Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2128(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0210/2007

Ingediende teksten :

A6-0210/2007

Debatten :

PV 20/06/2007 - 11
CRE 20/06/2007 - 11

Stemmingen :

PV 21/06/2007 - 8.1
CRE 21/06/2007 - 8.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0277

Aangenomen teksten
PDF 242kWORD 224k
Donderdag 21 juni 2007 - Straatsburg
MEDA en financiële steun voor Palestina - evaluatie, implementatie en controle
P6_TA(2007)0277A6-0210/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 21 juni 2007 over MEDA en financiële steun voor Palestina - evaluatie, implementatie en controle (2006/2128(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de op 28 november 1995 tijdens de Europees-mediterrane conferentie goedgekeurde Verklaring van Barcelona, die het begin vormde van het Europees-mediterrane partnerschap(1),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1488/96 van de Raad van 23 juli 1996 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap(2) (de "MEDA-verordening"),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad van 27 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1488/96(3) (de "MEDA-II-verordening"),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 februari 2001 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement ter voorbereiding van de vierde bijeenkomst van de Euromediterrane ministers van Buitenlandse Zaken: een nieuwe impuls voor het proces van Barcelona(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juni 2003 over het jaarverslag 2000 van het MEDA-programma(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 november 2003 over Euromed(6),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 februari 2004 over een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners(7), en zijn resolutie van 27 oktober 2005 over een terugblik op het proces van Barcelona(8),

–   gezien de op 21 april 2005 geformuleerde politieke prioriteiten voor het voorzitterschap door het Europees Parlement van de Europees-mediterrane Parlementaire Vergadering(9),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 januari 2006 over het Europees nabuurschapsbeleid(10),

–   onder verwijzing naar zijn standpunt van 6 juli 2006 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument(11),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument(12),

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement van 4 december 2006 betreffende de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid (COM(2006)0726),

–   gezien het eindverslag van 18 juli 2005 over de tussentijdse evaluatie van het MEDA-II-programma(13),

–   gezien het jaarverslag 2006 over het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap en de implementatie van de externe bijstand in 2005(14),

–   gezien speciaal verslag nr. 5/2006 van de Rekenkamer over het MEDA-programma(15),

–   gezien het jaarverslag 2005 over de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit van 26 juni 2006(16),

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad van 17 oktober 2006 "Beoordeling van de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) en opties voor de toekomst" (COM(2006)0592),

–   gezien het door de Europese Raad in december 2006 goedgekeurde strategische partnerschap voor het gebied van de Middellandse Zee en het Midden-Oosten(17),

–   gelet op Besluit 2002/817/EG van de Raad van 23 september 2002 betreffende de sluiting van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen (UNRWA) inzake hulp aan vluchtelingen in de landen van het Nabije Oosten (2002-2005)(18),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 oktober 2003 over vrede en waardigheid in het Midden-Oosten(19),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 669/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1734/94 van de Raad betreffende de financiële en technische samenwerking met de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook(20),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 2 februari 2006 over de resultaten van de Palestijnse verkiezingen en de situatie in Oost-Jeruzalem(21),

–   gezien de verklaringen van 30 januari 2006(22) en 9 mei 2006(23) van het Midden-Oosten-Kwartet (bestaand uit vertegenwoordigers van de EU, de VN, de VS en Rusland), waarin uiting wordt gegeven aan ernstige bezorgdheid over de verslechterende situatie in de Palestijnse gebieden en de bereidheid kenbaar wordt gemaakt in te stemmen met een tijdelijk mechanisme voor directe steun aan de Palestijnse bevolking,

–   gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 15 mei 2006 over het vredesproces in het Midden-Oosten(24), waarin de Raad uiting geeft aan zijn ernstige bezorgdheid over de verslechtering van de humanitaire, economische en financiële situatie op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook, en zich verheugd toont over de bereidheid van het Kwartet om in te stemmen met een tijdelijk internationaal mechanisme met als doel het direct leveren van steun aan de Palestijnse bevolking en het uitoefenen van toezicht daarop,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over de humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden en de rol van de EU(25),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 september 2006 over de situatie in het Midden-Oosten(26),

–   gezien het verslag van zijn ad hoc-delegatie aan Israël en de Palestijnse gebieden op 20-21 december 2006,

–   gezien het verslag van de International Development Committee van het Britse Lagerhuis van 31 januari 2007 over "Development Assistance and the Occupied Palestinian Territories"(27),

–   gezien het verslag van de Wereldbank van februari 2007 getiteld "West Bank and Gaza - Public Expenditure Review - From Crisis to Greater Fiscal Independence"(28),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0210/2007),

A.   overwegende dat het MEDA-programma het belangrijkste instrument van de EU is voor het uitvoeren van de steunmaatregelen van het Europees-mediterrane partnerschap ter flankering van de hervorming van de sociaal-economische structuren in de mediterrane partnerlanden met het oog op het verkleinen van de kloof tussen de twee oevers van het gebied van de Middellandse Zee,

