Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B6-0022/2008

Debatten :

PV 17/01/2008 - 11.2
CRE 17/01/2008 - 11.2

Stemmingen :

PV 17/01/2008 - 12.2

Aangenomen teksten :


Aangenomen teksten
PDF 121kWORD 42k
Donderdag 17 januari 2008 - Straatsburg
Toestand in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad
P6_TA(2008)0022RC-B6-0022/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 17 januari 2008 over de toestand in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over de schendingen van de rechten van de mens in de Democratische Republiek Congo,

–   onder verwijzing naar de resolutie van 22 november 2007 van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de situatie in de Democratische Republiek Congo, met name in het oosten van het land, en de uitwerkingen daarvan op de regio,

–   gelet op het statuut van Rome van 1998 tot instelling van het internationaal strafrechtelijk hof, vooral artikel 7 en 8, die verkrachting, seksuele uitbuiting, gedwongen prostitutie, zwangerschap en sterilisatie onder dwang of elke vorm van geweld met seksuele inslag als misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden definiëren en met een foltermethode en ernstige oorlogsmisdaad gelijkstellen, ongeacht de omstandigheid of de feiten stelselmatig begaan worden naar aanleiding van internationale of binnenlandse conflicten,

–   gezien het 24ste rapport van 14 november 2007 van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo,

–   gezien de verklaring van 27 juli 2007 van de missie van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo (MONUC),

–   gezien de publicatie van oktober 2007 van Human Rights Watch : Renewed Crisis in North Kivu,

–   gezien de publicatie van maart 2005 van Human Rights Watch : Seeking Justice - The Prosecution of Sexual Violence in the Congo War,

–   gezien het verslag van Amnesty International over 2007,

–   gezien het humanitair actieplan 2008 van 11 december 2007 voor de Democratische Republiek Congo, dat de steun van de Verenigde Naties heeft,

–   gezien de berichtgeving en analyse in humanitaire aangelegenheden van 13 december 2007 van het VN-coördinatiebureau voor humanitaire zaken,

–   gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de oorlog en onrust in het oosten van de Democratische Republiek Congo tot wijd verspreid en in zijn omvang onrustbarend seksueel geweld tegen vrouwen, door gewapende opstandelingengroepen en het regeringsleger en de politiemacht geleid heeft,

B.   overwegende dat vrouwen in het oosten van de Democratische Republiek Congo stelselmatig en in ongekende omvang aangerand worden, en dat volgens de adjunct-secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor humanitaire aangelegenheden het seksueel geweld in de Democratische Republiek Congo het ergste ter wereld is,

C.   overwegende dat er ook verkrachtingen in kampen voor ontheemden plaatsvinden, waar veel burgers een toevlucht voor de gevechtshandelingen zoeken, die in 2007 alleen al meer dan 400 000 personen uit hun huizen en dorpen verdreven hebben,

D.   overwegende dat volgens de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties in de Democratische Republiek Congo de wreedheden tegen vrouwen met gebruikmaking van verkrachting, groepsverkrachting, seksuele uitbuiting en moord plaatsvinden, die verreikende gevolgen hebben, zoals fysieke en psychologische vernietiging van de persoon,

E.   overwegende dat er volgens het humanitair actieplan 2008 voor de Democratische Republiek Congo 32 353 gevallen van verkrachting aangegeven zijn in 2007, vermoedelijk maar een fractie van het totale aantal,

F.   overwegende dat resolutie 1325(2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties benadrukt dat het tot de verantwoordelijkheid van alle landen behoort om een einde aan de straffeloosheid te maken en diegenen te vervolgen die zich aan misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden schuldig maken, met inbegrip van seksueel en andere vormen van geweld tegen meisjes en vrouwen,

G.   overwegende dat verkrachting klaarblijkelijk wordt gebruikt als een middel om vrouwen ten overstaan van hun gezin en gemeenschap te vernederen en daarmee de integriteit, het moreel en de interne samenhang van deze gemeenschappen te ondermijnen,

H.   met ongerustheid overwegende dat vrouwen en meisjes die het slachtoffer van verkrachting zijn, op ruime schaal van discriminatie en afwijzing door hun familie en gemeenschap te lijden hebben, terwijl de daders ongestraft blijven - een andere reden waarom niet meer dan een fractie van het aantal gevallen van verkrachting door de slachtoffers aangegeven worden,

I.   diep verontrust dat er te weinig inspanningen geleverd worden om dergelijke misdaden te onderzoeken, dat er geen beschermende maatregelen voor getuigen, slachtoffers en hun familie zijn, dat er weinig gegevens over de feiten beschikbaar zijn, en geen goede medische verzorging voor de slachtoffers,

J.   overwegende dat de nieuwe wet tegen seksueel geweld, die het parlement van de Democratische Republiek Congo in 2006 aangenomen heeft en die bedoeld is om de vervolging van verkrachting te bespoedigen en ze strenger te bestraffen, totnogtoe weinig resultaten te zien geeft,

