Resolutie van het Europees Parlement van 12 december 2007 over de bestrijding van het terrorisme
Het Europees Parlement,
– gezien de conclusies van het Voorzitterschap van de Europese Raad van 25 en 26 maart 2004 in Brussel, in het bijzonder de verklaring van de Europese Raad van 25 maart 2004 over de bestrijding van het terrorisme, die ook een clausule over solidariteit bevat,
– gezien het rapport van de groep op hoog niveau 'Alliantie van de beschavingen', dat op 13 november 2006 is gepresenteerd door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 februari 2007 over het verondersteld gebruik door de CIA van Europese landen voor het vervoer en illegaal vasthouden van gevangenen(1),
– gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,
A. overwegende dat
–
de terreurdreiging niet alleen direct van invloed is op de veiligheid van de burgers van de landen die het slachtoffer van terreuraanslagen zijn geworden, maar in potentie ook de veiligheid van alle anderen ondermijnt; daarom is een wereldwijd antwoord nodig om in de veiligheidsbehoeften te voorzien, door de wetshandhavers de nodige middelen en het vereiste wettelijk kader te verschaffen, met dien verstande dat de grondrechten volledig geëerbiedigd moeten worden en dat er garanties voor adequate gegevensbescherming moeten bestaan,
–
het terrorisme een gemeenschappelijke bedreiging vormt voor de democratie, de rechtsstaat en de mensenrechten, alsook van de veiligheid van Europese burgers en daarom krachtig bestreden dient te worden, terwijl tegelijkertijd de grondrechten scrupuleus geëerbiedigd moeten worden,
–
de Unie overeenkomstig de artikelen 2 en 6 van het EU-Verdrag een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid moet zijn in overeenstemming met de beginselen die aan de Unie ten grondslag liggen, te weten democratie, rechtsstaat en bescherming van grondrechten, en dat het doel van de Unie overeenkomstig artikel 29 van dat Verdrag is "de burgers een hoog niveau van zekerheid te verschaffen", met name via voorkoming en bestrijding van terrorisme,
–
de EU na de aanslagen van 11 september 2001, 11 maart 2004 en 7 juli 2005 vastbesloten is de resultaten, beperkingen en vooruitzichten van het antiterrorismebeleid van de Unie te evalueren, op een moment dat de terroristische dreiging een mondiale dimensie heeft gekregen en daarom op dezelfde schaal moet worden aangepakt,
–
de Unie zich geëngageerd heeft voor de bestrijding van het terrorisme in al zijn dimensies, of terroristische activiteiten nu binnen of buiten haar grenzen plaatsvinden of ontketend worden, waarbij zij optreedt binnen de limieten van de rechtstaat en met eerbiediging van de grondrechten, en waarbij in het bijzonder op het gebied van terrorismebestrijding er geen ruimten zonder grondrechten mogen bestaan,
–
elke inperking van de fundamentele rechten en vrijheden voor de bestrijding van het terrorisme begrensd moet zijn in tijd en toepassingsgebied, worden vastgelegd in de wet en onderworpen aan volledige democratische en rechterlijke controle, en noodzakelijk en evenredig moet zijn in een democratische samenleving,
–
terrorisme uitgeroeid kan worden en dat de terroristische dreiging kan worden verminderd door de oorzaken ervan aan te pakken,
B. betreurend dat de EU-instellingen hebben toegegeven aan de enorme druk die ontstond na de terroristische aanslagen, door besluiten goed te keuren die niet diepgaand besproken zijn met het Europees Parlement en de nationale parlementen, en die in strijd zijn met het recht op een eerlijk proces, op bescherming van persoonsgegevens en toegang tot documenten van de EU-instellingen met betrekking tot de bestrijding van het terrorisme, en die derhalve terecht nietig zijn verklaard door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen,
