Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2108(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0090/2007

Ingediende teksten :

A6-0090/2007

Debatten :

PV 10/05/2007 - 5
CRE 10/05/2007 - 5

Stemmingen :

PV 10/05/2007 - 7.12
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0183

Aangenomen teksten
PDF 144kWORD 62k
Donderdag 10 mei 2007 - Brussel
Huisvesting en regionaal beleid
P6_TA(2007)0183A6-0090/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2007 over huisvesting en regionaal beleid (2006/2108(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de reglementering van de structuurfondsen voor de periode 2007-2013,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 september 2006 over een thematische strategie voor het stedelijk milieu(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 oktober 2005 over de stedelijke dimensie van de uitbreiding van de Gemeenschap(2),

–   gezien de resolutie van 12 februari 2001 van de Raad over de kwaliteit van de architectuur in de stedelijke en landelijke omgeving(3),

–   gezien de mededeling van de Commissie over het cohesiebeleid en de steden - de bijdrage van steden en agglomeraties tot groei en werkgelegenheid in de regio's (COM(2006)0385),

–   gezien de mededeling van de Commissie over een thematische strategie voor het stadsmilieu (COM(2005)0718),

–   gezien het Groenboek van 22 juni 2005 van de Europese Commissie over efficiënte energie - "meer doen met minder" (COM (2005)0265),

–   gezien het Akkoord van Bristol van 7 december 2005, dat een goed ontworpen en goed gebouwde kwaliteitsvolle stadsomgeving als één van de acht kenmerken van een duurzame stad noemt,

–   gezien het Sociaal Handvest van de Raad van Europa in zijn herziene versie (ETS 163), dat op 3 mei 1996 in Straatsburg ondertekend is,

–   gezien het Europees Handvest van de huisvesting, dat op 26 april 2006 door zijn Interfractiewerkgroep stadsbeleid en huisvesting (URBAN-housing) goedgekeurd is,

–   gezien de Verklaring van Vancouver inzake menselijke nederzettingen, afgekondigd tijdens de Conferentie van de Verenigde Naties over menselijke nederzettingen (Habitat I) van 31 mei tot 11 juni 1976 in Vancouver,

–   gezien de verslagen van het Comité van de Regio's (345/2006) en het Europees Economisch en Sociaal Comité (407/2007), overeenkomstig artikel 117 en 118 van zijn Reglement,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0090/2007),

A.   overwegende dat het gebrek aan degelijke huisvesting tegen betaalbare prijzen het leven van de burgers rechtstreeks raakt en hun mogelijkheden tot sociale integratie en mobiliteit beperkt in zowel stedelijke als landelijke gebieden,

B.   overwegende dat een groot aantal Europese steden met grote huisvestingsproblemen te kampen heeft: te groot of te klein aanbod, afhankelijk van het gebied of het land, aanwezigheid van daklozen, snel stijgende aankoop- en onderhoudsprijzen, gebouwen in slechte staat; en dat slecht onderhoud dikwijls tot afbraak van het bestaand huizenbestand leidt, hetgeen bij ontstentenis van een geïntegreerde ontwikkelingstrategie nieuwe ongelijkheden in de stedenbouwkundige planning met zich mee kan brengen,

C.   overwegende dat het probleem van het wonen in de stad tegen de bredere achtergrond van de stadsplanning te zien is, en dus in verband met de verarming van bepaalde wijken, de achteruitgang van het milieu (door vervuiling van lucht en water, lawaai, afval, verkeersopstoppingen enz.), uitvoeringsproblemen bij de openbare dienstverlening, bereikbaarheid, veiligheid, enz.,

D.   overwegende dat de moeilijkheden om een goede woning te vinden een oorzaak van sociale segregatie en gettovorming zijn,

