Resolutie van het Europees Parlement van 21 juni 2007 over de strategie voor de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, actieplan tot uitvoering van het Haags Programma (2006/2111(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien de artikelen 2 en 6 en titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) handelend over het versterken van de Europese Unie als een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR),
– gezien de conclusies van het Voorzitterschap en de doelstellingen vastgelegd door opeenvolgende Europese Raden sinds 1999 op het vlak van de externe dimensie van de RVVR, waaronder de Raad van 14 en 15 december 2006,
– gezien het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad over bepaalde procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie (COM(2004)0328),
– gezien het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (COM(2005)0475),
– gezien de mededeling van de Commissie over een strategie voor de externe dimensie van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (COM(2005)0491) en het voortgangsverslag van de Commissie over de toepassing van deze strategie (SEC(2006)1498),
– gezien de strategie van de Raad voor de externe dimensie van justitie en binnenlandse zaken: vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid op mondiaal niveau, aangenomen op 1 december 2005, hierna "de strategie" genoemd, en het verslag van de Raad over de toepassing van deze strategie in 2006, goedgekeurd tijdens de 2768ste Raad JBZ van 4 en 5 december 2006,
– gezien het over meerdere voorzitterschappen gespreide werkprogramma voor de externe betrekkingen in het kader van JBZ (5003/1/7), aangenomen op 23 januari 2007, het actieplan van de Raad over het verbeteren van de samenwerking inzake georganiseerde misdaad, corruptie, illegale immigratie en terrorismebestrijding tussen de EU en de Westelijke Balkan (9360/06), het actieplan over het verhogen van de EU-steun voor de bestrijding van drugsproductie in en smokkel vanuit Afghanistan, met inbegrip van doorvoerroutes (9305/06), beide aangenomen door de Raad JBZ van 1 en 2 juni 2006, en het actieplan over de toepassing met Rusland van de gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (15534/06) aangenomen op 11 november 2006,
– onder verwijzing naar zijn eerdere jaarlijkse debatten over de RVVR en zijn eerdere resoluties over de externe dimensie hiervan (terrorisme, CIA, gegevensbescherming, migratie, mensenhandel, drugsbestrijding, witwaspraktijken),
– onder verwijzing naar zijn aanbeveling van 14 oktober 2004 aan de Raad en aan de Europese Raad betreffende de toekomst van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, en de wijze om de legitimiteit en doeltreffendheid ervan te versterken(1),
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A6-0223/2007),
A. overwegende dat de externe dimensie van de RVVR toeneemt naarmate de interne ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid steeds meer vorm krijgt onder druk van een wereld die hoe langer hoe meer onderling afhankelijk wordt en van het inherent internationale karakter van bedreigingen als terrorisme, georganiseerde misdaad en uitdagingen als migratiestromen; overwegende dat de externe dimensie van de waarden die aan de basis liggen van de RVVR van essentieel belang is om de eerbiediging van de rechtstaat, de grondrechten, de veiligheid en de stabiliteit binnen de EU veilig te stellen,
B. overwegende dat door de goedkeuring en de toepassing van een samenhangende strategie voor de externe dimensie van de RVVR de geloofwaardigheid en de invloed van de EU in de wereld toenemen, en dat de strategie enkel kan worden bereikt in nauwe samenwerking met derde landen, waaronder bondgenoten als de VS, en internationale organisaties,
C. overwegende dat deze strategie een belangrijke stap is naar de invoering van een interne RVVR door de creatie van een veilig extern milieu, alsmede ter bevordering van de externe betrekkingen van de EU door bevordering van de rechtsorde, democratische waarden, eerbiediging van mensenrechten en efficiënte instellingen;