B.   overwegende dat de belangrijkste actiegebieden van het MEDA-programma direct zijn afgeleid van de doelstellingen van de Verklaring van Barcelona van 1995, die bij verschillende gelegenheden zijn herbevestigd:

   hoofdstuk politiek en veiligheid: het voeren van een politieke dialoog op zowel bilateraal als regionaal niveau, het vaststellen van maatregelen voor het tot stand brengen van een partnerschap en het bereiken van overeenstemming over een handvest voor vrede en stabiliteit; het algemene doel is het creëren van een ruimte van vrede en stabiliteit op basis van de beginselen 'eerbiediging van de mensenrechten' en 'democratie';
   hoofdstuk economie en financiën: het tot stand brengen van een vrijhandelszone in de Europees-mediterrane regio (Noord-Zuid, Zuid-Zuid), het bieden van financiële steun van de EU voor economische omschakeling en meer algemene steun voor de sociaal-economische uitdagingen, het vergroten van de investeringsstromen naar de mediterrane partners door vrijhandel; het algemene doel is het creëren van een ruimte van gedeelde voorspoed en ontwikkeling;
   hoofdstuk sociale, culturele en humanitaire zaken: het tot stand brengen van uitwisselingen, het ontwikkelen van human resources, en het geven van steun aan het maatschappelijk middenveld en sociale ontwikkeling; het algemene doel is het ontwikkelen van een vrij en sterker maatschappelijk middenveld en het bevorderen van wederzijds begrip tussen de twee kanten,

C.   overwegende dat de gemiddelde jaarlijkse vastleggingen onder MEDA-I en MEDA-II van vergelijkbare omvang zijn, te weten EUR 613 miljoen, respectievelijk EUR 618 miljoen, en de aanwijzingen betreffende 2005-2006 zijn dat deze vastleggingen tot ongeveer EUR 660 miljoen zullen worden opgetrokken,

D.   overwegende dat MEDA-II voor de periode 2000-2006 EUR 5 350 miljoen voor het Europees-mediterrane partnerschap ter beschikking zou stellen,

E.   overwegende dat de jaarlijkse vastleggingen onder MEDA-II uiteenliepen van EUR 569 miljoen (2000) tot EUR 817 miljoen (2006), en verder overwegende dat in het kader van MEDA-II, ten opzichte van MEDA-I, méér geld beschikbaar is voor Algerije, de Palestijnse gebieden, Jordanië, Marokko, Syrië en Tunesië en voor de regionale activiteiten, en minder voor Egypte en Libanon,

Vastleggingen per land, in miljoen euro

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Totaal

MEDA I

Totaal

MEDA II

Algerije

0

0

41

95

29

30

60

50

42

51

40

66

165

339

Egypte

0

75

203

397

11

13

0

78

104

159

110

129

685

593

Jordanië

7

100

10

8

129

15

20

92

43

35

58

69

254

332

Libanon

0

10

86

0

86

0

0

12

44

18

27

32

182

133

Marokko

30

0

236

219

176

141

120

122

143

152

135

168

660

980

Syrië

0

13

42

0

46

38

8

36

1

53

22

22

101

180

Tunesië

20

120

138

19

132

76

90

92

49

22

118

71

428

517

WBG

3

20

41

5

42

97

0

100

81

73

80

92

111

522

Totaal

bilateraal

60

337

797

743

650

409

298

582

505

562

590

649

2 587

3 596

Regionaal

113

33

114

66

145

160

305

29

110

135

145

168

471

740

Totaal

173

369

912

809

802

569

603

612

615

698

735

817

3 057

4 336

Bron: Europe-Aid Office (WBG= Westelijke Jordaanoever en Gaza)

F.   overwegende dat MEDA-II nieuwe activiteitensectoren omvat, zoals politie en justitie, maatschappelijk middenveld/mensenrechten en migratie; verder overwegende dat sommige andere sectoren, zoals onderwijs en opleiding, en economische institutionele steun, onder MEDA-II veel meer geld hebben gekregen dan onder MEDA-I, maar andere sectoren, zoals landbouw, plaatselijke ontwikkeling en particuliere hervormingen, juist minder,

G.   overwegende dat de MEDA-II-verordening bepaalt dat EU-middelen van het MEDA-budget ter beschikking kunnen worden gesteld voor door de Europese Investeringsbank (EIB) geleide milieuprojecten en risicokapitaalactiviteiten in de mediterrane partnerlanden; overwegende dat het totale volume van de EIB-activiteiten onder MEDA-II vergelijkbaar is met dat onder MEDA-I, maar dat de samenstelling ervan is veranderd, met een belangrijke daling van het aantal risicosubsidieprogramma's en een toename van de risicokapitaalactiviteiten,

EIB: aan FEMIP toegewezen leningmandaat 

1995-1999

EUR 4 808 miljoen

2000-2007

EUR 6 400 miljoen

Bron: DG RELEX

H.   overwegende dat de EIB-activiteiten in de mediterrane partnerlanden sinds oktober 2002 in de Europees-mediterrane investerings- en partnerschapsfaciliteit (FEMIP) bijeen zijn gebracht,

