Resolutie van het Europees Parlement van 26 april 2007 over de situatie van vrouwen met een handicap in de Europese Unie (2006/2277(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op het Verdrag over de rechten van personen met een handicap, dat op 13 december 2006 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties werd aangenomen,
– gezien het Manifest van gehandicapte vrouwen in Europa, dat op 22 februari 1997 door het Europees Gehandicaptenforum werd aangenomen,
– gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(1),
– gezien het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007),
– gelet op artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
– gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Gelijke kansen voor personen met een handicap: een Europees actieplan" (COM(2003)0650),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0075/2007),
A. overwegende dat in het Verdrag van de Verenigde Naties over de rechten van personen met een handicap (het verdrag) wordt erkend dat gehandicapte vrouwen en meisjes vaak, zowel binnen de huiselijke kring als daarbuiten, een verhoogd risico lopen slachtoffer te worden van geweld, aantasting van de lichamelijke integriteit, misbruik, verlating, verwaarlozing of verwaarlozingsgedrag, mishandeling of uitbuiting,
B. overwegende dat in het verdrag ook de noodzaak wordt benadrukt om een genderperspectief op te nemen in alle pogingen om te bevorderen dat mensen met een handicap hun mensenrechten en fundamentele vrijheden ten volle kunnen genieten,
C. overwegende dat in het verdrag het recht van alle gehandicapten van huwbare leeftijd wordt erkend om te trouwen en een gezin te stichten,
D. overwegende dat bijna 80 procent van de vrouwen met een handicap slachtoffer van psychisch en fysiek geweld is, dat het risico van seksueel geweld voor die vrouwen groter is dan voor andere vrouwen en dat geweld niet alleen een veel voorkomend kenmerk van de levens van vrouwen met een handicap is maar soms ook de oorzaak van hun handicap,
E. overwegende dat personen met een handicap een zeer diverse en heterogene bevolkingsgroep vormen en dat bij acties die bedoeld zijn om hen te steunen rekening moet worden gehouden met zowel deze diversiteit als het feit dat bepaalde groepen, zoals vrouwen met een handicap, worden geconfronteerd met extra problemen en meervoudige discriminatie,
F. overwegende dat volgens onderzoek in de lidstaten vooral moeders van gehandicapte personen stappen ondernemen (medisch, educatief, administratief, enz.) om informatie te verzamelen over de handicap van hun kind en de beste oplossingen te vinden om hiermee om te gaan,
G. overwegende dat de verantwoordelijkheid voor gehandicapte en afhankelijke personen gewoonlijk wordt gedragen door vrouwen en dat dit betekent dat zij in bepaalde gevallen waar geen geschikte zorgvoorzieningen bestaan, de arbeidsmarkt moeten verlaten,
H. overwegende dat de EU-instellingen evenals de nationale en regionale overheden activiteiten dienen te stimuleren die zijn gericht op het reëel en op effectieve wijze creëren van gelijkheid tussen personen en dat het Europees Jaar van gelijke kansen voor iedereen (2007) daartoe als katalysator dient te fungeren,
I. overwegende dat gehandicapte vrouwen meervoudig worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras en handicap, en meer risico lopen op armoede en sociale uitsluiting,
J. overwegende dat het recht op gelijke behandeling van gehandicapte vrouwen en van moeders van gehandicapte kinderen een fundamenteel mensenrecht en een ethische plicht is,
1. roept de Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat de bestaande belemmeringen en obstakels, met inbegrip van bouwkundige belemmeringen, worden opgeheven, opdat voor gehandicapte vrouwen en meisjes gelijke rechten en kansen worden geschapen om deel te nemen aan het politieke, culturele en sociale leven en het gezins- en beroepsleven, onder andere door betere omzetting van communautaire wetgeving tegen discriminatie en voor gendergelijkheid en door betere benutting van de mogelijkheden die de relevante communautaire programma's en het Europees Sociaal Fonds bieden;
2. verzoekt de lidstaten volledig rekening te houden met de behoeften van personen, in het bijzonder vrouwen, met een handicap bij alle nationale, regionale en lokale beleidsmaatregelen, vooral die met betrekking tot stadsplanning, onderwijs, werkgelegenheid, huisvesting, vervoer, volksgezondheid en sociale dienstverlening;