D. overwegende dat het bereiken van het juiste evenwicht tussen veiligheid en rechtvaardigheid zijn afspiegeling moet vinden in de uitwerking en tenuitvoerlegging van de diverse beleidsmaatregelen die genomen worden om een echte en duurzame RVVR tot stand te brengen,
E. overwegende dat de politieke samenhang en de doeltreffendheid van de externe acties van de EU momenteel worden gehinderd door:
‐
de complexiteit van het interne institutionele kader, waarbinnen externe overeenkomsten en programma's worden bepaald volgens de procedures van de eerste, tweede en derde pijler,
‐
de ontoereikende betrokkenheid van het Parlement, ondanks de bestaande verplichtingen van de Raad en de Commissie om het Parlement te raadplegen en in te lichten,
‐
bevoegdheidsverdeling tussen de Gemeenschapsinstellingen en de 27 lidstaten,
F. overwegende dat de EU beschikt over een aantal beleidsinstrumenten om de strategie voor de externe dimensie van de RVVR te helpen uitvoeren, zoals bilaterale overeenkomsten (associatieovereenkomsten, partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten, stabilisatie- en associatieovereenkomsten), het uitbreidings- en pretoetredingsproces van de EU, de actieplannen van het Europees Nabuurschapsbeleid, regionale samenwerking, individuele overeenkomsten (met de Verenigde Staten, Japan, China, enz.), operationele samenwerking, het ontwikkelingsbeleid en externe steun,
Legt de volgende aanbevelingen ter overweging voor aan de Raad en de Commissie: Bevordering van de democratische verantwoording in de externe dimensie van de RVVR
1. dringt er bij de Europese Raad op aan om de huidige en toekomstige aanbevelingen van het Parlement te volgen inzake de externe strategie van de EU voor de RVVR; wijst erop dat het Parlement een cruciale rol moet spelen bij de bevordering van de verantwoording van de externe acties van de EU;
2. dringt er bij het Voorzitterschap van de Raad en de Commissie op aan:
-
het Parlement te raadplegen bij elke internationale overeenkomst die gebaseerd is op de artikelen 24 en 38 van het VEU, wanneer deze overeenkomsten een invloed zullen hebben op de grondrechten van de burgers van de Unie en de belangrijkste aspecten van gerechtelijke en politiële samenwerking met derde landen of internationale organisaties,
-
het Parlement regelmatig op de hoogte te houden van de onderhandelingen over overeenkomsten die betrekking hebben op de RVVR en ervoor te zorgen dat degelijk rekening wordt gehouden met de standpunten van het Parlement, zoals vastgelegd in de artikelen 39 en 31 van het VEU en artikel 300 van het VEG;
3. dringt er bij de Raad op aan de "passerelle"-clausule in artikel 42 van het VEU in werking te stellen, gelijktijdig met de vooruitgang van het constitutionele proces, wat de bepalingen betreffende gerechtelijke en politiële samenwerking op het vlak van criminele zaken binnen het communautair kader zou brengen, wat zou leiden tot meer doeltreffendheid, doorzichtigheid, verantwoording en eveneens democratische en gerechtelijke controle; dringt er daarom bij de Commissie op aan om voor oktober 2007 bij de Raad een formeel voorstel in te dienen voor een besluit dat artikel 42 van het VEU in werking stelt; is van oordeel dat de interne samenhang kan worden bevorderd door de inwerkingtreding van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, met name door het ambt van minister van buitenlandse zaken en een externe diplomatieke dienst te creëren;
4. verzoekt de Raad in het bijzonder spoed te zetten achter de vaststelling van kaderbesluiten over het opslaan, het gebruik en het uitwisselen van gegevens over strafrechtelijke veroordelingen en de codificatie van de procedurele rechten in strafprocedures binnen de gehele Europese Unie, zoals het bovengenoemde Commissievoorstel (COM(2004)0328);
Met betrekking tot de belangrijkste doelstellingen van de strategie