E.   overwegende dat de demografische evolutie en het wegtrekken van de bevolking in sommige gebieden kunnen leiden tot daling van de woningvraag, leegstand en vooral achteruitgang van de culturele en sociale infrastructuur, waardoor de levenskwaliteit in de betreffende gebieden verslechtert en er hoofdzakelijk sociaal achtergestelde groepen wonen,

F.   overwegende dat het gelijktijdig optreden van factoren als lage inkomens, hoge energieprijzen en slechte verwarming en isolatiesystemen op "energie-armoede" en uitsluitng van energievoorziening uitloopt,

G.   overwegende dat het huisvestingsprobleem niet enkel woningbouw, maar ook sociale infrastructuren (culturele centra, bibliotheken, stadions, ontmoetingsplaatsen, enz.) omvat, die een belangrijke rol spelen in de sociale integratie en de strijd tegen het gevoel van vervreemding, dat bijzonder veel voorkomt in grote stedelijke agglomeraties,

H.   overwegende dat sociaal isolement haaks op het Europees sociaal model staat,

I.   overwegende dat de vitaliteit van de stadscentra en -wijken, en het weefsel van beschermde gebouwen behouden moeten blijven,

J.   overwegende dat de uitbreiding van de steden een groot aantal sociale en economische problemen veroorzaakt door haar gevolgen voor vervoer (overbezetting van openbaar vervoer, afhankelijkheid van het bezit van eigen wagen), milieubescherming (hoger energieverbruik, vervuiling) en de beschikbaarheid van dienstverlening,

K.   overwegende dat het van belang is om de toestand van verlaten industriegronden te verbeteren en er een nieuwe bestemming aan te geven en onbebouwde gebieden te beschermen,

L.   overwegende dat de financiële hulpmiddelen van het cohesiebeleid de ruimte in de stad tot ontwikkeling helpen brengen door openbare ruimten in hun functie te helpen herstellen, maatregelen te treffen om de veiligheid te verzekeren en delinquentie te voorkomen, campagnes voor efficiënt water- en energieverbruik te voeren, sociale integratie te ondersteunen, enz.,

M.   gezien de specifieke problemen die zich in grote geprefabriceerde gebouwen voordoen, zowel wat betreft de kwaliteit van de woongelegenheid als de problemen om de infrastructuur op peil te houden (financiering van onderhoud en vernieuwing en onderzoek naar de best bruikbare technieken en technische hulpmiddelen),

N.   overwegende dat de nieuwe verordening op het Europees fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) in de nieuwe lidstaten de huisvesting in een aantal specifieke gevallen in aanmerking neemt(4),

O.   gezien de problemen met de eigendomsstructuur van de woning, vooral als gevolg van onaangepaste regelgeving voor huurovereenkomsten en eigendomsoverdracht in een aantal lidstaten,

P.   gezien het zevende kaderprogramma voor onderzoek(5),

Q.   gezien de financiële initiatieven JEREMIE(6) en JESSICA(7), die respectievelijk in samenwerking met het Europees investeringsfonds (EIF) en de Europese investeringsbank (EIB) opgesteld zijn,

R.   overwegende dat de huisvesting voor heel wat werkgelegenheid in de bouwsector zorgt, maar ook door vernieuwing, verbouwing, buurtdiensten en financiële dienstverlening,

S.   overwegende dat de Raad van ministers van Werkgelegenheid, Sociale Zaken, Volksgezondheid en Consumentenzaken de problematiek van de daklozen en de uitsluiting in de huisvesting tot prioriteit in de EU-strategie voor sociale integratie en sociale bescherming verheven heeft,

T.   overwegende dat investeringen in sociale woningen nu en in de toekomst van essentieel belang zijn om huisvesting te bieden voor veel mensen die anders niet op de woningmarkt terecht kunnen,

1.   beschouwt het recht op aangepaste en kwalitatief goede huisvesting tegen een redelijke prijs als een belangrijk grondrecht, dat in verschillende internationale handvesten en grondwetten van de lidstaten als zodanig erkend wordt;

