Resolutie van het Europees Parlement van 5 september 2007 over de inspanningen die de lidstaten in 2005 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen (2007/2108(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarlijks verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de inspanningen die de lidstaten in 2005 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen (COM(2006)0872),
– gezien Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid(1),
– gezien Verordening (EG) nr. 1438/2003 van de Commissie van 12 augustus 2003 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van het gemeenschappelijk vlootbeleid als omschreven in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad(2),
– gezien het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2007)0196),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen (COM(2007)0136),
– gezien de mededeling van de Commissie betreffende op rechten gebaseerde beheersinstrumenten in de visserijsector (COM(2007)0073),
– gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de verbetering van de vangstcapaciteits- en visserijinspanningsindicatoren in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid (COM(2007)0039),
– gezien de slotverklaring van de wereldtop over duurzame ontwikkeling, gehouden in Johannesburg van 26 augustus tot 4 september 2002,
– gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie visserij (A6-0297/2007),
A. overwegende dat de bescherming en instandhouding van de mariene rijkdommen en de exploitatie ervan overeenkomstig de beginselen van duurzame ontwikkeling een van de centrale elementen van het gemeenschappelijk visserijbeleid dienen te vormen,
B. overwegende dat de duurzaamheid van de visbestanden van essentieel belang is om op lange termijn de visserijactiviteit en de levensvatbaarheid van de visserijsector te waarborgen,
C. overwegende dat de overcapaciteit van de communautaire vloot in relatie tot de beschikbare bestanden sinds het begin van de jaren '80 een van de factoren van aanhoudende zorg is voor de levensvatbaarheid van de visbestanden,
D. overwegende dat de slotverklaring van de wereldtop inzake duurzame ontwikkeling een op het ecosysteem gebaseerde analyse van de exploitatie van de visbestanden beoogt, dat daarin wordt voorgesteld een einde te maken aan destructieve visserijmethoden en dat erop wordt aangedrongen bij de exploitatie van de visbestanden het voorzorgsbeginsel te hanteren,
E. overwegende dat deze top zich ten doel heeft gesteld in 2015 tot herstel van de visbestanden te komen voor soorten die met uitsterven worden bedreigd en ervoor te zorgen dat alle visbestanden op die datum een exploitatieniveau hebben bereikt dat overeenkomt met de maximale duurzame opbrengst,
F. overwegende dat de Europese Unie de afgelopen jaren verschillende programma's inzake herstel en beheer van de overbeviste bestanden (heek, kabeljauw, tong, paling en langoustine) heeft goedgekeurd en dat deze naar verwachting in de toekomst moeten worden uitgebreid tot andere soorten met een commerciële waarde,
G. overwegende dat ondanks de vooruitgang die is geboekt sinds de invoering in 1983 van het eerste oriëntatieprogramma voor de vissersvloot, dat tot doel had de vermindering van de capaciteit en het motorvermogen met het oog op de aanpassing van de vloot aan de bestaande visbestanden, geen rekening is gehouden met de specifieke kenmerken van de nationale vloten en visserijsectoren en dat dit doel niet is bereikt door sommige lidstaten waarvan enkele de visserijinspanning zelfs hebben vergroot,
H. overwegende dat milieuvriendelijke visserijmethoden moeten worden bevorderd in combinatie met wetenschappelijk onderzoek op visserijgebied, middels beter en selectiever vistuig en via een verbod op vistuig waarmee de mariene ecosystemen worden vernietigd,
I. overwegende dat de door de lidstaten toegezonden gegevens ondanks het verstrijken van de jaren nog altijd niet homogeen zijn, hetgeen een vergelijkende analyse van de vloot bemoeilijkt of vrijwel onmogelijk maakt,
J. overwegende dat veel lidstaten gegevens voor het gegevensbestand over de vissersvloot met aanzienlijke vertraging hebben toegezonden en dat enkele lidstaten er niet in zijn geslaagd om deze binnen de in de communautaire wetgeving vastgestelde termijn toe te zenden,
K. overwegende dat voor een goed beheer van de visbestanden overeenkomstig het voorzorgsbeginsel en het beginsel van duurzame ontwikkeling een versterking van de bestaande controlemechanismen vereist is, zodat de vlaggenstaat en de kuststaat waar de vaartuigen actief zijn op elk moment in real time kunnen vaststellen waar de vaartuigen zich bevinden en welke visserijactiviteiten worden ontplooid,
L. overwegende dat de dialoog en de deelname van de beroepssector aan alle maatregelen die worden genomen om de vloot aan te passen aan de visbestanden onontbeerlijke voorwaarden zijn voor de doeltreffendheid van deze maatregelen,
M. overwegende dat de vissers en hun vertegenwoordigende organisaties moeten deelnemen aan het vaststellen van maatregelen inzake bescherming van het mariene milieu en herstel van de visbestanden,