5. is verheugd over de beginselen die worden geschetst in de strategie, in het bijzonder de nood aan samenwerking met derde landen om gemeenschappelijke problemen aan te pakken en gedeelde beleidsdoelstellingen te bereiken; benadrukt de nood aan coördinatie van het brede aanbod aan instrumenten waarover de EU beschikt om een gepast en samenhangend antwoord te leveren, en legt de nadruk bovendien op de nood aan coördinatie van de acties van de lidstaten en de Commissie om complementariteit te verzekeren en overlapping te vermijden; is gezien het belang dat de EU en de lidstaten hechten aan de opbouw van de RVVR van oordeel dat een hoog niveau van samenwerking door derde landen op deze gebieden een positieve invloed op hun betrekkingen met de EU moet hebben;
6. onderstreept dat het noodzakelijk is dat de EU haar conventionele betrekkingen en instrumenten met derde landen gebruikt om deze te stimuleren relevante internationale normen en verplichtingen voor kwesties met betrekking tot JBZ aan te nemen en uit te voeren;
7. wijst op de noodzaak om het werk van de Gemeenschapsinstellingen en het gebruik van bestaande instrumenten te rationaliseren, en om de acties van de lidstaten en acties op EU- niveau te coördineren, om te zorgen voor een samenhangend en doeltreffend antwoord in de relaties van de EU met derde landen en om overlapping te vermijden; benadrukt de noodzaak om de interne en externe dimensie van de RVVR op een evenwichtige manier te ontwikkelen;
8. wijst op de noodzaak dat het Parlement de samenhang van zijn activiteiten op het gebied van externe betrekkingen bevordert, waarbij een breed spectrum aan actoren betrokken is; dringt daarom aan op de stroomlijning van activiteiten met betrekking tot mensenrechten, democratisch beleid en de rechtstaat in derde landen en in de externe dimensie van veiligheid;
9. verzoekt de Raad zijn beleid met betrekking tot de externe dimensie van de RVVR verder toe te lichten en te zorgen voor coördinatie tussen de geografische werkgroepen van de Raad en de voor justitie, vrijheid en veiligheid bevoegde groepen;
10. merkt op dat het van wezenlijk belang is om de pijleroverschrijdende coördinatie te bevorderen en overlapping te voorkomen van de verschillende instrumenten die behoren tot de RVVR, het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB), het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en de Gemeenschap; benadrukt dat de doeltreffendheid van dergelijke coördinatie voortdurend moet worden geëvalueerd door het Parlement; is verheugd over de stappen die reeds werden genomen op weg naar een verbeterde samenhang op het vlak van geïntegreerde burgerlijke-militaire samenwerking van het EVDB, vooral op het vlak van crisisbeheersing;
11. onderstreept dat bij de planning van EVDB-operaties rekening moet worden gehouden met diverse begeleidende of follow-up-maatregelen via communautaire instrumenten op de terreinen rechtstaat, wapen- en drugshandel, vrouwen- en kinderhandel, preventie en bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad, met name ten aanzien van het Stabiliteitsinstrument en het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument;
12. is van mening dat de tijd rijp is om politieke belemmeringen voor een hechtere transatlantische samenwerking in een bredere dimensie van vrijheid en veiligheid uit de weg te ruimen, met respect voor de fundamentele rechten, bijvoorbeeld op het vlak van de bestrijding van drugshandel, georganiseerde misdaad en terrorisme, met name met het oog op de toekomstige burgerlijke EVDB-operaties in Kosovo en Afghanistan en op het vlak van de rechten van de vrouw en de uitwisseling en bescherming van persoonsgegevens; herinnert in dit verband aan de oproep van het Parlement om het detentiecentrum Guantánamo te sluiten en wijst erop dat het bestaan van dit centrum een negatief signaal uitzendt over de wijze hoe terrorisme te bestrijden;