K.   overwegende dat Rwanda en de Democratische Republiek Congo op 10 december 2007 in Nairobi een gezamenlijke verklaring ondertekend hebben over een algemene oplossing voor de aanwezigheid in de Kivu van gewapende groepen, die verantwoordelijk zijn voor de seksuele geweldplegingen en andere schendingen van de rechten van de mens,

L.   overwegende dat de vele jaren gewapend conflict rechtstreeks en onrechtstreeks 4 miljoen directe en indirecte slachtoffers gemaak hebben, en minstens 1,5 miljoen mensen uit hun woonsteden verdreven hebben, de meesten vrouwen en kinderen, en de vernietiging van de sociaal-economische infrastructuur van de Democratische Republiek Congo veroorzaakt hebben,

1.   spreekt zijn krachtige afkeuring van verkrachting als oorlogswapen uit en herinnert eraan dat het internationaal strafrechtelijk hof bevoegd is om recht te spreken over dergelijke feiten, naast eigen bevoegdheid van de Democratische Republiek Congo;

2.   dringt er vooral op aan dat de daders van seksuele geweldplegingen tegen vrouwen aangegeven, geïdentificeerd, vervolgd en bestraft worden, in overeenstemming met het nationale en internationale strafrecht;

3.   vraagt de regering van de Democratische Republiek Congo om een einde aan de straffeloosheid te maken en de nieuwe wet toe te passen die haar parlement goedgekeurd heeft, die seksueel geweld strafbaar stelt en de daders strengere straffen oplegt;

4.   dringt er bij de internationale gemeenschap op aan om alle nodige stappen te ondernemen om de nationale overheden te steunen om de feiten te onderzoeken en de schuldigen te vervolgen;

5.   vraagt de Europese Unie om in wezenlijke omvang middelen ter beschikking te stellen om de slachtoffers van seksuele aanranding medische, juridische en sociale bijstand te verlenen en meisjes en vrouwen de middelen te geven om verder seksueel geweld te voorkomen;

6.   vraagt alle strijdende partijen in de conflicten in het oosten van de Democratische Republiek Congo om de rechten van de mens en het internationaal humanitair recht te eerbiedigen, alle aanrandingen van vrouwen en andere burgers te staken en de humanitaire hulpdiensten de mogelijkheden te geven om de slachtoffers te hulp te komen;

7.   vraagt de Europese Unie en de Verenigde Naties om verkrachting, zwangerschap onder dwang, seksuele uitbuiting en elke andere vorm van seksueel geweld formeel te erkennen als misdaden tegen de menselijkheid, oorlogsmisdaden en een vorm van foltering, ongeacht de omstandigheid of ze al dan niet stelselmatig plaatsvinden;

8.   vraagt alle lidstaten van de Verenigde Naties die personeel ter beschikking stellen voor de vredesopdracht van de MONUC, om alle beschuldigingen van seksuele aanranding en uitbuiting te onderzoeken, vooral als er minderjarigen bij betrokken zijn, en personen die zich aan seksuele aanranding schuldig gemaakt hebben, zo spoedig mogelijk voor de rechter te brengen; wenst daarom ook dat het mandaat van de MONUC uitgebreid wordt voor wat betreft de bescherming van burgers tegen seksueel geweld;

9.   vraagt de Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie, de Europese Unie en de andere partners van de Democratische Republiek Congo om alles in het werk te stellen om in de Democratische Republiek Congo doeltreffende voorzieningen voor toezicht en documentatie van seksueel geweld op te zetten en voor goede en efficiënte hulp en bescherming van vrouwen te zorgen, vooral in het oosten van het land;

10.   spreekt zijn diepe ongerustheid uit, dat het seksueel geweld een immense plattelandsvlucht veroorzaakt, en benadrukt dat systematisch seksueel geweld en een algemene cultuur van seksueel geweld alle sociale weefsels vernielen en een reële bedreiging voor het land betekenen;

11.   verheugt zich over de opening van de conferentie over vrede, veiligheid en ontwikkeling in Goma (Noord-Kivu) en hoopt dat het stopzetten van de vijandelijkheden tijdens de conferentie de eerste stap in de richting van vertrouwen tussen de strijdende partijen betekent; dringt er bij de deelnemers op aan om het seksueel geweld tegen meisjes en vrouwen op de dagorde te plaatsen en zich ertoe te verbinden om de daders voor de rechter te brengen;

12.   vraagt de Commissie om steun te verlenen - ook financieel - voor de organisatie van een vredesconferentie in de Kivu, zodat de bevolking mee naar blijvende oplossingen kan helpen zoeken;

13.   vraagt de regering van de Democratische Republiek Congo en de MONUC om het personeel van de humanitaire organisaties voldoende bescherming te waarborgen;

14.   verzoekt zijn Voorzitter om deze resolutie te doen toekomen aan de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de regeringen van de Democratische Republiek Congo en de landen van het Afrikaans merengebied, de instellingen van de Afrikaanse Unie, en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

Juridische mededeling - Privacybeleid