Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2236(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0088/2007

Ingediende teksten :

A6-0088/2007

Debatten :

PV 22/05/2007 - 7
CRE 22/05/2007 - 7

Stemmingen :

PV 23/05/2007 - 5.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0203

Aangenomen teksten
PDF 174kWORD 96k
Woensdag 23 mei 2007 - Straatsburg
Handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie
P6_TA(2007)0203A6-0088/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 23 mei 2007 over de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie (2006/2236(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 13 december 2001 over de bijeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie in Qatar(1), 3 september 2002 over handel en ontwikkeling in dienst van de uitroeiing van de armoede(2), 30 januari 2003 over de honger in de wereld en de opheffing van de belemmeringen voor de handel met de armste landen(3), 15 mei 2003 over capaciteitsopbouw in de ontwikkelingslanden(4), 4 september 2003 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over handel en ontwikkeling en de bijstand voor de ontwikkelingslanden om hun handel in hun voordeel te gebruiken(5), 25 september 2003 over de 5de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Cancún(6), 24 februari 2005 over de beleidsvoering tegen honger en armoede(7), 12 mei 2005 tot beoordeling van de Doha-ronde in het licht van het besluit van 1 augustus 2004 van de algemene raad van de Wereldhandelsorganisatie(8), 6 juli 2005 over de wereldwijde oproep tot actie: laat armoede tot het verleden behoren(9), 1 december 2005 over de voorbereidselen voor de 6de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong(10), 4 april 2006 tot beoordeling van de Doha-ronde tegen de achtergrond van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong(11), 1 juni 2006 over handel en armoede: uitwerking van vormen van handelsbeleid om het zo veel mogelijk te laten bijdragen in de strijd tegen de armoede(12), 6 juli 2006 over eerlijke handel en ontwikkeling(13) en 7 september 2006 over de opschorting van de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha(14),

–   gezien de mededelingen van de Europese Commissie : "Sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling te bereiken - de bijdrage van de Europese Unie" (COM(2005)0132); "Sneller vorderingen boeken om de ontwikkelingsdoelstellingen van het Millennium te bereiken - financiering met het oog op de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp (COM(2005)0133); "Samenhang in het ontwikkelingsbeleid - sneller vorderingen boeken om de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkelingshulp te bereiken" (COM(2005)0134); "Ontwikkelingsfinanciering en effectiviteit van de hulp - uitbreiding van de EU-hulp 2006-2010" (COM(2006)0085) en "EU-bijstand : meer, beter en sneller helpen" (COM(2006)0087),

–   gezien de gezamenlijke verklaring van de Raad, het Europees Parlement en de Commissie over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: de Europese consensus(15),

–   gezien de conclusies van 12 december 2005 en 16-17 oktober 2006 van de Raad algemene zaken en buitenlandse betrekkingen,

–   gezien de ministeriële verklaring van 14 november 2001 op de vierde zitting van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Doha(16),

–   gezien de ministeriële verklaring van 18 december 2005 op de zesde zitting van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong(17),

–   gezien de millenniumverklaring van 8 september 2000 van de Verenigde Naties(18), die de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling bekend maakt, in de vorm van gezamenlijk vastgelegde doelstellingen van de internationale gemeenschap om de armoede uit te roeien,

–   gezien de verslagen 2005 en 2006 van de Verenigde Naties over de millenniumdoelstellingen voor de ontwikkeling,

–   gezien de verslagen van de werkgroepen van de Verenigde Naties voor het millenniumproject,

–   gezien het communiqué van 8 juli 2005 van de groep van acht (G8) in Gleneagles,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van zijn Commissie internationale handel en het advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0088/2007),

A.   overwegende dat een evenwichtig en gereglementeerd multilateraal handelsbestel van levensbelang is voor de mogelijkheden van de ontwikkelingslanden om aan de internationale handel deel te nemen en deze in hun voordeel te gebruiken,

B.   overwegende dat het aandeel van de minst ontwikkelde landen in de wereldhandel de laatste 40 jaar van 1,9% tot minder dan 1% afgenomen is, ondanks de uitbreiding van bilaterale tol- en quotavrije toegangsregelingen voor hun producten in de laatste jaren (waarvan de grootste het initiatief "alles behalve wapens" van de Gemeenschap is),

C.   overwegende dat economische groei en integratie van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie één van de voornaamste voorwaarden is om de uitroeiing van de armoede als streefdoel te bereiken tegen de achtergrond van duurzame ontwikkeling en verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen,

D.   overwegende dat vrede en de gemeenschappelijke en universele waarden van eerbiediging en verdediging van de rechten van de mens, de fundamentele vrijheden, goed bestuur, democratisering en de rechtstaat van wezenlijk belang voor de ontwikkelingslanden zijn, zowel om de armoede te kunnen verminderen als de voordelen te verkrijgen die ruimere handelsmogelijkheden kunnen bieden,

E.   overwegende, zoals opgemerkt in de Europese consensus over het ontwikkelingsbeleid, dat de Gemeenschap door haar eigen ervaringen en uitsluitende bevoegdheid voor het handelsverkeer relatief in het voordeel is bij de hulpverlening aan partnerlanden om de handel in de nationale ontwikkelingstrategieën te integreren en regionale samenwerking te ondersteunen,

F.   overwegende dat de verklaring van de zesde ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong stelt dat handelsgebonden hulp bedoeld is om de ontwikkelingslanden, vooral de minst ontwikkelde landen, de capaciteit aan de aanbodzijde en de handelsgerichte infrastructuur te helpen opbouwen die ze nodig hebben om de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie te kunnen uitvoeren en er voordeel uit te halen, en in ruimere zin om hun handelsverkeer uit te breiden,

G.   overwegende dat globalisering een voortdurende en niet tegen te houden ontwikkeling is die mogelijkheden en uitdagingen in zich bergt, maar ook het gevaar van marginalisering van bepaalde landen, vooral de armste, en marginalisering van de kwetsbaarste groepen in de betreffende landen, vooral als er grote inkomensverschillen in en tussen de verschillende landen blijven bestaan en een toenemend aantal mensen in armoede leeft,

Argumenten voor handelsgebonden hulpverlening en de drie doelmatigheidsvoorwaarden: betere toegang tot de markten, gezonde binnenlandse beleidsvoering, en ruimere en doeltreffendere handelsgebonden hulpverlening