C. overwegende in het bijzonder dat de slachtoffers van het terrorisme afgrijselijke ervaringen hebben doorgemaakt en dat in de eerste plaats aandacht gegeven moet worden aan de verdediging van hun rechten en aan maatregelen om hen bescherming en erkenning te bieden, waarbij steeds bedacht moet worden dat de terroristen terrein verliezen als slachtoffers zich uitspreken en een gehoor vinden in de samenleving,
D. zijn bezorgdheid uitsprekend over de verreikende gevolgen van het gebruik van grootschalige immigratie- en asieldatabanken op EU-niveau in de bestrijding van het terrorisme en in het bijzonder over het verlenen van toegang tot de Eurodac-databank aan de politie en rechtshandhavinginstanties van de lidstaten alsook Europol bij de uitvoering van hun taken met betrekking tot preventie, opsporing en onderzoek van terroristische delicten en andere ernstige criminele delicten, waarop wordt aangedrongen in de conclusies van de Raad van ministers van Justitie en Binnenlandse zaken van 12 en 13 juni 2007,
E. derhalve beseffend dat de bestrijding van het terrorisme zeer complex ligt en nu meer dan ooit vraagt om een multidisciplinaire strategie op meerdere niveaus, zoals ook gepland op internationaal niveau,
–
in het kader van de VN-strategie tegen het terrorisme die op 8 september 2006(2) is aangenomen en van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de voorkoming van terrorisme dat op 16 mei 2005(3) is gesloten,
–
door de Europese Raad toen deze in december 2005 een Strategie tegen het terrorisme(4) bepaalde , helaas zonder het Parlement en de nationale parlementen hierin noemenswaardig te betrekken,
–
en door de Commissie die op 6 november 2007 haar pakket maatregelen voor terrorismebestrijding heeft ingediend,
F. overwegende dat bij elk van de aspecten van de EU-strategie - voorkomen, beschermen, achtervolgen, reageren - de volledige betrokkenheid van het Europees Parlement en de nationale parlementen nodig is, die via evaluaties die om de twee jaar worden uitgevoerd door de Commissie volledig en regelmatig geïnformeerd moeten worden en in de gelegenheid gesteld om de werkelijke doelmatigheid van de genomen maatregelen na te gaan met inbegrip van de gevolgen voor de grondrechten om te zien of de oorspronkelijke doelstellingen zijn uitgevoerd en wat de werkelijke kosten van de initiatieven zijn,
G. betreurend dat er een substantieel gebrek aan transparantie, democratisch overzicht, aansprakelijkheid en rechterlijk toezicht is, en opmerkend dat de EU-instellingen en agentschappen zoals Europol en Eurojust net zijn begonnen met een meer gestructureerde verzameling van de nodige informatie voor hun activiteiten,
H. verbijsterd over de weigering van de regeringen van enkele lidstaten en de Raad om te reageren op aantijgingen inzake misbruik van bevoegdheden onder het voorwendsel van terrorismebestrijding, in het bijzonder in geval van de uitzonderlijke uitleveringen van CIA-gevangenen en geheime locaties ('black sites'),
I. verontrust over de extreme ondervragingstechnieken die zijn toegepast op personen die verdacht werden van terrorisme,
J. menend dat grensoverschrijdende samenwerking van inlichtingen- en veiligheidsdiensten onder grondigere en systematischere controle moet staan,
K. ernstig bezorgd over de doelverschuiving van veel maatregelen die onder het label van terrorismebestrijding worden geïntroduceerd maar in de praktijk gebruikt worden voor een breed scala van doeleinden,
L. onderstrepend dat er in de EU-strategie voor terrorismebestrijding veel meer aandacht besteed moet worden aan de oorzaken van terrorisme en de rol van de EU hierin,
M. erop wijzend dat het Verdrag van Lissabon het waarschijnlijk mogelijk zal maken ook de rol van de Unie in de bestrijding van het terrorisme in een doorzichtig, duidelijker en eenvoudiger kader te plaatsen waarin meer verantwoording wordt afgelegd, de solidariteit van de lidstaten de versterken en het Parlement en de nationale parlementen te betrekken bij de evaluatie van het aan de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid gerelateerde beleid, maar ook betreurend dat er voor dit beleid voor rechtsbesluiten die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn aangenomen geen volledige gerechtelijke controle op EU-niveau bestaat;
