voorwaarde voldoen wanneer zij overeenkomstig de wetgeving van de betrokken lidstaat rechtspersoonlijkheid heeft en is onderworpen aan de rechterlijke bevoegdheid van diens rechtbanken.
4. Iedere lidstaat verstrekt de Commissie nauwkeurige informatie over de overeenkomstig dit artikel vastgestelde werkafspraak. De Commissie stelt vervolgens de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 9
1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 3 van Verordening (EG) nr. 2099/2002 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité voor maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging door schepen (COSS)(9).
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.
3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
Artikel 10
1. Deze richtlijn kan, zonder dat het toepassingsgebied wordt uitgebreid, volgens de in artikel 9, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing worden gewijzigd met het oog op:
a)
de toepassing, in het kader van deze richtlijn, van in werking getreden latere wijzigingen van de internationale verdragen, protocollen, codes en resoluties als vermeld in artikel 2, onder d), artikel 3, lid 1, en artikel 8, lid 2,
b)
het actualiseren van de criteria in bijlage I, met inachtneming, in het bijzonder, van de relevante IMO-besluiten,
c)
de wijziging van de bedragen vermeld in de punten ii) en iii) van artikel 8, lid 2, onder b).
2. Na de aanneming van nieuwe instrumenten of protocollen bij de verdragen bedoeld in artikel 2, onder d), besluit de Raad op voorstel van de Commissie en rekening houdend met de parlementaire procedures van de lidstaten en met de toepasselijke IMO-procedures, over de wijze van bekrachtiging van deze nieuwe instrumenten of protocollen, waarbij wordt toegezien op de eenvormige en gelijktijdige toepassing ervan in de lidstaten.
De wijzigingen van de in artikel 2, onder d), en artikel 8 bedoelde internationale instrumenten kunnen van het toepassingsgebied van deze richtlijn worden uitgesloten krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 2099/2002.
Artikel 11
Voor zover de Commissie van oordeel is dat een erkende organisatie niet heeft voldaan aan de criteria in bijlage I of haar verplichtingen krachtens deze richtlijn, of dat de prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie van een erkende organisatie in belangrijke mate verslechterd zijn zonder dat daardoor evenwel een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu is ontstaan, verplicht de Commissie de betrokken erkende organisatie de nodige preventieve en herstelmaatregelen te nemen om geheel te voldoen aan de bedoelde criteria en verplichtingen en met name elke potentiële bedreiging voor de veiligheid of het milieu weg te nemen of op andere wijze de oorzaken van de verslechterende prestaties aan te pakken.
De preventieve en herstelmaatregelen kunnen voorlopige beschermende maatregelen omvatten wanneer de veiligheid of het milieu onmiddellijk kunnen worden bedreigd.
De Commissie dient echter vooraf alle lidstaten die aan de betrokken erkende organisatie machtiging hebben verleend in kennis te stellen van de maatregelen die zij denkt te nemen, ook al zijn deze direct van toepassing.
Artikel 12
1. Naast de op grond van artikel 11 genomen maatregelen kan de Commissie geldboeten opleggen aan een erkende organisatie:
a)
waarvan ernstige of eventueel herhaalde niet-nakoming van de criteria in bijlage I of haar verplichtingen op grond van deze richtlijn of waarvan de verslechterende prestaties blijken voort te komen uit ernstige tekortkomingen in haar structuur, systemen, procedures of interne controles, of
b)
die opzettelijk onjuiste, onvolledige of misleidende informatie aan de Commissie heeft verstrekt in de loop van haar beoordeling krachtens artikel 16, lid 3, of op een andere wijze die beoordeling heeft belemmerd.
2. Onverminderd lid 1 kan de Commissie, indien een erkende organisatie geen uitvoering geeft aan de door de Commissie geëiste preventieve en herstelmaatregelen, of daarbij ongerechtvaardigde vertragingen oploopt, aan de betrokken erkende organisatie dwangsommen opleggen totdat de vereiste maatregelen geheel zijn uitgevoerd.