I.   overwegende dat de MEDA-verordening in 2006 afliep en dat het nieuwe Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument in 2007 in werking trad,

J.   overwegende dat de Commissie tussen 1994 en 2006 ongeveer EUR 2 300 miljoen ter beschikking heeft gesteld aan de Palestijnse bevolking, waaronder in de vorm van steun voor Palestijnse vluchtelingen via UNRWA, humanitaire bijstand via het Humanitair Bureau van de Europese Gemeenschap (ECHO), voor voedselveiligheid, voor acties in het kader van het vredesproces voor het Midden-Oosten, en in de vorm van steun voor gezondheid, onderwijs en de opbouw van institutionele capaciteit,

K.   overwegende dat de betalingen aan de Palestijnse gebieden tussen 2002 en 2005 vrij stabiel zijn geweest, schommelend tussen EUR 233 miljoen en EUR 260 miljoen, en dat de verschillen bij de vastleggingspercentages een weerspiegeling zijn van het moeilijke verloop van het vredesproces, maar dat de verhouding tussen de betalingen en de vastleggingen verbeterd is van minder dan 45% in 2000 naar meer dan 90% in 2005,

STEUN VOOR DE PALESTIJNSE ADMINISTRATIE MET MIDDELEN VAN DE ALGEMENE BEGROTING 2000-2006

Vastleggingen (in miljoen euro)

Geogr./

Thematisch

Programma

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

Totaal

Geografische

programma's

MEDA

119

0

105

93

74

92

102 

483

UNRWA

40

57

55

58

61

64

64 

335

Vredesakkoord Israël/PLO

20

43

88

47

51

51

56 

300

Geografisch totaal

179

100

248

198

186

207

222 

1 118

Thematische

programma's

Voedselhulp

16

17

35

24

24

29

26 

145

Mensenrechten

2

1

3

0,5

2,5

4

13

NGO

2,5

1

1,5

4

5

0

14

ECHO

18

26

35

38

37

36

84 

190

Andere

7

4

5

0

1

1

18

Thematisch totaal

45,5

49

79,5

66,5

69,5

70

113 

380

Totaal

224,5

149

327,5

264,5

255,5

277

335 

1 832

Totale EU-vastleggingen 2000-2006 = EUR 1 832 miljoen (exclusief GBVB-acties, ongeveer EUR 10 miljoen in 2006)

Bron: DG Budget, DG AidCo.

Betalingen (in miljoen euro)

Geogr./

Thematisch

Programma

2000

2001

2002

2003

2004

2005

Totaal

Geografische

programma's

MEDA

31

62

81

59

93

94

420

UNRWA

40

54

57

58

60

60

329

Vredesakkoord Israël/PLO

13

48

80

66

58

50

315

Geografisch totaal

84

164

218

183

211

204

1 064

Thematische

programma's

Voedselhulp

0

2

7

15

17

32

73

Mensenrechten

2

0

1

0

3

4

10

NGO

0

2

2

2

1

3

10

ECHO

6

9

14

33

31

14

107

Andere

5

1

4

0

0

3

13

Thematisch totaal

13

14

28

50

52

56

213

Totaal

97

178

246

233

263

260

1 277

Bron: DG Budget

L.   overwegende dat het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zijn onderzoek naar de directe steun van de Commissie aan de begroting van de Palestijnse Autoriteit in maart 2005 heeft afgerond en dat op basis van de beschikbare informatie in het persbericht van OLAF van 17 maart 2005 niet onomstotelijk is komen vast te staan dat er met de steunbijdragen van de Commissie aan de Palestijnse Autoriteit gewapende aanvallen of onwettige activiteiten zijn gefinancierd; overwegende dat er volgens dat persbericht evenwel een constante stroom van aanwijzingen is die voeding geven aan de veronderstelling dat niet kan worden uitgesloten dat sommige van de activa van de Palestijnse Autoriteit mogelijkerwijs door sommige individuen voor andere dan de oorspronkelijke doeleinden zijn gebruikt,

M.   overwegende dat de Middle East and North Africa Region Social and Economic Development Group van de Wereldbank de overheidsfinanciën van de Palestijnse Autoriteit aan een grondige analyse heeft onderworpen en in februari 2007 conclusies en aanbevelingen heeft geformuleerd,

N.   overwegende dat Israël sinds de overwinning van Hamas bij de verkiezingen voor de Palestijnse wetgevende raad in januari 2006 de vrijgave van ongeveer EUR 50 miljoen per maand aan Palestijnse belasting- en douane-inkomsten tegenhoudt, hetgeen ongeveer 2/3 van de overheidsinkomsten vertegenwoordigt,

O.   overwegende dat het Kwartet op 9 mei 2006 de humanitaire situatie in de Palestijnse gebieden heeft onderzocht en de EU vanwege de ernst van de situatie en de grote problemen van de Palestijnse bevolking heeft gevraagd een tijdelijk internationaal mechanisme (TIM) te ontwikkelen en voor te stellen, met een in taak en looptijd beperkt mandaat, dat transparant opereert, verantwoording aflegt en zorgt voor de directe levering van steun aan de Palestijnse bevolking,