1. juicht van harte de ondertekening toe van het Verdrag van Lissabon en verzoekt de lidstaten dit te ratificeren zodat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie bindend wordt, dat een noodzakelijke aanvulling is op de EU-strategie voor de bestrijding van het terrorisme,
Voorkomen
2. is van mening dat de EU maatregelen op EU-, nationaal en plaatselijk niveau moet steunen die gericht zijn op voorkoming van gewelddadige radicalisering via bevordering van integratie van mensen door middel van interculturele dialoog en van democratie en mensenrechten als de universele waarden die onze maatschappij schragen, voorkoming van sociale uitsluiting en acht het eveneens noodzakelijk gewelddadige radicalisering te bestrijden, met inbegrip van het aanzetten tot gewelddadige acties;
3. verlangt eindelijk een Europees verbod op de rechtvaardiging van terrorisme;
4. meent voorts dat een belangrijk element in de terrorismepreventie bestaat uit een ontwikkelingshulpbeleid van de EU en de lidstaten dat ook functioneert als veiligheidsbeleid; dat bevordering van het maatschappelijk middenveld en een bijdrage aan de bevordering van sociale vrede en welvaart geëigende middelen zijn om mensen perspectieven te tonen en de verbreiding van fundamentalistische ideologieën in te dammen; dat het daarom noodzakelijk is in het ontwikkelingshulpbeleid veel meer prioriteit dan in het verleden te geven aan de opbouw van het onderwijssysteem, de gezondheidszorg en de sociale zekerheid in de landen die zijn aangemerkt als landen waar terroristische activiteiten worden ontwikkeld;
5. meent dat de EU in dit verband positieve praktijkvoorbeelden moet bevorderen en verspreiden in de EU, en wijst erop dat het Parlement binnenkort aanbevelingen hierover zal doen waarbij rekening wordt gehouden met de bijdragen van de Raad en de Commissie;
6. meent dat gevallen zoals de recente afwijzing door het Amerikaanse Hooggerechtshof van het beroep inzake foltering van Khalid Al-Masri de indruk zal versterken die met name onder moslim minderheden in de EU heerst, namelijk dat de maatregelen voor terrorismebestrijding dubbele normen invoeren; dringt er derhalve bij de EU op aan zich sterker in te zetten in de krachtsinspanning om de rechtstaat overeind te houden in de Unie en op internationaal niveau, met name door haar eigen burgers te verdedigen als deze gerechtelijk worden vervolgd in derde landen, waarbij het naar verhouding om veel meer burgers van moslimafkomst gaat;
7. meent dat de preventie van terrorisme vraagt om een buitenlands beleid van de EU dat instaat voor de democratie, de rechtsstaat en de eerbiediging van de mensenrechten, zowel in de buurlanden als daarbuiten;
8. verzoekt de Commissie en de Raad op Europees en internationaal niveau een initiatief op gang te brengen voor de repatriëring van staatsburgers van derde staten die in Guantanamo gevangen zitten en die niet kunnen worden teruggestuurd naar hun land van herkomst, omdat zij het gevaar lopen te worden vervolgd of gemarteld;
9. bevestigt nogmaals het belang van politiële en justitiële samenwerking op EU-niveau, met name op het gebied van uitwisseling van informatie en analyse, en verzoekt de lidstaten hun samenwerking te intensiveren met de coördinatie en de steun van Europol;
10. dringt erop aan de rol van Europol te versterken en bevestigt dat Europol in de strijd tegen terreur zelf opsporingsbevoegdheden moet hebben; verlangt in dit verband voorts dat Europol een eigen "Task Force Terror" met nationale deskundigen opricht;
11. meent dat de Commissie en de lidstaten met het oog op een doelmatiger bestrijding van het terrorisme een permanent netwerk voor informatie-uitwisseling tussen EU-centra voor terrorismebestrijding moeten opzetten;