1.   benadrukt dat vrijmaking van het handelsverkeer één van de doeltreffendste prikkels voor economische groei is, en onmisbaar is om de armoede te verminderen en economische groei en werkgelegenheid in het voordeel van de armen te vorderen, en een belangrijke katalysator voor duurzame, wereldwijde ontwikkeling vormt;

2.   stelt wel met nadruk dat vrijmaking van de handel op zich geen voldoende voorwaarde is om het handelsverkeer in dienst van de ontwikkeling te regelen en de armoede te verminderen - een ingewikkeld en multidimensioneel probleem waarvoor geen eenvoudige oplossingen bestaan;

3.   onderstreept dat in veel ontwikkelingslanden het binnenlands beleid "behind the border" en gebrekkige economisch en investeringsomstandigheden een krachtige rem vormen op de mogelijkheden om de voordelen van de ruimere kansen in het handelsverkeer te benutten; merkt dan ook op dat economische groei en handel de armoede niet kunnen verminderen zonder de nodige aanvullende nationale beleidsmaatregelen, zoals herverdeling en sociaal beleid en daadwerkelijke verbetering van de mogelijkheden tot goed bestuur;

4.   meent dat zonder vooruitgang in de bestuurspraktijk alle andere hervormingen maar een beperkte weerslag kunnen hebben; benadrukt dat effectieve staten, meer bepaald die welke in staat zijn om de rechten van de mens te verdedigen en te beschermen en hun bevolking de nodige dienstverlening en een gunstig klimaat voor ondernemerschap en groei te bieden, de grondslag van de ontwikkeling vertegenwoordigen; meent dat verbeteringen in het bestuur, met inbegrip van democratie, weliswaar op de allereerste plaats onder de verantwoordelijkheid van het betreffende land vallen, maar dat handelsgebonden hulpverlening zowel gebruikt kan worden om goed bestuur te ondersteunen als om te voorkomen dat het ondermijnd wordt, door steun te verlenen voor brede nationale strategieën voor capaciteitsopbouw en ruimere participatie, en door versteviging van instellingen die de transparantie en verantwoordelijkheid verbeteren;

5.   meent dat verantwoordelijkheid wederkerig is en dat de principes van milieuvriendelijke en duurzame ontwikkeling, bescherming van sociale rechten en de rechten van de mens en goed bestuur evenzeer op de industrie- als op de ontwikkelingslanden van toepassing zijn en dan ook in alle onderdelen van de EU-benadering van de handelsgebonden hulpverlening geïntegreerd moeten worden;

6.   komt tot de slotsom dat, willen de ontwikkelingslanden de mogelijkheden van de handelsliberalisering volledig benutten, de toegang tot de markten, vooral in hun meest competitieve bedrijfstakken, moet worden aangevuld met zowel gezonde politieke hervormingen op binnenlands vlak als met een eerlijk internationaal handelsbestel, dat aanzienlijk ruimere en doeltreffendere handelsgebonden hulpverlening omvat;

7.   benadrukt dat handelsgebonden hulpverlening geen universeel wondermiddel vormt maar wel degelijk nodig is om zowel de potentiële voordelen uit de internationale handel te halen als mogelijke kosten daarvan te matigen; meent dat handelsgebonden hulpverlening pas als succesvol te beschouwen is als producenten en handelaars in de ontvangende landen er rechtstreeks economisch voordeel van ondervinden;

8.   wijst erop dat handel, samen met de productiecapaciteit meer in het algemeen, de laatste 10 tot 15 jaar in de hulpprogramma's enigszins is verontachtzaamd ten gunste van een nadruk op aanzienlijke inspanningen tot directe armoedebestrijding, die niet altijd het meest effectieve middel voor betekenisvolle armoedevermindering op langere termijn zijn; is daarom van oordeel dat initiatieven voor handelsgebonden hulpverlening een unieke kans bieden om de wederzijdse argwaan tussen handel en hulpverlening te overstijgen; acht het dan ook om het evenwicht te herstellen en duurzame lange termijn productiepatronen te vinden die de armoede kunnen helpen verminderen, absoluut noodzakelijk om speciale aandacht aan de integratie van handel en ontwikkelingstrategieën te besteden;

9.   erkent dat ontwikkeling niet alleen economische ontwikkeling betekent, maar ook ontwikkeling op terreinen als gezondheid, onderwijs, rechten van de mens, milieubescherming en politieke vrijheid, maar meent dat die waarden niet verzekerd kunnen worden zonder economische ontwikkeling, die de nodige middelen opbrengt;

10.   hoopt dat handelsgebonden hulpverlening voor de ontvangende ontwikkelingslanden de hefboom kan vormen die ze in staat stelt om een proces van economische "zuid-zuid" integratie op gang te brengen, dat totnogtoe ontbreekt;

11.   spoort de Europese Unie aan om alle verplichtingen na te komen die ze tijdens de Doha-ronde tegenover de minst ontwikkelde landen aangegaan is, door het ontwikkelingspakket zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen en haar exportsubsidies vóór 2013 op te heffen; onderstreept dat de Europese Unie de andere lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie er toe moet aanzetten om ook hun verplichtingen tegenover de minst ontwikkelde landen na te komen;

Gezamenlijke Europese strategie 2007 voor handelsgebonden hulpverlening

12.   verheugt zich over de consensus die zich in de conclusies van 16 en 17 oktober 2006 van de Raad algemene zaken en externe betrekkingen aftekent, en die het krachtig ondersteunt, dat er omvangrijker en doelmatiger handelsgebonden hulpverlening nodig is om alle ontwikkelingslanden, vooral de minst ontwikkelende landen, de mogelijkheid te geven om zich beter in het multilateraal en gereglementeerd handelsbestel te integreren en doelmatiger gebruik van het handelsverkeer te maken in hun streven naar de overkoepelende doelstelling van uitroeiing van de armoede in het kader van duurzame ontwikkeling;

13.   acht het van het grootste belang dat het zelf, naar het voorbeeld van de Europese consensus inzake ontwikkeling, zo veel mogelijk bij de opstelling en goedkeuring van de gezamenlijke Europese strategie 2007 voor handelsgebonden hulpverlening betrokken wordt;