2.   wenst dat de lidstaten de nodige wettelijke bepalingen goedkeuren om een effectieve inhoud te geven aan het recht op passende woonruimte, die van goede kwaliteit en betaalbaar is;

3.   is van mening dat de renovatie van woningen voor sociale doeleinden en om redenen van energie-efficiëntie niet alleen een stedelijk probleem is en dat de wijdverbreide huisvestingsproblemen in de landelijke gebieden, inzonderheid in de nieuwe landen van het cohesiebeleid, alle nodige aandacht moeten krijgen;

4.   wenst dat er op Europees niveau een reeks kwaliteitsindicatoren vastgelegd worden die het begrip "geschikte huisvesting" omschrijven;

5.   wijst erop dat het van belang is dat de Europese unie een Europees Verklaring voor de huisvesting aanneemt, met als uitgangspunt het door zijn interfractiewerkgroep stadsmilieu en huisvesting (URBAN-housing) goedgekeurde Handvest; stelt in dit verband de Commissie regionale ontwikkeling voor om een initiatief hiertoe te nemen;

6.   benadrukt - in de context van de strategie van Lissabon - dat het recht op woonsubsidie en alle andere sociale rechten verder uitgebouwd moeten worden met het oog op sociale integratie en inzonderheid om ook daadwerkelijke mobiliteit van de werknemers mogelijk te maken;

7.   onderstreept de noodzaak om in het kader van het ruimtelijke-ordeningsbeleid zijn gedachten te laten gaan over een huisvestingsbeleid dat bevorderlijk is voor een sociaal evenwicht en een menging van sociale groepen;

8.   hoopt dat de nationale en plaatselijke verantwoordelijken maatregelen goedkeuren om jongeren een eerste woning te helpen vinden;

9.   vraagt de Commissie om in de discussie over de steden en de duurzame ontwikkeling van de regio's de huisvesting op te nemen en ze ook in het werkprogramma van de interne werkgroep tussen de verschillende diensten op te nemen, die opgericht is om de beleidsvoering voor de stedelijke dimensie te coördineren;

10.   wijst op het belang van de veiligheidsproblemen met betrekking tot:

   criminaliteit, vooral in de achtergestelde wijken,
   gebouwen (bouwnormen en gebruiksregels),
   infrastructuur voor stroom- en gasdistributie, waterleiding, riolering en verwarming (veiligheid van bestaande voorzieningen en verbeteringstechnieken, en vervanging van verouderde leidingen);

11.   is eveneens van mening dat het belangrijk is om de verschillende aspecten van duurzame ontwikkeling (solidariteit, milieu en energie), toegankelijkheid, gezondheid, beveiliging en gebruikskwaliteit op een coherente manier te behandelen, en te waarborgen dat de lasten voor verbetering van de woningen te verenigen zijn met de middelen van de gezinnen;

12.   benadrukt het belang van de culturele centra, de interculturele dialoog en gemeenschappelijke projecten tussen verscheidene gebieden, omdat ze bevorderlijk zijn voor de integratie van de verschillende gemeenschappen in de steden, voorsteden en nabijgelegen landelijke gebieden;

13.   wijst met nadruk op de noodzaak met de specifieke problematiek van de huisvesting en woongelegenheid op het platteland rekening te houden om een evenwichtig beleid voor ruimtelijke ordening te stimuleren dat de afgelegenheid en ontvolking van landelijke gebieden tegengaat, vooral gezien de talrijke handicaps waar ze van te lijden hebben, zoals lage inkomens, verspreide bebouwing en vervallen huizen, tekort aan huurwoningen en sociale en andere woongelegenheid;