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde geldboeten en dwangsommen moeten afschrikkend zijn en evenredig zijn aan zowel de ernst van de zaak als de economische capaciteit van de betrokken erkende organisatie, met name rekening houdend met de mate waarin de veiligheid in gevaar is gebracht.
Zij worden pas opgelegd nadat de betrokken erkende organisatie en de betrokken lidstaten in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken.
Het totale bedrag van de geldboeten en dwangsommen mag niet meer bedragen dan 5% van de totale omzet van de erkende organisatie in het voorafgaande boekjaar voor de activiteiten die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
Artikel 13
1. De Commissie trekt de erkenning in van erkende organisaties:
a)
waarvan de herhaalde en ernstige niet-nakoming van de criteria in bijlage I of hun verplichtingen op grond van deze richtlijn van dien aard is dat daardoor een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid of het milieu is ontstaan;
b)
waarvan de herhaalde en ernstige niet-nakoming van hun prestaties op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie van dien aard zijn dat daardoor een onaanvaardbare bedreiging voor de veiligheid en het milieu is ontstaan;
c)
die hun beoordeling door de Commissie beletten of herhaaldelijk belemmeren, of
d)
die de in artikel 12, leden 1 en 2, bedoelde geldboetes en/of dwangsommen niet betalen.
2. Voor de toepassing van lid 1, onder a) en b), beslist de Commissie op basis van alle beschikbare informatie, inclusief:
a)
de resultaten van haar eigen beoordeling van de betrokken erkende organisatie, uitgevoerd in overeenstemming met artikel 16, lid 3;
b)
de in overeenstemming met artikel 18 door de lidstaten ingediende verslagen;
c)
de analyses van ongevallen waarbij door de erkende organisaties geklasseerde schepen betrokken waren;
d)
het feit dat de in artikel 12, lid 1, onder a), beschreven tekortkomingen opnieuw voorkomen;
e)
de mate waarin de vloot die de erkende organisatie onder klasse heeft, wordt beïnvloed, en
f)
ineffectiviteit van de in artikel 12, lid 2, bedoelde maatregelen.
3. Tot intrekking van de erkenning wordt door de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, besloten in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure en nadat de betrokken erkende organisatie in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te maken.
Artikel 14
De Commissie, handelend in overeenstemming met de in artikel 9, lid 3 bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, stelt het volgende vast en zorgt voor de bekendmaking van:
a)
criteria voor het meten van de doeltreffendheid van de regels en voorschriften en van de prestaties van erkende organisaties op het gebied van veiligheid van en preventie van verontreiniging door schepen die door hen zijn geclassificeerd, met name rekening houdend met de gegevens die zijn overgelegd in het kader van het Memorandum van Overeenstemming van Parijs betreffende havenstaatcontrole en andere soortgelijke regelingen; en
b)
criteria om te bepalen wanneer een bepaalde prestatie, nalatigheid of vertraging geacht moet worden een onaanvaardbare bedreiging te vormen voor de veiligheid of het milieu, waarbij rekening kan worden gehouden met specifieke omstandigheden die van invloed zijn op kleinere of hooggespecialiseerde erkende organisaties.
De Commissie stelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 9, lid 2 uitvoeringsvoorschriften vast voor artikel 12 en, in voorkomend geval, artikel 13.
Artikel 15
Niettegenstaande de in bijlage I vermelde criteria kan een lidstaat die van oordeel is dat hij een erkende organisatie niet langer kan machtigen om namens hem de in artikel 3 omschreven taken uit te voeren, die machtiging schorsen op basis van de volgende procedure:
a)
de lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten, onverwijld in kennis van zijn met redenen omklede besluit;
b)
de Commissie moet de redenen die door de lidstaat voor het schorsen van de machtiging welke hij aan de erkende organisatie heeft verleend worden aangevoerd beoordelen vanuit het oogpunt van veiligheid en verontreinigingspreventie;
c)
overeenkomstig de in artikel 9, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure stelt de Commissie de lidstaat ervan in kennis of zijn besluit tot schorsing van de machtiging al dan niet voldoende gerechtvaardigd is wegens ernstig gevaar voor de veiligheid of het milieu. Zij verzoekt de lidstaat, indien het besluit niet gerechtvaardigd is, de schorsing in te trekken. Wanneer het besluit gerechtvaardigd is en de lidstaat het aantal namens hem optredende erkende organisaties overeenkomstig artikel 7, lid 1 heeft beperkt, verzoekt zij de lidstaat ter vervanging van de geschorste organisatie een nieuwe machtiging aan een andere erkende organisatie te verlenen.
