Resolutie van het Europees Parlement van 25 oktober 2007 over het ontwerpbesluit van de Commissie tot vastelling van een bijzondere maatregel voor 2007 voor Irak
Het Europees Parlement,
– gelet op Verordening (EG) nr. 1905/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 tot invoering van een financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking(1),
– gezien het ontwerpbesluit van de Commissie tot vaststelling van een bijzondere maatregel voor 2007 voor Irak (CMT-2007-2245),
– gezien het advies dat op 8 oktober 2007 werd voorgelegd door het comité waarnaar in artikel 35, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1905/2006 wordt verwezen (hierna te noemen het "Beheerscomité voor het DCI"),
– gelet op artikel 8 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(2),
– gelet op artikel 81 van zijn Reglement,
A. overwegende dat het Beheerscomité voor het DCI op 8 oktober 2007 voor een ontwerpbesluit van de Commissie tot vaststelling van een bijzondere maatregel voor Irak voor 2007 heeft gestemd (CMT-2007-2245),
B. overwegende dat het Europees Parlement de ontwerpuitvoeringsmaatregel die aan het Beheerscomité voor het DCI werd voorgelegd en de uitslagen van de stemming overeenkomstig artikel 7, lid 3 van Besluit 1999/468/EG en punt 1 van het Akkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie over de wijze van toepassing van Besluit 1999/468/EG van de Raad(3) heeft ontvangen,
C. overwegende dat artikel 2, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1905/2006 bepaalt dat "de primaire en overkoepelende doelstelling van samenwerking uit hoofde van deze verordening het uitbannen (is) van armoede in de partnerlanden en –regio's in het kader van duurzame ontwikkeling",
D. overwegende dat artikel 2, lid 4 van Verordening (EG) nr. 1905/2006 bepaalt dat "de in artikel 1, lid 4(4) bedoelde maatregelen zodanig (worden) ontworpen dat zij voldoen aan de criteria voor officiële ontwikkelingshulp (ODA) die door [de commissie voor ontwikkelingsbijstand van de organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling] OECD/DAC zijn vastgesteld",
E. overwegende dat het OECD/DAC in zijn Reporting Directives for the Creditor Reporting System of 2002 (DCD/DAC(2002)21) de ODA omschrijft als financiële stromen naar landen op zijn lijst van ODA-begunstigden waarvoor onder meer elke transactie wordt geadministreerd met als belangrijkste doelstelling de bevordering van de economische ontwikkeling en het welzijn van ontwikkelingslanden,
F. overwegende dat artikel 23, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 1905/2006 respectievelijk bepalen dat (artikel 23, lid 1) "in geval van onvoorziene en naar behoren gerechtvaardigde behoeften of omstandigheden in verband met natuurrampen, burgeroorlog of crisissituaties, waarvoor geen middelen beschikbaar zijn krachtens Verordening (EG) nr. 1717/2006 of Verordening (EG) nr. 1257/96 door de Commissie buiten de strategiedocumenten en de indicatieve meerjarenprogramma's om "bijzondere maatregelen" (worden) getroffen", dat "met bijzondere maatregelen tevens acties (kunnen) worden gefinancierd die de overgang van noodhulp naar ontwikkelingsactiviteiten op de lange termijn vergemakkelijken, waaronder activiteiten om de bevolking beter voor te bereiden op terugkerende crises", en dat (artikel 23, lid 3) "bijzondere maatregelen van meer dan 10 miljoen EUR door de Commissie volgens de in artikel 35, lid 2, bedoelde beheersprocedure (worden) goedgekeurd",
1. is van oordeel dat in het ontwerp van bijzondere maatregel voor Irak voor 2007 de millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDGs) niet duidelijk als voornaamste prioriteit worden gepresenteerd; acht dit niet stroken met het bepaalde in artikel 2, lid 1 van Verordening (EG) nr. 1905/2006, aangezien het streven naar de MDGs daar omschreven wordt als een van de overkoepelende doelstellingen voor samenwerking in het kader van het instrument voor ontwikkelingssamenwerking (DCI);
2. is van mening dat de Commissie in het ontwerp van bijzondere maatregel voor Irak voor 2007 de in Verordening (EG) nr. 1905/2006het basisbesluit bedoelde uitvoeringsbevoegdheden overschrijdt door als een van de gebieden waarop dienen maatregelen te worden genomen het "Haalbaarheidsonderzoek voor het Akkas-aardgaswinningsveld" te kiezen, dat als algemeen doel heeft "de voorwaarden te bestuderen voor de exploratie van het Akkas-gaswinningsveld in West-Irak om de productie daarvan aan het Syrische netwerk van gaspijpleidingen te koppelen" en verder "dit project zo mogelijk te integreren in het functioneren van het Euro-Arabische Mashrek-gasmarktproject"; wijst erop dat "bij de studie rekening zal worden gehouden met de toekomstige belangen van de naburige Mashrek-landen en van de EU door integratie van de productie van de gasbronnen in de Euro-Arabische Mashrek-gasmarkt" en dat "deze integratie een grote potentiële markt zal ontsluiten voor de productie van het Akkas-veld en zal leiden tot een eerste integratie van het Iraakse aardgas op de regionale en Europese markt"; en is van oordeel dat dit doel derhalve niet strookt met het bepaalde in artikel 2, leden 1 en 4, van Verordening (EG) nr. 1905/2006, aangezien het primaire doel van de voorgestelde bijzonder maatregelen niet de uitbanning van armoede is en aangezien de vermelde doelstellingen niet voldoen aan de criteria voor ODA welke door de OECD/DAC zijn vastgesteld;
3. verzoekt de Commissie om wijziging of intrekking van haar ontwerpbesluit tot vaststelling van een bijzondere maatregel voor Irak voor 2007 en aan het Beheerscomité voor het DCI een nieuw ontwerpbesluit voor te leggen die ten volle voldoet aan hetgeen in Verordening (EG) nr. 1905/2006 is bepaald;
4. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de vertegenwoordigers van de lidstaten in het Beheerscomité voor het DCI, en aan de regeringen en de parlementen van de lidstaten.
Akkoord tussen het Europees Parlement en de Commissie over de wijze van toepassing van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (PB L 256 van 10.10.2000, blz. 19).