14.   stelt dat de gezamenlijke Europese strategie 2007, ten eerste, de algemene beginselen voor de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie moet vastleggen, ten tweede, een arbeidsprogramma met specifieke aanbevelingen moet opstellen, die de Europese Unie te verwezenlijken heeft, en uiteindelijk de doelstelling van 2 miljard EUR voor handelsgebonden bijstand tegen 2010 moet verbeteren en doelmatiger handelsgebonden hulp moet verlenen, ten derde, de uitvoeringsbepalingen voor coördinatie en daadwerkelijke verwezenlijking van de handelsgebonden hulpverlening op de verschillende niveaus in overeenstemming met de aanbevelingen van de werkgroep van de Wereldhandelsorganisatie moet uitwerken, en ten laatste, werkwijzen voor betere doorzichtigheid, begeleiding en toezicht moet vastleggen;

Omvang en afbakening van handelsgebonden hulpverlening

15.   stelt vast dat één van de meest omstreden aspecten van de handelsgebonden hulpverlening juist haar afbakening is, aangezien de term voor een bijzonder brede waaier aan handelsgebonden steunmaatregelen voor de ontwikkelingslanden gebruikt wordt;

16.   herinnert eraan dat handelsgebonden hulpverlening zoals omschreven door de commissie ontwikkelingshulp (DAC) van de OESO en vastgelegd in de gegevensbank van de commissie ontwikkelingshulp/ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) van de Wereldhandelsorganisatie, traditioneel in twee grote categorieën uiteenvalt : handelsbeleid en -reglementering, en ontwikkeling van het handelsverkeer, waarbij onder de laatste categorie ook verstaan wordt steunverlening door de privé-sector, en in mindere mate belemmeringen aan de aanbodzijde alsook enige aanpassingsteun;

17.   merkt nadrukkelijk op dat de werkgroep handelsgebonden hulpverlening van de Wereldhandelsorganisatie (WTO AfT TF) de twee bestaande categorieën met drie verdere aangevuld heeft : handelsgebonden aanpassingen, handelsgebonden infrastructuur en productiecapaciteit;

18.   stelt vast dat de drie nieuwe categorieën in de handelsgebonden hulpverlening gedeeltelijk met de bestaande twee samenvallen en daardoor het gevaar lopen dat ze niet van de algemene ontwikkelingsamenwerking te onderscheiden zijn, zodat ze niet onder de bestaande kwantitatieve doelstellingen van de Europese Commissie of toezeggingen van de lidstaten kunnen vallen zolang er geen internationale overeenstemming over hun definitie is, omdat voor het "ruimere" terrein van de handelsgebonden hulpverlening het gevaar van onduidelijke rapportering en dubbele tellingen dreigt ;

19.   denkt wel dat de drie bijkomende categorieën zoals voorgesteld in de ruime en breed opgezette definitie van de werkgroep handelsgebonden hulpverlening van de Wereldhandelsorganisatie in die zin waardevol zijn dat ze de omvangrijke handelsgebonden behoeften van de ontwikkelingslanden weergeven en daarom in ontwikkelings- en armoedebestrijdingstrategieën voor de afzonderlijke landen te gebruiken zijn, teneinde ervoor te zorgen dat alle handelsgebonden prioriteiten van enige betekenis erin opgenomen worden; meent dat nu de beslissende uitdaging - en gelegenheid - erin bestaat om een samenhangende reeks hulpmiddelen te ontwerpen die er samen op gericht zijn om bijstand te kanaliseren, die ontwikkelingslanden helpt om zich met voordeliger handelsactiviteiten bezig te houden en daarmee de economische groei en armoedevermindering te bevorderen en de ontwikkeling aan te drijven;

20.   beveelt complete procedures op landenniveau met ondersteuning van de juiste institutionele structuren aan, die binnenlandse instanties, de bevoegde ministeries, zoals de ministeries van Handel (die traditioneel maar een beperkte invloed op de binnenlandse beleidsvorming gehad hebben), parlementsleden, vakbonden, NGO's, de donorinstanties; en de privé sector verenigen, als vertrekpunt voor de inventarisering van de echte behoeften en prioriteiten in de handelsgebonden hulpverlening, uitwisseling van informatie en politieke dialoog;

21.   merkt op dat de initiatieven voor handelsgebonden hulpverlening meer aandacht aan de cruciale deelname van de privé sector moeten besteden, vooral de KMO's, vakbonden en het maatschappelijk middenveld, zowel bij de inventarisering van de behoeften als de daadwerkelijke hulpverlening, zodat de handelsgebonden hulpverlening beter voor de oprichting en uitbouw van ondernemingen en het werkelijk creëren van goede banen kan zorgen die tegen de concurrentie op de internationale markten opgewassen zijn en ze weten te bereiken; wijst er verder op dat handelsgebonden hulpverlening voor een deel ook op eerlijke handel gericht moet zijn, in overeenstemming met paragraaf 19 van zijn resolutie over eerlijke handel en ontwikkeling;

Verder dan de reikwijdte, binnen de doelstelling: betekenis van de ruimere agenda voor handelsgebonden hulpverlening

22.   benadrukt dat de Europese Unie, ongeacht de juiste definitie van de handelsgebonden hulpverlening, op betekenisvolle wijze haar medewerking aan de ruimere agenda voor handelsgebonden hulp moet verlenen;

Handelsgebonden aanpassingen

23.   stelt vast dat handelsgebonden aanpassingen in de verklaring van de ministerconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hongkong weliswaar niet uitdrukkelijk genoemd worden, maar als belangrijk onderdeel van de ruimere agenda voor handelsgebonden hulpverlening te beschouwen zijn; herinnert er daarbij aan dat de speciale werkgroep handel voor het millenniumproject van de Verenigde Naties een tijdelijk fonds voor handelsgebonden hulpverlening voorstelt, terwijl de Europese commissaris voor de handel zelf (op 4 februari 2005) de oprichting van een speciaal aanpassingsfonds voor de handel voorgesteld heeft, om "de armen te helpen om doeltreffender handel te drijven en de sociale kosten van de aanpassing op te vangen";