3. verzoekt de Commissie en de lidstaten de noodzakelijke maatregelen vast te stellen en uit te voeren om gehandicapte vrouwen te helpen vooruit te komen in de sectoren van het sociale, culturele en politieke leven en het beroepsleven waarin zij nog onvoldoende zijn vertegenwoordigd;
4. verzoekt de nationale en regionale overheden vernieuwende beleidsinitiatieven en diensten rond het thema geslacht en handicap te bevorderen en met adequate middelen te financieren, in het bijzonder op het gebied van persoonlijke hulp, mobiliteit, gezondheid, onderwijs, training, levenslang leren, werkgelegenheid, zelfstandigheid en sociale zekerheid;
5. verzoekt de Commissie en de lidstaten effectieve op vrouwen en kinderen gerichte wetgeving en beleidsmaatregelen in te voeren, die waarborgen dat gevallen van uitbuiting, geweld en seksueel misbruik gericht tegen gehandicapten – binnenshuis en daarbuiten – worden onderkend, onderzocht en, indien zulks geboden is, vervolgd; doet de suggestie dat in dit verband speciale aandacht dient uit te gaan naar gehandicapte vrouwen wier handicap hen verhindert voor zichzelf op te komen en dat preventieve maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat er verschillen ontstaan tussen het lichamelijke en seksuele zelfbeschikkingsrecht van gehandicapte en niet-gehandicapte vrouwen;
6. is geschokt door het feit dat gehandicapte vrouwen driemaal zoveel kans lopen slachtoffer van geweld te worden als vrouwen zonder handicap en verzoekt daarom het Daphne-programma ook in te zetten voor de bestrijding van dit type geweld;
7. wijst erop dat het belangrijk is de segregatie van mensen met een handicap van kind af aan actief te bestrijden;
8. verzoekt de Commissie en de lidstaten met behulp van proefprojecten en beproefde en getestewerkwijzen te bevorderen dat vanaf het kleuteronderwijs via school en beroepsopleidingen tot de arbeidsmarkt instellingen tot stand komen die de integratie van gehandicapte personen vergroten;
9. benadrukt dat de Europese Unie alle mogelijke stappen dient te zetten, waaronder wetgevende, om het aanvragen van hulp te vereenvoudigen en meer fondsen beschikbaar te stellen voor gehandicapte vrouwen en meisjes;
10. verzoekt de lidstaten het gebrek aan adequate gezondheidszorg voor vrouwen met een handicap aan te pakken door te voorzien in gespecialiseerd medisch personeel en voldoende infrastructuur;
11. verzoekt de Commissie in samenspraak met de bevoegde nationale autoriteiten de specifieke problemen te onderzoeken die vrouwen met een handicap ervaren op het gebied van gezondheid en welzijn, met de nadruk op preventie- en informatieverstrekking;
12. meent dat er een verband bestaat tussen een handicap en een lager opleidingsniveau met alle gevolgen vandien voor de arbeidsparticipatiegraad van gehandicapten;
13. spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat gehandicapte vrouwen vaak een zeer laag opleidingsniveau hebben, waardoor het voor hen moeilijk is op de arbeidsmarkt te komen, te blijven en carrière te maken; meent dat mensen met een handicap dezelfde studiemogelijkheden dienen te krijgen en recht op toegang tot de arbeidsmarkt moeten hebben om zelfstandig te kunnen worden; vindt dat gehandicapte vrouwen en meisjes moeten worden aangemoedigd een opleiding te volgen en werk te zoeken op basis van hun kunde en belangstelling, niet op basis van wat hun ontbreekt;
14. verzoekt de Commissie en de lidstaten de implementatie van het beginsel van universele toegankelijkheid te bevorderen in de omgeving, en tot goederen en diensten, opdat gehandicapte vrouwen zoveel mogelijk zelfstandigheid kunnen genieten;
15. verzoekt de Commissie en de lidstaten, aangezien ICT-voorzieningen vaak een fundamenteel instrument zijn voor de integratie van personen met een handicap, de geëigende maatregelen te treffen om de geslachtsgebonden digitale kloof te dichten, opdat vrouwen met een handicap onder dezelfde voorwaarden toegang krijgen tot en profiteren van ICT-voorzieningen als mannen;
16. is ervan overtuigd dat, met het oog op verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt voor personen met een handicap en hun vermogen om actiever te worden en hun talenten te ontwikkelen, alle mogelijke stimuleringsmaatregelen moeten worden ingezet, waaronder fiscale stimulansen, om werkgevers aan te moedigen mensen met een handicap in dienst te nemen en werktijden aan te passen aan de behoeften van ouders die gehandicapte kinderen grootbrengen;
