Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 29 november 2007 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen (COM(2006)0784 – C6-0493/2006 – 2006/0272(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0784),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EGVerdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0493/2006),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0346/2007),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 29 november 2007 met het oog op de aanneming van Richtlijn 2008/…/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/49/EG inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 71, eerste lid,
Gezien het voorstel van de Commissie║,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de regio's(2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In het kader van het streven naar een interne markt voor spoorvervoersdiensten hebben het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2004/49/EG(4) aangenomen teneinde een gemeenschappelijk rechtskader voor de veiligheid van het spoorverkeer tot stand te brengen.
(2) Bij artikel 14 van Richtlijn 2004/49/EG is een gemeenschappelijke procedure ingevoerd voor de afgifte van vergunningen voor de indienststelling van rollend materieel. In de praktijk blijkt deze procedure in de lidstaten vaak moeilijk te verlopen en worden uiteenlopende en weinig transparante voorschriften gehanteerd of worden reeds uitgevoerde tests opnieuw geëist. De procedure vormt daardoor een belangrijk obstakel voor de oprichting van nieuwe spoorwegondernemingen, met name in het goederenvervoer. Er is behoefte aan een verduidelijking van de homologatieprocedure voor bestaand rollend materieel en aan een definitie van de werkingssfeer en de toepassingsmodaliteiten van die procedure. In het licht van het beginsel van de wederzijdse erkenning dient, door een beperking van het aantal elementen dat door de bevoegde instanties kan worden onderzocht, de procedure om in een andere lidstaat dan die welke een eerste vergunning heeft afgegeven een vergunning voor de indienststelling te krijgen te worden versoepeld.
(3) Daartoe zullen alle in de lidstaten gelden technische en veiligheidsvoorschriften worden ingedeeld in drie categorieën en worden opgenomen in een referentiedocument waarin het resultaat van deze classificatie is weergegeven. De eerste categorie zijn internationale voorschriften alsmede nationale voorschiften welke als gelijkwaardig zijn aangemerkt en waarvoor een test in één lidstaat volstaat om te waarborgen dat aan de veiligheidsvoorschriften wordt voldaan. De tweede groep omvat alle andere nationale voorschriften en de voorschriften die nog niet in een andere categorie zijn ingedeeld. De derde categorie betreft voorschriften die moeten worden nageleefd om de technische compatibiliteit te verzekeren tussen het rollend materieel waarvoor een vergunning voor indienststelling wordt aangevraagd en de infrastructuur.
(4) Het bij Verordening (EG) nr. 881/2004(5) opgerichte Europese Spoorwegbureau is bevoegd voor de opstelling van de technische specificaties inzake interoperabiliteit (TSI) en dient derhalve, als eerste stap, de bestaande nationale technische voorschriften te onderzoeken. Voorts is het Bureau krachtens Richtlijn 2004/49/EG verantwoordelijk voor de publicatie van de nationale veiligheidsvoorschriften. Het Bureau is verantwoordelijk voor de harmonisering van de criteria voor de veiligheidscertificering van spoorwegondernemingen, waaronder de voorschriften inzake de erkenning van het door die ondernemingen gebruikte rollend materieel. Het Bureau is derhalve de best geplaatste instantie voor de opstelling van het voormelde referentiedocument.
(5) In het licht van de internationale ontwikkelingen en met name de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF-Verdrag 1999) moet in de communautaire regelgeving een definitie worden opgenomen van het begrip 'houder van wagons' en worden gepreciseerd welke de relatie is tussen de spoorwegondernemingen en de houders op het gebied van onderhoud.
(6) Daar de doelstellingen van het voorgestelde optreden, namelijk de vereenvoudiging van de communautaire procedure voor de certificering van bestaand rollend materieel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te bereiken.
(7) Op grond van Richtlijn 2004/49/EG worden bepaalde maatregelen vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie(6) verleende uitvoeringsbevoegdheden.
(8) Bij Besluit 2006/512/EG zijn de bepalingen van Besluit 1999/468/EG aangevuld met een regelgevingsprocedure met toetsing voor de vaststelling maatregelen van algemene strekking tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van een volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag aangenomen basisbesluit, onder meer door sommige van deze niet-essentiële onderdelen te schrappen of ║ het besluit aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen.
(9) De Commissie dient derhalve in het bijzonder de bevoegdheid te krijgen om de bijlagen te herzien en aan te passen, gemeenschappelijke veiligheidsmaatregelen en -doelstellingen vast te stellen en te wijzigen alsmede een certificeringsregeling in te stellen voor onderhoud door houders aangezien zulks nodig is voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2004/49/EG. Daar het hier gaat om algemene maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van Richtlijn 2004/49/EG, onder meer door deze aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing. Wanneer de normale termijnen van de regelgevingsprocedure met toetsing om dwingende urgente redenen niet kunnen worden nageleefd, moet de Commissie voor de vaststelling van de maatregelen waarin Richtlijn 2004/49/EG voorziet, gebruik kunnen maken van de in artikel 5bis, lid 6 van Besluit 1999/468/EG bedoelde urgentieprocedure.