24.   stelt vast dat aanpassingen in het belang van de handel een breed spectrum omvatten en hoofdzakelijk omvatten: ten eerste, de kosten van de afbouw van preferenties, vooral van belang voor landen die afhankelijk zijn van de uitvoer van textielwaren en landbouwproducten; ten tweede, het verlies van inkomsten uit douanerechten, en ten derde, kosten als gevolg van stijgende voedselprijzen, die waarschijnlijk de landen zullen treffen die netto invoerders van levensmiddelen zijn en waar voornamelijk de armste bevolkingslagen van te lijden zullen hebben;

25.   benadrukt dat de bijkomende kosten om aan de kwaliteitsnormen voor producten te kunnen voldoen, o.a. met sanitaire en fytosanitaire maatregelen, en de kosten om de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie uit te voeren, zoals de handelsgebonden investeringsmaatregelen (Trim), handelsgebonden aspecten van intellectuele eigendomsrechten (Trip) en de algemene overeenkomst over de handel in diensten (Gats), die telkens goed doordachte veranderingen in de beleidsvoering en wetgeving vergen, dikwijls als aanpassingskosten beschouwd worden, maar ook in de categorie "handelsbeleid en -reglementering" van de handelsgebonden hulpverlening vallen; stelt vast dat kosten die met productiefactoren samenhangen, zoals die om korte perioden van werkloosheid te overbruggen en een nieuw beroep te leren, door sommige deskundigen ook bij de handelsgebonden aanpassingskosten gerekend worden;

26.   wijst erop dat ondersteuning van de betalingsbalans een algemeen hulpmiddel in het ontwikkelingsbeleid is dat ook kan en moet gebruikt worden om de aanpassingskosten te bestrijden;

27.   benadrukt het bijzondere belang van de aanpassingskosten in de Europese partnerschapsovereenkomsten (EPO);

28.   onderkent de toenemende bezorgdheid in de ACS-landen over de leveringsmethoden en effectiviteit en kwaliteit van de door de EG verstrekte handelsgerelateerde steun voor economische aanpassingsprogramma's;

29.   benadrukt dat handelsgebonden aanpassingen niet als eenvoudige compensatie te begrijpen zijn die betaald moet worden voor de afbouw van preferenties of de ruimere gevolgen van de liberalisering, maar als een methode om de moeilijke overgang naar een sterker geliberaliseerde omgeving te vergemakkelijken;

30.   denkt dat aanpassingsbijstand in antwoord op abrupte veranderingen in het handelspatroon onontbeerlijk is om een vrijer handelsverkeer gemakkelijker te laten aanvaarden, want bij ontstentenis van aanpassingsbijstand en sociale opvangnetten zal de liberalisering van de handel weerstand oproepen of ongedaan gemaakt worden; meent dat de mogelijkheden van de Europese Unie om handelsgebonden hulpverlening te bekostigen en uit te voeren in dat opzicht een veel diepgaander inzicht in de aanpassingsprocessen vergen die de werknemers, verbruikers, ondernemingen en overheden in de ontwikkelingslanden door de liberalisering van de handel ondergaan;

31.   wijst erop dat het handelsintegratiemechanisme van het Internationaal Muntfonds (IMF), dat in 2004 ontworpen is om landen die moeilijkheden in de betalingsbalans ondervinden, de gevolgen van de handelsliberalisering te helpen dragen, aan de gebruikelijke beleidsvoorschriften en leningsvoorwaarden van het IMF onderworpen is en daarom wellicht niet in aanmerking komt voor landen die al een zware schuldenlast torsen en/of geen IMF-programma wensen; stelt met bezorgdheid vast dat het hier om het enig mechanisme voor specifiek handelsgebonden aanpassing gaat dat op multilateraal niveau beschikbaar is en dat er op dit ogenblik nog maar 3 landen gebruik van gemaakt hebben, namelijk Bangladesh, de Dominicaanse Republiek en Madagaskar;

32.   beveelt de Europese Commissie en de lidstaten aan om, bij gebrek aan nieuwe multilaterale werkwijzen om handelsgebonden aanpassingskosten te bestrijden, ten eerste, de draagwijdte, uitwerking en doelmatigheid van de huidige hulpverlening na te gaan, met bijzondere aandacht voor kwantitatieve evaluatie - zowel beschrijvend als analytisch - van de weerslag van de hulpverlening; beveelt de Europese Commissie aan om geschikte methoden aan te wenden om na te gaan op welke manier individuele projecten bevorderlijk geweest zijn voor de handel en economische ontwikkeling, om handelsgebonden aanpassingen te kunnen ondersteunen, en daarnaast binnen de grenzen van de gezamenlijke Europese strategie 2007 voor handelsgebonden hulp gerichte aanbevelingen uit te werken; ten tweede, zich in te zetten voor een nieuw handelsintegratiemechanisme van de internationale financiële instellingen (IFI), dat zowel naar middelen als doelstellingen ruimer opgevat is en waar ruimer gebruik van gemaakt kan worden, en ten derde, wat de lidstaten betreft, in hun eigen nationale en regionale programma's concrete initiatieven uit te werken om de aanpassingskosten te bestrijden, vooral kosten die, zoals de afbouw van preferenties, op de eerste plaats tussen de begunstigden en verleners van preferenties geregeld moeten worden, en kosten die met het handelsintegratiemechanisme van het Internationaal Muntfonds niet goed of volledig te bestrijden zijn;

33.   vraagt de Europese Commissie om de begrotingslijnen die voor financiering van hulpverlening bij handelsgebonden aanpassingen in aanmerking komen, duidelijker te omschrijven en zich in dat perspectief een oordeel te vormen over mogelijke tekortkomingen in de huidige structuur van de EU-begroting;

34.   wijst nadrukkelijk op het belang van hulpverlening voor de uitbouw van infrastructuur als belangrijke factor voor de consolidatie van nationale en regionale markten en om exportgeleide groei te stimuleren;

Infrastructuur

35.   vraagt de Europese Commissie, de lidstaten en de Europese Investeringsbank om een duidelijk overzicht van de lopende hulpverlening en geplande initiatieven met een duidelijk onderdeel handelsinfrastructuur op te stellen ; vraagt daarbij grootschaliger optreden van de kant van de Europese Investeringsbank aan de hand van een meerjarenplan om infrastructuur als wegverbindingen, het spoorwegnet, informatie- en communicatietechnologie, lucht- en zeehavens te financieren;