Artikel 16
1. Elke lidstaat moet nagaan of erkende organisaties de taken waartoe hij hen voor de toepassing van artikel 3, lid 2 heeft gemachtigd, daadwerkelijk uitvoeren ten genoegen van de bevoegde instantie.
2. Iedere lidstaat controleert daartoe elke namens hem optredende erkende organisatie minstens eenmaal om de twee jaar en legt uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op de jaren waarin die controles worden verricht een verslag over de resultaten van die controles voor aan de andere lidstaten en de Commissie.
3. De Commissie beoordeelt regelmatig en ten minste om de twee jaar samen met de lidstaat die de desbetreffende erkenningsaanvraag heeft ingediend, alle erkende organisaties, om na te gaan of zij hun verplichtingen krachtens deze richtlijn nakomen en aan de criteria van bijlage I voldoen. Deze beoordeling dient zich te beperken tot de maritieme activiteiten van de erkende organisaties die onder de toepassing van deze richtlijn vallen.
De Commissie baseert zich bij de keuze van de te beoordelen erkende organisaties vooral op de veiligheids- en verontreinigingspreventieprestaties van de organisatie, het ongevallencijfer en de door de lidstaten overeenkomstig artikel 18 geproduceerde rapporten.
De beoordeling kan een bezoek aan regionale vestigingen van de erkende organisatie en aselecte inspecties van zowel in bedrijf als in aanbouw zijnde schepen omvatten om de prestaties van de erkende organisatie te onderzoeken. In dat geval informeert de Commissie zo nodig de lidstaat waar de regionale vestiging zich bevindt. De Commissie verschaft de lidstaten een rapport met de resultaten van de beoordeling.
4. Elke erkende organisatie legt de resultaten van zijn 'Quality System Management Review' jaarlijks voor aan het in artikel 9, lid 1, vermelde comité.
Artikel 17
1. Op bepalingen in een contract van een erkende organisatie met een derde of in een machtigingsovereenkomst met een vlaggenstaat kan geen beroep worden gedaan om de toegang van de Commissie tot de informatie die nodig is voor de in artikel 16, lid 3, bedoelde beoordeling te beperken.
2. Erkende organisaties waarborgen in hun contracten met derden inzake de afgifte van wettelijk voorgeschreven certificaten of classificatiecertificaten voor een schip dat een dergelijk afgifte afhankelijk wordt gesteld van het feit dat de bedoelde derden zich niet verzetten tegen de toegang van communautaire inspecteurs tot dat schip voor de toepassing van artikel 16, lid 3.
Artikel 18
Bij de uitoefening van hun inspectierechten en het nakomen van hun verplichtingen als havenstaat melden de lidstaten het aan de Commissie en de overige lidstaten, alsmede aan de betrokken vlaggenstaat, wanneer zij ontdekken dat door namens een vlaggenstaat optredende erkende organisaties geldige wettelijk voorgeschreven certificaten zijn afgegeven aan een schip dat niet aan de desbetreffende bepalingen van de internationale verdragen voldoet, of dat een schip met een geldig classificatiecertificaat een tekortkoming heeft die valt onder de in het certificaat vermelde kenmerken.
Alleen gevallen van schepen die een ernstig gevaar betekenen voor veiligheid en milieu of die tekenen vertonen van ernstige nalatigheid van de kant van de erkende organisaties, worden met het oog op dit artikel gemeld.