P.   overwegende dat de EU (EU-begroting en EU-lidstaten) in 2006 nagenoeg EUR 700 miljoen aan Palestina heeft toegekend, hetgeen meer is dan de vorige jaren,

Q.   overwegende dat de Commissie vervolgens het TIM heeft ontwikkeld en dat dit mechanisme op 16 juni 2006 door de Europese Raad is goedgekeurd,

R.   overwegende dat de Commissie in 2006 in totaal EUR 107,5 miljoen heeft toegekend aan de drie 'steunluiken' van TIM:

   - EUR 10 miljoen voor essentiële leveranties en lopende kosten van ziekenhuizen en gezondheidszorgcentra via het Emergency Services Support Programme van de Wereldbank (luik I),
   - EUR 40 miljoen voor de ononderbroken levering van energie, waaronder brandstof, via de Interim Emergency Relief Contribution (luik II),
   - EUR 54,5 miljoen voor steun aan kwetsbare Palestijnen, via de betaling van sociale uitkeringen aan de allerarmsten en aan werknemers op sleutelposten in essentiële overheidsdiensten (luik III),
   - als aanvulling op het TIM is door de Commissie van lijn 19 08 02 01 van het MEDA-budget EUR 12 miljoen aan het kabinet van de president van de Palestijnse Autoriteit toegekend voor technische bijstand en opbouw van capaciteit,

Kosten en financiering van het tijdelijk internationaal mechanisme in 2006
in miljoen euro

EG-
Begroting EU

+ donoren

Tijdelijk mechanisme - Luik II (Interim Emergency Relief Contribution - Fase II)

40

Totaal lijn 19 08 02 01 (MEDA)

40

Tijdelijk mechanisme - Luik I (World Bank Emergency Services Support Project)

10

+ 46,6

Tijdelijk mechanisme - Luik III (betaling van sociale uitkeringen)

57,5

+ 61,9

Totaal lijn 19 08 03 (vredesproces)

67,5

Totaal beide lijnen

107,5

Bron: DG AIDCO

S.   overwegende dat gevechten tussen aanhangers van Hamas en Fatah begin 2007 de implementatie van activiteiten in het kader van het TIM uitermate moeilijk maakten,

1.   bevestigt de in zijn resolutie van 27 oktober 2005 over een terugblik op het proces van Barcelona tot uitdrukking gebrachte overtuiging dat, hoewel het Europees-mediterraan partnerschap nog niet de verwachte positieve effecten heeft gehad en niet tot een verlaging van de spanningen in het gebied heeft bijgedragen, er nog wel verbeteringen kunnen worden aangebracht, en dat het proces van Barcelona in dat licht onverminderd het bij uitstek geëigende kader voor het mediterraan beleid is, waarbij veranderingen en politieke wil een must zijn voor het bereiken van betere resultaten;

2.   wijst erop dat het MEDA-programma als hét steuninstrument van de EU voor het proces van Barcelona en de bilaterale associatieovereenkomsten bij de 'algemene beoordeling' in het kader van de tussentijdse evaluatie van het MEDA-II-programma globaal strategisch gezien als bevredigend is beoordeeld, en dat is aangegeven dat de relevantie van het programma is verbeterd met de overgang van MEDA-I naar MEDA-II en de komende jaren nog verder kan toenemen;

3.   onderstreept dat de doeltreffendheid en efficiëntie van de regelingen voor het beheer en de uitvoering van MEDA toenemen, maar nog niet bevredigend zijn;

4.   wijst erop dat wat financiële efficiëntie betreft het hele MEDA-II-programma sneller geld heeft uitgegeven dan MEDA-I; tijdens vergelijkbare periodes duurde het tijdens MEDA-I gemiddeld drie jaar om een betalingsniveau van 30% te bereiken, terwijl dit tijdens MEDA-II tot twee jaar is teruggebracht;

VASTLEGGINGEN/BETALINGEN MEDA 1995-2005

in miljoen euro

1995 tot 1999

2000 tot 2006

1995 tot 2006

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Vastleggingen

Betalingen

Bilateraal

Algerije

164

30

339

142

504

172

Egypte

686

157

592

695

1279

852

Jordanië

254

108

331

345

585

454

Libanon

182

1

133

182

315

183

Marokko

660

128

980

917

1 640

1 045

Syrië

101

0

180

91

281

91

Tunesië

428

168

518

489

946

657

WBG

111

59

522

486

633

546

Totaal

bilateraal

2 586

651

3 595

3 349

6 182

4 000

Regionaal

471

223

1 052

712

1 483

934

Totaal

3 057

874

4 647

4 060

7 705

4 934

Het totale beschikbare bedrag onder MEDA-I en MEDA- II = 3 424 + 5 350 = EUR 8 774 miljoen. Hiervan is in de periode 1996-2002 een bedrag van ongeveer EUR 852 miljoen vastgelegd voor Turkije (kleine verschillen ten gevolg van afrondingen)