14.   wijst met nadruk op de woonproblematiek in de kleinere steden; is van mening dat de rurale bevolking zich niet alleen tot de kleine steden aangetrokken voelt omwille van de werkgelegenheid, maar ook omdat er een hoger onderwijs- en kwalificatieniveau gehaald kan worden en omdat ze beantwoorden aan culturele en gezondheidsbehoeften; benadrukt dat de uitbouw van die rol van de kleine steden ondersteuning verdient, omdat hij nauw verbonden is met de herstructurering van de landelijke gebieden, in het bijzonder voor gezondheidsdiensten, secundair onderwijs, ontwikkeling van KMO's, toerisme, kuuroorden, enz.;

15.   is van mening dat het in een landelijke omgeving onmisbaar is om de aankoop, herstelling of renovatie van oude gebouwen aan te moedigen, de openbare en private instanties te steunen die advies en individuele begeleiding bieden voor de vestiging van particulieren en beroepsmensen, en het aanbod aan nieuwe of gerenoveerde, publieke of private, sociale woningen te verbeteren;

16.   spoort de Commissie aan om een studie naar de huisvestingskosten en -behoeften te verrichten, en de lidstaten om hun gegevensvergaring daarvoor en de woningmarkt in het algemeen te verbeteren, met inachtneming van de heterogene gebruikmaking van het huizenbestand, de veranderingen van de traditionele samenstelling van het gezin, de bijzondere situatie van de jongeren en het verouderen en de achteruitgang van de bevolking; vraagt de lidstaten verder om bij de planning en herstructurering van huisvestingsprojecten en gegevensvergaring de beschikbaarheid en gebruiksfrequentie van de technische, sociale, culturele en transportinfrastructuur in aanmerking te nemen

17.   benadrukt dat, gelet op het subsidiariteitsbeginsel, de huisvestingsproblemen als nationale kwestie voornamelijk op lokaal niveau aangepakt moeten worden en dat er tegen die achtergrond steun gegeven moet worden aan de gemeenten; is van oordeel dat begeleiding op Europees vlak de capaciteiten om een oplossing voor deze problemen te vinden zou helpen vergroten;

18.   meent dat het geboden is, gezien de complexe factoren die de huisvesting beïnvloeden, om een geïntegreerde benadering te hanteren - met als uitgangspunt de princiepen van subsidiariteit en nabijheid - zodat er verschillende elementen tegelijk ingebracht kunnen worden om toegang tot een woning te vergemakkelijken en de bouwkwaliteit, levenskwaliteit voor alle generaties, en de aantrekkelijkheid van zowel de landelijke als de stadsomgeving te bevorderen;

19.   vestigt er de aandacht op dat het merendeel van de sociale woningen zich niet bevindt in een gezonde omgeving en dat de kwaliteit van de behuizing geen goede levensomstandigheden verzekert, zodat de ontwikkelingsmaatregelen die gefinancierd worden door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, niet alleen gebruikt moeten worden om de huisvesting te verbeteren, maar ook om de gezondheid en omgeving van de bewoners van sociale woningen, en zo hun levenskwaliteit te helpen verbeteren;

20.   denkt dat een geïntegreerde benadering ook meer kans van slagen biedt als ze door de plaatselijke en regionale overheden gevolgd wordt, die een totaalbeeld, optimale coördinatie van de beleidsvoering en maatregelen voor het stadsgebied en een visie van de ontwikkeling van het stadsgebied op lange termijn kunnen bieden; vraagt de lidstaten dan ook, krachtens artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene Bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, om de steden bij de programmering en aanwending van de structurele financiering te betrekken die bestemd is om de stedelijke acties die volgens de operationele programma's in aanmerking komen, te medefinancieren, en om de uitvoering aan de steden over te laten;

21.   nodigt de lidstaten en/of hun plaatselijke autoriteiten uit, gezien de aanbeveling "Gezondheid in elk beleidsonderdeel" van Finland als voorzitter, om erop toe te zien dat de lokale overheden bij het opstellen van de huisvestingsprogramma's met financiering van de Gemeenschap, een effectenbeoordeling maken voor de gezondheid, zodat sociaal achtergestelde personen van een woonomgeving voorzien worden die uit milieu- en gezondheidsoogpunt te verantwoorden is ;