36.   dringt bij de Europese Commissie op gerichte voorstellen aan om de aanbevelingen van de werkgroep handelsgebonden hulpverlening van de Wereldhandelsorganisatie te concretiseren in aangelegenheden die misschien buiten het bereik van enger omschreven handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie vallen, meer in het bijzonder opbouw van productiecapaciteit, handelsgebonden infrastructuur en de uitdagingen naar aanleiding van de aanpassingen die de liberalisering van het handelsverkeer vergt;

Andere aanverwante kwesties
Regionale integratie en zuid-zuid-handel

37.   denkt dat regionale handelsovereenkomsten (RTA) tussen ontwikkelingslanden en/of industrie- en ontwikkelingslanden een doelmatig middel vormen om de deelname van de ontwikkelingslanden in de wereldeconomie te bewerkstelligen;

38.   ziet de aanzienlijke toegevoegde waarde van zuid-zuid-initiatieven in, die aan de hand van gedeelde ervaringen verspreiding geven aan de beste beleidspraktijken om het handelsverkeer te bevorderen, en verwacht dat de gezamenlijke Europese strategie 2007 voor handelsgebonden hulpverlening gerichte maatregelen voorstelt om dergelijke initiatieven te ondersteunen;

39.   benadrukt dat regionale en zuid-zuid-integratie krachtige hulpmiddelen kunnen vormen om de handel als hefboom voor ontwikkeling te gebruiken, aangezien ze voor grotere efficiëntie en competitiviteit kunnen zorgen, schaalvoordelen kunnen bieden, een aantrekkelijke omgeving voor directe buitenlandse investeringen tot stand kunnen brengen, meer onderhandelingsmacht kunnen geven en vrede en veiligheid kunnen helpen verstevigen;

40.   stelt vast dat regionale of grensoverschrijdende behoeften aan handelsgebonden hulpverlening in de programmeringspraktijk, die op afzonderlijke landen gericht is, dikwijls te weinig in aanmerking genomen worden; vraagt van de Europese Commissie, de lidstaten en de internationale financiële instellingen dan ook doelgerichte aanbevelingen om de bestaande werkwijzen te verbeteren en daarmee tegemoet te komen aan de regionale en grensoverschrijdende behoeften aan handelsgebonden hulpverlening, o.a. ook hulpverlening die specifiek voor regionale integratie bestemd is;

Landbouw

41.   stelt vast dat landbouw in de meeste ontwikkelingslanden de voornaamste bron van inkomsten en werkgelegenheid blijft en benadrukt dan ook de functie van handelsgebonden hulpverlening om de ontwikkelingslanden de uitdagingen tegemoet te helpen treden die hun landbouwsector onder ogen moet zien, vooral voor producten als suiker, katoen en bananen;

Diensten

42.   denkt dat de Europese Unie haar handelsgebonden hulp tot nog toe betrekkelijk weinig op de dienstensector gericht heeft, wat niet in overeenstemming met het belang van de diensten in de wereldhandel is; benadrukt daarom dat doelgerichte sturing van openbare ontwikkelingshulp (ODA) en de middelen voor handelsgebonden hulpverlening in de richting van de dienstensector van essentieel belang is om de mogelijkheden van de ontwikkelingslanden uit te bouwen om hun dienstensector te beheren en te reglementeren, diensten uit te voeren, en aan de reglementeringen en andere voorwaarden van de OESO-landen op het vlak van dienstverlening te voldoen; benadrukt ook dat de ontwikkelingslanden van financieringsmiddelen en juridische en technische deskundigheid voorzien moeten worden om ze in staat te stellen om op internationaal vlak voor hun economische belangen op te komen;

Arbeids- en milieunormen

43.   benadrukt dat speciale bijstand voor de invoering van een wetgeving die voor daadwerkelijke inachtneming van de essentiële arbeidsnormen volgens de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie zorgt, en ook een degelijke en doeltreffende milieuwetgeving, een noodzakelijk onderdeel van de agenda voor handelsgebonden hulpverlening vormt;

Eerlijke handel

44.   wenst speciale aandacht voor initiatieven die er zich het best toe lenen om de armoede te verminderen en voor duurzame ontwikkeling te zorgen, o.a. projecten voor eerlijke handel en initiatieven om de deelname van de vrouw in het arbeidsleven te stimuleren;

45.   benadrukt dat de handelsgebonden hulpverlening bij de uitbouw van productiecapaciteit ook pogingen moet ondersteunen om kleine en achtergestelde producenten aan het handelsverkeer te laten deelnemen, producentenverenigingen en hun representatieve structuren op te richten, de toegang tot handelskrediet te verbeteren, en rechtstreeks contact tussen producent en verbruiker te leggen, omdat deze in de bestaande initiatieven voor eerlijke handel de beste praktijk vertegenwoordigt;

46.   denkt dat de totstandbrenging van handelscapaciteit die binnen het bereik van de handelsgebonden hulpverlening valt, vergezeld moet gaan van doelmatiger pogingen om voor degelijke vergoeding van de producenten te zorgen; herinnert daarbij aan het belang van inspraak van de producenten bij de prijsbepaling, zoals beoogd in het repertorium bij de overeenkomst van Cotonou;

Beginselen van de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie

47.   beklemtoont dat de gezamenlijke Europese strategie 2007 voor handelsgebonden hulpverlening de volgende algemene princiepen moet vastleggen:

   Ratio en geografisch bereik
   a) handelsgebonden hulpverlening is geen wondermiddel voor ontwikkeling maar wel een noodzakelijke aanvulling op liberalisering van het handelsverkeer en binnenlands-politieke hervormingen die de ontwikkelingslanden zelf doorvoeren, en op de nodige soepelheid van de kant van de Wereldhandelsorganisatie;
   b) succesvolle handelsgebonden hulpverlening vergt doelmatige integratie van de handels- en ontwikkelingstrategie;
   c) de handelsgebonden hulpverlening moet voorrang geven aan de armste en kwetsbaarste ontwikkelingslanden;
   Ontwikkelingsagenda van Doha
   d) handelsgebonden hulpverlening vervangt niet de onderhandelingen over de ontwikkelingsagenda van Doha en de voordelen van betere toegang tot de markten voor de ontwikkeling, maar het is er een waardevolle en noodzakelijke aanvulling op, die de ontwikkelingsdimensie van de agenda van Doha moet helpen onderlijnen door de ontwikkelingslanden, vooral de armste, bijstand te verlenen om de overeenkomsten van de Wereldhandelsorganisatie uit te voeren en er voordeel uit te halen, en, in ruimer perspectief, door ze hun handelsverkeer te helpen uitbreiden; handelsgebonden hulpverlening is geen onderdeel van de eenmalige procedure voor de ontwikkelingsagenda van Doha maar een noodzaak op zich, die losstaat van de vooruitgang in de Doha-ronde;
   e) er moet met spoed ruimere en doelmatiger handelsgebonden hulp verleend worden, ongeacht de afsluiting van de Doha-ronde;
   f) handelsgebonden hulpverlening kan niet van enig onderhandelingsresultaat afhankelijk gemaakt of als compensatie voor ontzegging van toegang tot de markt gebruikt worden;
   Toezeggingen voor meer handelsgebonden hulpverlening en haar uitvoering
   g) de toename van de handelsgebonden hulp moet in verhouding tot de omvang van de zichtbare uitdagingen staan, planmatig en stabiel zijn en een aanvulling op de bestaande ontwikkelingshulp vormen - maar deze niet vervangen;
   h) sterkere samenhang met de verschillende onderdelen van het buitenlands beleid, vooral handels- en ontwikkelingsbeleid, en grotere wederzijdse complementariteit en betere afstemming, stroomlijning en coördinatie van de procedures, zowel tussen de Europese Unie en haar lidstaten als in de betrekkingen met en tussen andere geldschieters zijn van wezenlijk belang om de degelijkheid en doelmatigheid van de handelsgebonden hulpverlening te verzekeren;
   i) de hulpaanspraken van een land zijn essentieel: handelsgebonden hulp moet zich naar de begunstigde partij richten en integraal deel van de eigen economische en ontwikkelingstrategieën van de ontwikkelingslanden uitmaken en aan de behoeften van de privé-sector en het maatschappelijk middenveld, met inbegrip van de beweging voor eerlijke handel, beantwoorden;
   j) handelsgebonden hulp moet aan de hand van een gedifferentieerde benadering verleend worden, die van specifieke ontwikkelingsachtergronden en -behoeften uitgaat, zodat de begunstigde landen of streken, en vooral hun privé sector en maatschappelijk middenveld, doelgerichte, op maat gesneden bijstand krijgen die van hun eigen behoeften, strategieën, prioriteiten en waardevolle mogelijkheden uitgaat;
   k) gezien het regelmatig terugkerend probleem dat eigen behoeftebepaling door de ontwikkelingslanden ontbreekt, in een aantal gevallen door gebrek aan eigen mogelijkheden, moet de handelsgebonden hulpverlening de ontwikkelingslanden helpen om hun handelsbeleid zelf in handen te nemen, te ontwerpen en uit te voeren, als integraal deel van hun eigen economische en ontwikkelingstrategie; handelsgebonden hulpverlening moet ook zodanig ontworpen worden dat ze zich op de specifieke uitdagingen voor de ontwikkeling richt, op aanwijzing van de begunstigde partijen, en van nabij op de eigen prioriteiten, werkwijzen en structuren van het land in kwestie afgestemd zijn;
   l) een centraal gegeven in handelsgebonden hulpverlening en voor de doeltreffendheid van de hulp is dat de financiering tijdig en planmatig ter beschikking gesteld wordt; volgens de beginselen van de verklaring van Parijs moeten de ontvangende landen op wezenlijke en planmatige hulpverlening over meerdere jaren kunnen rekenen; handelsgebonden hulpverlening moet dan ook op tijd ter beschikking staan om de prioriteiten op zowel korte als lange termijn te kunnen behandelen, en idealiter op de eigen programmeringscyclus van het ontvangende land of gebied afgestemd zijn;

Uitbreiding van handelsgebonden hulpverlening

48.   herinnert eraan dat de Europese Unie en haar lidstaten op de ministerconferentie van Hongkong samen plechtig beloofd hebben om hun gezamenlijke handelsgebonden hulp tot 2 miljard euro op te trekken; merkt op dat de plechtige belofte aan de hand van de traditionele categorieën in de handelsgebonden hulpverlening van de Europese Unie te beoordelen is - namelijk handelsbeleid en -reglementering, en uitbreiding van de handel, zoals omschreven door de commissie ontwikkelingshulp van de OESO en opgeslagen in de gegevensbank van de commissie ontwikkelingshulp/ontwikkelingsagenda van Doha van de Wereldhandelsorganisatie;

49.   erkent echter dat aangezien de plechtige belofte slechts betrekking heeft op handelsgebonden steun, het gevaar bestaat dat de beschikbare financiering in de richting van deze beperktere soort handelsgebonden hulpverlening wordt geduwd teneinde deze doelstelling te bereiken, en dat dit eraan in de weg kan staan dat handelsgebonden hulpverlening werkelijk aansluit op de behoeften, waarbij landen of regio's prioriteit verlenen aan handelsgebonden infrastructuur en aanpassingen; verzoekt de Commissie in de gezamenlijke strategie aandacht aan dit punt te besteden;

50.   herinnert eraan dat de Europese Unie toegezegd heeft om haar openbare ontwikkelingshulp tegen 2010 tot in totaal 0,56% van het BBP op te trekken - wat overeenstemt met 20 miljard EUR aan bijkomende hulpverlening - en stelt dan ook vast dat de bijkomende middelen voor handelsgebonden hulpverlening binnen de grenzen van die verhoging ruim beschikbaar moeten zijn, en niet ten koste van andere prioriteiten in het ontwikkelingsbeleid;

51.   onderstreept dat het pakket handelsgerelateerde steun een aanvulling op de gewone ontwikkelingssteun moet zijn en dat nieuwe toezeggingen voor handelsgerelateerde steun daarom niet mogen leiden tot een herschikking van middelen die voor andere ontwikkelingsinitiatieven bestemd waren, zoals gezondheids- en onderwijsprojecten, die enorm belangrijk zijn om een sterke economie op te bouwen;