Bron: EuropeAid

5.   wijst erop dat volgens speciaal verslag nr. 5/2006 van de Rekenkamer het beheer van het MEDA-programma door de Commissie sinds de eerste jaren duidelijk is verbeterd en, rekening houdend met procedurele aspecten en externe invloeden, als bevredigend kan worden aangemerkt, en dat programmeringsinspanningen geresulteerd hebben in een evenwichtiger toewijzing van de middelen in de tijd, de voorbereidingsperioden korter worden en de betalingen substantieel zijn toegenomen;

6.   benadrukt het feit dat de conclusies van de tussentijdse evaluatie van het MEDA-II-programma en van de Rekenkamer betreffende de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitvoering en het beheer - "verbeterd, maar nog niet volledig bevredigend" - op zich onvoldoende verklaring zijn voor de verschillen in de resultaten van MEDA tussen landen en programma's; wijst erop dat externe factoren (financiële regeling, governance, culturele factoren) een grote rol spelen bij de waargenomen verschillen bij het tempo van de veranderingen en de betalingspatronen; verzoekt de Commissie bij de planning, uitvoering, monitoring en beoordeling met deze factoren rekening te houden;

7.   verzoekt de Commissie en de Raad hoge prioriteit toe te kennen aan het proces van Barcelona als stuwende kracht voor beleidsbepaling in het kader van het beleidsinstrument Europees nabuurschap (periode 2007-2013), met efficiënter beleid en maatregelen met betrekking tot de specifieke uitdagingen en problemen van de mediterrane partnerlanden;

8.   brengt in herinnering dat overeenkomstig artikel 15 van de MEDA-II-verordening de Commissie samen met de EIB een alomvattend evaluatieverslag moet opstellen van de reeds aan de mediterrane partners verstrekte bijstand, en daarin ook aandacht moet besteden aan de doeltreffendheid van de programma's, ex post hun respectieve projecten en belangrijkste activiteitengebieden moet beoordelen en de vooruitgang bij de uitvoering moet beoordelen, en het Parlement en de Raad uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar een jaarverslag moet presenteren; verzoekt de Commissie in dit verband het Europees Parlement te informeren over de stand van zaken met betrekking tot deze ex post-evaluaties per project en sector, en deze samen met de laatste jaarverslagen aan het Parlement en de Raad te doen toekomen;

9.   dringt er bij de Commissie op aan rekening te houden met de factoren die kunnen bijdragen aan een verbetering van het beheer in de toekomst:

   a) een toename van het aantal projecten en programma's, in combinatie met de evaluatie van hun inhoud, effecten en kwaliteit;
   b) een groter deel begrotingssteun in het totale programma;
   c) het globale positieve effect van het delegeren van verantwoordelijkheden van de zetel van de Commissie naar haar delegaties ter plaatse op de gebieden voorbereiding en uitvoering van projecten (decentralisatie-effecten);
   d) samenwerking met en effectieve participatie van plaatselijke autoriteiten;
   e) verbetering van de samenwerking tussen de mediterrane partnerlanden (Zuid-Zuid) met het oog op de verwezenlijking van de regionaledimensiedoelstelling;

10.   is van oordeel dat een stelselmatiger monitoring en beoordeling en een intensievere dialoog en coördinatie met plaatselijke partners en andere donoren mogelijke verdere verbeteringen zouden kunnen zijn; verzoekt de Commissie te zorgen voor aan elk soort projecten aangepaste mechanismen voor betere monitoring;

11.   is het met de Rekenkamer eens dat de Commissie:

   a) voor een soepele en snelle overgang naar de programma's voor de nieuwe landen moet zorgen om negatieve gevolgen voor uitvoering in de toekomst te vermijden,
   b) in de programmeringsdocumenten voor de nieuwe landen duidelijker haar strategische doelstellingen moet aangeven en geëigende indicatoren moet vaststellen om een betere impactmonitoring en -beoordeling te bewerkstelligen,
   c) haar steun op een beperkt aantal activiteitengebieden moet blijven concentreren om coherentie te waarborgen en de programma's beheerbaar te houden,
   d) naar beste praktijken voor het beheer van programma's moet blijven zoeken om vertragingen te vermijden;

12.   steunt de 19 aanbevelingen van de tussentijdse evaluatie van het MEDA-II-programma betreffende de relevantie, doeltreffendheid en efficiëntie van het beheer van het MEDA-programma;

13.   roept de Commissie op een evenwicht te handhaven tussen doeltreffendheid van de steun in termen van duurzame institutionele ontwikkeling en efficiëntie van de steun in termen van absorptiecapaciteit en snelheid van uitbetaling, transparantie en controle van begrotingsbeheer;

14.   roept de Commissie op de kwaliteit van de strategische en indicatieve programmering verder te verbeteren via investeringen in een MEDA-kenniscentrum voor een gedegen inzicht in de uitvoeringsomstandigheden en in aspecten die verband houden met de institutionele veranderingssnelheid in de MEDA-landen, zoals aangegeven in de tussentijdse evaluatie met het oog op de herziening van de verordening (Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument);