De erkende organisatie in kwestie wordt bij de eerste inspectie op deze situatie gewezen, zodat zij onmiddellijk de nodige maatregelen kan treffen
Artikel 19
1. Iedere lidstaat ziet erop toe dat de onder zijn vlag varende schepen worden ontworpen, gebouwd, uitgerust en onderhouden overeenkomstig de regels en voorschriften van een erkende organisatie betreffende de romp, de machines, de elektrische installaties en de bedieningsapparatuur.
2. Een lidstaat kan besluiten voorschriften toe te passen die hij gelijkwaardig acht met de regels en voorschriften van een erkende organisatie, op voorwaarde echter dat hij daarvan, volgens de procedure van Richtlijn 98/34/EG onverwijld kennis geeft aan de Commissie en aan de andere lidstaten, en dat andere lidstaten of de Commissie zich daar niet tegen verzetten en de betrokken voorschriften niet volgens de in artikel 9, lid 2 van deze richtlijn bedoelde regelgevingsprocedure ongelijkwaardig zijn bevonden.
3. De lidstaten werken met de erkende organisaties die zij machtigen samen bij de ontwikkeling van de regels en/of voorschriften van die erkende organisaties. Zij overleggen met de erkende organisaties om te komen tot een consistente interpretatie van de internationale verdragen in overeenstemming met artikel 20, lid 1.
Artikel 20
1. De erkende organisaties plegen onderling periodiek overleg met het oog op het in stand houden van de gelijkwaardigheid en het zorgen voor harmonisatie van hun regels en voorschriften en van de toepassing daarvan. Zij werken samen om te komen tot een consistente interpretatie van de internationale verdragen, onverminderd de bevoegdheden van de vlaggenstaten. Erkende organisaties komen, in de voorkomende gevallen, de technische en procedurele voorwaarden overeen waaronder zij op basis van gelijkwaardige normen - met dien verstande dat de meest stringente en rigoureuze modellen daarbij als referentie dienen - hun respectieve klassecertificaten wederzijds erkennen, met name rekening houdend met de scheepsuitrusting waarop het merk in de vorm van een wiel is aangebracht in overeenstemming met Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen(10).
Erkende organisaties brengen bij de Commissie periodiek verslag uit over belangrijke ontwikkelingen op het gebied van de normen en wederzijdse erkenning.
2.De Commissie legt uiterlijk ...(11) het Europees Parlement en de Raad op basis van een onafhankelijke studie een verslag voor over het niveau dat is bereikt bij de harmonisatie van de regels en voorschriften en bij het proces van wederzijdse erkenning. In geval van niet-nakoming door erkende organisaties van de bepalingen van artikel 20, lid 1 stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad de maatregelen voor die moeten worden getroffen.
3. De erkende organisaties moeten zich bereid tonen om samen te werken met de instanties van het havenstaattoezicht met betrekking tot een door hen geklasseerd schip, met name om de correctie van gerapporteerde tekortkomingen of andere afwijkingen te vergemakkelijken.
4. De erkende organisaties verstrekken alle lidstaten die aan hen een in artikel 3 vermelde vorm van machtiging hebben verstrekt en de Commissie alle dienstige informatie over de door hen geklasseerde vloot, de overdrachten, veranderingen, schorsingen en intrekkingen van klasse, ongeacht de vlag waaronder de schepen varen.
De informatie over overdrachten, veranderingen, schorsingen en intrekkingen van klasse, alsmede over achterstallige onderzoeken, nog niet opgevolgde aanbevelingen, klassevoorwaarden, exploitatievoorwaarden of exploitatiebeperkingen die aan door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd - ongeacht de vlag waaronder die schepen varen - wordt ook elektronisch doorgegeven aan de gemeenschappelijke inspectiedatabank die door de lidstaten wordt gebruikt voor de uitvoering van Richtlijn 2007/.../EG van het Europees Parlement en de Raad van ...(12) [betreffende havenstaatcontrole](13), tegelijk met de registratie in de eigen systemen van de erkende organisatie, en in geen geval later dan 72 uur na het plaatsvinden van de gebeurtenis die de verplichting om de informatie mede te delen heeft doen ontstaan. Deze informatie, met uitzondering van de nog niet opgevolgde aanbevelingen en klassevoorwaarden, wordt tevens gepubliceerd op de website van deze erkende organisaties.