13. roept de lidstaten op om, zowel apart als samen, en op alle passende bilaterale en internationale fora te ijveren voor een vreedzame oplossing door middel van diplomatie van conflicten waar ook ter wereld en daarbij te vermijden om met dubbele maten te meten of die indruk te wekken bij het voeren van het Europees extern, veiligheids- en mensenrechtenbeleid;
14. dringt aan op een betere samenwerking tussen de EU en internationale organisaties, in het bijzonder met de Raad van Europa en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, en benadrukt de nood aan een betere regionale dialoog en samenwerking op het vlak van justitie, vrijheid en veiligheid;
15. roept de Commissie op haar inspanningen ter ondersteuning van de regionale samenwerking op het gebied van recht, vrijheid en veiligheid te versterken door middel van bestaande organen, zoals in de Afrikaanse Unie en door het stimuleren van nieuwe initiatieven in gebieden waar de regionale samenwerking zwak is, zoals in het Midden-Oosten en in Oost-Europa;
16. verzoekt de Commissie voortdurend de uitvoering te toetsen aan de doelstellingen en prioriteiten die vastgelegd zijn in de strategie en hierover om de 18 maanden verslag uit te brengen; verzoekt de Commissie regelmatig de doeltreffendheid na te gaan van het gebruik van kredieten in de domeinen die vervat zijn in de strategie; verzoekt de Raad vooruitgang en prioriteiten op een regelmatige basis te onderzoeken, aangezien de externe dimensie van de RVVR snel toeneemt;
Versterking van de veiligheid en de mensenrechten
17. dringt er bij de Raad, de Commissie en de lidstaten op aan:
-
van de bevordering van democratische normen, mensenrechten, politieke vrijheden en gezonde instellingen een onmisbare dimensie te maken in de relaties tussen de EU en derde landen; benadrukt dat dit de kern vormt van de globale doelstellingen van de externe dimensie van de RVVR,
-
de Europese conventie voor de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te behouden als basis voor alle onderhandelingen en overeenkomsten van de EU en haar lidstaten met derde landen,
-
bewijsmateriaal verzameld door internationale mensenrechtenorganisaties en de arresten van het Europees Hof voor de rechten van de mens op te nemen in de dialoog met derde landen over de RVVR,
-
ervoor te zorgen dat de fundamentele rechten integraal deel uitmaken van elk instrument, programma of elke operationele maatregel die verbonden is met de strijd tegen terrorisme, georganiseerde misdaad, migratie, asiel en grensbeheer,
-
een "mensenrechtenclausule" op te nemen in overeenkomsten gesloten met derde landen en de doeltreffendheid van deze "mensenrechtenclausules" en andere RVVR-clausules te evalueren,
-
in ieder actieplan een hoofdstuk op te nemen over de mensenrechtensituatie in het betrokken derde land; is van oordeel dat het Bureau voor de grondrechten van de Europese Unie de EU-instellingen moet helpen om na te gaan of EU-overeenkomsten in overeenstemming zijn met de mensenrechten;
18. beveelt de Commissie, de lidstaten en de Raad aan de mogelijkheid te overwegen de op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht gefinancierde maatregelen in derde landen en regio's met een specifieke financiering voor projecten aan te vullen, die bedoeld zijn voor de bescherming en de eerbiediging van de mensenrechten;
19. drukt zijn bezorgdheid uit over het gebrek aan engagement ten aanzien van fundamentele rechten van enkele derde landen met wie de EU nauwe banden onderhoudt, met name de landen die genieten van het nabuurschapsbeleid en de Russische Federatie, waar met name de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting met voeten getreden worden, en dringt aan op een intensievere dialoog met Rusland over dit onderwerp;
20. is ook bezorgd over de naleving van de mensenrechtennormen door de EU zelf, daarbij denkend aan het recente voorbeeld van de programma's voor overdracht onder leiding van de CIA en de discutabele praktijken van verscheidene lidstaten in dat verband;