52.   dringt er bij de Europese Unie en de lidstaten op aan om volledig en zo spoedig mogelijk aan hun verplichtingen voor handelsgebonden hulpverlening te voldoen, in overeenstemming met de algemene beginselen zoals vastgelegd in deze resolutie;

53.   vraagt de Europese Commissie om in een specifiek werkprogramma uit te leggen hoe ze haar belofte denkt te vervullen om de lopende en geplande financiering door de Gemeenschap uit te breiden en de handelsgebonden hulpverlening van het huidig gemiddelde van ongeveer 850 miljoen EUR per jaar tot 1 miljard EUR per jaar op te trekken; wijst er ook op dat het aanvullend karakter van handelsgebonden hulpverlening ten opzichte van de hand van een overeengekomen minimum moet blijken, bijvoorbeeld het gemiddelde over de jaren 2002 tot 2004;

54.   benadrukt dat de beloften voor 1 miljard euro van zowel de Europese Commissie als de lidstaten uitgevoerd moeten worden zonder hulp die vroeger als infrastructuurhulp gegeven is voortaan als handelsgebonden te omschrijven, of dubbele telling van hun bilaterale hulpverlening en bijdragen tot de buitenlandse hulpverlening van de Europese Unie door de lidstaten;

55.   vraagt alle grotere internationale geldverschaffers om de juiste aard en reikwijdte van hun toezeggingen nader toe te lichten;

56.   vraagt de Europese Commissie om in detail uit te leggen welke gerichte maatregelen er nodig zijn om te zorgen dat de integratie van de handel in de programmeringsdialoog met de begunstigde landen en gebieden ertoe leidt dat de beloofde uitbreiding van de hulpverlening daadwerkelijk plaatsheeft;

57.   erkent dat de Europese Commissie voor budgettaire problemen staat als ze middelen voor multilaterale doelstellingen toewijst; vraagt haar om de behoeften aan initiatieven voor horizontale handelsgebonden hulpverlening duidelijk vast te leggen, met inbegrip van bilaterale, regionale en multilaterale initiatieven zoals het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid (IF: "integrated framework"); wijst er daarbij met nadruk op dat het zelf een nieuwe begrotingslijn voorstelt, die al in de begroting 2007 van de Europese Unie te vinden is, om multilaterale programma's en initiatieven voor handelsgebonden hulpverlening te financieren die de geografische programma's van de Gemeenschap een toegevoegde waarde verlenen; benadrukt dat de nieuwe begrotingslijn haar ruimer toezicht op de uitgaven voor multilaterale programma's en initiatieven voor handelsgebonden hulpverlening geeft, zodat dat soort uitgaven zichtbaarder en doorzichtiger worden; vraagt de Commissie om zo spoedig mogelijk een evaluatie van de beschikbare middelen voor horizontale handelsgebonden hulpverleningsinitiatieven op te stellen, met inbegrip van het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid ("integrated framework");

Economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's)

58.   denkt dat degelijke bijstand voor aanpassingen volgens de economische partnerschapsovereenkomsten en begeleidende maatregelen, voor de ACS-landen en -gebieden bepalend is om de potentiële voordelen van toezeggingen en hervormingen volgens de economische partnerschapsovereenkomsten te verwerven; denkt bovendien dat handelsgebonden hulpverlening voor de ACS-landen een noodzakelijk aanvullend element is als ze alle voordelen en mogelijkheden van het internationaal handelsbestel willen benutten;

59.   verheugt zich over de toezegging dat een belangrijk aandeel van de belofte van de Europese Unie en de lidstaten om hun handelsgebonden hulpverlening tegen 2010 tot 2 miljard EUR te verhogen, de ACS-landen toegewezen wordt, maar stelt met bezorgdheid vast dat enkel de collectieve bijdrage van de lidstaten bestemd is om de middelen van het Europees Ontwikkelingsfonds aan te vullen; betreurt dat de operationele aspecten van de ontwikkelingshulp in de economische partnerschapsovereenkomsten, en daarmee ook de gevolgen van het besluit op de onderhandelingen onduidelijk blijven en dringt er bij de Raad en de Europese Commissie op aan om de omvang en budgettaire weerslag van de bijdrage van de lidstaten zo spoedig mogelijk te verduidelijken, en in ieder geval geruime tijd voordat de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten afgesloten worden, vooral voor aangelegenheden als de omvang en bestemming van de beschikbare hulp, de werkwijzen voor haar beschikbaarstelling, de verbindingen en het samenspel met het 10de Europees Ontwikkelingsfonds, en de koppeling van handelsgebonden hulpverlening aan de onderhandelingen over de economische partnerschapsovereenkomsten en hun uitvoering;

60.   pleit voor een kritische doorlichting van de bestaande programma's voor handelsgerelateerde steun van de lidstaten voor zover ze betrekking hebben op aanpassingen volgens de economische partnerschapsovereenkomsten, om de meest efficiënte werkwijzen te vinden om bij het doorvoeren van de aanpassingen volgens de economische partnerschapsovereenkomsten effectieve steun te bieden ;

61.   onderstreept dat het dringend noodzakelijk is om de uitdagingen van een efficiënte handelsgerelateerde steunverlening tegemoet te treden in de ACS-landen die al preferentiële handelsbetrekkingen met de Europese Unie onderhouden (bv. Botswana, Lesotho, Namibië en Swaziland, die met de afbouw van douanerechten in de handel met de Europese Unie halverwege zijn);

Geïntegreerd ontwikkelingsbeleid

62.   verheugt zich over de aanbevelingen van de werkgroep geïntegreerd ontwikkelingsbeleid (IF) en dringt er bij de donorinstanties, vooral de Europese Unie, op aan - gezien de toezegging van de ministerconferentie van 2005 van de Wereldhandelsorganisatie om het ruimer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid ("enhanced integrated framework") tegen 31 december 2006 operationeel te maken - om hun beloften duidelijker te omschrijven zodat het ruimer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid onmiddellijk, degelijk en planmatig gefinancierd en zo spoedig mogelijk uitgevoerd kan worden;

63.   herinnert eraan dat een ruimer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid hét centrale werktuig moet worden om de armste landen hun behoeften in de handel te helpen omschrijven aan de hand van de diagnostische studies over de handelsintegratie, en ook een wezenlijk hulpmiddel moet worden om deze te helpen de handel in alle onderdelen van hun nationale ontwikkelingsplannen te integreren en hun mogelijkheden uit te breiden om het handelsbeleid uit te stippelen, in onderhandelingen te bespreken en uit te voeren;