5. De erkende organisaties geven geen wettelijk voorgeschreven certificaten af voor een schip, ongeacht de vlag waaronder het vaart, dat om veiligheidsredenen in een lagere klasse is ingedeeld of van klasse verandert, alvorens de bevoegde instantie van de vlaggenstaat in de gelegenheid te stellen haar standpunt binnen een redelijke tijd kenbaar te maken met betrekking tot de vraag of een volledige inspectie noodzakelijk is.
6. Wanneer een schip van de ene erkende organisatie naar de andere overgaat, overlegt de overdragende erkende organisatie aan de opnemende erkende organisatie het complete dossier van het schip en stelt zij haar met name in kennis van:
a)
alle achterstallige onderzoeken;
b)
alle nog niet opgevolgde aanbevelingen en klassevoorwaarden;
c)
de exploitatievoorwaarden die aan de door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd en
d)
de exploitatiebeperkingen die aan de door hen geklasseerde schepen zijn opgelegd.
De opnemende erkende organisatie mag nieuwe scheepscertificaten pas afgeven nadat alle achterstallige onderzoeken naar behoren zijn voltooid en aan alle niet opgevolgde aanbevelingen of eerder aan het schip opgelegde klassevoorwaarden is voldaan overeenkomstig de aanwijzingen van de overdragende organisatie.
Alvorens tot invulling van de nieuwe certificaten over te gaan moet de overnemende erkende organisatie de overdragende erkende organisatie op de hoogte stellen van de datum van afgifte daarvan, en moet zij voor elk achterstallig onderzoek en voor alle nog niet opgevolgde aanbevelingen en klassevoorwaarden een bevestiging geven van de genomen maatregelen, alsmede van plaats en data van het begin en de bevredigende afsluiting daarvan.
De erkende organisaties stellen passende gemeenschappelijke eisen vast en voeren deze uit voor gevallen van overgang van klasse waarin speciale voorzorgsmaatregelen nodig zijn. Die gevallen omvatten minimaal de overgang van klasse van schepen van vijftien jaar oud of ouder en de overgang van een niet-erkende organisatie naar een erkende organisatie.
Met het oog op een goede toepassing van de bepalingen van dit lid werken de erkende organisaties met elkaar samen.
Artikel 21
1.De lidstaten richten samen met de erkende organisaties uiterlijk ...(14) een beoordelingscomité op overeenkomstig de EN 45012-kwaliteitsnormen. Daaraan kan met adviesbevoegdheid worden deelgenomen door belanghebbende beroepsorganisaties die betrokken zijn bij de scheeopvaartindustrie. Dit comité voert de volgende taken uit:
a)
regulering en beoordeling van de door de erkende organisaties gehanteerde kwaliteitsbeheersystemen overeenkomstig de ISO 9001-kwaliteitsnormen;
b)
certificering van het door de erkende organisaties gehanteerde kwaliteitssysteem;
c)
publicatie van bindende interpretaties van de internationaal erkende kwaliteitsbeheersnormen, met name om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de aard en verplichtingen van erkende organisaties, en
d)
vaststelling van individuele en collectieve aanbevelingen voor de verbetering van de regels, processen en interne controlemechanismen van erkende organisaties.
Het beoordelingscomité is onafhankelijk, krijgt de beschikking over de bevoegdheden die noodzakelijk zijn om ten aanzien van de erkende organisaties onafhankelijk te kunnen optreden en beschikt over de nodige middelen om zijn taken uit te voeren volgens de strengste regels van het vak. Het comité bepaalt zijn eigen werkmethodes en zijn eigen procedureregels.
Het beoordelingscomité verstrekt de betrokken partijen, waaronder ook de Commissie, volledige informatie over zijn jaarwerkplan almede over zijn bevindingen en aanbevelingen, met name betreffende situaties waar de veiligheid in het gedrang mocht zijn gekomen.
