Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2184(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0182/2007

Ingediende teksten :

A6-0182/2007

Debatten :

PV 20/06/2007 - 19
CRE 20/06/2007 - 19

Stemmingen :

PV 21/06/2007 - 8.10
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0286

Aangenomen teksten
PDF 136kWORD 55k
Donderdag 21 juni 2007 - Straatsburg
Gemeenschappelijk Europees asielstelsel
P6_TA(2007)0286A6-0182/2007

Resolutie van het Europees Parlement van 21 juni 2007 over asiel: praktische samenwerking, kwaliteit van de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (2006/2184(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 63, lid 1 en lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

–   gelet op Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus(1),

–   gelet op Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft en de inhoud van de verleende bescherming(2),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend(3) (Dublin II-verordening),

–   gelet op Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten(4),

–   gezien het Haags programma van 4 en 5 november 2004,

–   onder verwijzing naar zijn standpunt van 27 september 2005 over het ontwerp van richtlijn van de Raad op minimumnormen voor de procedures voor erkenning en intrekking van de hoedanigheid van vluchteling in de lidstaten(5),

–   gezien de mededeling van de Commissie "Over een versterkte praktische samenwerking - Nieuwe structuren, een nieuwe aanpak: verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel" (COM(2006)0067),

–   gezien de mededeling van de Commissie betreffende de aanpassing van de op de bevoegdheden van het Hof van Justitie betrekking hebbende bepalingen van titel IV van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, teneinde te komen tot een doeltreffender rechtsbescherming (COM(2006)0346),

–   gelet op artikel 45 van zijn reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0182/2007),

A.   overwegende dat de internationale overeenkomsten en het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden volledig in acht moeten worden genomen en dat het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding altijd in acht moet worden genomen,

B.   vaststellend dat de eerste fase van de invoering van een gemeenschappelijk asielstelsel met het aannemen van de vier in artikel 63, lid 1 van het EG-Verdrag bedoelde instrumenten is afgerond; overwegende dat er zowel politieke als technische problemen bestaan die moeten worden opgelost om tot de tweede fase van het Europees asielstelsel te kunnen overgaan, die beoogt een gemeenschappelijke asielprocedure en een uniform statuut in te voeren voor personen die recht hebben op asiel of subsidiaire bescherming, en in de hoop dat men zich aan de termijn van 2010 zal houden,

C.   overwegende dat het al steun heeft toegezegd aan de definitie van "vluchteling" die in de Richtlijn 2004/83/EG van de Raad is opgenomen en dat die definitie daarom ook geldt voor deze resolutie,

D.   vaststellend dat het aannemen van richtlijnen voor het ten uitvoer leggen van gemeenschappelijke normen slechts een eerste stap is, en dat vervolgens de op het niveau van de Gemeenschap aangenomen bepalingen in alle lidstaten naar behoren zullen moeten worden uitgevoerd; overwegende dat het van wezenlijk belang is dat de Commissie deze uitvoering controleert, en dat daarvoor derhalve de nodige middelen ter beschikking gesteld moeten worden,

E.   vaststellend dat het bij de tot nu toe aanvaarde instrumenten op asielgebied enkel gaat om de vastlegging van minimumnormen, en overwegende dat de neiging tot overeenstemming over een kleinste gemene deler overwonnen moet worden om een wedloop in neerwaartse richting te voorkomen, die de waarborg en kwaliteit van ontvangst, procedures en bescherming inkrimpt,

F.   vaststellend dat de Europese Raad in het Haags programma van 4 en 5 november 2004 de Raad en de Commissie dringend heeft verzocht geschikte structuren in het leven te roepen, die ook de voor asielaangelegenheden verantwoordelijke nationale instanties van de lidstaten omvatten, om zo de concrete samenwerking te vergemakkelijken; en dat de intensivering van deze concrete samenwerking, evenals de uitwisseling van informatie en goede praktijken tussen de lidstaten, een belangrijk hulpmiddel is om het doel van een gemeenschappelijke asielprocedure en een eenvormig statuut te bereiken,

