Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2004/2262(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0155/2005

Ingediende teksten :

A6-0155/2005

Debatten :

Stemmingen :

PV 10/07/2007 - 8.39
CRE 10/07/2007 - 8.39

Aangenomen teksten :

P6_TA(2007)0327

Aangenomen teksten
PDF 125kWORD 52k
Dinsdag 10 juli 2007 - Straatsburg
Vervaardiging van vismeel en visolie
P6_TA(2007)0327A6-0155/2005

Resolutie van het Europees Parlement van 10 juli 2007 over de industriële visserij en de vervaardiging van vismeel en visolie (2004/2262(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het verbod op het vervoederen van vismeel aan herkauwers dat in 2001 door de Commissie is ingesteld, een voorzorgsmaatregel die is ingevoerd bij Beschikking 2000/766/EG van de Raad van 4 december 2000 betreffende bepaalde beschermingsmaatregelen ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en het vervoederen van dierlijke eiwitten(1) en later is geconsolideerd in Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie van 10 juli 2003(2) tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001, waarin de voorwaarden werden vastgelegd waaronder de lidstaten het vervoederen van vismeel aan niet-herkauwende dieren konden toestaan (bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 als gewijzigd),

–   gezien het werkdocument uit 2004 van het Directoraat-generaal onderzoek van het Europees Parlement met de titel "The Fish Meal and Fish Oil Industry - Its Role in the Common Fisheries Policy",

–   gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encephalopathieën(3), met name als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1923/2006 van 18 december 2006(4), en gezien Verordening (EG) nr. 1292/2005 van de Commissie van 5 augustus 2005 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft diervoeding(5), die door de Commissie is aangenomen na de ontwikkeling van een gevalideerde methode (zie Richtlijn 2003/126/EG van de Commissie van 23 december 2003 inzake de analysemethoden voor de bepaling van bestanddelen van dierlijke oorsprong in het kader van de officiële controle van diervoeders(6)) om de aanwezigheid van vlees- en beendermeel van zoogdieren in diervoeders aan te tonen, zelfs wanneer daarin ook vismeel is verwerkt, en erkennend dat er geen geldige reden meer is voor het verbod op het voederen van vismeel aan herkauwers en dat dit verbod moet worden opgeheven,

–   gezien zijn resolutie van 28 oktober 2004 over het ontwerp van de bovenvernmoemde Verordening van de Commissie(7), waarin de Commissie wordt gevraagd de verordening in te trekken, en de mening wordt uitgesproken dat het vervoederen van vismeel aan herkauwers niet strookt met de aan de Gemeenschap opgelegde verplichting om de gezondheid van haar burgers te beschermen,

–   gezien de maximaal toelaatbare gehalten aan onwenselijke stoffen in diervoeding die zijn vastgelegd in Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding(8), gewijzigd in 2003 bij Richtlijn 2003/57/EG van de Commissie van 17 juni 2003(9) teneinde hierin ook dioxines op te nemen en opnieuw gewijzigd bij Richtlijn 2003/100/EG van 31 oktober 2003(10),

–   gezien de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de verbetering van het toezicht op de industriële visserij in de EU (COM(2004)0167), die erop is gericht in de hele Gemeenschap een transparant en doeltreffend toezicht op de industriële aanvoer tot stand te brengen,

–   onder verwijzing naar zijn standpunt in eerst lezing van 17 mei 2006 over voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën(11),

–   gezien de antwoorden die de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid heeft gegeven op door het Europees Parlement op 26 oktober 2005 gestelde vragen,

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0155/2005),

A.   overwegende dat het voor de stabiliteit van de vismeel- en visolie-industrie noodzakelijk is onderwerpen op het gebied van ethiek, duurzaamheid, toxinen, zware metalen en verontreinigende stoffen die soms aan de orde worden gesteld, op een samenhangende manier aan te pakken,

B.   overwegende dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat het gebruik van visproducten in diervoeding tot de overdracht van BSE of OSE's kan leiden; en dat strenge regulatorische controles, alsook uitgebreide investeringen door de industrie, de veiligheid van de voedselketen tegen besmetting door dioxines en dioxineachtige PCB's hebben verzekerd,

C.   overwegende dat de officiële methoden zodanig zijn verbeterd dat er geen risico bestaat dat de aanwezigheid van vlees- en beendermeel van zoogdieren met de aanwezigheid van vismeel wordt verward,

D.   overwegende dat vismeel rijk is aan essentiële aminozuren in de vorm van eiwit en dat visolie en vismeel rijk zijn aan vetzuren die gunstig zijn voor de gezondheid en het welzijn van zowel mensen als dieren,

E.   overwegende dat, terwijl er uiteenlopende meningen zijn over de effecten van de industriële visserij en er niet te veel vertrouwen in alleenstaande informatiebronnen moet worden gesteld, het IROZ-onderzoek uit 2004 suggereerde dat het effect van de industriële visserij op de mariene ecosystemen relatief gering is vergeleken met het effect van de visvangst voor menselijke consumptie,

F.   overwegende niettemin dat het onderzoek naar de invloed van de industriële visserij op de mariene ecosystemen en de ruimere omgeving zou moeten worden voortgezet,

G.   overwegende dat alle landen en regio's die de EU vismeel leveren, de FAO-richtsnoeren voor verantwoordelijke visserij onderschrijven en toepassen,