2.Het beoordelingscomité wordt periodiek gecontroleerd door de Commissie, die handelend volgens de in artikel 9, lid 2 bedoelde regelgevingsprocedure het beoordelingscomité kan verzoeken de maatregelen te nemen die de Commissie nodig acht om lid 1 volledig in acht te nemen.
De Commissie brengt aan de lidstaten verslag uit over de resultaten en follow-up van haar beoordeling.
Artikel 22
1. De erkende organisaties die bij de inwerkingtreding van deze richtlijn zijn erkend in overeenstemming met Richtlijn 94/57/EG, behouden hun erkenning onder voorbehoud van de bepalingen van de leden 2 en 3.
2. Erkende organisaties dienen te voldoen aan de nieuwe bepalingen van deze richtlijn vanaf de inwerkingtreding van deze richtlijn.
3. Onverminderd de artikelen 11 en 13, onderzoekt de Commissie alle op grond van Richtlijn 94/57/EG verleende beperkte erkenningen opnieuw in het licht van artikel 6, lid 3, van deze richtlijn uiterlijk ...(15), teneinde te besluiten, in overeenstemming met de in artikel 9, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure, of de beperkingen door andere moeten worden vervangen of moeten worden geschrapt. De beperkingen blijven van toepassing totdat de Commissie heeft gehandeld.
Artikel 23
In de loop van de beoordeling ingevolge artikel 16, lid 3 gaat de Commissie na of de houder van de erkenning binnen de erkende organisatie de desbetreffende juridische entiteit is waarop de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn. Indien dat niet het geval is, wijzigt de Commissie de erkenning dienovereenkomstig bij beschikking.
Indien de Commissie de erkenning wijzigt, passen de lidstaten hun overeenkomsten met de erkende organisatie aan om rekening te houden met de wijziging.
Artikel 24
De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad regelmatig op de hoogte van de voortgang in de uitvoering van deze richtlijn in de lidstaten.
Artikel 25
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk ...(16) aan de artikelen […] en de punten […] van bijlage I [artikelen en onderverdelingen daarvan alsmede punten van bijlage I die ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG materieel zijn gewijzigd] te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
2. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor deze verwijzing en de formulering van deze vermelding worden vastgesteld door de lidstaten.
3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 26
Richtlijn 94/57/EG, zoals gewijzigd bij de in bijlage II, deel A, genoemde richtlijnen, wordt met ingang van ...(17) ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijnen.
Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.
Artikel 27
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De artikelen […] en de punten […] van bijlage I [artikelen en onderverdelingen daarvan alsmede punten van bijlage I die ongewijzigd zijn ten opzichte van Richtlijn 94/57/EG ] zijn van toepassing vanaf ...*.
Artikel 28
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
BIJLAGE I
MINIMUMCRITERIA VOOR DE IN ARTIKEL 3 BEDOELDE ERKENDE ORGANISATIES
(hierna "organisatie" genoemd)
A. ALGEMENE MINIMUMCRITERIA
1. Om de communautaire erkenning te kunnen verkrijgen of behouden moet een organisatie rechtspersoonlijkheid bezitten in de staat waarin zij is gevestigd. Haar boekhouding wordt door onafhankelijke accountants gecertificeerd.
2. De organisatie moet met bewijsstukken kunnen aantonen dat zij een uitgebreide ervaring heeft in het beoordelen van het ontwerp en de bouw van koopvaardijschepen.
3. De organisatie moet te allen tijde beschikken over een aanzienlijk bestand van technisch, leidinggevend, ondersteunend en onderzoek verrichtend personeel dat in verhouding is tot de omvang van de vloot onder klasse, haar samenstelling en de mate van betrokkenheid van de organisatie bij de bouw en verbouwing van schepen. De organisatie is in staat om aan elke werklocatie wanneer en in de mate dat dit nodig is middelen en personeel toe te wijzen die in verhouding zijn tot de taken die moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de algemene minimumcriteria 6 en 7 en de specifieke minimumcriteria.
