Besluit van het Europees Parlement van 22 mei 2007 over de Gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure (2005/2125(ACI))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 251 van het EG-Verdrag,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 mei 1999 over de Gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure(1),
– gelet op het besluit van de Conferentie van Voorzitters van 8 maart 2007,
– gezien het ontwerp van een herziene Gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure (hierna: 'de herziene Verklaring' ),
– gelet op artikel 120, lid 1 van zijn Reglement en punt XVIII, lid 4, van Bijlage VI van dat Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken (A6-0142/2007),
A. overwegende dat de medebeslissingsprocedure een steeds ruimere toepassing vindt en daardoor in het wetgevingsproces van de EU aan belang wint, waarmee ook de aard van de interinstitutionele betrekkingen tussen Parlement, Raad en Commissie anders wordt,
B. overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie streven naar een transparanter, beter gecoördineerd, doelmatiger en democratischer wetgevingsproces in de EU,
C. overwegende dat de Gemeenschappelijke verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure van 1999 weliswaar haar waarde heeft bewezen, maar dat bij de praktische toepassing ervan in de loop der tijd behoefte aan wijziging is ontstaan,
D. overwegende dat de opeenvolgende uitbreidingen de Europese Unie voor uitdagingen heeft gesteld die nopen tot de stroomlijning van procedures en de optimalisering van hulpmiddelen,
E. overwegende dat de herziene Verklaring aan deze verwachtingen beantwoordt en een constructieve en flexibele vorm van interinstitutionele samenwerking in de toekomst mogelijk zal maken,
F. overwegende dat interinstitutionele akkoorden en kaderovereenkomsten beduidende consequenties hebben en dat het daarom van wezenlijk belang is dat alle bestaande overeenkomsten worden gebundeld en als bijlage bij het Reglement worden gepubliceerd, zodat zij gemakkelijker toegankelijk zijn en de transparantie verzekerd blijft,
1. bevestigt nogmaals de beginselen te zijn toegedaan van transparantie, controleerbaarheid en doelmatigheid en overtuigd te zijn van de noodzaak zich op vereenvoudiging van het wetgevingsproces van de Europese Unie te richten onder eerbiediging van de rechtsorde van de Unie;
2. is ingenomen met de herziene Verklaring die verbetering brengt in zowel structuur als inhoud van de Verklaring van 1999 door toevoeging van een aantal belangrijke bepalingen die het document in overeenstemming brengen met de bestaande beste praktijken en die de samenwerking tussen de drie instellingen moeten versterken, teneinde de doelmatigheid en de kwaliteit van de EU-wetgeving te verbeteren;
3. wenst dat het Parlement een methode aanneemt die eenheid brengt in de praktijken die de parlementscommissies bij de trilogen volgen, door een aantal regels te stellen inzake de samenstelling van parlementaire delegaties en de geheimhoudingsplicht in verband met hun werkzaamheden;
4. waardeert in het bijzonder de volgende verbeteringen in de herziene Verklaring:
a)
de nieuwe bepalingen inzake het bijwonen van de vergaderingen van de parlementaire commissies door vertegenwoordigers van het Raadsvoorzitterschap en inzake verzoeken om informatie over het standpunt van de Raad, tezamen een stap vooruit naar verbetering van de dialoog tussen de twee geledingen van de wetgevende macht,
b)
erkenning van de praktijk dat overeenstemming die na informele onderhandelingen tussen de instellingen is bereikt in de vorm van een briefwisseling wordt uitgewerkt,
c)
bevestiging van het beginsel dat de diensten van Parlement en Raad bij de juridisch-taalkundige revisie worden geacht op gelijke voet samen te werken,
d)
de afspraak dat de ondertekening van belangrijke goedgekeurde besluiten voor zover mogelijk plaatsvindt in een gezamenlijke plechtigheid in bijzijn van de media en dat succesvolle resultaten van de betrokken werkzaamheden in gezamenlijke persmededelingen en persconferenties worden aangekondigd;
5. is ervan overtuigd dat de herziene Verklaring de transparantie en openbare verantwoording van de wetgevende werkzaamheden in het kader van de medebeslissingsprocedure nog verder zal doen toenemen;
6. hecht zijn goedkeuring aan de herziene Verklaring die bij dit besluit is gevoegd en besluit de herziene Verklaring als bijlage bij zijn Reglement te voegen; pleit voor publicatie van de herziene Verklaring in het Publicatieblad van de Europese Unie;
7. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit met de bijlage te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING OVER DE WIJZE VAN UITVOERING VAN DE MEDEBESLISSINGSPROCEDURE (ARTIKEL 251 VAN HET EG-VERDRAG)
ALGEMENE BEGINSELEN
1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, hierna tezamen "de instellingen" genoemd, stellen vast dat de huidige contacten tussen het voorzitterschap van de Raad, de Commissie en de voorzitters van de bevoegde commissies en/of de rapporteurs van het Europees Parlement, alsmede tussen de medevoorzitters van het Bemiddelingscomité hun nut hebben bewezen.