15.   is van oordeel dat het economische aspect van het partnerschap sterker op sociale cohesie en duurzame economische ontwikkeling moet worden geconcentreerd, maar vindt tegelijkertijd dat het nastreven van het verwezenlijken van alle doelstellingen van het proces van Barcelona voor de hele regio van belang is; verzoekt de Commissie derhalve ook zo veel mogelijk aandacht te besteden aan kwesties als institutionele opbouw, de rechtsstaat, persvrijheid, mensenrechten en gendergelijkheid;

16.   verzoekt de Commissie haar partners in de MEDA-landen te motiveren om zich ook in te spannen voor de niet-economische doelstellingen van het MEDA-programma, en stelselmatig toezicht uit te oefenen op de desbetreffende indicatoren;

17.   is van oordeel dat, gezien de economische situatie van de mediterrane partnerlanden, veel steun nodig is voor infrastructuurprojecten, met name op de gebieden vervoer, gezondheidszorg, huisvesting en drinkwatervoorziening;

18.   beveelt de Commissie aan de capaciteit voor het beheer van kleinschalige projecten op basis van initiatieven van het maatschappelijk middenveld te vergroten en maatregelen goed te keuren voor het vergroten van economische groei en cohesie, met name via leningen en microkredietfaciliteiten voor kleine en middelgrote ondernemingen in de partnerlanden;

19.   benadrukt dat de eerbiediging van het beginsel van gendergelijkheid te maken heeft met eerbiediging van mensenrechten en democratie, en dringt erop aan dat gendermainstreaming uitdrukkelijk horizontaal in het proces van Barcelona en in de drie pijlers van het partnerschap wordt opgenomen;

20.   onderstreept het feit dat vrouwen een belangrijke rol spelen in de sociaal-economische ontwikkeling van de partnerlanden en roept de Commissie op verslag uit te brengen over de naleving en effectieve toepassing van de financiële toezeggingen in het MEDA-programma voor steun voor de participatie van vrouwen in het sociaal-economische leven (onderwijs, opleiding, werkgelegenheid);

21.   wijst nog eens op het belang van het versterken van het aanvullende karakter en de samenhang tussen MEDA, andere externe acties van de EU en EIB-activiteiten;

22.   is van oordeel dat de Europees-mediterrane Parlementaire Vergadering middels een interparlementaire dialoog een belangrijke rol kan spelen bij het verbeteren van het Europees-mediterrane partnerschap door middel van het ontwikkelen van stabiele interparlementaire betrekkingen, het geven van politieke sturing in de vorm van verklaringen en resoluties, en het bevorderen van stelselmatig politiek toezicht op en evaluatie van de uitvoering van het MEDA-programma;

23.   is verheugd over de oprichting in 2002 van FEMIP binnen het kader van de EIB, maar dringt aan op een verdere dialoog tussen de lidstaten van de EU en hun Euro-mediterrane partners om dit initiatief te ontwikkelen tot een daadwerkelijk financieel instrument voor samenwerking dat inspeelt op de nieuwe behoeften en uitdagingen van zowel de publieke, als de private sector;

24.   herinnert eraan dat de taakverdeling tussen DG Relex en EuropeAid een functioneel karakter heeft in die zin dat de politieke dimensie van het programma losstaat van de praktische aspecten zoals het formuleren en daadwerkelijk verlenen van de steun, en dat er wat doeltreffendheid en efficiëntie van het programma betreft nog wel ruimte voor verbetering is;

25.   erkent dat de Commissie vooruitgang heeft geboekt bij het zichtbaarder maken van de externe samenwerkingsactiviteiten van de Gemeenschap en spoort haar aan door te gaan met de huidige inspanningen; betreurt evenwel het feit dat het publiek niet op de hoogte is van de nauwe betrokkenheid van de EU bij een groot aantal projecten en programma's; roept de Commissie op in contact te treden met internationale organisaties en NGO's teneinde:

   a) het publiek bekend te maken met de bijdragen en de betrokkenheid van de EU,
   b) bepalingen vast te stellen voor gedegen beoordeling, audit en controle, waaronder voor projecten en programma's met of van internationale organisaties of NGO's;

26.   herinnert aan zijn resolutie van 1 juni 2006 over de humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden en de rol van de EU, waarin het de Commissie en de Raad oproept een tijdelijk internationaal mechanisme (TIM) in het leven te roepen om een grote humanitaire crisis in de Palestijnse gebieden te vermijden; herinnert eraan dat het naar aanleiding van de aanbevelingen van de Europese Raad en het Kwartet in juni 2006 positief heeft gereageerd op het instellen door de EU van het TIM voor de Palestijnse Autoriteit en op de verlenging die sindsdien heeft plaatsgevonden;