(10)In overeenstemming met punt 34 van het interinstitutioneel akkoord "Beter wetgeven"(7) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voorzover mogelijk het verband weergeven tussen Richtlijn 2004/49/EG en de omzettingsmaatregelen, en deze openbaar te maken.
(11) Richtlijn 2004/49/EG dient derhalve te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2004/49/EG wordt als volgt gewijzigd:
1)Aan artikel 1 wordt het volgende punt f) toegevoegd:
"
f)
bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van Richtlijn 89/391/EEG betreffende de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, en vaststelling van gedetailleerdere voorschriften om de risico's van de spoorwegvervoersactiviteiten voor het personeel tot een minimum te beperken.
"
2)Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a)Punt h) wordt vervangen door de volgende tekst:
"
h)
"nationale veiligheidsvoorschriften": alle voorschriften die de veiligheidseisen bevatten waaraan op het niveau van de lidstaat moet worden voldaan om te waarborgen dat het spoorwegsysteem, de subsystemen en de interoperabiliteitscomponenten, met inbegrip van de interfaces, voldoen aan de essentiële vereisten en die van toepassing zijn op meer dan één spoorwegonderneming of meer dan één infrastructuurbeheerder, ongeacht welke instantie ze uitvaardigt;
"
b)Het volgende punt h bis) wordt ingevoegd:
"
h bis) "essentiële vereisten": alle voorwaarden die zijn vermeld in bijlage III van Richtlijn …/…/EG van het Europees Parlement en de Raad van ... [de richtlijn betreffende de interoperabiliteit]*(8) waaraan het spoorwegsysteem, de subsystemen en de interoperabiliteits-componenten, met inbegrip van interfaces, moeten voldoen;
__________
*PB L ...";
"
c)Het volgende punt s) wordt toegevoegd:
"
s)
"houder": persoon of entiteit die een voertuig ▌als vervoermiddel ▌exploiteert, hetzij als eigenaar, hetzij omdat hij het recht heeft er gebruik van te maken, en die als zodanig is geregistreerd in het nationaal register zoals bedoeld in artikel [...] van Richtlijn .../.../EG [richtlijn betreffende de interoperabiliteit](9)+.
"
3) In artikel 4, lid 4, wordt de term "wagonexploitant" vervangen door de term "houder van voertuigen".
4) Artikel 5, lid 2, wordt vervangen door:
"
2.Bijlage I wordt voor 30 april 2009 aangevuld met gemeenschappelijke definities van de gemeenschappelijke veiligheidsindicatoren alsmede een uniforme methode voor de berekening van de kosten van ongevallen. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen, in verband met de tenuitvoerlegging van dit lid, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
5) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a) Lid 1 wordt vervangen door:
"
1. Een eerste reeks van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden, die tenminste de in lid 3, onder a) bedoelde methoden omvat, wordt uiterlijk 30 april 2008 door de Commissie goedgekeurd. Deze methoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Een tweede reeks van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden, die het resterende deel van de in lid 3 bedoelde methoden omvat, wordt uiterlijk 30 april 2010 door de Commissie goedgekeurd. Deze methoden worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen, in verband met de tenuitvoerlegging van dit lid, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
b) Lid 4 wordt vervangen door:
"
4. De gemeenschappelijke veiligheidsmethoden worden regelmatig herzien met inachtneming van de bij de toepassing ervan opgedane ervaring, de algehele ontwikkeling van de veiligheid op het spoor en de in artikel 4, lid 1, bedoelde verplichtingen van de lidstaten. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen, in verband met de tenuitvoerlegging van dit lid, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
6) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a) De eerste en tweede alinea van lid 3 worden vervangen door:
"
De eerste reeks ontwerp-gemeenschappelijke veiligheidsdoelen is gebaseerd op een onderzoek van de bestaande doelen en veiligheidsprestaties in de lidstaten, en zorgt ervoor dat in geen enkele lidstaat afbreuk wordt gedaan aan de huidige veiligheidsprestaties van het spoorwegsysteem. Deze doelen worden uiterlijk op 30 april 2009 door de Commissie goedgekeurd en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. ▌
De tweede reeks ontwerp-gemeenschappelijke veiligheidsdoelen wordt gebaseerd op de ervaring die bij de eerste reeks en de toepassing daarvan is opgedaan. Zij betreffen prioritaire gebieden waar de veiligheid nog verder verbeterd moet worden. Deze doelen worden uiterlijk op 30 april 2011 door de Commissie goedgekeurd en bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen, in verband met de eerste en tweede reeks ontwerp-gemeenschappelijke veiligheidsdoelen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
b)In lid 3 wordt de volgende alinea toegevoegd:
"
Voordat gemeenschappelijke veiligheidsdoelen worden opgesteld of deze worden herzien, wordt een kosten/batenanalyse gehouden waaruit blijkt dat de ontwikkeling van gemeenchappelijke veiligheidsdoelen de vervoersveiligheid verbetert en het gebruik van het spoorwegsysteem optimaliseert.