2. De instellingen bevestigen, dat deze contacten die zich in alle stadia van de medebeslissingsprocedure hebben ontwikkeld, ook in de toekomst moeten worden aangemoedigd. De instellingen verplichten zich ertoe, hun werkmethoden te bestuderen, om een nog doelmatiger gebruik te maken van de volle draagwijdte van de in het EG-Verdrag vastgestelde medebeslissingsprocedure.
3. In deze gemeenschappelijke verklaring worden deze werkmethoden en de wijze van uitvoering ervan nader toegelicht. Zij vormt een aanvulling op het Interinstitutionele Akkoord "Beter wetgeven"(1) en met name op de daarin opgenomen bepalingen ten aanzien van de medebeslissingsprocedure. De instellingen verplichten zich ertoe, deze toezeggingen volledig na te komen overeenkomstig de beginselen van transparantie, controleerbaarheid en doelmatigheid. In dit opzicht moeten de instellingen er bijzonder op letten, dat er vooruitgang wordt geboekt ten aanzien van vereenvoudigingsvoorstellen en tegelijkertijd de Gemeenschapswetgeving wordt nageleefd.
4. De instellingen werken gedurende de gehele procedure loyaal samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen, en aldus indien nodig de weg vrij te maken voor de aanneming van het betrokken besluit in een vroeg stadium van de procedure.
5. Hiertoe werken zij door adequate interinstitutionele contacten samen, om in alle stadia van de medebeslissingsprocedure de voortgang van de werkzaamheden te controleren en de mate van overeenstemming te analyseren.
6. De instellingen verplichten zich, overeenkomstig hun Reglementen van orde, tot de regelmatige uitwisseling van gegevens over de voortgang van de medebeslissingsdossiers. Zij zorgen ervoor, dat hun respectieve arbeidsprogramma's zo veel mogelijk worden gecoördineerd, opdat de procedures op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd. Zij zullen daarom pogen een indicatief tijdschema op te stellen voor de diverse fasen voorafgaand aan de definitieve aanneming van de diverse wetgevingsvoorstellen, terwijl zij ten volle rekening houden met de politieke aard van de besluitvormingsprocedure.
7. De samenwerking tussen de instellingen in het kader van de medebeslissing neemt dikwijls de vorm aan van driepartijenbijeenkomsten ("trialogen"). Dit trialogenstelsel heeft zijn levensvatbaarheid en soepelheid aangetoond, doordat het de mogelijkheden voor een overeenstemming tijdens de eerste en de tweede lezing aanzienlijk heeft doen toenemen en heeft bijgedragen tot de voorbereiding van de werkzaamheden van het Bemiddelingscomité.
8. Deze trialogen vinden meestal plaats in een informeel kader. Zij kunnen in iedere fase van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst in overeenstemming met haar eigen Reglement van orde haar deelnemers aan iedere bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de andere instellingen tijdig van nadere gegevens betreffende de bijeenkomsten in kennis.
9. Voor zover mogelijk, worden alle ter bespreking tijdens een volgende bijeenkomst ingediende ontwerpcompromisteksten vooraf aan alle deelnemers ter beschikking gesteld. Ter vergroting van de transparantie worden trialogen die in het Europees Parlement en de Raad plaats hebben, indien mogelijk aangekondigd.
10. Het voorzitterschap van de Raad streeft ernaar, de vergaderingen van de parlementaire commissies bij te wonen. Het neemt alle verzoeken die het ontvangt, zorgvuldig in overweging, ten einde, indien nodig, gegevens aangaande het standpunt van de Raad te verstrekken.