22.   benadrukt dat er dialoog en overleg tussen de verschillende niveaus van plaatselijke en regionale overheden en regering nodig zijn om de samenhang en sociale verantwoordelijkheid van het overheidsoptreden te verzekeren, dat moet uitgaan van horizontale coördinatie (van alle vormen van huisvestingsbeleid van de Gemeenschap), verticale coördinatie (van het huisvestingsbeleid op verschillende niveaus - Europees, nationaal, regionaal en plaatselijk) en gemengde coördinatie (van overheid, sociale en economische belangengroepen en het maatschappelijk middenveld); wenst ook een sterke deelname van de inwoners en hun organisaties om gemeenschappelijke beslissingen voor herstel, nieuwe ontwikkeling, beheer en behoud van de stedelijke omgeving te kunnen treffen;

23.   dringt aan op betere coördinatie van de geldstromen en beleidsvormen die van invloed zijn op de huisvesting, er vooral op te letten dat de maatregelen met de steun van het EFRO en de financiële instrumenten JESSICA en JEREMIE, het zevende kaderprogramma voor onderzoek en andere communautaire, nationale, regionale en plaatselijke initiatieven voor huisvesting en stadsvernieuwing onderling aanvullend werken, en er vooral ook voor te zorgen dat de woongebouwen in de historische stadswijken gemoderniseerd en gerenoveerd worden;

24.   hoopt - tegen de achtergrond van de herziening van de verordeningen op het cohesiebeleid, die gepland is voor 2009 - dat het debat over uitbreiding van de toegang tot de communautaire fondsen voor de renovatie van sociale woningbouw tot alle lidstaten om energie te sparen en het milieu te beschermen - momenteel alleen beschikbaar voor bepaalde landen - heropend wordt, aangezien de huisvestingsbehoeften een kritiek aspect zijn in heel Europa; vraagt de Commissie en de EIB om het initiatief JESSICA op dezelfde manier in alle landen uit te voeren, met inbegrip van huisvesting in een geïntegreerde ontwikkelingsbenadering;

25.   moedigt de betroffen lidstaten aan om volledig gebruik te maken van de middelen voor huisvesting uit het EFRO;

26.   verzoekt de Commissie om er bij de bewaking van financiering uit de structuurfondsen op toe te zien dat artikel 7, lid 2 van Verordening (EG) nr. 1080/2006 bij de financiering van de woningbouw met gebruikmaking van de Europese structuurfondsen volledig uitgevoerd wordt en dat goede behuizing ter beschikking van sociaal achtergestelde groepen wordt gesteld;

27.   bevestigt zijn steun voor beter partnerschap tussen de overheden, sociale en economische belangengroepen en het maatschappelijk middenveld en wijst met nadruk op de mogelijkheden van publiek-private samenwerking, vooral bij de modernisering van geprefabriceerde gebouwen en het herstel van verlaten industrieterreinen;

28.   geeft zijn steun voor de campagne voor duurzame energie van de Commissie, om de Europese burger het belang van minder energieverbruik voor huishoudelijke doeleinden te laten inzien; vraagt van de Commissie ook een uitgebreide informatiecampagne naar aanleiding van zijn actieplan voor energie-efficiëntie;

29.   vraagt de Commissie om de gebruikmaking van nieuwe technieken en doelmatiger bouwmateriaal in de huisvesting te verbeteren zodat er minder energie verbruikt wordt;

30.   dringt er bij de Commissie op aan om het proefinitiatief voor sociale huisvesting in het kader van het SAVE-programma(8) een praktisch vervolg te geven en de geselecteerde projecten met voorbeeldfunctie voor efficiënt energieverbruik te steunen en in ruimere kring bekend te maken;

