Resolutie van het Europees Parlement van 12 juli 2007 over het Midden-Oosten
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over het Midden-Oosten, en met name die van 7 september 2006 over de situatie in het Midden-Oosten(1), die van 16 november 2006 over de situatie in de Gazastrook(2) en die van 21 juni 2007 over het MEDA-programma en de financiële steun aan Palestina: evaluatie, uitvoering en controle(3),
– gelet op de resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties 242 (1967), 338 (1973), 1559 (2004), 1701 (2006) en 1757 (2007),
– gelet op de conclusies van de zitting van de Raad Externe Betrekkingen van 18 juni 2007,
– gelet op de verklaringen van het Kwartet van 16 juni 2007 en 27 juni 2007,
– gezien de resultaten van de Top van Sharm el Sheikh van 25 juni 2007,
– gezien het verslag van mei 2007 van Alvaro de Soto aan het eind van zijn mandaat als speciaal coördinator van de VN voor het vredesproces in het Midden-Oosten en persoonlijke gezant van de secretaris-generaal van de VN bij de PLO en de Palestijnse Autoriteit,
– gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Midden-Oosten 40 jaar na de oorlog van 1967 die uitliep op de bezetting door Israël van de Gazastrook, de westelijke Jordaanoever en de Golanhoogte, onder diverse conflicten gebukt gaat en er vrijwel geen resultaten te zien zijn van de inspanningen om een rechtvaardige en duurzame vrede tot stand te brengen tussen Israëli's en Palestijnen en tussen Israël en de Arabische landen,
B. overwegende dat Hamas besloten heeft met militaire middelen de macht in Gaza te grijpen en leden van de veiligheidstroepen van Fatah en de Palestijnse Autoriteit heeft gedood, ondanks de recente vorming door de Palestijnse Wetgevende Raad en het Palestijnse presidentschap – beide democratisch gekozen instanties - van een eenheidsregering op grond van de Verklaring van Mekka,
C. overwegende dat deze dramatische ontwikkeling vooral het gevolg is van de politieke instabiliteit en de steeds groter wordende verdeeldheid tussen de Palestijnen onderling, en voorts van het ontbreken van een perspectief voor een werkelijk vredesproces voor het Palestijnse volk, dat nog altijd onder een bezetting leeft, mede ten gevolge van de benadering van het Kwartet,
D. overwegende dat de bevolking van de Palestijnse Gebieden en met name in de Gazastrook nog nooit zo'n ernstige crisis heeft doorgemaakt op het vlak van armoede, werkloosheid, toegang tot gezondheidszorg, onderwijs, veiligheid en vrijheid van personenverkeer,
E. overwegende dat de beperkingen op het verkeer van goederen en personen, de inhouding van belasting- en douane-ontvangsten en het besluit om de rechtstreekse steun aan de Palestijnse Autoriteit op te schorten bijgedragen hebben tot de verheviging van de crisis, ondanks het tijdelijke internationale mechanisme (TIM) en de verhoging van de projecthulp die door de EU wordt verstrekt,
F. overwegende dat de Raad verklaard heeft dat de Europese Unie onmiddellijk normale betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit zal hervatten en voorwaarden zal formuleren voor dringende praktische en financiële bijstand, met inbegrip van rechtstreekse financiële steun aan de regering, steun aan de Palestijnse civiele politie door hervatting van EUPOL COPPS en hervatting van de EU-grensbijstandsmissies te Rafah,
G. overwegende dat het steeds dringender wordt voortgang te maken met een geloofwaardig vredesproces dat de Palestijnse bevolking uitzicht biedt op een onafhankelijke, democratische en levensvatbare staat naast Israël en binnen veilige en internationaal erkende grenzen en dat het Midden-Oosten vrede en stabiliteit brengt,
H. overwegende dat de hervatting van het Arabische vredesinitiatief op de Top van de Arabische Liga op 29 maart 2007 in Riyad een nieuwe en geloofwaardige kans biedt voor een alomvattende regeling in de regio,
I. overwegende dat bij resolutie 1757(2007) van de VN-Veiligheidsraad een internationaal tribunaal is opgericht voor de berechting van de verantwoordelijken voor de moord op voormalig premier Rafik Hariri en andere politieke moorden in Libanon,
J. verontrust over de verslechtering van de situatie in Libanon die blijkt uit de aanval op het Spaanse UNIFIL-contingent, die zes mensenlevens heeft geëist, de moord op het parlementslid Walid Eido en de botsingen in het Palestijnse vluchtelingenkamp Nahr el Bared,
1. geeft uiting aan zijn diepe ongerustheid over mogelijke ernstige gevolgen van de huidige crisis in het Midden-Oosten, zoals verdere militaire en terroristische aanvallen en een toegenomen radicalisering, waardoor de fragiele politieke situatie in de regio wordt ondermijnd;