EERSTE LEZING
11. De instellingen werken loyaal samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen, opdat de besluiten zo mogelijk in eerste lezing kunnen worden aangenomen.
Overeenstemming in de fase van de eerste lezing in het Europees Parlement
12. De nodige contacten worden gelegd om het voeren van de procedure tijdens de eerste lezing te vergemakkelijken.
13. De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en oefent haar recht van initiatief op constructieve wijze uit, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.
14. Wanneer overeenstemming wordt bereikt door informele onderhandelingen tijdens trialogen, doet de voorzitter van het COREPER de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie in een schrijven bijzonderheden toekomen inzake de inhoud van de overeenstemming in de vorm van amendementen op het voorstel van de Commissie. In dit schrijven wordt kennis gegeven van de bereidheid van de Raad, deze resultaten, na juridisch-taalkundige controle, te aanvaarden indien zij door de stemming in de plenaire vergadering worden bevestigd. Een afschrift van het schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.
15. In dit verband moeten wanneer de sluiting van een dossier in eerste lezing op handen is, de gegevens over het voornemen tot overeenstemming te komen, zo spoedig mogelijk beschikbaar worden gesteld.
Overeenstemming in de fase van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad
16. Indien tijdens de eerste lezing in het Europees Parlement geen overeenstemming wordt bereikt, kunnen de contacten worden voortgezet om in de fase van het gemeenschappelijk standpunt tot overeenstemming te komen.
17. De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en oefent haar recht van initiatief op constructieve wijze uit, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.
18. Wanneer in dit stadium overeenstemming wordt bereikt, doet de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie de voorzitter van het COREPER in een schrijven zijn aanbeveling aan de plenaire vergadering toekomen, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zonder amendementen te aanvaarden, mits het wordt bevestigd door de Raad en juridisch-taalkundig wordt gecontroleerd. Een afschrift van het schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.
TWEEDE LEZING
19. In zijn toelichting zet de Raad zo duidelijk mogelijk de redenen uiteen, die hem tot de vaststelling van zijn gemeenschappelijk standpunt hebben geleid. Tijdens de tweede lezing houdt het Europees Parlement zoveel mogelijk met deze redengeving rekening, alsmede met het advies van de Commissie.
20. Alvorens het gemeenschappelijk standpunt te verzenden, tracht de Raad in overleg met het Europees Parlement en de Commissie de datum van verzending te bezien om de grootst mogelijke doelmatigheid van de wetgevingsprocedure tijdens de tweede lezing te waarborgen.
Overeenstemming in de fase van de tweede lezing in het Europees Parlement
21. Met het oog op een beter begrip van elkaars standpunten en een zo spoedig mogelijke voltooiing van de wetgevingsprocedure, zullen de passende contacten worden voortgezet, zodra het gemeenschappelijk standpunt aan het Europees Parlement is toegezonden.
22. De Commissie vergemakkelijkt deze contacten en geeft haar advies, teneinde de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen, met inachtneming van het interinstitutionele evenwicht en de rol die het Verdrag haar toekent.
23. Wanneer door informele onderhandelingen tijdens de trialogen overeenstemming wordt bereikt, doet de voorzitter van het COREPER de voorzitter van de betrokken parlementaire commissie in een schrijven de bijzonderheden toekomen inzake de inhoud van de overeenstemming in de vorm van amendementen op het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. In dit schrijven wordt kennis gegeven van de bereidheid van de Raad, deze resultaten, na juridisch-taalkundige controle, te aanvaarden indien deze door de stemming in de plenaire vergadering worden bevestigd. Een afschrift van dat schrijven wordt aan de Commissie toegezonden.
BEMIDDELING
24. Indien het duidelijk wordt, dat de Raad tijdens de tweede lezing niet alle amendementen van het Europees Parlement zal kunnen aanvaarden en wanneer de Raad bereid is zijn standpunt voor te leggen, zal een eerste trialoog worden georganiseerd. Iedere instelling wijst, in overeenstemming met haar eigen Reglement van orde, haar deelnemers aan iedere bijeenkomst aan en stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast. De Commissie stelt de twee delegaties zo spoedig mogelijk in kennis van haar voornemens met betrekking tot haar advies inzake de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing.
25. De trialogen vinden gedurende de gehele bemiddelingsprocedure plaats, om de nog niet afgedane problemen op te lossen en het bereiken van overeenstemming in het Bemiddelingscomité voor te bereiden. De uitkomsten van de trialogen worden besproken en eventueel goedgekeurd tijdens de bijeenkomsten van iedere instelling.