H.   overwegende dat in het werkdocument uit 2004 van het Directoraat-generaal onderzoek wordt verklaard dat in de EU-wateren voor de meeste soorten waarop wordt gevist en waarvoor gegevens beschikbaar zijn, de bestanden zich op een veilig niveau bevinden,

I.   overwegende dat de vismeel- en visolie-industrie een sector van mondiaal belang is die in Europa direct aan 2 222 mensen en indirect aan 30 000 mensen werkgelegenheid biedt, en aan meer dan 100 000 mensen in Peru, 's werelds grootste producent en exporteur van vismeel,

J.   overwegende dat vismeel en visolie van essentieel belang zijn als basisvoeder voor gekweekte vis in de opkomende aquacultuursector,

1.   erkent dat de Commissie momenteel het beginsel toepast om toegestane vangsten (TAC's) en quota vast te stellen aan de hand van bepaalde wetenschappelijke criteria en beschouwt het gebruik van de aan land gebrachte vis als zijnde een economische kwestie in plaats van een instandhoudingskwestie;

2.   verwelkomt de bovenvernoemde mededeling van de Commissie over de verbetering van het toezicht op de industriële visserij in de EU,

3.   benadrukt het belang van voortgaand onderzoek naar de invloed van de industriële visserij en het effect daarvan op de andere visserij alsook op het ruimere mariene milieu, met de bedoeling alle visserijactiviteiten op een duurzaam niveau te handhaven en de vissers die de milieuvriendelijkste technieken gebruiken, te belonen;

4.   vraagt de Commissie om meer wetenschappelijk onderzoek naar blauwe wijting teneinde in de nabije toekomst betere adviezen te kunnen krijgen en tot een beter beheer te komen;

5.   onderstreept het probleem van gevangen dode vis die overboord wordt gegooid bij de zeevisserij, een probleem dat in Europa naar schatting jaarlijks 1 miljoen ton vis bedraagt;

6.   verzoekt de Commissie studies en/of proefprojecten uit te voeren om de huidige toestand in verband met de overboord gegooide vis, alsook de mogelijkheden van gebruik daarvan door de industriële visserijsector te onderzoeken, zodat deze toestand in geen geval zou kunnen leiden tot een overexploitatie van de natuurlijke bronnen;

7.   suggereert dat het gebruik van bijvangsten door de vismeel- en visolie-industrie, gezien de snel groeiende aquacultuursector in de EU, door de Commissie, in nauwe samenwerking met de Commissie visserij van het Parlement, zou moeten worden onderzocht;

8.   benadrukt dat de controles in de EU om de aanwezigheid van ongewenste en verontreinigende stoffen in diervoeders te beperken, ervoor zorgen dat vismeel en visolie ruimschoots binnen de toegestane limieten blijven, en verwelkomt de investering van 25 miljoen EUR door de vismeel- en visolie-industrie in Denemarken en het Verenigd Koninkrijk, die tot doel heeft dioxines en dioxineachtige PCB's uit te bannen en de productie van een veilig en gezond product te verzekeren; verzoekt de Commissie en de lidstaten om streng toezicht te houden op de toepassing van de bestaande controles;

9.   merkt goedkeurend op dat de industrie zo bereidwillig is geweest deze investering te doen, hoewel het beginsel "de vervuiler betaalt" niet door de EU werd goedgekeurd;

10.   beklemtoont dat de industrie het ALARA-beginsel (As low als reasonably achievable) steeds moet toepassen als het gaat om dioxines en dioxineachtige PCB's;

11.   verzoekt om een wetenschappelijke analyse om aanvaardbare grenswaarden voor dioxine in vismeel als voeder voor varkens en gevogelte te bepalen;

12.   beklemtoont dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat het volledige verbod op het gebruik van vismeel als voeder wegens mogelijke overdracht van BSE of OSE's rechtvaardigt;

13.   stelt vast dat het voederen van dierlijke eiwitten aan herkauwers in de door het Europees Parlement en de Raad aangenomen Verordening (EG) nr. 1923/2006 wordt verboden, maar dat de Commissie kan instemmen met afwijkingen voor het voederen van vismeel aan jonge herkauwers, mits deze afwijkingen gebaseerd zijn op wetenschappelijke beoordelingen van de voedingsbehoeften van jonge herkauwers en aansluiten op een beoordeling van de controleaspecten;

14.   herinnert aan bovenvermelde standpunt dat het op 17 mei 2006 heeft aangenomen en dat met betrekking tot artikel 7 van de verordening voorziet in een ontheffingsregeling waardoor in bepaalde omstandigheden aan jonge herkauwers van vis afkomstige eiwitten mogen worden gevoerd;

15.   verzoekt de Commissie en de Raad het verbod op het vervoederen van vismeel en visolie aan herkauwers op te heffen,

16.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 306 van 7.12.2000, blz. 32.
(2) PB L 173 van 11.7.2003, blz. 6.
(3) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 722/2007 van de Commissie (PB L 164 van 26.6.2007, blz. 7).
(4) PB L 404 van 30.12.2006, blz. 1.
(5) PB L 205 van 6.8.2005, blz. 3.
(6) PB L 339 van 24.12.2003, blz. 78.
(7) PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 178.
(8) PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2006/77/EG van de Commissie (PB L 271 van 30.9.2006, blz. 53).
(9) PB L 151 van 19.6.2003, blz. 38.
(10) PB L 285 van 1.11.2003, blz. 33.
(11) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 219.

Juridische mededeling - Privacybeleid