27.   merkt op dat het dankzij deze financiële noodmaatregel, in alle openheid en in samenwerking met de president van de Palestijnse Autoriteit, mogelijk is geweest de meest schrijnende humanitaire schade te beperken die is ontstaan als gevolg van het bevriezen van de Europese en internationale financiële steun, het slechts gedeeltelijk betalen door Israël van de Palestijnse belasting- en douane-inkomsten en, meer in het algemeen, de onmogelijkheid om in de huidige bezettingssituatie een levensvatbare economie op te bouwen;

28.   feliciteert de Commissie met het onder moeilijke omstandigheden ontwikkelen en implementeren van het TIM, en vindt de administratiekosten van het mechanisme op het niveau van 5% voor de luiken II en III(29) redelijk en de methode van directe betaling aan de begunstigde gezinnen via commerciële banken passend; onderstreept voorts dat de internationaal en lokaal optredende bank (HSBC) onder luik III EUR 8 per transfer ontvangt (3 % van het totale toegewezen bedrag);

29.   wijst erop dat betalingen in het kader van het TIM niet naar of via het kabinet van de president van de Palestijnse Autoriteit, noch via het Ministerie van financiën verliepen, maar dat facturen rechtstreeks werden betaald en vergoedingen rechtstreeks werden uitgekeerd aan de individuele begunstigden; merkt op dat geen geld werd uitgekeerd aan veiligheidspersoneel of politici;

30.   betreurt echter dat deze financiële steun tegen de tragische situatie in Palestina niet heeft opgewogen, en dat de situatie op economisch, sociaal en menselijk gebied de laatste maanden nog is verslecht(30);

31.   is verheugd over het feit via het TIM en zonder betrokkenheid van de door Hamas geleide regering in het kader van luik III direct bescheiden, maar nuttige steun kon worden geboden aan 140 000 huishoudens met een laag inkomen met in totaal meer dan 800 000 personen, en dat dankzij de steun van het TIM voor de ononderbroken aanvoer van essentiële leveranties in het kader van luik II voorkomen kon worden dat ziekenhuizen en andere elementaire diensten volledig tot stilstand zijn gekomen;

32.   betreurt evenwel de trage uitvoering van luik I van het TIM, dat via het Emergency Services Support Programme (ESSP) van de Wereldbank steun verleent voor essentiële leveranties en exploitatiekosten van ziekenhuizen; wijst erop dat de eerste leverantie van geneesmiddelen onder het ESSP op 24 januari 2007 plaatsvond aan ziekenhuizen in Gaza; verzoekt de Commissie de redenen voor deze vertraging te achterhalen en alternatieven voor te stellen om tot tijdige implementatie van de doelstellingen van luik I van het TIM te komen;

33.   benadrukt dat de mechanismen voor controles en interne audits die sinds 2003 door de Palestijnse Autoriteit zijn ingesteld, een stevige garantie bieden tegen fraude en corruptie;

34.   herhaalt zijn oproep aan Israël om zich aan zijn wettelijke verplichtingen te houden door de afdracht van geblokkeerde Palestijnse belasting- en douane-inkomsten te hervatten; verzoekt Israël om, indien het weigert hiermee in te stemmen, in ieder geval te overwegen de geblokkeerde belastingen naar het TIM door te sluizen en de Palestijnse bevolking aldus in staat te stellen in haar basisbehoeften te voorzien; verzoekt Israël bij te dragen aan de behoefte van de Palestijnse bevolking van een duurzame en autonome economie en te stoppen met het opwerpen van ongerechtvaardigde obstakels die dit verhinderen;

35.   neemt nota van de gedegen analyses in het verslag van de Wereldbank getiteld "West Bank and Gaza - Public Expenditure Review"; is verheugd over het feit dat volgens dit verslag de Palestijnse Autoriteit vooruitgang heeft geboekt op de gebieden "onderwijs" en "gezondheidszorg", in vergelijking met andere landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, en "bestuur" en "beheer van de overheidsfinanciën", waarop zij tussen 2002 en 2004 een hele serie hervormingen heeft doorgevoerd, die de corruptie hebben verminderd en de transparantie hebben vergroot; verzoekt alle betrokken partijen het hervormingsproces nieuw leven in te blazen en daarbij serieus te kijken naar de aanbevelingen in het verslag van de Wereldbank, met name die betreffende de hervorming van de ambtenarij en het beheer van de overheidsfinanciën, inclusief financiële controle en audit;

36.   toont zich verheugd over het feit dat een van de doelstellingen en toezeggingen van het Ministerie van financiën (bv. recente overeenkomst met een internationale auditfirma) erin bestaat te streven naar een hervorming van de overheidsfinanciën en volledige transparantie en verantwoordingsplicht, met inbegrip van de naleving van de internationale boekhoudkundige normen;

37.   nodigt alle partijen in de Palestijnse gebieden uit hun uiterste best te doen om conflicten op vreedzame wijze op te lossen en een stabiele en doeltreffende regering te vormen en te handhaven die in staat is met de internationale gemeenschap samen te werken en de financiële middelen van de EU en internationale donoren doeltreffend te gebruiken;