26. Het Bemiddelingscomité wordt door de voorzitter van de Raad in overeenstemming met de voorzitter van het Europees Parlement en met inachtneming van het Verdrag bijeengeroepen.
27. De Commissie neemt aan de bemiddelingswerkzaamheden deel en neemt alle nodige initiatieven om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad tot elkaar te brengen. Deze initiatieven kunnen bestaan in ontwerpcompromisteksten op de grondslag van de standpunten van het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van de rol die het Verdrag aan de Commissie toekent.
28. Het voorzitterschap van het Bemiddelingscomité wordt door de voorzitter van het Europees Parlement en de voorzitter van de Raad gezamenlijk bekleed. De vergaderingen van het comité worden beurtelings door de medevoorzitters voorgezeten.
29. De data waarop het Bemiddelingscomité vergadert en de agenda worden door de medevoorzitters in onderlinge overeenstemming vastgesteld, opdat het Bemiddelingscomité gedurende de gehele bemiddelingsprocedure doelmatig kan werken. De Commissie wordt over de beoogde data geraadpleegd. Het Europees Parlement en de Raad wijzen passende data voor de bemiddelingswerkzaamheden aan en delen deze aan de Commissie mede.
30. De medevoorzitters kunnen een aantal dossiers op de agenda van elke vergadering van het Bemiddelingscomité plaatsen. Behoudens het hoofdonderwerp ("B-punt"), waarover nog geen overeenstemming is bereikt, kunnen bemiddelingsprocedures over andere onderwerpen worden geopend en/of gesloten zonder dat deze onderwerpen worden besproken("A-punt").
31. Het Europees Parlement en de Raad houden, met inachtneming van de bepalingen van het Verdrag inzake de termijnen, zoveel mogelijk rekening met de eisen van de tijdschema's, met name die betreffende de onderbrekingen van de werkzaamheden van de instellingen en de verkiezingen van het Europees Parlement. In ieder geval dient de onderbreking van de werkzaamheden zo kort mogelijk te zijn.
32. Het Bemiddelingscomité komt beurtelings in de gebouwen van het Europees Parlement en die van de Raad bijeen, opdat de voorzieningen, waaronder de vertolkingsfaciliteiten, gelijkelijk worden gebruikt.
33. Het Bemiddelingscomité beschikt over het voorstel van de Commissie, het gemeenschappelijk standpunt van de Raad en het advies van de Commissie dienaangaande, de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen, het advies van de Commissie over deze amendementen alsmede over een gemeenschappelijk werkdocument van de delegaties van het Europees Parlement en de Raad. Dit werkdocument moet de gebruikers in staat stellen, de desbetreffende thema's gemakkelijk te vinden en er op doelmatige wijze naar te verwijzen. De Commissie dient haar advies in den regel in binnen drie weken na de officiële ontvangst van de uitslag van de stemming van het Europees Parlement en uiterlijk bij de aanvang van de bemiddelingswerkzaamheden.
34. De medevoorzitters kunnen het Bemiddelingscomité teksten ter goedkeuring voorleggen.
35. De overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst wordt vastgesteld tijdens een vergadering van het Bemiddelingscomité of nadien bij briefwisseling tussen de medevoorzitters. Een afschrift van deze briefwisseling wordt aan de Commissie toegezonden.
36. Wanneer het Bemiddelingscomité overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst bereikt, wordt deze tekst, na juridisch-taalkundige afwerking, ter officiële goedkeuring aan de medevoorzitters voorgelegd. In uitzonderlijke gevallen kan een ontwerp voor een gemeenschappelijke tekst, met het oog op de naleving van de termijnen, echter aan de medevoorzitters ter goedkeuring worden voorgelegd.
37. De medevoorzitters zenden de aldus goedgekeurde gemeenschappelijke tekst bij gezamenlijk ondertekende brief door aan de voorzitters van het Europees Parlement en van de Raad. Bereikt het Bemiddelingscomité geen overeenstemming over een gemeenschappelijke tekst, dan stellen de medevoorzitters de voorzitters van het Europees Parlement en van de Raad hiervan bij een gezamenlijk ondertekende brief in kennis. Deze brieven fungeren als notulen. Een afschrift van deze brieven wordt de Commissie ter kennisneming toegezonden. De tijdens de bemiddelingsprocedure gebruikte werkdocumenten zijn, zodra de procedure is gesloten, beschikbaar in het register van iedere instelling.