G.   overwegende dat versterking van het wederzijds vertrouwen de hoeksteen is van de opbouw van een gemeenschappelijk asielstelsel, en dat concrete en regelmatige samenwerking tussen de verschillende, bestuurlijke niveaus van de lidstaten, de beste manier is dit vertrouwen te wekken; dat versterking van wederzijds vertrouwen nodig is om de kwaliteit te waarborgen en het publiek ook meer vertrouwen in de asielverlening te geven, en tegelijk voor een minder controversiële en doeltreffender procedure te zorgen,

H.   overwegende dat een efficiënte uitvoering van het asielbeleid veronderstelt dat er meerdere, elkaar aanvullende doelen worden nagestreefd, zoals een verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming, een snelle en doeltreffende afhandeling van verzoeken om bescherming, evenals het organiseren van voorlichtingscampagnes in de landen van herkomst en doorgang, waarin zowel informatie gegeven wordt over de mogelijkheden tot wettelijke immigratie, de voorwaarden om de hoedanigheid van vluchteling of bescherming om humanitaire redenen te verkrijgen, de gevaren van mensenhandel, vooral voor vrouwen en niet-begeleide minderjarigen en de gevolgen van illegale immigratie en weigering van de vluchtelingenstatus,

I.   overwegend dat het om de kwaliteit van de behandeling van asielaanvragen te verbeteren en zodoende de hoeveelheid gerechtelijke procedures en het aantal vertragingen tijdens de procedures terug te dringen, zinvol kan zijn een beroep te doen op de steun van relevante organisaties zoals het Hoge Commissariaat voor Vluchtelingen van de Verenigde Naties (UNHCR), dat een methode heeft ontwikkeld om de autoriteiten bij de verbetering van de kwaliteit van hun besluitvorming te ondersteunen (Quality Initiative),

J.   vaststellend dat, zoals de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken op 27 en 28 april 2006 heeft verklaard, het invoeren van een uniforme procedure moet worden bevorderd om vertragingen te vermijden en daarmee een concrete bijdrage te leveren aan de verbetering van de efficiëntie van de procedures,

K.   overwegende dat de lidstaten, ondanks een gemeenschappelijk fundament aan maatregelen die sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op asielgebied zijn genomen, op nationaal niveau doorgaan maatregelen en besluiten te nemen die gevolgen hebben voor de overige lidstaten, in het bijzonder voor wat betreft het verlenen van internationale bescherming,

L.   vaststellend dat artikel 29 van de Richtlijn 2005/85/EG voorziet in het opstellen van een gemeenschappelijke minimumlijst van derde landen die als veilige landen van herkomst worden beschouwd, en vaststellende dat deze lijst nog niet is opgesteld en dat de Raad geen rekening heeft gehouden met het advies van het Parlement bij de goedkeuring van die richtlijn, en dat daarom nu een beroep tot nietigverklaring van Richtlijn 2005/85/EG bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (Hof van Justitie) aanhangig is; overwegende dat een dergelijke lijst in het kader van de medebeslissingsprocedure dient te worden goedgekeurd; overwegende dat de opneming van een land op die lijst niet automatisch betekent dat asielzoekers uit dat land in beginsel asiel zal worden geweigerd, maar dat, volgens de Conventie van Genève van 28 juli 1951 met betrekking tot de status van vluchtelingen, gewijzigd middels het protocol van New York van 31 januari 1967, er een aparte beoordeling plaatsvindt van iedere aanvraag;

M.   overwegende dat de Raad het helaas niet nodig heeft gevonden bij het opstellen van de lijst van veilige landen van herkomst de medebeslissingsprocedure toe te passen, en overwegende dat de uitspraak die het Hof van Justitie in deze aangelegenheid zal doen, met belangstelling tegemoet wordt gezien,