21. roept de EU en de lidstaten op zich strikt te houden aan het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding aan landen waar voor uitgeleverde personen foltering, onterende behandeling en/of de doodstraf dreigt; roept de Raad en de Commissie op om er bij landen waarmee zij nauwe betrekkingen hebben op aan te dringen af te zien van deze praktijken en ervoor te zorgen dat eenieder recht heeft op een eerlijk proces;
22. is ten zeerste verontrust over de gebrekkige juridische garanties voor EU-burgers als het gaat om het ter beschikking stellen van persoonlijke gegevens aan derde landen, zoals passagiersgegevens (PNR), financiële gegevens (SWIFT) of telecommunicatiegegevens door de FBI; herhaalt zijn verzoek aan de Commissie om na te gaan welke persoonlijke gegevens van burgers van de Unie voor derde landen toegankelijk zijn en door deze landen worden gebruikt binnen hun eigen jurisdictie; benadrukt dat de uitwisseling van gegevens op een degelijke wettelijke grondslag moet berusten en aan duidelijke regels en voorwaarden onderworpen moet worden, overeenkomstig de Gemeenschapswetgeving inzake de bescherming van de privacy en de burgerlijke vrijheden; is van mening dat de uitwisseling van gegevens met de VS plaats moet vinden in een gedegen wettelijk verband van transatlantische samenwerking en op basis van overeenkomsten tussen de EU en de VS en dat bilaterale overeenkomsten niet aanvaardbaar zijn;
23. betreurt het gebrek aan democratisch toezicht op de betrekkingen tussen de EU en de VS in het kader van de Contactgroep op hoog niveau bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, de Raad en afgevaardigden van de Amerikaanse regering voor het ministerie van Justitie en het ministerie van Binnenlandse Veiligheid, terwijl het Europees Parlement, nationale parlementen en het Amerikaanse Congres niet aan de dialoog kunnen deelnemen;
24. beveelt één enkel gegevensbeschermingsbeleid aan dat zowel de eerste als de derde pijler bestrijkt; brengt in herinnering dat onderlinge verschillen tussen beide niet enkel het recht van burgers op de bescherming van hun persoonlijke gegevens aantasten, maar ook de efficiëntie van de rechtshandhaving en het onderlinge vertrouwen tussen de lidstaten; verzoekt de Raad daartoe zo spoedig mogelijk over te gaan tot de aanneming van het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens (COM(2005)0475);
De burgers van de Unie goed beschermen tegen terrorisme en georganiseerde misdaad
25. is van oordeel dat het EU-beleid inzake terrorismebestrijding volledig in overeenstemming moet zijn met de beginselen van democratische legitimiteit, proportionaliteit, efficiëntie en eerbiediging van de mensenrechten overeenkomstig de conclusies van de vermelde resolutie van 14 februari 2007 over het verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen(2);
26. verzoekt de Commissie en de Raad in het kader van de strijd tegen het internationaal terrorisme gevolg te geven aan de conclusies van de Tijdelijke Commissie verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen, die het Parlement op 14 februari 2007 heeft aangenomen; beveelt de Gemeenschapsinstellingen met name aan erop toe te zien dat de veiligheidseisen die lidstaten stellen in het geheel niet indruisen tegen de bescherming van de fundamentele rechten van elk individu, ook al wordt de betrokkene verdacht van terroristische misdrijven;
27. verzoekt de Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten alle mogelijke maatregelen te nemen om samenwerking met derde landen die terroristische organisaties beschermen en/of financieren te beperken; benadrukt dat een land terrorisme volledig moet afzweren vooraleer het betere relaties kan onderhouden met de EU; dringt erop aan dat landen die dit nog niet gedaan hebben alle VN-verdragen over terrorisme ondertekenen en/of ratificeren;
28. benadrukt dat de EU bij haar externe acties ter bestrijding van terrorisme velerlei mogelijkheden heeft en onderstreept de noodzaak alle middelen die beschikbaar zijn op coherente wijze in te zetten; verzoekt de lidstaten zich te blijven inzetten om in de VN tot een gemeenschappelijke definitie van terrorisme te komen;