38. Het secretariaat van het Bemiddelingscomité wordt gezamenlijk gevoerd door het Secretariaat-generaal van het Europees Parlement en het Secretariaat-generaal van de Raad, in samenwerking met het Secretariaat-generaal van de Commissie.
ALGEMENE BEPALINGEN
39. Wanneer het Europees Parlement of de Raad het van wezenlijk belang achten, de in artikel 251 van het Verdrag bedoelde termijnen te verlengen, stellen zij de voorzitter van de andere instelling, alsmede de Commissie hiervan in kennis.
40. Wanneer tijdens de eerste of tweede lezing of tijdens de bemiddeling overeenstemming wordt bereikt, wordt de overeengekomen tekst door de juridisch-taalkundige diensten van het Europees Parlement en de Raad, in nauwe samenwerking en in onderlinge overeenstemming, afgewerkt.
41. Wanneer een tekst is overeengekomen, worden hierin geen wijzigingen aangebracht zonder dat het Europees Parlement en de Raad hiermee op het vereiste niveau uitdrukkelijk hebben ingestemd.
42. Bij de vaststelling van de definitieve versie wordt naar behoren rekening gehouden met de verschillende procedures van het Europees Parlement en de Raad, met name ten aanzien van de termijnen voor de beëindiging van de interne procedures. De instellingen verplichten zich ertoe, de voor de juridisch-taalkundige afwerking van de besluiten bepaalde termijnen, niet te gebruiken om de besprekingen over de inhoudelijke vraagstukken te heropenen.
43. Het Europees Parlement en de Raad komen tot overeenstemming over de gemeenschappelijke presentatie van de teksten die deze instellingen gezamenlijk hebben opgesteld.
44. Voor zover mogelijk, verplichten de instellingen zich ertoe, wederzijds aanvaardbare standaardzinnen op te nemen in de in het kader van de medebeslissing aangenomen besluiten, met name ten aanzien van de bepalingen inzake de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden (overeenkomstig het 'comitologie'-besluit(2)), de inwerkingtreding, omzetting en toepassing van besluiten, en de eerbiediging van het recht van initiatief van de Commissie.
45. De instellingen streven ernaar, een gezamenlijke persconferentie te houden om het welslagen van de wetgevingsprocedure tijdens de eerste en tweede lezing of in het kader van de bemiddeling aan te kondigen. Zij streven er eveneens naar, gezamenlijke persmededelingen uit te geven.
46. Nadat het Europees Parlement en de Raad het wetgevingsbesluit volgens de medebeslissingsprocedure hebben aangenomen, wordt het de voorzitter van het Europees Parlement, de voorzitter van de Raad alsmede de secretarissen-generaal van deze instellingen ter ondertekening voorgelegd.
47. De voorzitters van het Europees Parlement en de Raad ontvangen de tekst ter ondertekening in hun eigen taal en ondertekenen de tekst voor zover mogelijk samen tijdens een gezamenlijke plechtigheid, die iedere maand wordt georganiseerd om belangrijke besluiten in aanwezigheid van de media te tekenen.
48. De gezamenlijk ondertekende tekst wordt verzonden ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. De bekendmaking volgt in den regel binnen twee maanden na de aanneming van het wetgevingsbesluit door het Europees Parlement en de Raad.
49. Wanneer een van de instellingen een schrijffout of kennelijke fout vaststelt in een tekst (of in een van de taalversies daarvan), stelt zij de andere instellingen hiervan onmiddellijk in kennis. Wanneer deze fout een nog niet door het Europees Parlement of de Raad aangenomen besluit betreft, stellen de juridisch-taalkundige diensten van het Europees Parlement en de Raad in nauwe samenwerking het vereiste corrigendum op. Wanneer de fout daarentegen een reeds door een van deze of beide instellingen aangenomen, al dan niet bekendgemaakt besluit betreft, stellen het Europees Parlement en de Raad in onderlinge overeenstemming een volgens hun respectieve procedures opgestelde rectificatie vast.
Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 184 van 17.7.1999, blz.23). Besluit gewijzid bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 27.7.2006, blz.11).