2. is ten zeerste verontrust over de jongste gebeurtenissen in de Gazastrook; veroordeelt de militaire machtsovername door Hamas in de Gazastrook; dringt aan op hervatting van de politieke dialoog tussen de Palestijnen onderling in een geest van verzoening en nationale eenheid teneinde een geografische en politieke scheiding tussen de westelijke Jordaanoever en de Gazastrook te voorkomen;
3. geeft, gezien de ernst van de situatie, uiting aan zijn begrip en steun voor de uitzonderlijke besluiten van president Abbas en benadrukt dat de steun die door de internationale gemeenschap aan president Abbas gegeven wordt, vergezeld moet gaan van een concreet en realistisch plan dat tot een permanente regeling leidt; is van oordeel dat de huidige crisis geen excuus is om een vredesperspectief te ondermijnen en een nieuwe basis kan bieden voor het opstellen van een duidelijke agenda voor een alomvattende overeenkomst tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit die uitgaat van het bestaan van twee democratische, soevereine en levensvatbare staten waarvan de bevolking vreedzaam naast elkaar leeft binnen veilige en internationaal erkende grenzen overeenkomstig de desbetreffende resoluties van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;
4. is ingenomen met het besluit van de Raad van 18 juni 2007 om de betrekkingen met de Palestijnse Autoriteit onverwijld te normaliseren en met het oog daarop de voorwaarden te formuleren voor dringende praktische en financiële bijstand, met inbegrip van rechtstreekse financiële steun aan de nieuwe regering, en er tevens voor te zorgen dat spoedhulp en humanitaire hulp aan de bevolking van de Gazastrook wordt verleend; beklemtoont dat de isolatie van de Gazastrook dramatische humanitaire en politieke gevolgen heeft;
5. dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de Palestijnse autoriteiten en alle partijen te betrekken bij de pogingen humanitaire noodhulp te vergemakkelijken en het mogelijk te maken dat humanitaire noodhulp de bevolking van de Gazastrook bereikt;
6. veroordeelt de veelvuldige aanvallen met Qassam-raketten die vanuit de Gazastrook in het wilde weg op Israëlisch grondgebied worden afgeschoten, en roept de Palestijnse regering en alle Palestijnse leiders op hun uiterste best te doen om een einde te maken aan deze aanvallen die voornamelijk tegen burgers gericht zijn;
7. neemt kennis van het feit dat de Israëlische regering besloten heeft opnieuw te beginnen met een gedeeltelijke overdracht van de ingehouden belasting- en douane-ontvangsten; dringt aan op volledige en behoorlijke overdracht van deze ontvangsten; veroordeelt de jongste militaire actie van het Israëlische leger; verzoekt de Israëlische regering het militaire optreden tegen het Palestijnse volk onmiddellijk stop te zetten;
8. benadrukt dat een reeks vertrouwenwekkende maatregelen moet worden genomen door zowel de Israëli's als de Palestijnen, en dat de internationale gemeenschap hierbij moet helpen; is van mening dat deze maatregelen ondermeer moeten omvatten: de onmiddellijke vrijlating van alle in hechtenis genomen voormalige Palestijnse ministers, parlementsleden en burgemeesters en van de Israëlische korporaal Gilad Shalit; is verheugd over de vrijlating van de BBC-journalist Alan Johnston en beschouwt dit als een stap in de goede richting;
9. dringt er bij de Israëlische regering op aan dat de sinds september 2000 opgerichte wegversperringen worden verwijderd en dat er een eind wordt gemaakt aan de uitbreiding van de nederzettingen op de westelijke Jordaanoever en in Oost-Jeruzalem en de bouw van de muur buiten de grenzen van 1967;
10. is verheugd over het besluit van de Israëlische regering om 250 Palestijnse gevangenen vrij te laten; dringt, aangezien duizenden Palestijnen nog steeds worden vastgehouden, erop aan dat er meer gevangenen worden vrijgelaten, met inbegrip van vooral minderjarigen;
11. roept de Europese Unie, Israël en Egypte op om alles in het werk te stellen om de grensovergang Rafah onverwijld te heropenen, vooral omdat 6 000 Palestijnen daar in de meest dramatische omstandigheden vast zitten, en om ervoor te zorgen dat het verkeer van personen en goederen tussen Gaza en Israël gemakkelijker verloopt;
12. is verheugd over het besluit van de Veiligheidsraad van de VN om een internationaal tribunaal op te richten voor de berechting van de verantwoordelijken voor de moord op de Libanese premier Rafik Hariri en andere politieke moorden in Libanon; doet een beroep op de Raad en de Commissie om alle noodzakelijke middelen te verstrekken om dit tribunaal in staat te stellen doeltreffend te werken en zijn opdracht uit te voeren; dringt er bij alle partijen in Libanon op aan het internationaal tribunaal te steunen en dringt er bij Syrië op aan dat het zijn volledige medewerking verleent;