4. De organisatie beschikt over gedetailleerde regels en voorschriften, die de status hebben van internationaal erkende normen, met betrekking tot het ontwerp, de bouw en de periodieke controle van koopvaardijschepen en past deze toe. Deze worden bekendgemaakt en voortdurend bijgewerkt en via onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's verbeterd.
5. De organisatie laat jaarlijks haar scheepsregister publiceren of opslaan in een elektronische databank die toegankelijk is voor het publiek.
6. De organisatie wordt niet gecontroleerd door reders of scheepsbouwers, noch door anderen die commercieel betrokken zijn bij de bouw, de uitrusting, de herstelling of de exploitatie van schepen. De organisatie is voor haar omzet niet in hoge mate afhankelijk van één enkele commerciële onderneming. De erkende organisatie verricht geen klasserings- of wettelijk voorgeschreven werkzaamheden indien zij identiek is aan of zakelijke, persoonlijke of verwantschapsrelaties heeft met de eigenaar of exploitant van het schip. Deze onverenigbaarheid geldt ook voor inspecteurs die in dienst zijn van de erkende organisatie.
7. De organisatie functioneert overeenkomstig de bepalingen van de bijlage van Resolutie A.789(19) van de IMO over specifieke voorschriften inzake de controlerende en certificerende functies van erkende organisaties die namens de overheid optreden, voorzover die bepalingen toepasselijk zijn binnen de werkingssfeer van deze richtlijn.
B. SPECIFIEKE MINIMUMCRITERIA
1. De organisatie is werkzaam in alle delen van de wereld via haar fulltime technisch personeel of, in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde gevallen, via het fulltimepersoneel van andere erkende organisaties.
2. De organisatie neemt een gedragscode in acht.
3. De organisatie wordt zodanig geleid en beheerd dat de geheimhouding van de door de overheid gevraagde informatie wordt gegarandeerd.
4. De organisatie verstrekt de nodige informatie aan de overheid, de Commissie en de betrokken partijen.
5.De organisatie, evenals de inspecteurs en het technisch personeel dat zij in dienst heeft, verrichten hun werkzaamheden zonder op enigerlei wijze afbreuk te doen aan de intellectuele-eigendomsrechten van scheepswerven, leveranciers van scheepsuitrusting of rederijen, met inbegrip van octrooien, licenties, knowhow of enigerlei andere vorm van kennis die op communautair of nationaal niveau rechtsbescherming geniet; onverminderd het bepaalde in artikel 17 zijn noch de organisatie, noch de inspecteurs of het technisch personeel dat zij in dienst heeft hoe dan ook gerechtigd commercieel relevante gegevens die zij in het kader van hun inspectie-, verificatie- of controlewerkzaamheden met betrekking tot nieuwe schepen of schepen waaraan reparaties zijn verricht hebben verkregen, over te dragen of te verspreiden.
6. Het bestuur van de organisatie heeft zijn kwaliteitsbeleid, kwaliteitsdoelstellingen en streven naar kwaliteit bepaald en schriftelijk vastgesteld en ziet erop toe dat dit beleid wordt begrepen, ten uitvoer gelegd en gehandhaafd op alle niveaus van de organisatie. Het beleid van de organisatie is gebaseerd op prestatieoogmerken en -indicatoren op het gebied van veiligheid en verontreinigingspreventie.