N. overwegende dat de regionale adviesraden voor de visserij doeltreffende organen zijn voor samenwerking en dialoog tussen de verschillende belangen die in de visserijsector een rol spelen (milieu, natuurbehoud, beroepsbeoefenaren uit o.a. de sectoren productie, verwerking en aquacultuur), mits er een nauwe relatie bestaat tussen het geografisch gebied en de problematiek die door deze raden wordt geanalyseerd,
O. overwegende dat de visserijsector in de insulaire en ultraperifere regio's van de Europese Unie een specifieke problematiek kent die wordt gekenmerkt door mariene leefgebieden die gezien hun karakter speciale bescherming verdienen alsook door het bestaan van een vloot voor de kleinschalige kustvisserij die opereert onder moeilijke omstandigheden die voortvloeien uit de morfologie van het continentale plat en de locatie van de visbestanden op volle zee, zodat speciale voorwaarden vereist zijn om de veiligheid van de vaartuigen en de visserijactiviteiten te waarborgen,
1. complimenteert de Commissie met het jaarverslag over de inspanningen die de lidstaten in 2005 hebben geleverd om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen, aangezien het verslag ondanks de problemen als gevolg van de uiteenlopende door de lidstaten verstrekte gegevens een samenvatting bevat van de ontwikkeling van de nationale vloten die een analyse van de ontwikkeling van deze vloten mogelijk maakt;
2. wijst nogmaals op de noodzaak om de maatregelen ter bescherming van het mariene milieu en het herstel van de visbestanden op een meer algemene manier te benaderen en met name aandacht te besteden aan bepaalde factoren die een grote invloed hebben op het mariene milieu en de situatie van de visbestanden (zoals vervuiling aan de kust en op volle zee, afvalwater van industrie en landbouw, baggerwerken in mariene gronden of maritiem vervoer) als aanvulling op de bestaande beheermethodes; acht op dit vlak een communautair initiatief van prioritair belang;
3. neemt ter kennis dat sprake is van een geleidelijke vermindering van de capaciteit en het totale motorvermogen van de vloot (ongeveer 2% per jaar) zonder dat het exploitatieniveau van de visbestanden is gedaald, vanwege de technische verbeteringen aan de vaartuigen die de mogelijkheden qua rendement en visserijinspanning van de bescheiden vermindering neutraliseren of overtreffen;
4. acht het onaanvaardbaar dat de lidstaten hun verplichtingen inzake het verzamelen en verzenden van de gegevens over de aanpassing van de visserijcapaciteit aan de visbestanden niet nakomen en verzoekt de Commissie deze vorm van niet-nakoming, net als bij de verplichtingen van de vissers inzake hun vangstgegevens, als een ernstige fout te beschouwen en deze derhalve te bestraffen;
5. onderstreept dat bij het afstemmen van de nationale vissersvloten op de bestaande visbestanden rekening dient te worden gehouden met de reeds verminderde visserijinspanning - met name de mate waarin de meerjarige oriëntatieprogramma's worden nageleefd;
6. herinnert eraan dat alle maatregelen inzake aanpassing aan de nationale vloten en herstel van de visbestanden in overleg met de vissers moeten worden genomen op basis van wetenschappelijk onderzoek op visserijgebied;
7. dringt er bij de Commissie op aan voorstellen voor richtsnoeren in te dienen die ervoor zorgen dat de lidstaten geharmoniseerde gegevens verstrekken op grond waarvan vergelijkende analyses van de ontwikkeling van de verschillende nationale vloten kunnen worden gemaakt en elke lidstaat over gedetailleerde informatie beschikt over het niveau van de vangsten van de vaartuigen die in zijn kustwateren actief zijn;
8. wijst erop dat gezien de realiteit en de momenteel vóórtdurende overcapaciteit het zinvol is kritisch te kijken naar het nut van de huidige regelingen inzake de aanpassing van de communautaire vloot aan de vangstmogelijkheden, waarbij in het kader van het beleid inzake de instandhouding van de visbestanden en het visserijbeheer plaats wordt ingeruimd voor andere, efficiëntere systemen die op zich kunnen leiden tot capaciteitsbeperkingen die de in de communautaire wetgeving vastgestelde beperkingen zelfs overtreffen;
9. verzoekt de Commissie de nodige initiatieven te nemen met het oog op de mogelijke overgang van een regeling inzake het beheer van de vloten die is gebaseerd op de beperking van het tonnage en het motorvermogen van de vaartuigen naar een regeling waarmee de visserijinspanning kan worden gecontroleerd middels beheer per geografisch visserijgebied en technische maatregelen die geschikt zijn voor een duurzaam beheer van de visbestanden;
10. verzoekt de Commissie met voorstellen te komen ter verbetering van de veiligheid van de vaartuigen voor de kleinschalige kustvisserij en de ambachtelijke visserij in de Europese Unie, met als doel de omvang en het vermogen van de motoren te vergroten en de vaartuigen te renoveren met het oog op de verbetering van de hygiëne en de veiligheid aan boord, zonder dat dit leidt tot een toename van de visserijinspanning;
11. verzoekt de Commissie een voorstel in te dienen voor de instelling van een specifieke regionale adviesraad voor de ultraperifere regio's van de Europese Unie;
12. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.