64.   stelt vast dat de indicatieve kostenberekening van 400 miljoen USD voor het ruimer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid, gebaseerd op de deelname van 40 van de armste landen over een periode van vijf jaar, op een gemiddelde van 1 à 2 miljoen per land en per jaar uitkomt, hetgeen een verbetering betekent als de hulp daadwerkelijk verleend wordt, maar bij lange na geen wezenlijk antwoord op de bestaande uitdagingen is;

65.   pleit voor betere coördinatie en samenhang tussen de verschillende steunverleners, die de bewezen competentie van de betrokken instanties aantoont om effectieve steun van goede kwaliteit te leveren in verschillende gebieden die in aanmerking komen voor handelsgerelateerde steun, en ook voor grotere transparantie in de steun die als zodanig verleend wordt ; dringt er daarom op aan dat het maatschappelijk middenveld en de particuliere sector in het geïntegreerd ontwikkelingsbeleid volwaardig vertegenwoordigd zijn ;

66.   wijst op het ambitieuze werkprogramma van de "ad hoc raadgevende groep voor handelsgebonden hulpverlening" waaraan door meerdere agentschappen wordt deelgenomen; betreurt echter het gebrek aan betrokkenheid van de particuliere sector, de civil society en vertegenwoordigers van de ontwikkelingslanden bij dit proces;

67.   benadrukt dat doorzichtigheid in de hulpverlening en daadwerkelijk toezicht en evaluatie van het grootste belang zijn om het vertrouwen van de ontwikkelingslanden te versterken en de kwaliteit van de hulp doorlopend te verbeteren;

68.   vraagt de Europese Commissie om getalsmatige criteria op te stellen om de doelmatigheid van de handelsgebonden hulpverlening te meten;

69.   neemt kennis van het besluit van de Raad algemene zaken en externe betrekkingen, dat handelsgebonden hulpverlening bij de economische partnerschapsovereenkomsten enkel bedoeld is voor het handelsbeleid, handelsreglementeringen en uitbreiding van het handelsverkeer; dringt er bij de Raad en de Europese Commissie op aan om duidelijk te maken hoe andere behoeften die door de economische partnerschapsovereenkomsten ontstaan, zoals handelsgerichte infrastructuur, opbouw van productiecapaciteit en handelsgebonden aanpassingen, behandeld moeten worden; meent dat de Raad en de Europese Commissie verder moeten nadenken over de beste werkwijzen om verschillende soorten steun voor de economische partnerschapsovereenkomsten te verlenen;

70.   constateert dat vrouwen minder voordeel uit de mogelijkheden halen die de liberalisering van de handel en de globalisering bieden en tegelijkertijd harder door de nadelen van die ontwikkelingen getroffen worden ; dringt er dan ook op aan dat de Europese Unie in haar handelsgerelateerde steunprogramma's bijzondere aandacht besteedt aan betere kansen voor vrouwen om aan de handel deel te nemen, en vooral de internationale handel;

Toezicht, evaluatie, herziening, en functie van het Europees Parlement bij kritische begeleiding en toezicht

71.   meent dat de commissie ontwikkelingshulp van de OESO toezicht op de algemene agenda voor handelsgebonden hulpverlening moet houden, om voor zo groot mogelijke transparantie in de bestemming en gebruikmaking van de hulp te zorgen, maar onderschrijft de aanbeveling van de werkgroep van de Wereldhandelsorganisatie om de handelsgebonden hulp als onderdeel in de handelspolitieke rapporten van de donorinstanties en/of begunstigde partijen voor de Wereldhandelsorganisatie op te nemen;

72.   herhaalt dat de Europese Commissie de vooruitgang in de handelsgebonden hulpverlening moet nagaan en het Europees Parlement en de Raad om de twee jaar een verslag over uitvoering en tastbare resultaten en - voor zover mogelijk - voornaamste uitwerkingen en weerslag van de handelsgebonden hulp moet voorleggen (vanaf 2008);

73.   vraagt uitdrukkelijk dat het tweejaarlijks verslag specifieke informatie over de uitvoering en het verloop van de gefinancierde maatregelen bevat, zo mogelijk met beschrijving van de resultaten van toezicht en evaluatie, deelname van eventuele partners en de uitvoering van de toezeggingen en budgettaire vastleggingen en betalingen, uitgesplitst per land, per gebied en per categorie in de hulpverlening; wenst dat het verslag ook de vorderingen bij de integratie van de handel in alle onderdelen van de programmering van de hulpverlening evalueert, en het resultaat van de hulpverlening, voor zover mogelijk met gebruikmaking van duidelijke en meetbare indicatoren die het aandeel in de verwezenlijking van de doelstellingen van de handelsgebonden hulpverlening aangeven;

74.   benadrukt dat de Europese Commissie het Europees Parlement en de Raad uiterlijk tegen 31 december 2010 een tweede evaluatieverslag over de uitvoering en resultaten van de bijstand in de vorm van handelsgebonden hulpverlening moet voorleggen, zo nodig samen met een voorstel om de middelen voor handelsgebonden hulpverlening te verruimen en in de strategie voor handelsgebonden hulpverlening en haar praktische uitvoering de nodige wijzigingen aan te brengen;

o
o   o

75.   verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te laten toekomen aan de Raad, de Europese Commissie, de regeringen van de lidstaten, en de Raad en Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(1) PB C 177 E van 25.7.2002, blz. 290.
(2) PB C 272 E van 13.11.2003, blz. 277.
(3) PB C 39 E van 13.2.2004, blz. 79.
(4) PB C 67 E van 17.3.2004, blz. 255.
(5) PB C 76 E van 25.3.2004, blz. 435.
(6) PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
(7) PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 383.
(8) PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 397.
(9) PB C 157 E van 6.7.2006, blz. 397.
(10) PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 126.
(11) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.
(12) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 261.
(13) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0320.
(14) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0350.
(15) PB C 46 van 24.2.2006, blz. 1.
(16) WT/MIN(01)/DEC/1.
(17) WT/MIN(05)/DEC.
(18) A/RES/55/2.

Juridische mededeling - Privacybeleid