29. herhaalt eens te meer dat moet worden onderzocht in hoeverre de internationale initiatieven in het kader van de terrorismebestrijdingsmaatregelen (zoals de huidige herziening van de Amerikaanse Patriot Act) doeltreffend zijn; benadrukt het belang van een deugdelijk EU-beleid inzake terrorisme, daar de doeltreffendheid van anti-terreurmaatregelen fors zal toenemen als de EU met één stem spreekt wanneer zij met derde landen over dergelijke maatregelen onderhandelt;
30. wijst op de nood aan betere samenwerking met alle grote regionale mogendheden op het gebied van terrorismebestrijding, de werving en financiering van terroristen en de bescherming van kritieke infrastructuur met eerbiediging van de fundamentele rechten en de waarden van de Unie;
31. verzoekt de Raad de dialoog met derde landen te bevorderen, de ontwikkeling van institutionele en capaciteitsopbouw te steunen, de nationale actieplannen om corruptie doeltreffend te bestrijden verder te ontwikkelen en in te voeren, en om "anti-terrorismeclausules" op te nemen in overeenkomsten die met derde landen worden gesloten; is van oordeel dat bijkomende financiering en het gebruik van nieuwe Gemeenschapsinstrumenten noodzakelijk zijn op dit gebied;
32. dringt er bij de landen die dit nog niet hebben gedaan op aan te zorgen voor de ondertekening en/of de ratificatie van instrumenten als het VN-Verdrag tegen corruptie, het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en zijn drie protocollen tegen het smokkelen van migranten, mensenhandel en de illegale productie van en handel in vuurwapens en het Internationale Verdrag voor de bescherming van eenieder tegen gedwongen verdwijning;
33. verzoekt de Raad de derde landen die partner zijn van de EU te verplichten om, indien ze dit nog niet hebben gedaan, uniforme uitleveringsovereenkomsten te sluiten naar het voorbeeld van deze waarover met de VS werd onderhandeld inzake uitlevering en wederzijdse juridische bijstand in strafzaken voor de uitlevering van vermeende terroristen en misdadigers om voor de rechtbank te verschijnen;
34. benadrukt de noodzaak om het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit te ratificeren om misbruik te voorkomen van gegevens en telecommunicatienetwerken alsmede van toegang tot computersystemen in derde landen, voor terroristische en criminele doeleinden;
35. verzoekt de Commissie en de Raad gestandaardiseerde procedures op te stellen voor toezicht op productie, opslag, handel, transport, import en export van vuurwapens, explosieven en wapens om misbruik ervan zowel binnen de EU als in derde landen te voorkomen;
Versterking van de gerechtelijke en politiële samenwerking en van het grensbeheer
36. dringt aan op meer doeltreffende politiële en gerechtelijke samenwerking, waaronder een beter gemeenschappelijk gebruik van nationale hulpbronnen zoals verbindingsofficieren; benadrukt dat, hoewel de ontwikkeling van institutionele capaciteit en operationele samenwerking belangrijk zijn op dit domein, de EU haar acties moet uitvoeren met inachtneming van de universele normen inzake mensenrechten;
37. beveelt aan dat Europol spoedig de bevoegdheid wordt gegeven om operationele acties en onderzoeken te organiseren en te coördineren, deel uit te maken van gezamenlijke onderzoeksteams en zijn eigen verbindingsofficieren in te zetten in prioritaire gebieden zoals de westelijke Balkan;
38. beveelt aan dat de EU op basis van artikel 30 van het VEU gestandaardiseerde politiële samenwerkingsakkoorden moet sluiten met de VS, landen van het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) en andere partners; vraagt dat het Parlement, als wettelijk democratisch vertegenwoordiger van de burgers, voor wie dergelijke overeenkomst effecten sorteert, actief betrokken wordt bij de dialoog met het Amerikaans Congres tijdens de onderhandelingen over een toekomstige overeenkomst;