12. onderstreept nogmaals hoe belangrijk het is om inlichtingen te delen, zowel op EU-niveau als tussen de diensten van de lidstaten, en wijst nogmaals op de noodzaak van uniforme regels op EU-niveau om de noodzakelijke democratische en parlementaire controle en evaluatie te verzekeren;
Beschermen
13. meent dat om "burgers, grondrechten, mensenrechten, democratie en infrastructuur te beschermen en [de EU] minder kwetsbaar voor aanslagen te maken, onder meer door een betere beveiliging van grenzen, vervoermiddelen en kritieke infrastructuur", het van essentieel belang is dat de EU:
a)
in samenwerking met de lidstaten werkt aan de opzet op EU-niveau van een
-
crisisalarm- en crisisdetectiesysteem, onder meer gebaseerd op nationale beschermingssystemen, dat 7 dagen per week, 24 uur per dag, operationeel is om te waarschuwen bij natuurrampen en door menselijke activiteiten veroorzaakte rampen,
-
kaart van kritieke en strategische infrastructuur en netwerken, waarbij rekening wordt gehouden met de toekomstige richtlijn van de Raad over de inventarisatie van Europese kritieke infrastructuur, de aanmerking van infrastructuur als Europese kritieke infrastructuur en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuur te verbeteren,
-
effectief systeem voor solidaire maatregelen tussen de lidstaten, die onmiddellijke toegang bieden tot schaarse beschikbare hulpmiddelen op nationaal niveau (zogenaamde 'activa' zoals vaccins en geavanceerde technologieën),
b)
de SIS II/VIS-databanken volledig operationeel maakt, met inbegrip van faciliteiten om de toegang mogelijk te maken voor rechtshandhavinginstanties; wijst erop dat deze databanken niet zijn opgezet voor primaire rechtshandhaving en dat de toegang voor dit doel derhalve beperkt is tot specifieke gevallen, waarin dit nodig is en evenredig in een democratische samenleving; meent dat grootschalige verzameling van persoonlijke gegevens en gegevensverwerking om profielen op te stellen via dataminingtechnieken, zoals voorgesteld in een recent voorstel voor een richtlijn over een Europees PNR-systeem niet is toegestaan op EU-niveau;
c)
zorgt voor een betere coördinatie, via de lidstaten, van het werk van de inlichtingendiensten om ervoor te zorgen dat bestaande obstakels voor informatie-uitwisseling, zoals gebrek aan vertrouwen, snel uit de weg worden geruimd, aangezien afzonderlijke 'informatie-eilanden' en de afscherming van informatie door nationale inlichtingendiensten indruisen tegen de communautaire benadering van de terrorismebestrijding;
d)
de helderheid, doorzichtigheid en toepasbaarheid van haar antiterrorismewetgeving rationaliseert en verbetert;
14. benadrukt dat toezicht op het internet met het oog op het voorkomen van terroristische aanslagen onder geen enkele voorwaarde beperkingen mag inhouden van de vrije uiting van meningen die niet bedoeld zijn om aan te zetten tot terroristische acties en op zich redelijkerwijze niet kunnen leiden tot dergelijke acties;
15. herinnert de Raad aan zijn toezeggingen aan het Parlement en dringt erop aan eindelijk het kaderbesluit aan te nemen inzake de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken waardoor wordt gezorgd voor een voldoende niveau van gegevensbescherming, en het kaderbesluit over bepaalde procedurele rechten in strafzaken in de Europese Unie , alvorens verdere maatregelen in het kader van de bestrijding van het terrorisme in te voeren,
16. herinnert eraan dat het voornaamste doel van Eurodac, als een databank van de eerste pijler, is de toepassing te vergemakkelijken van de Dublin II- verordening om vast te stellen welke lidstaat voor de behandeling van een asielverzoek verantwoordelijk is, en dat elk voorstel om deze databank om te zetten in een instrument voor veiligheidsmaatregelen en strafrechtelijk onderzoek waarschijnlijk niet legaal is volgens het EU- en het internationaal recht;
17. merkt bezorgd op dat de toegang voor wetshandhavingsinstanties en Europol tot de Eurodac databank kan leiden tot stigmatisering en discriminatie van, en potentiële gevaren voor asielzoekers;