N.   overwegende dat de lidstaten over kwalitatief hoogwaardige informatie omtrent de actuele risico's in de landen van herkomst dienen te beschikken, om betrouwbare en eerlijke procedures te kunnen waarborgen die de garantie bieden dat de rechten van asielaanvragers geëerbiedigd worden,

O.   overwegende dat geweld en de dreiging met geweld tegen vrouwen een schending vormen van het recht op leven, veiligheid, vrijheid, waardigheid en lichamelijke en emotionele integriteit, alsook een ernstig gevaar vormen voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de slachtoffers van geweld,

P.   overwegende dat technische en politieke problemen het gemeenschappelijk gebruik van gevoelige informatie over de landen van herkomst weliswaar bemoeilijken, maar dat het op den duur moet lukken een gemeenschappelijke databank over de landen van herkomst te openen, opdat alle personen die bij de procedure betrokken zijn zich bij de behandeling van individuele aanvragen kunnen baseren op dezelfde informatie,

Q.   overwegend dat het om de besluitvormingsprocedures te verbeteren nodig is het opleidingsniveau van de ambtenaren die deze besluiten nemen te verhogen,

R.   vaststellend dat de meest geschikte procedure om het Hof van Justitie in staat te stellen de uniformiteit van het Gemeenschapsrecht te garanderen de in artikel 234 van het EG-Verdrag genoemde prejudiciële procedure is, en dat een wezenlijk bestanddeel van deze procedure het principe is dat iedere nationale rechtbank aan het Hof van Justitie een beslissing kan vragen; overwegende dat het Hof van Justitie op grond van de uitzondering op dit principe overeenkomstig artikel 68 van het EG-Verdrag helaas alleen dan bevoegd is bepalingen op asielgebied uit te leggen wanneer het de zaak krijgt voorgelegd door een nationale rechterlijke instantie die uitspraak doet in laatste aanleg,

1.   is verheugd over de pogingen die zijn gedaan om de praktische samenwerking in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren; is van mening dat een verbetering van de procedures en de besluitvorming in het belang is van zowel de lidstaten als de asielzoekers;

2.   stelt opnieuw dat er een vooruitziend gemeenschappelijk asielbeleid van de Europese Unie nodig is, dat uitgaat van de verplichting om asielzoekers toe te laten, en van de eerbiediging van het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding; wijst daarbij op het fundamenteel belang van een krachtig gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dat ondersteuning en waarborg voor democratie en de grondrechten biedt;

3.   herhaalt nadrukkelijk dat het uiteindelijke doel van de invoering van een gemeenschappelijk asielstelsel moet zijn kwalitatief hoogwaardige bescherming, onderzoek van individuele asielaanvragen, en procedures die op degelijke, verantwoorde en eerlijke besluiten uitlopen; wijst erop dat een verbetering van de kwaliteit van de besluitvorming ervoor moet zorgen dat degenen die bescherming nodig hebben, het grondgebied van de EU veilig kunnen betreden en op degelijke behandeling van hun aanvraag mogen rekenen, en dat de internationale normen van het humanitair recht en het vluchtelingenstatuut, meer in het bijzonder het beginsel van niet-uitzetting of -terugleiding, strikt in acht genomen worden;

4.   veroordeelt dat de Commissie duidelijk over onvoldoende middelen beschikt om de uitvoering van de diverse richtlijnen op asielgebied te controleren, en spoort de lidstaten aan de taak van de Commissie te verlichten door haar stelselmatig een equivalentietabel voor te leggen waarin wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen om bepalingen uit de richtlijnen uit te voeren;

5.   verzoekt de Raad en de Commissie te streven naar de invoering van een uniforme procedure in alle lidstaten, waardoor eerlijke en efficiënte besluitvorming wordt bevorderd, om ervoor te zorgen dat de vluchtelingenstatus zo spoedig mogelijk toegekend wordt aan degenen die er recht op hebben;