38.   is ingenomen met het besluit van de Raad van 18 juni 2007 waarin de EU wordt verzocht om onmiddellijk opnieuw normale betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit aan te knopen en te dien einde de voorwaarden tot stand te brengen voor dringende praktische en financiële bijstand, met inbegrip van rechtstreekse financiële steun aan de nieuwe regering, alsmede ervoor te zorgen dat noodhulp en humanitaire bijstand aan de bevolking van Gaza wordt verleend (met name via het TIM);

39.   acht het voor het handhaven van de openbare orde belangrijk dat aan vrede en tolerantie toegewijde veiligheidsdiensten met het oog daarop worden opgeleid en uitgerust, waaronder met politiewapens; is van oordeel dat de financiering van dergelijke opleiding en uitrusting met passende waarborgen en onder het gezag van de president van de Palestijnse Autoriteit, Mahmoud Abbas, moet worden geregeld om te voorkomen dat de middelen voor andere doeleinden of voor onwettige acties worden gebruikt; is van mening dat het niet uitbetalen van de salarissen van de ambtenaren, waaronder van de veiligheidstroepen, bijdraagt aan een verslechtering van de politieke, sociale en economische situatie in de Palestijnse gebieden;

40.   wijst met nadruk op het gevaar van feitelijke instorting van de Palestijnse overheidsdiensten; onderstreept dat de EU en de internationale gemeenschap verder moeten gaan dan hun humanitaire en opnieuw moeten investeren in capaciteitsopbouw en veiligheid om de bestaansvoorwaarden voor de Palestijnen op de zeer lange termijn niet in gevaar te brengen;

41.   roept de Commissie op na te denken over strategieën, met gebruikmaking van het TIM of een ander, permanent orgaan, die, in combinatie met andere financiële instrumenten, in de nabije toekomst niet alleen urgente problemen kunnen aanpakken, maar ook in méér behoeften van een groot deel van de Palestijnse bevolking kunnen voorzien; tracht in elk geval alle politieke en economische ontwikkelingen te steunen die de Palestijnse Autoriteit geleidelijk aan minder afhankelijk zal maken van internationale hulp;

42.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de Rekenkamer, de EIB, de parlementen van de lidstaten en de regeringen en parlementen van de mediterrane partners.

(1) http://ec.europa.eu/comm/external_relations/euromed/bd.htm.
(2) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Ingetrokken door Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1).
(3) PB L 311 van 12.12.2000, blz. 1.
(4) PB C 267 van 21.9.2001, blz. 68.
(5) PB C 68 E van 18.3.2004, blz. 134.
(6) PB C 87 E van 7.4.2004, blz. 500.
(7) PB C 97 E van 22.4.2004, blz. 656.
(8) PB C 272 E van 9.11.2006, blz. 570.
(9) http://www.europarl.europa.eu/intcoop/empa/home/politicalpriorities_en.pdf.
(10) PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 312.
(11) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0306.
(12) PB L 310 van 9.11.2006, blz. 1.
(13) http://ec.europa.eu/europeaid/reports/meda-evaluation-midterm-report-2005_en.pdf.
(14) http://ec.europa.eu/europeaid/reports/europeaid_annual_report_2006_full_version_en.pdf.
(15) PB C 200 van 24.8.2006, blz. 1. http://eca.europa.eu/audit_reports/special_reports/docs/2006/rs05_06en.pdf.
(16) http://www.eib.org/publications/publication.asp?publ=257.
(17) Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel (14-15 december 2006), Raadsdocument 16879/06.
(18) PB L 281 van 19.10.2002, blz. 10.
(19) PB C 82 E van 1.4.2004, blz. 610.
(20) PB L 105 van 14.4.2004, blz. 1.
(21) PB C 288 E van 25.11.2006, blz. 79.
(22) http://www.un.org/news/dh/infocus/middle_east/quartet-30jan2006.htm.
(23) http://www.un.org/news/dh/infocus/middle_east/quartet-9may2006.htm.
(24) Raadsdocument 9397/06, http://register.consilium.europa.eu/pdf/en/06/st09/st09397.en06.pdf.
(25) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0237.
(26) Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0348.
(27) http://www.publications.parliament.uk/pa/cm200607/cmselect/cmintdev/114/114i.pdf.
(28) Verslag nr. 38207 - WBG, deel 1 en 2.
(29) Bronnen: Mededeling van 4 juni 2007 van DG AIDCO - Eenheid Financiën, contracten en audits (Europa, Middellandse Zee, Midden Oosten): TIM Windows II and III - Summary of Allowances and Bank Fees PZ.
(30) Verslag van de delegatie van het Parlement voor de betrekkingen met de Raad van het Palestijnse Zelfbestuur over zijn bezoek aan Oost-Jeruzalem, Ramallah en Gaza van 29 april tot 3 mei 2007; "West Bank and Gaza - Public Expenditure Review - From Crisis to Greater Fiscal Independence", Document van de Wereldbank, februari 2007.

Juridische mededeling - Privacybeleid