18. verzoekt de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken uiterlijk in juni 2008 in samenwerking met de nationale parlementen een hoorzitting te houden over de voorgestelde en aangenomen maatregelen voor terrorismebestrijding in de Europese Unie en over de uitvoering en doeltreffendheid ervan;
19. meent dat elke vorm van 'profilering' in maatregelen voor terrorismebestrijding onaanvaardbaar is; beschouwt het als onaanvaardbaar om te streven naar verdere toepassing van een PNR-systeem van de EU zonder dat een volledige evaluatie is uitgevoerd van de PNR-overeenkomst tussen de EU en de VS, en de EU en Canada, en in het bijzonder van de impact hiervan op de vermindering van de bedreiging en de vergroting van de veiligheid, alsmede het effect op de privacy en de burgerlijke vrijheden;
20. uit zijn bezorgdheid over de mogelijkheid dat de doeltreffendheid van de Eurodac databank met betrekking tot het belangrijkste doel ervan wordt ondermijnd wanneer de wetshandhavingsinstanties en Europol toegang hebben tot deze databank,
Achtervolgen
21. dringt er bij de lidstaten op aan alle aarzelingen te laten varen en de justitiële en politiële samenwerking op EU-niveau uit te breiden bij de bestrijding van het terrorisme; verzoekt om onverwijld ingelicht te worden over de doeltreffendheid van de huidige samenwerking en over de resultaten van de wederzijdse evaluatiemechanismen tussen de lidstaten en de EU-instellingen;
22. benadrukt dat er een versterking nodig is van de coördinatie en de operationele rol van Eurojust en Europol, die essentiële elementen zijn voor een werkelijke en effectieve samenwerking bij de vervolging en opsporing op EU-niveau; bevestigt tegelijkertijd dat een volledige democratische controle op EU-niveau moet worden verzekerd;
23. wijst nogmaals met klem op de dringende noodzaak om een kaderbesluit over gegevensbescherming aan te nemen in de derde pijler, dat op hoog niveau waarborgen voor de burgers van de EU verzekert, hetgeen nu op EU-niveau ontbreekt;
24. verzoekt derhalve
a)
de Commissie voor het einde van het jaar de antwoorden in de vragenlijsten over de tenuitvoerlegging op nationaal niveau van de terrorismebestrijdingwetgeving met name het kaderbesluit inzake terrorisme en het Europees aanhoudingsbevel, alsook de richtlijn inzake de opslag van gegevens, en de impact hiervan op de grondrechten en over eventuele verschillen in de toepassing in de lidstaten te doen toekomen aan het Europees Parlement, samen met een beoordeling en eventuele voorstellen over de vraag hoe een betere tenuitvoerlegging en een beter gebruik van bestaande wetgeving in de bestrijding van het terrorisme kan worden gewaarborgd;
b)
de Commissie het Parlement te informeren over de vraag of alle besluiten inzake terrorismebestrijding zijn geïmplementeerd door de lidstaten, en zo niet, het Parlement te laten weten welke landen een achterstand hebben en waarom;
c)
de Commissie een algehele evaluatie uit te voeren van de gevolgen van wetgeving inzake terrorismebestrijding, en daarin de effectiviteit van de wetgeving na te gaan, en de positieve en negatieve effecten van deze wetten te onderzoeken, met betrekking tot veiligheidsaspecten en met betrekking tot de rechten van de burgers;
d)
de Commissie het Parlement te informeren over de vraag of alle wetten die inbreuk maken op de rechten van de burgers de mogelijkheid geven aan de burgers om hun persoonsgegevens te wijzigen, de feiten aan de kaak te stellen en een klacht in te dienen over de evenredigheid van de maatregelen;
e)
de coördinator voor terrorismebestrijding het Parlement voor juni 2008 verslag uit te brengen over de doelmatigheid van de maatregelen van de lidstaten en Europol en Eurojust; meent dat het ook van essentieel belang is te onderzoeken welk soort maatregelen het meest geschikt zijn voor uitvoering in samenwerking tussen een beperkt aantal lidstaten en welke maatregelen door alle lidstaten, conform het solidariteitsprincipe, moeten worden toegepast;