31.   wijst erop hoe belangrijk het is om in het huisvestingsbeleid goede werkwijzen onderling uit te wisselen en dringt er bij de Commissie op aan om voor de huisvesting thematische netwerken uit te bouwen naar het voorbeeld van die voor het programma URBACT; verwelkomt daarbij met belangstelling haar initiatief "regio's voor economische verandering" (COM(2006)0675) en wacht op de bekendmaking van de praktische uitvoeringsbepalingen ervan;

32.   dringt er bij de Commissie op aan om in alle officiële talen van de Unie een internetpagina te creëren die als discussie- en uitwisselingsforum voor informatie en goede beleidspraktijken kan dienen, naar het voorbeeld van het Europees kennisnetwerk voor het stedenbeleid (EUKN);

33.   vraagt de Commissie om een studie over de verdeling van bevoegdheden en taken tussen nationaal, regionaal en plaatselijk niveau en het juridisch raamwerk voor de huisvesting in alle lidstaten uit te voeren ; meent dat zo'n studie doordachte besluiten mogelijk maakt en mogelijke beleidsterreinen voor optreden door de Europese Unie in de huisvesting kan aanwijzen, zodat het optreden van de Gemeenschap in vergelijking met de nationale, regionale en plaatselijke maatregelen een echte toegevoegde waarde vertegenwoordigt, daarbij rekening houdend met de aan de lidstaten toekomende taak van algemeen belang om te zorgen voor passende huisvesting, die van goede kwaliteit en betaalbaar is;

34.   verdedigt met kracht het idee van administratieve vereenvoudiging op alle niveaus om ordening en beheer van de ruimte doelmatiger te maken;

35.   benadrukt het belang van de opleiding van de uitvoerders van het beleid ter plaatse, o.a. met speciale vorming in stedenbouw, constructie, renovatie, beheer en behoud van het bestaande woningbestand, en verheugt zich over de financiering van vormingscursussen door het Europees Sociaal fonds (ESF);

36.   benadrukt dat de verantwoordelijke overheden voor de ruimtelijke ordening bij het opzetten van het beleid terzake, de programmering ervan en zijn uitvoering rekening moeten houden met de toegankelijkheid en bereikbaarheid van woningen, openbare diensten en stedelijk vervoer voor personen met een handicap en ouderen en moeten zorgen voor speelpleinen en recreatievoorzieningen voor kinderen en jongeren;

37.   moedigt de EIB-groep en de Europese Commissie aan om in het kader van het JEREMIE-instrument en in wederzijds samenspel met het JESSICA-initiatief een strategie te ontwikkelen om de opleving van de bouwsector te stimuleren, vooral in de nieuwe lidstaten, omdat ze daarmee structurele hulp voor de uitbreiding van de woongelegenheid met gebruikmaking van plaatselijke en regionale hulpbronnen voor stadsontwikkeling kunnen verlenen;

38.   dringt er bij de nationale, regionale en plaatselijke overheden op aan om de verscheidenheid in de toestand van steden en andere gebieden in de lidstaten aan te wijzen en hun huisvestingsbeleid volgens het principe van duurzaamheid op te stellen en te herzien;

39.   verzoekt de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten om zich dringend met één van de prioritaire doelstellingen van het huisvestingsbeleid bezig te houden, namelijk de oplossing van het daklozenprobleem;

40.   verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, het Comité van de Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0367.
(2) PB C 233 E van 28.9.2006, blz. 127.
(3) PB C 73 van 6.3.2001, blz. 6.
(4) Verordening (EG) nr. 1080/2006 van 5 juli 2006 van het Europees Parlement en de Raad over het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling: artikel 7, lid 2 en overwegingen 5 en 6.
(5) Zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013).
(6) Gezamenlijke Europese hulpmiddelen voor zeer kleine tot middelgrote ondernemingen.
(7) Gezamenlijke Europese steun voor duurzame investeringen in stadsgebieden.
(8) SAVE - Multiannual programme seeking to promote energy efficiency.

Juridische mededeling - Privacybeleid