17. verzoekt de Commissie en de lidstaten er in hun streven naar meer werkgelegenheid voor gehandicapte vrouwen op toe te zien dat discriminatie door werkgevers bij het in dienst nemen wordt voorkomen;
18. roept de Commissie en de lidstaten op "flexibiliteit" te integreren in sectoren die verband houden met handicaps, als erkenning van het feit dat elke gehandicapte persoon andere behoeften heeft, zodat in een op diversiteit gestoelde gemeenschap van burgers de hulp aan iedere individuele situatie kan worden aangepast;
19. is van mening dat de tot stand gekomen maatregelen dienen te zijn gericht op een hogere mate van integratie;
20. wijst erop dat het meestal vrouwen zijn die zorgen voor mensen met een handicap en acht het daarom noodzakelijk maatregelen te ontwikkelen om het sociaal bewustzijn zodanig te verhogen dat ook mannen bij deze taak betrokken raken;
21. roept de Commissie en de lidstaten op te bevorderen dat de verantwoordelijkheid voor de zorg voor en participatie van gehandicapte mensen niet uitsluitend als een verantwoordelijkheid van de familie van deze personen wordt beschouwd maar als verantwoordelijkheid van de maatschappij in het algemeen, en bij het uitwerken van beleid rekening te houden met de bijzondere toewijding van vrouwen die verantwoordelijk zijn voor gehandicapte personen en de situatie van degenen – vaak verwanten – die verantwoordelijkheid nemen voor personen met een handicap; vindt het belangrijk te herhalen dat deze verantwoordelijkheid voornamelijk wordt uitgeoefend door vrouwen, zodat in het bijzonder vrouwen worden getroffen door bezuinigingen op openbare zorgvoorzieningen, niet alleen als betaalde zorgverleners maar ook als verwanten;
22. roept de Commissie en de lidstaten op de nodige maatregelen vast te stellen voor steunverlening aan familieleden en organisaties die zorg bieden aan gehandicapten en hun naasten;
23. acht het noodzakelijk dat er ondersteuningsmaatregelen komen die ertoe bijdragen dat gehandicapte mensen en hun gezinnen een normaal leven kunnen leiden onder soortgelijke omstandigheden als niet-gehandicapten en hun gezinnen, alsmede ondersteuningsmaatregelen voor degenen – meestal verwanten – die de economische en sociale verantwoordelijkheid dragen voor gehandicapte personen, een taak waaraan zij zich vaak volledig moeten wijden, zodat zij een geïsoleerd leven leiden, en waarbij zij vaak ondersteuning op verschillende niveaus nodig hebben; merkt op dat, zoals de zaken er nu voor staan, vrouwen betaald en onbetaald het grootste deel van deze verantwoordelijkheid dragen; acht het vanzelfsprekend dat deze taak niet primair voor een van beide seksen is bestemd en meent dat de visie dat deze verantwoordelijkheid vrouwen toekomt actief moet worden bestreden;
24. stelt voor dat de lidstaten hun gemeentelijke regelingen met betrekking tot parkeerplaatsen voor gehandicapten harmoniseren en in overweging nemen de vervoerstarieven voor begeleiders van gehandicapte personen te verlagen;
25. is van mening dat een van de belangrijkste doelstellingen die de Europese Unie moet nastreven bestaat in het verbeteren van de levenskwaliteit van personen met een handicap en hun gezinnen en in het waarborgen van hun volledige integratie in de samenleving;
26. onderstreept de noodzaak om de zichtbaarheid en het imago van gehandicapte vrouwen in de media te verbeteren, zodat het grote publiek zich meer bewust zal worden van hun dagelijks leven en hun meer kansen zal geven om zich te uiten en deel te nemen aan het sociale en politieke leven;
27. onderstreept hoe belangrijk het is dat de lidstaten het fundamentele recht van gehandicapte vrouwen op een eigen seksualiteit en op gezinsvorming erkennen;
28. roept de Commissie en de lidstaten op wetgeving in te voeren die het voor gehandicapte vrouwen en mannen mogelijk maakt zelfstandig te leven, waarmee wordt erkend dat zelfstandig leven een fundamenteel recht is dat dient te worden geëerbiedigd;
29. roept de Commissie en de lidstaten op gehandicapte kinderen, jongeren en volwassenen de nodige voorwaarden te bieden voor een zelfstandig en onafhankelijk leven en daarbij speciale aandacht te besteden aan gelijkheid tussen mannen en vrouwen;
30. erkent dat gehandicapte vrouwen zelfs bij de toegankelijkheid van bestaande diensten op het gebied van thuis- en gezondheidszorg discriminatie ervaren;