6.   wijst er met betrekking tot de voorwaarden en modaliteiten voor het verlenen van internationale bescherming en in het bijzonder van subsidiaire bescherming, op, dat zolang de geldende wetgevingen op asielgebied stoelen op minimumnormen en tot stand komen op basis van de kleinste gemene deler, er verschillen tussen de lidstaten zullen blijven bestaan en "asielshopping" een probleem zal blijven;

7.   wijst er nadrukkelijk op dat één van de doelen van de goedgekeurde instrumenten op asielgebied is om zogenaamde "secundaire" bewegingen in te dammen; spoort de lidstaten aan concreet te streven naar een zo groot mogelijke convergentie van hun asielbeleid;

8.   is van mening dat, omwille van de solidariteit, één van de verbeteringen van het EU- asielstelsel een eerlijker verdeling van de lasten tussen de lidstaten, met name een verlichting van de lasten van de lidstaten aan de buitengrenzen van de EU, zou moeten zijn, en kijkt nu al met belangstelling uit naar de beoordeling door de Commissie van de Dublin II-verordening, evenals naar eventuele voorstellen op dit gebied;

9.   is van mening dat erop gelet moet worden dat de voor het toekennen van de vluchtelingenstatus verantwoordelijke ambtenaren degelijk zijn opgeleid volgens een Europees opleidingsprogramma, met de mogelijkheid om verplichte kwalificaties of een verplicht kwalificatieniveau in te voeren;

10.   dringt erop aan in de landen van herkomst en doorgang voorlichtingscampagnes te voeren die potentiële asielzoekers evenzeer voorlichten over de risico's van illegale immigratie en de gevolgen van een afwijzing van de vluchtelingenstatus als over de mogelijkheden van legale immigratie en het indienen van kansrijke asielaanvragen en over de gevaren van mensenhandel, met name in vrouwen en niet-begeleide minderjarigen;

11.   verlangt dat, eens de rechtsmiddelen zijn uitgeput, maatregelen jegens personen die geen vluchtelingenstatus krijgen of wier vluchtelingenstatus werd afgewezen, eerlijk en snel worden uitgevoerd met inachtneming van de menselijke waardigheid en de grondrechten van degenen die gerepatrieerd worden; dringt voorts aan op de zo spoedig mogelijke vaststelling van een repatriëringsprocedure van de EU;

12.   vraagt spoedige en eerlijke uitvoering van de maatregelen voor personen die de hoedanigheid van vluchteling of humanitaire bescherming gekregen hebben om te zorgen dat ze onder aanvaardbare omstandigheden kunnen leven, zich doeltreffend in het sociaal en politiek leven kunnen integreren en actief en volledig deel kunnen hebben aan de beslissingen binnen de samenleving die ze opvangt;

13.   verzoekt de Commissie de technische en politieke obstakels bij het invoeren van een gemeenschappelijke databank over de landen van herkomst zo snel mogelijk uit de weg te ruimen; is van mening dat de databank van de EU een toegankelijk systeem moet worden, zodat allen die betrokken zijn bij procedures gebruik kunnen maken van dezelfde informatie als zij zich bezighouden met individuele aanvragen; wenst dat er een pragmatische oplossing wordt gevonden voor het probleem van de veeltaligheid;

14.   wijst op de inspanningen van de Commissie overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 2005/85/EG om een lijst van veilige derde landen op te stellen, maar wijst erop dat een uitspraak wordt verwacht over een beroep tot nietigverklaring dat bij het Hof van Justitie aanhangig is gemaakt over die richtlijn, reden waarom de opstelling van een dergelijke lijst tot nader order is opgeschort en dringt er bij de Raad op aan rekening te houden met deze tegenstrijdige elementen en besluiten dienaangaande te nemen; wijst er voorts op dat het begrip van veilige derde landen de lidstaten niet ontheft van hun verplichtingen in het kader van het internationale recht en in het bijzonder de bepalingen van de Conventie van Genève inzake het beginsel van niet-terugsturing en individuele beoordeling van elke asielaanvraag;