13. spreekt zijn krachtige veroordeling uit van de terroristische aanval waarvan het Spaanse contingent van UNIFIL het slachtoffer is geworden en die heeft geleid tot de dood van zes soldaten en een aantal gewonden, en verzoekt de Libanese autoriteiten al het mogelijke te doen om onmiddellijk een duidelijk onderzoek in te stellen teneinde de verantwoordelijken voor het gerecht te brengen; betuigt zijn medeleven met de nabestaanden van de slachtoffers;
14. benadrukt dat politieke stabiliteit in Libanon noch op geweld noch op invloed van buiten kan worden gegrondvest; dringt in dit verband aan op hervatting van de dialoog voor nationale eenheid om verschillen te overbruggen en een bestuursvacuüm te voorkomen in de aanloop naar de presidentsverkiezingen die dit najaar moeten plaatsvinden; onderstreept nog eens de belangrijke rol die UNIFIL hierbij speelt;
15. verzoekt de Libanese regering alles in het werk te stellen om een einde te maken aan elke vorm van discriminatie jegens de Palestijnse vluchtelingen; is verheugd over de snelle reactie van de Commissie die heeft besloten 370 000 EUR uit te trekken voor humanitaire hulp aan hen, teneinde in de eerste levensbehoeften te voorzien; beklemtoont dat deze noodsituatie nogmaals aantoont dat er een rechtvaardige en alomvattende oplossing voor het probleem van de Palestijnse vluchtelingen nodig is;
16. verlangt dat de ontvoerders van de Israëlische soldaten Eldad Regev en Ehud Goldwasser aanwijzingen geven dat de twee nog in leven zijn en dringt aan op onmiddellijke vrijlating;
17. is van oordeel dat de regionale dimensie en een regionale benadering de juiste basis vormen voor alle inspanningen om duurzame vrede in het Midden-Oosten te bereiken, en herinnert er daarbij aan dat voorwaarden vooraf of een unilaterale benadering daarvoor niet bevorderlijk zijn; acht in dit verband de rol van Syrië en de dialoog met dat land een van de cruciale factoren;
18. herinnert in dat verband aan de waardevolle bijdrage van het Arabische vredesinitiatief, dat een reële kans inhoudt om een omvattende en duurzame vrede in de regio tot stand te brengen; verzoekt de Israëlische regering de kans die dit initiatief biedt aan te grijpen; beklemtoont de betekenis van de aangekondigde aanstaande missie van de Arabische Liga naar Israël, die geen precedent kent; dringt aan op intensievere samenwerking tussen het Kwartet en de contactgroep van de Arabische Liga;
19. acht het het overwegen waard om onder de hoede van de VN een internationaal korps met civiele functionarissen, politieagenten en soldaten te stationeren op de basis van een overeengekomen vredesplan waar Israëli's en Palestijnen partij bij zijn en van een akkoord tussen de Palestijnen onderling;
20. verzoekt de Raad ervoor te zorgen dat de EU met één stem spreekt, ook in het kader van het Kwartet, bij de inspanningen die gericht zijn op het opnieuw op gang brengen van werkelijke onderhandelingen over de diverse onderdelen van het vredesproces in het Midden-Oosten; benadrukt dat deze onderdelen niet noodzakelijkerwijze allemaal tegelijkertijd ter sprake hoeven worden gebracht, maar dat ze wel nauw met elkaar samenhangen; benadrukt dat in dit politieke kader het streven naar een internationale vredesconferentie voor het Midden-Oosten een haalbaar perspectief moet worden; verzoekt de Raad in deze zin te opereren in het kader van het Kwartet;
21. steunt toekomstig intensiever optreden van het Kwartet in de regio; beschouwt de brief van 6 juli 2007 van de ministers van Buitenlandse Zaken van de mediterrane EU-lidstaten aan de onlangs benoemde speciale gezant van het Kwartet, Tony Blair, als een bemoedigende boodschap en ondersteuning voor zijn opdracht;
22. heeft kennis genomen van de lopende onderhandelingen over vertrouwenwekkende maatregelen tussen de Palestijnse premier Sallam Fayyad en de regering van de staat Israël in de vorm van een driesporenbenadering van politieke, economische en veiligheidsaspecten alsook de hernieuwing van de onderlinge samenwerking op veiligheidsgebied;
23. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Hoge Vertegenwoordiger voor het GBVB, de president van de Palestijnse Autoriteit, de Palestijnse Wetgevende Raad, de Knesset en de regering van Israël, het parlement en de regering van Libanon, het parlement en de regering van Syrië en de secretaris-generaal van de Liga van Arabische Staten.