31. wijst op de rol die het onderwijs aan jongens en meisjes speelt in de ontwikkeling van de samenleving van de toekomst, en onderstreept dat het onderwijs zodanig moet worden ingericht dat een handicap geen belemmering vormt voor hun deelname aan de maatschappij met dezelfde kansen en rechten, teneinde een sfeer van samenwerking en integratie te creëren en de bewustwording van handicaps op scholen te bevorderen, een onontbeerlijke voorwaarde voor de verwezenlijking van die integratie;
32. onderstreept de belangrijke rol van non-gouvernementele organisaties die met gehandicapte vrouwen werken en roept de Commissie en de lidstaten op hen te ondersteunen;
33. onderstreept de noodzaak recente gegevens over handicaps, uitgesplitst naar geslacht, te verzamelen en aan de hand van genderindicatoren onderzoek te doen naar de werkelijke situatie van gehandicapte vrouwen en meisjes;
34. onderstreept de noodzaak zorg te waarborgen voor de reproductieve gezondheid van gehandicapte vrouwen en daarbij aandacht te besteden aan aspecten als geboorteregeling, gezondheidsdiensten en informatie over het moederschap, zodat zij evenwichtige, verantwoorde en bevredigende relaties kunnen aangaan;
35. is van mening dat de EU in haar beleid werkgevers- en werknemersorganisaties en non-gouvernementele organisaties sterker moet aanmoedigen effectieve maatregelen te bedenken ter ondersteuning van gehandicapte personen;
36. verzoekt de Commissie de oprichting van een netwerk voor gehandicapte vrouwen in de gehele Europese Unie en de kandidaat-lidstaten mogelijk te maken, dat uitwisseling van optimale werkwijzen, competentievergroting en zelfstandigheid bevordert;
37. wijst erop dat gehandicapte vrouwen vrij toegang moeten hebben tot de nieuwe audiovisuele media;
38. herinnert de Commissie eraan dat een grondige kennis van dit onderwerp en van het "sociale-handicapmodel", dat zich op maatschappelijke belemmeringen richt, in tegenstelling tot het "medische-handicapmodel", dat alleen ingaat op de medische aspecten van handicaps, de juiste basis vormen voor het aandragen van oplossingen, diensten en steun, voor het ontwikkelen van beleid, het toewijzen van middelen en het meten van beleidsresultaten inzake de verbetering van de situatie van gehandicapte personen;
39. herinnert de lidstaten eraan dat hun samenwerking bij de bewustmaking en verbetering van de situatie van vrouwen en meisjes met welke vorm van handicap dan ook van fundamenteel belang is;
40. roept de lidstaten op initiatieven van actiegroepen gericht op de ondersteuning van gehandicapten te bevorderen;
41. herinnert aan de belangrijke rol die de sociale partners en in het bijzonder organisaties van gehandicapte vrouwen en ouders van gehandicapte kinderen spelen bij het bevorderen van gelijke kansen, toegang tot de arbeidsmarkt en permanente vorming voor personen met een handicap waarbij rekening wordt gehouden met speciale behoeften;
42. spreekt zijn waardering uit voor het werk van ouderverenigingen, gewoonlijk opgericht en geleid door moeders van gehandicapte kinderen, die via hun organisaties en internetsites informatie verzamelen (over gespecialiseerde medische centra, onderwijsregelingen, sociale zekerheid en dergelijke) en daardoor andere ouders helpen en het bewustzijn bij publieke instanties verhogen;
43. roept de lidstaten op aan het Parlement en de Commissie verslag uit te brengen over de situatie van vrouwen en meisjes met een handicap op basis van hun landenverslagen en over de maatregelen die zij hebben getroffen om te voldoen aan het VN-Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;
44. beschouwt handicaps als een natuurlijk verschijnsel dat deel uitmaakt van het dagelijks leven, niet als een afwijking ervan, en merkt op dat er altijd mensen met een handicap zullen zijn en het derhalve vanzelf spreekt dat handicaps een integraal onderdeel van de maatschappij vormen;
45. is van mening dat er door het Parlement zelf moet worden gewerkt aan een grootschaliger ontwikkeling en toepassing van technologie en voorzieningen die hindernissen in de omgeving wegnemen en meent dat dit ontwikkelingswerk gebaseerd moet zijn op het feit dat mannen en vrouwen soms verschillende behoeften hebben;
46. roept de Commissie en de lidstaten op gelijke levensomstandigheden voor personen met een handicap, zowel meisjes als jongens en zowel vrouwen als mannen, te bevorderen;
47. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Raad van Europa en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.