f)
de Raad om gevolg te geven aan de aanbevelingen van het Parlement over het uitleveringsprogramma van de CIA;
g)
de Commissie en de Raad om het herhaaldelijk door het Parlement gevraagde overzicht op te stellen van bedrijven die door derde landen (met name de VS) gedwongen worden hun klantengegevens aan de autoriteiten te overleggen;
25. verzoekt de Raad en de Commissie samen te werken bij het vaststellen van een werkelijk feedbackmechanisme met betrekking tot de doeltreffendheid van Europese en nationale maatregelen op dit gebied, door de geleidelijk omschrijving van neutrale indicatoren over de ontwikkeling van de terroristische dreiging voor de EU (bijvoorbeeld statistieken over aantal onderzoeken en gerechtelijke procedures, analyse van mogelijke regionale crises, bewijzen van geslaagde/mislukte samenwerking enz.) ten einde het Parlement en de nationale parlementen een duidelijker beeld te geven van tenminste de doeltreffendheid en mogelijke tekortkomingen of positieve kenmerken van beleidsmaatregelen op dit vlak;
26. stelt voor dat de lidstaten hun middelen concentreren op het gebied van politiële samenwerking, en zich in plaats van de tot dusver bij voorkeur gevolgde technische benadering richten op samenwerking op het individuele en het personeelsvlak; meent dat in dit verband uitwisselingen tussen nationale mobiele eenheden meer gestimuleerd moeten worden en voorrang moet worden gegeven aan het opruimen van obstakels, bijvoorbeeld de opheffing van taalbarrières door taalcursussen; dat bovendien de politieopleiding moet worden aangepast aan de realiteit van de Europese samenleving, zodat bijvoorbeeld onderwijs over alle verschillende culturen die de Europese realiteit vormen in de toekomst wordt geïntegreerd in de opleiding;
27. neemt kennis van de goedkeuring door de Commissie van nieuwe maatregelen, in het bijzonder een wijziging van het kaderbesluit over terrorisme en een voorstel voor een PNR-systeem van de EU; verklaart uitdrukkelijk dat het deze maatregelen zorgvuldig wil onderzoeken en geeft nogmaals uiting aan zijn bezorgdheid over het voorstel voor een PNR-systeem van de EU, en met name over de noodzaak en de evenredigheid van het voorgestelde profileringsysteem waarop het gebaseerd lijkt te zijn;
28. verzoekt de Commissie en de Raad te zorgen voor een efficiënter gebruik van bestaande mechanismen voor grensoverschrijdende samenwerking tussen de lidstaten, zoals het Europees aanhoudingsbevel;
29. herinnert de Commissie aan het belang van beleid dat wordt ontwikkeld op grond van feiten; verzoekt derhalve de Commissie dat alle toekomstige voorstellen inzake terrorismebestrijding vergezeld gaan van een serieuze effectbeoordeling of evaluatie, die de noodzaak en het nut van de te nemen maatregelen aantonen;
30. wijst nogmaals op het belang van samenwerking met derde landen bij terrorismepreventie en -bestrijding, en onderstreept dat de VS op dit gebied een essentiële partner zijn; is van mening dat er tussen de EU en de VS een gemeenschappelijk juridisch kader voor politiële en justitiële samenwerking, met speciale nadruk op de bescherming van de grondrechten en met name van persoonsgegevens, moet worden vastgesteld via een internationaal akkoord, dat waarborgen bevat inzake adequate democratische en parlementaire controle op nationaal en EU-niveau;
31. is bezorgd over de automatische reflexen bij de lidstaten als het gaat om wetgeving voor terrorismebestrijding, die hun verlangen om een politiek signaal af te geven vaak de voorrang geven boven een serieuze en zorgvuldige afweging van de grenzen van wat haalbaar en zinvol is, en steeds meer tekortschieten in hun aandacht voor de beginselen van de rechtstaat, zoals het evenredigheidsbeginsel en het vermoeden van onschuld;
Reageren