"
c) Lid 5 wordt vervangen door:
"
5. De gemeenschappelijke veiligheidsdoelen worden regelmatig herzien in het licht van de algehele ontwikkeling van de veiligheid op het spoor. De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen in verband met de tenuitvoerlegging van dit lid, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
7) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
a) De tweede alinea van lid 1 wordt vervangen door:
"
Het veiligheidscertificaat geldt als bewijs dat de spoorwegonderneming een veiligheidsbeheersysteem tot stand heeft gebracht en kan voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in technische specificaties inzake interoperabiliteit en andere toepasselijke communautaire wetgeving en in nationale veiligheidsvoorschriften teneinde risico's te beheersen en op het net ▌vervoersdiensten met een hoog veiligheidsniveau te kunnen aanbieden.
b) Lid 2, onder b), komt als volgt te luiden:
b) certificering dat de voorzieningen die de spoorwegonderneming heeft getroffen om te voldoen aan specifieke eisen om op het betrokken net zijn diensten met een hoog veiligheidsniveau te kunnen verzekeren, zijn goedgekeurd. De eisen kunnen onder meer betrekking hebben op de toepassing van technische specificaties inzake interoperabiliteit en nationale veiligheidsvoorschriften, waaronder de exploitatie-voorschriften voor het net, de aanvaarding van de certificaten van het personeel en de machtiging om het door de spoorwegonderneming gebruikte rollend materieel in te zetten. Deze certificering is gebaseerd op de door de spoorwegonderneming over te leggen documentatie als beschreven in bijlage IV.
"
8) Artikel 14 wordt vervangen door:
"
Artikel 14
Indienststelling van spoorvoertuigen
Voor spoorvoertuigen voor de inzet waarvan in één lidstaat een vergunning is verleend, wordt vóór de indienststelling in andere lidstaten overeenkomstig de eisen in de artikelen [...] van Richtlijn …/…/EG [de richtlijn betreffende de interoperabiliteit](10) een vergunning vereist.
"
▌
9)Het volgende artikel 14 bis wordt ingevoegd:
▌
"Artikel 14 bis
Onderhoud van de voertuigen
1. Bij elke indienststelling van een voertuig, wordt per voertuig een houder aangesteld De houder is verantwoordelijk voor het onderhoud van het voertuig. Een spoorwegonderneming kan houder zijn.
2. De spoorwegonderneming is verantwoordelijk voor de veilige werking van de in het netwerk in dienst gestelde voertuigen. Teneinde in het kader van de in artikel 10 bedoelde certificeringsprocedure aan te tonen dat het rollend materieel overeenkomstig de toepasselijke voorschriften is onderhouden, vermeldt de spoorwegondernemingen aan welke houders zij het onderhoud heeft toevertrouwd en legt zij de documenten over waarin de door deze houders toegepaste onderhoudsprocedures zijn beschreven.
3. Indien een spoorwegonderneming gebruik maakt van voertuigen waarvan zij niet de houder is, voorziet zij in de nodige procedures om na te gaan of de toepasselijke voorschriften worden nageleefd, met inbegrip van de onderhoudsregels in overeenstemming met de TSI-bepalingen. Wanneer een houder wordt vervangen, draagt de eerste houder, vóór de nieuwe registratie in het nationaal register, alle door hem bijgehouden onderhoudsgegevens over aan de nieuwe houder.
4. Op basis van de aanbevelingen van het Bureau stelt de Commissie vóór 1 januari 2010 een verplichte certificeringsregeling vast voor onderhoud door houders van wagons en andere voertuigen. Deze maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, onder meer door middels een aanvulling daarvan met nieuwe onderdelen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.";
10)Het volgende artikel 17 bis wordt ingevoegd:
"
Artikel 17 bis
Besluiten waarover het Bureau advies uitbrengt
Het Bureau kan door een aanvrager worden verzocht technisch advies uit te brengen over een negatief besluit van de veiligheidsinstantie met betrekking tot de afgifte van een veiligheidscertificaat of - vergunning als bedoeld in de artikelen 10 en 11.
"
(11) Artikel 26 wordt vervangen door:
"
Artikel 26
Aanpassing van de bijlagen
De maatregelen tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn, middels de aanpassing van de bijlagen aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2 bis, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruik maken van de in artikel 27, lid 2 ter bedoelde urgentieprocedure.
"
(12) In artikel 27 worden de volgende leden 2 bis en 2 ter ingevoegd:
"
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
2 ter.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2, 4 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 daarvan.
"
▌
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op ...(11) aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.
Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van de bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.