7. De organisatie garandeert dat:
a)
haar regels en voorschriften methodisch worden vastgesteld en gehandhaafd;
b)
haar regels en voorschriften worden nageleefd en er een intern systeem wordt opgezet voor meting van de kwaliteit van de diensten met betrekking tot deze regels en voorschriften;
c)
wordt voldaan aan de eisen betreffende de wettelijk voorgeschreven werkzaamheden waartoe de organisatie is gemachtigd en er een intern systeem wordt opgezet voor meting van de kwaliteit van de diensten met betrekking tot naleving van de internationale verdragen;
d)
de verantwoordelijkheden, de bevoegdheden en de onderlinge verhoudingen van het personeel van wie de werkzaamheden de kwaliteit van de dienstverlening van de organisatie beïnvloeden, zijn omschreven en toegelicht;
e)
alle werkzaamheden worden gecontroleerd;
f)
zij beschikt over een controlesysteem in het kader waarvan toezicht wordt gehouden op de werkzaamheden van de rechtstreeks door de organisatie in dienst genomen inspecteurs en technisch en administratief personeel;
g)
de inspecteurs beschikken over uitgebreide kennis van het specifieke scheepstype waarop zij hun werkzaamheden verrichten, voorzover relevant voor de te verrichten specifieke controle, en van de desbetreffende toepasselijke voorschriften;
h)
een systeem voor opleiding en permanente bijscholing van inspecteurs wordt toegepast;
i)
gegevens worden bijgehouden waarmee kan worden aangetoond dat in het kader van de verrichte diensten de voorgeschreven normen worden gehaald en dat het kwaliteitssysteem doeltreffend werkt;
j)
zij een uitgebreid systeem van geplande en gedocumenteerde interne controles inzake met de kwaliteit verband houdende activiteiten in alle vestigingen toepast;
k)
de volgens het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie vereiste wettelijk voorgeschreven onderzoeken en inspecties waartoe de organisatie gemachtigd is, worden verricht volgens de bepalingen van de bijlage en het aanhangsel bij Resolutie A.948(23) van de IMO betreffende richtlijnen voor onderzoek in het kader van het geharmoniseerd systeem van onderzoek en certificatie;
l)
de directe bestuurlijke verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen het hoofdkantoor en de regionale kantoren van het bureau en die tussen de erkende bureaus en hun inspecteurs duidelijk zijn afgebakend.
8. De organisatie beschikt over, maakt gebruik van en handhaaft een doeltreffend intern kwaliteitssysteem, dat steunt op de desbetreffende gedeelten van de internationaal erkende kwaliteitsnormen en in overeenstemming is met de normen EN ISO/IEC 17020:2004 (inspectieorganen) en EN ISO 9001:2000, zoals geïnterpreteerd en gecertificeerd door het in artikel 21, lid 1 bedoelde beoordelingscomité.
Het beoordelingscomité treedt onafhankelijk op en moet derhalve kunnen beschikken over alle middelen die nodig zijn om naar behoren te kunnen functioneren en zijn werk grondig en continu te kunnen verrichten. Het dient over zeer gespecialiseerde en hooggekwalificeerde technische kennis te beschikken, alsmede over een gedragscode die waarborgt dat de controleurs hun taken onafhankelijk kunnen uitvoeren.
9. De regels en voorschriften van de organisatie worden op zodanige wijze uitgevoerd dat de organisatie in staat blijft om aan haar eigen, directe kennis en oordeel een betrouwbare en objectieve verklaring betreffende de veiligheid van de betrokken schepen te ontlenen door middel van classificatiecertificaten op basis waarvan wettelijk voorgeschreven certificaten kunnen worden afgegeven.
10. De organisatie beschikt over de noodzakelijke middelen voor de beoordeling - door gebruikmaking van gekwalificeerd beroepspersoneel en overeenkomstig de bepalingen van de bijlage bij Resolutie A.913 (22) van de IMO betreffende richtlijnen voor de uitvoering van de internationale veiligheidscode (ISM-code) door de overheid - van de toepassing en handhaving van het veiligheidssysteem, zowel aan de wal als aan boord van schepen die bestemd zijn om onder de certificatie te vallen.
11. De organisatie dient vertegenwoordigers van de overheid en van de andere betrokken partijen te laten meewerken aan de uitwerking van haar regels en/of voorschriften.
BIJLAGE II
Deel A
Ingetrokken richtlijn met de achtereenvolgende wijzigingen ervan
(bedoeld in artikel 26)
Richtlijn 94/57/EG van de Raad
PB L 319 van 12.12.1994, blz. 20
Richtlijn 97/58/EG van de Commissie
PB L 274 van 7.10.1997, blz. 8
Richtlijn 2001/105/EG van het Europees Parlement en de Raad
PB L 19 van 22.1.2002, blz. 9
Richtlijn 2002/84/EG van het Europees Parlement en de Raad