32. acht het van het grootste belang dat lidstaten in geval van een terroristische aanslag blijk geven van een werkelijke geest van solidariteit, door de gevolgen van een terroristische aanslag aan te pakken en zoveel mogelijk te beperken, met name voor de EU-landen die onvoldoende menselijke, financiële of technologische middelen hebben om de nasleep op te vangen, de respons te coördineren en de slachtoffers te helpen;
33. wijst op het belang van eensgezindheid tussen alle democratische krachten in de bestrijding van het terrorisme;
34. beschouwt het als een essentieel element in de respons op terroristische aanslagen om de noodzakelijke, effectieve en evenredige instrumenten in te voeren ter ondersteuning van de algemene bestrijding van het terrorisme, en acht het even belangrijk om in alle aspecten hiervan de rechtsstaat, de burgerrechten van de burgers, justitiële en juridische waarborgen voor verdachten en democratische controle en evaluatie over alle ingevoerde wetgeving te beschermen, zowel op EU-niveau als in de betrekkingen met derde landen;
35. dringt erop aan dat de Commissie een voorstel indient om de parlementaire controle over de gezamenlijke en gecoördineerde inlichtingenactiviteiten op EU-niveau te verzekeren;
De "wortels" van het terrorisme:
36. verzoekt de Raad en de Commissie een actieplan op te stellen voor verspreiding van de democratie in de wereld en versterking van de economische en politieke samenwerking met islamitische landen, door
a)
democratische bewegingen te ondersteunen, door uitwisseling van studenten en andere vormen van onderwijs ;
b)
uitwisseling van studenten en andere vormen van onderwijs te steunen;
c)
media te financieren die democratische ideeën verspreiden en terroristische activiteiten en de aanhangers hiervan aan het licht brengen;
37. verzoekt de Commissie maatregelen vast te stellen om de bescherming en ondersteuning van slachtoffers van terrorisme te verzekeren, ook door bevordering van goede praktijken en een uniform waarborgenpakket op EU-niveau;
De noodzaak van inniger en doelmatiger samenwerking tussen parlementen met het oog op de nieuwe strategie ter bestrijding van het terrorisme
38. is van mening dat het Parlement en de nationale parlementen onmiddellijk na de ondertekening van het Verdrag van Lissabon een gezamenlijke evaluatie moeten uitvoeren van de Europese terrorismebestrijdingstrategie, met het oog op de voorbereiding van een nieuwe vorm van dialoog op hoog niveau , waarbij ook de vertegenwoordigers van de burgers op EU- en op nationaal niveau betrokken zijn;
Samenwerking met de Commissie en de Raad
39. meent dat voorstellen die in de toekomst onder de medebeslissingsprocedure zullen vallen en die niet aangenomen worden vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, behandeld moeten worden alsof zij onder deze procedure vallen, aangezien het Verdrag van Lissabon naar verwachting in 2009 in werking treedt, en de EU-instellingen reeds in 2008 de regelingen moeten treffen voor de inwerkingtreding;
40. wijst op het nieuwe pakket wetgevingsvoorstellen inzake terrorismebestrijding met betrekking tot het kaderbesluit van de Raad over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR), de richtlijn over explosieven en het evaluatierapport over de implementatie van het kaderbesluit inzake terrorismebestrijding, en is vastbesloten de voorstellen op basis van feitenmateriaal te beoordelen;
41. is van mening dat de EU-coördinator voor terrorismebestrijding een belangrijke rol moet spelen in de gemeenschappelijke aanpak en wenst verduidelijking van zijn verantwoordelijkheden en controleerbaarheidsstructuren;
42. verwacht dat in samenspraak met het Parlement een EU-strategie voor terreurbestrijding wordt ontwikkeld, waarin niet alleen een integrale benadering en een rode draad zichtbaar is, maar waarin vooral maatregelen voor de korte, middellange en lange termijn worden bepaald;
o o o
43. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Raad van Europa, en de regeringen en parlementen van de lidstaten.