39. steunt de vooruitgang die gemaakt werd op het gebied van gegevensuitwisseling tussen de EU en Rusland, maar wijst erop dat verbeteringen nog steeds mogelijk zijn, vooral op het vlak van georganiseerde misdaad en terrorisme;
40. wijst erop dat de samenwerking tussen de EU en Rusland fors moet worden verbeterd om de bronnen van instabiliteit in de EU en het ENB-gebied tegen te gaan, zoals de bevroren conflicten in Moldavië en Georgië en de gewelddadige, radicale tendensen onder de Russische minderheden in de lidstaten van de EU;
41. dringt er bij het voorzitterschap van de Raad en bij de Commissie op aan privaatrechtelijke verdragen inzake internationaal privaatrecht te sluiten die nodig zijn om de belangen van Europese burgers in derde landen te beschermen en te werken aan het versterken van de geloofwaardigheid van de Unie en haar lidstaten in dit proces;
42. is verheugd over de overeenkomsten inzake uitlevering en politiële samenwerking in strafzaken tussen de EU en de VS, die kunnen worden beschouwd als een waar succes; stelt vast dat het Amerikaanse Congres gestart is met het proces voor de ratificatie van deze overeenkomsten en roept alle EU-lidstaten op hetzelfde te doen; is verder verheugd over de samenwerkingsovereenkomst tussen Eurojust en de VS;
43. verzoekt de VS en alle andere landen die inreisvisa eisen voor bepaalde EU-lidstaten onmiddellijk de visaplicht op te heffen en alle burgers van EU-lidstaten gelijkwaardig te behandelen; betreurt dat een bijkomende "informatie-uitwisselingsclausule" (een PNR-clausule) is opgenomen in de voorgestelde veranderingen aan het programma van visumvrijstelling van de VS;
44. is van mening dat de EU en de VS noodzakelijke en loyale bondgenoten zijn in de strijd tegen het terrorisme en dat een internationale overeenkomst moet worden gesloten om te zorgen dat SWIFT in overeenstemming is met Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van fysieke personen ten aanzien van de behandeling van gegevens van persoonlijke aard en het vrije verkeer van deze gegevens(3); verlangt dat in deze internationale overeenkomst de noodzakelijke garanties worden opgenomen om misbruik van deze gegevens voor economische en handelsdoeleinden te voorkomen; wijst erop dat SWIFT een eind moet maken aan de huidige praktijk om alle gegevens op zijn Amerikaanse spiegelsite te zetten;
45. benadrukt het feit dat doeltreffende grenscontroles van belang zijn om illegale immigratie te bestrijden en in bepaalde gevallen nuttig kunnen zijn in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en het terrorisme;
46. beveelt aan dat Frontex een operationele rol speelt bij het beheer van de buitengrenzen, door zijn operationele capaciteiten te vergroten en voldoende financiële middelen, personeel en technische hulpbronnen beschikbaar te stellen, in toepassing van het solidariteitsbeginsel en het beginsel van wederzijdse bijstand tussen de lidstaten, die samen de last zouden moeten dragen van het beheer van de buitengrenzen van de Unie;
47. vraagt de nieuwe lidstaten te blijven steunen in hun volgehouden inspanningen om de nieuwe oostelijke buitengrenzen van de EU te beveiligen;
48. steunt de belangrijkere rol die Eurojust speelt en de harmonisatie van de bevoegdheden van zijn nationale leden, wat zijn vermogen om op een doeltreffende manier onderzoeken en vervolgingen te coördineren en te initiëren ten goede moet komen;
Versterking van de internationale solidariteit met betrekking tot het migratie-, terugname- en asielbeleid
49. beveelt aan dat de Raad een gemeenschappelijk EU-migratiebeleid aanneemt met relevante maatregelen om op een doeltreffende manier de uitdagingen van zowel legale als illegale immigratie het hoofd te bieden; verzoekt in deze context om de toepassing van de conclusies die acht jaar geleden werden aangenomen op de Europese Raad van Tampere en bevestigd door de informele Europese Raad van Lahti, van het programma van Den Haag en de conclusies van de Europese Raad van december 2006, waarop bevestigd werd dat de in 2005 goedgekeurde algemene strategie inzake immigratie ten uitvoer moet worden gelegd;