15.   is van mening dat de coördinatie van de werkzaamheden in het kader van concrete samenwerking op asielgebied ook verder een taak van de Commissie behoort te zijn, die daartoe over passende middelen dient te beschikken; verzoekt de Commissie zich in het verslag dat zij begin 2008 zal presenteren over de voortgang in de eerste fase van de werkzaamheden, voor deze optie uit te spreken, en als zij voor een andere optie kiest te motiveren waarom het creëren van een nieuwe structuur in de vorm van een "Europees Bureau voor ondersteuning", nodig wordt geacht; overwegende dat een kosten-batenanalyse dient te worden gemaakt; is van mening dat indien de Commissie de oprichting van een "Europees Bureau voor ondersteuning" overweegt, die alleen kan plaatsvinden onder absolute garanties voor doorzichtigheid en verantwoordelijkheid;

16.   verzoekt de lidstaten om volledig met het UNHCR samen te werken en het de nodige steun te bieden en een operatie "quality initiative" te starten, en de resultaten van dit initiatief openbaar te maken opdat de beste procedures om verzoeken om internationale bescherming te behandelen bekend raken en bevorderd worden;

17.   acht het onaanvaardbaar dat asielaanvragers worden vastgehouden onder omstandigheden waarin ze van hun persoonlijke vrijheden zijn beroofd;

18.   onderstreept de noodzaak van de oprichting van opvangcentra met aparte structuren voor gezinnen, vrouwen en kinderen en adequate voorzieningen voor oudere en gehandicapte asielzoekers, dringt aan op een evaluatie van de opvang in het kader van de toepassing van Richtlijn 2003/9/EG; wijst er in dit verband op dat de mogelijkheden die het nieuwe Europees Vluchtelingenfonds biedt, ten volle dienen te worden benut;

19.   juicht de door de Commissie voorbereide maatregelen ter ondersteuning van lidstaten die zwaar onder druk staan toe, om deze lidstaten zo in staat te stellen de problemen rond de opname van asielzoekers en het onderzoek van asielaanvragen op te lossen; is in het bijzonder ingenomen met het voorstel tot het sturen van teams van deskundigen uit verschillende lidstaten;

20.   wijst er nadrukkelijk op dat het de taak van de Commissie is toe te zien op de uitvoering van de op asielgebied geldende richtlijnen, en dat zij te dien einde over voldoende middelen moet kunnen beschikken, maar dat die echter op dit moment volledig ontoereikend zijn om een dergelijke veelomvattende taak tot een goed einde te brengen; is van mening dat de geloofwaardigheid van de Unie op dit terrein evenals de toekomst van het gemeenschappelijk asielbeleid op het spel staan;

21.   spoort de Commissie aan om de toegang tot financiële instrumenten zoals het Europees Vluchtelingenfonds en het Argo-programma te verbeteren, zodat de lidstaten in noodgevallen snel over middelen kunnen beschikken;

22.   wijst erop dat het tot stand gebrachte corpus van het Gemeenschapsrecht inzake het asielbeleid in de gehele Unie op uniforme wijze moet worden geïnterpreteerd en toegepast; is van mening dat de harmonisatie van het asielbeleid wordt vergemakkelijkt en bespoedigd wanneer ook andere dan de nationale rechtbanken, oordelend in laatste aanleg zich tot het Hof van Justitie kunnen wenden, zoals nu het geval is; roept de Raad daarom op het Hof weer zijn volledige bevoegdheden inzake de prejudiciële beslissing overeenkomstig titel IV van het EG-Verdrag toe te kennen; verheugt zich over de discussienota van het Hof van Justitie over de behandeling van aangelegenheden op het vlak van vrijheid, veiligheid en justitie die voor prejudiciële uitspraak voorgelegd worden(6) en kan het gesprek over de behoefte aan een procedure die aan de bijzondere gegevenheden van asiel- en immigratiezaken beantwoordt, alleen maar aanmoedigen;

23.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.
(2) PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.
(3) PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.
(4) PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.
(5) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 46.
(6) Document van de Raad 13272/06.

Juridische mededeling - Privacybeleid