50. wijst erop dat immigratie belangrijke voordelen kan opleveren indien ze goed wordt beheerd, in solidariteit en partnerschap met derde landen, en dat de integratie van immigranten een sleutelelement moet vormen van het toekomstige EU-migratiebeleid; benadrukt dat de acties van de EU die ten doel hebben om derde landen beter in staat te stellen om migratiestromen en hun grenzen te beheren, moeten worden uitgevoerd binnen een doeltreffend ontwikkelingsbeleid, rekening houdend met de specifieke economische en sociale situatie en gericht op het aanpakken van de echte oorzaken van zowel legale als illegale migratie, zoals armoede en gebrekkige mensenrechten in de betrokken landen, en moet bestaan in hulp om hen in staat te stellen om migratiestromen te beheersen en hulp met het oog op een doeltreffende ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking;
51. verzoekt de Raad medebeslissing en gekwalificeerde meerderheid van stemmen in te voeren voor het domein van legale migratie en integratie, om op die manier de besluitvorming te verbeteren en het proces dat in 2005 werd begonnen af te ronden, toen de communautaire methode werd uitgebreid tot illegale migratie en grenscontroles;
52. vraagt de Raad en de Commissie alles in het werk te stellen opdat de autoriteiten van de herkomst- en transitlanden daadwerkelijk samenwerken met de EU om clandestiene immigratie tegen te gaan en de strijd aan te binden met organisaties die zich inlaten met mensenhandel; vraagt de Raad en de Commissie voorts geregeld te toetsen in hoeverre deze landen samenwerken op het gebied van de clandestiene immigratie en wijst in dit verband op het belang van het toetsings- en evaluatiemechanisme voor het beoordelen van de prestaties van derde landen bij het bestrijden van de clandestiene immigratie, dat de Raad in 2003 heeft ingesteld op verzoek van de Europese Raad, gehouden in Thessaloniki op 19 en 20 juni 2003;
53. verzoekt om de onverwijlde invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel en dringt er bij de Raad op aan om obstakels die de ontwikkeling ervan in de weg staan weg te nemen;
54. beschouwt het sluiten van overnameovereenkomsten als een prioriteit die deel uitmaakt van een bredere strategie om illegale immigratie te bestrijden; wijst op de noodzaak aan duidelijke, doorzichtige en eerlijke gemeenschappelijke regels inzake terugkeer; is bezorgd over het feit dat in de overnameovereenkomsten die namens de EU zijn gesloten asielzoekers niet expliciet zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeenkomsten, en dat derhalve ook de overname mogelijk is van asielzoekers wier verzoeken nog niet ten gronde zijn afgehandeld, of wier verzoeken zijn verworpen of als ontoelaatbaar zijn beoordeeld ingevolge de toepassing van het concept "veilig derde land"; dringt aan op waarborgen om het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding te eerbiedigen;
55. beveelt aan waar mogelijk te onderhandelen over richtsnoeren voor visumversoepelingen met derde landen op basis van wederkerigheid, met als doel een echt partnerschap op het vlak van migratiekwesties te ontwikkelen; verzoekt de Raad de lidstaten aan te moedigen de kostprijs van visa te drukken om de democratische ontwikkeling in ENB-landen te stimuleren en om te verhinderen dat, onder het motto van veiligheid, bijkomende barrières worden opgeworpen voor de gewone reiziger;
56. steunt de regionale beschermingsprogramma's ontwikkeld door de Commissie in nauwe samenwerking met het Hoog Commissariaat voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties en de betrokken derde landen, en wijst erop dat het belangrijk is ervoor te zorgen dat degenen die bescherming nodig hebben hiervan zo spoedig mogelijk verzekerd worden, onafhankelijk van het land of de regio waarin ze zich bevinden;
o o o
57. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten.