Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2117(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0031/2008

Ingediende teksten :

A6-0031/2008

Debatten :

PV 11/03/2008 - 20
CRE 11/03/2008 - 20

Stemmingen :

PV 12/03/2008 - 5.6
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0094

Aangenomen teksten
PDF 150kWORD 73k
Woensdag 12 maart 2008 - Straatsburg
Situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU
P6_TA(2008)0094A6-0031/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 12 maart 2008 over de situatie van de vrouw in de plattelandsgebieden van de EU (2007/2117(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 3 en 13,

–   gelet op Besluit 2006/144/EG van de Raad van 20 februari 2006 inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013)(1),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(2),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)(3),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(4),

–   gelet op Richtlijn 86/613/EEG van de Raad van 11 december 1986 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen, de landbouwsector daarbij inbegrepen, en tot bescherming van het moederschap(5),

–   gelet op Richtlijn 2006/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep(6),

–   gelet op Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen(7),

–   gelet op de Resolutie van de Raad van 2 december 1996 betreffende de integratie van gelijke kansen voor mannen en vrouwen "mainstreaming" in de Europese Structuurfondsen(8),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2003 over de doelstellingen van de structuurfondsen wat betreft gelijke kansen voor vrouwen en mannen (9),

–   gezien de conclusies van de Raad van 22 juli 2003 over "Werkgelegenheid in plattelandsgebieden in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie"(10),

–   gezien de "Herziening van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling (EU SDO) - Vernieuwde strategie"(11),

–   gezien de mededeling van de Commissie aan de Europese Voorjaarsraad met als titel "Samen werken aan werkgelegenheid en groei. Een nieuwe start voor de Lissabon-strategie" (COM(2005)0024),

–   gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Bestrijding van de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen" (COM(2007)0424),

–   gezien de mededeling van de Commissie met als titel "Werkgelegenheid in plattelandsgebieden: de banenkloof dichten" (COM(2006)0857) en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2006)1772),

–   gezien de publicatie "Vrouwen en plattelandsontwikkeling: De toekomst van het platteland in Europa"(12),

–   gezien de studie over de werkgelegenheid in plattelandsgebieden van 2006 (SERA),

–   gezien het verslag van 2006 "Plattelandsontwikkeling in de Europese Unie – Economische en statistische gegevens",

–   gezien de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 maart 2000 te Lissabon over de Lissabon-strategie voor werkgelegenheid en groei,

–   gezien de conclusies van de 2e Europese Conferentie over plattelandsontwikkeling in Salzburg "Het zaad voor de toekomst van het platteland zaaien – Ontwikkeling van een beleid dat onze ambities kan waarmaken", van 12 -14 november 2003,

–   gezien de rapporten van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) over de verschillen in levenskwaliteit tussen stad en platteland ("First European Quality of Life Survey: Urban–rural differences"), sociaal kapitaal en het creëren van werkgelegenheid in de Europese plattelandsgebieden ("Social capital and job creation in rural Europe") en vrouwelijk ondernemerschap in plattelandsgebieden ("Women's entrepreneurship in rural areas"),

–   gelet op Besluit 2005/600/EG van de Raad van 12 juli 2005 betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten(13),

–   gezien het gezamenlijk verslag over sociale bescherming en sociale integratie 2007(14),

–   gezien het Europees Pact voor gendergelijkheid dat werd aangenomen tijdens de Europese Raad te Brussel van 23 en 24 maart 2006,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 juni 1993 over de vaststelling van de waarde van door vrouwen verrichte onbetaalde werkzaamheden(15),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2003 over de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden van de Unie in het licht van de tussentijdse herziening van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(16), en onder verwijzing naar zijn resolutie van 13 maart 2007 over een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010(17),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0031/2008),

A.   overwegende dat plattelandsgebieden(18) vanuit Europees perspectief tot het domein van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) behoren; overwegende dat deze resolutie betrekking heeft op de tweede zuil van het GLB, dat wil zeggen de plattelandsontwikkeling, en overwegende dat ook rekening moet worden gehouden met het sociale en economische beleid,

B.   overwegende dat de verbetering van de levenskwaliteit in plattelandsgebieden en de bevordering van de diversificatie van economische activiteiten tot de belangrijkste doelstellingen van het plattelandsontwikkelingsbeleid van de Europese Unie behoren,

C.   overwegende dat het stimuleren van duurzame, geïntegreerde groei, het creëren van nieuwe arbeidskansen, vooral voor vrouwen en jonge mensen, en het aanbieden van kwalitatief hoogstaande gezondheidszorg en sociale zorg noodzakelijk zijn om de aantrekkelijkheid van plattelandsgebieden te verhogen,

D.   overwegende dat de economische en sociale veranderingen die zich voordoen in plattelandsgebieden niet door alle vrouwen op dezelfde manier worden ervaren: sommige vrouwen krijgen daardoor nieuwe kansen, terwijl andere voor ernstige hindernissen en problemen komen te staan,

E.   overwegende dat de doelstellingen van Lissabon inzake het genereren van groei en het bevorderen van de sociale markteconomie alleen kunnen worden behaald door optimaal gebruik te maken van het aanzienlijke potentieel van vrouwen op de arbeidsmarkt, zowel in plattelandsgebieden als in steden,

F.   overwegende dat door vrouwen verricht werk vaak worden beschouwd als een onuitputtelijk exploiteerbare natuurlijke rijkdom en overwegende dat de onbillijke segregatie op de arbeidsmarkt almaar meer verstart,

G.   overwegende dat de tewerkstellingsgraad voor zowel mannen als vrouwen lager is in plattelandsgebieden en dat veel vrouwen bovendien nooit op de arbeidsmarkt terechtkomen en daardoor noch als werkloos geregistreerd staan, noch in de werkloosheidsstatieken zijn opgenomen; overwegende dat er in rurale gebieden een ernstig tekort is aan kwalitatief hoogwaardige banen,

H.   overwegende dat de uitvoering van Richtlijn 86/613/EEG niet heeft geleid tot de verwezenlijking van de oorspronkelijke doelstellingen van de richtlijn, in het bijzonder wat betreft het verbeteren van de status van de medewerkende echtgenote,

I.   overwegende dat veel vrouwen in plattelandsgebieden werk verrichten dat vergelijkbaar is met een reguliere betrekking maar niet als zodanig wordt erkend, beschermd of betaald,

J.   overwegende dat landbouwbedrijven - doorgaans ondernemingen van beperkte economische omvang en met een lage rendabiliteit - slechts in een klein aantal gevallen toebehoren aan vrouwen en dat de meeste vrouwen op het platteland meewerken met mannelijke familieleden (vader, broer of echtgenoot) die de exclusieve eigendomsrechten op het landbouw- of veeteeltbedrijf in kwestie bezitten,

K.   overwegende dat er tussen de lidstaten onderling en binnen de lidstaten zelf grote verschillen bestaan in de situatie van plattelandsgebieden en overwegende dat om die reden rurale gebieden met uiteenlopende ontwikkelingsmogelijkheden en de mensen die er wonen aangepaste steun moeten krijgen,

L.   overwegende dat gezinnen met kinderen en oudere mensen een hoge levenskwaliteit kunnen vinden in plattelandsgebieden, maar dat er zich nog heel wat problemen stellen, zoals een tekort aan onderwijs- en opleidingsinfrastructuur op alle niveaus en een onaangepast netwerk van sociale diensten, met onder andere onvoldoende geschikte voorzieningen voor kinderopvang, onvoldoende "outreach"-diensten en te weinig zorgverlening voor ouderen, zieken en gehandicapten, en dat deze gebieden ook onder druk staan als gevolg van de huidige herstructurering van de landbouw en milieubeschermingsmaatregelen,

M.   overwegende dat het belangrijke aandeel van vrouwen in de ontwikkeling van de lokale gemeenschap niet in verhouding is met hun deelname aan de relevante besluitvormingsprocessen,

N.   overwegende dat het overwegend vrouwen zijn die zich zowel binnen als buiten hun gezin aanbieden voor vrijwilligerswerk en overwegende dat het gezin de sociale basiseenheid vormt,

O.   overwegende dat plattelandsgebieden in hoge mate te kampen hebben met een verouderende bevolking, een lage bevolkingsdichtheid en soms ook ontvolking,

P.   overwegende dat het vertrek van vrouwen in economisch actieve leeftijdsgroepen blijft leiden tot een zekere 'vermannelijking' van de plattelandsbevolking, wat negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit van het gemeenschapsleven en de demografische ontwikkeling,

Q.   overwegende dat vrouwen vooral in plattelandsgebieden veel met de auto rijden om hun kinderen en andere familieleden naar de dokter, naar school of naar de sportvereniging te brengen, en overwegende dat het gebrek aan plaatselijk openbaar vervoer jonge mensen benadeelt, waardoor zij minder kans hebben om een beroepsopleiding of betrekking te vinden,

R.   overwegende dat op het platteland grotere obstakels bestaan voor wat de toegang tot informatie- en communicatietechnologie betreft, vooral voor vrouwen,

S.   overwegende dat plattelandsgebieden wat groeipotentieel betreft reële mogelijkheden bieden in een aantal nieuwe sectoren, met name dankzij de aanwezigheid van rurale aantrekkingspunten, ambachtelijke werkplaatsen en toeristische voorzieningen, die voornamelijk door vrouwen worden gerund en een belangrijke economische factor vormen voor onderontwikkelde maar qua natuur interessante gebieden,

T.   overwegende dat meer aandacht moet worden besteed aan genderbudgetting met het oog op een effectief beheer van plattelandsontwikkelingsprogramma's en in het bijzonder een betere afstemming van de fondsen op de specifieke behoeften van vrouwen in plattelandsgebieden,

U.   overwegende dat de opheffing van ongelijkheden en de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen tot de hoofddoelstellingen behoren van Verordening (EG) nr. 1260/1999,

1.   is ervan overtuigd dat het integreren van de genderdimensie in de rurale sector van cruciaal belang is, niet alleen voor het bevorderen van de gelijkheid tussen vrouwen en mannen maar ook voor economische groei en duurzame plattelandsontwikkeling;

2.   roept de Commissie op om te zorgen voor betere statistische gegevens en informatie met betrekking tot dit verschijnsel en de patronen, de hoofdredenen en de gevolgen van het wegtrekken van de bevolking uit de plattelandsgebieden in de EU te analyseren; roept de lidstaten op strategieën te ontwikkelen om het vertrek van vrouwen en met name hoogopgeleide vrouwen uit plattelandsgebieden tegen te gaan;

3.   roept de lidstaten op om in samenwerking met de regionale en plaatselijke autoriteiten en bedrijven stimulansen te creëren om het onderwijs- en opleidingsniveau van vrouwen te verbeteren en de deelname van vrouwen aan het arbeidsproces te bevorderen, met name door elke vorm van discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt uit te bannen, teneinde het probleem van armoede en sociale uitsluiting in plattelandsgebieden aan te pakken; merkt op dat in plattelandsgemeenschappen veel armoede voorkomt, vooral in de nieuwe lidstaten;

4.   verzoekt de lidstaten geschikte regelingen inzake zwangerschaps- en ziekteverlof te treffen voor zelfstandige vrouwelijke ondernemers;

5.   vraagt dat de Commissie statistieken inzake armoede en sociale uitsluiting verstrekt die niet alleen zijn uitgesplitst naar geslacht en leeftijd maar ook volgens het aspect stad/platteland;

6.   roept de lidstaten op om de overgang te steunen van op landbouw georiënteerde plattelandsgebieden naar plattelandsgebieden met een bredere economische basis;

7.   verzoekt de lidstaten een beleid te voeren dat erop gericht is de algemene levensomstandigheden van vrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren, met bijzondere aandacht voor vrouwen met een handicap, vrouwen die het slachtoffer zijn van gendergeweld, immigranten, vrouwen van etnische minderheden en vrouwen die lijden onder verschillende vormen van discriminatie, en de toekomst van plattelandsgebieden veilig te stellen door het aanbieden van diensten op het platteland, met name postdiensten, breedbanddiensten, culturele en sportcentra, brandweer en diensten van algemeen overheidsbestuur;

8.   roept de EU-instellingen, de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten op in plattelandsgebieden de toegang tot informatie- en communicatietechnologieën te vergemakkelijken en gelijke kansen te bevorderen via op plattelandsvrouwen gerichte activiteiten en beleid;

9.   roept de lidstaten op om zelfstandig ondernemerschap van vrouwen te bevorderen, zakelijke netwerken voor vrouwen zoals coaching- en begeleidingsmodellen en allianties van vrouwelijke ondernemers te steunen en initiatieven uit te werken die erop gericht zijn de ondernemersgeest, vaardigheden en capaciteiten van vrouwen in plattelandsgebieden te verbeteren en de deelname van vrouwen aan de bestuursorganen van ondernemingen en organisaties te bevorderen;

10.   roept de EU-instellingen, de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten op steun te verlenen aan projecten die het in plattelandsgebieden opzetten van primaire landbouwproductiebedrijven stimuleren en hierbij adviseren, en aldus met name voor vrouwen nieuwe arbeidsplaatsen kunnen creëren, en daarbij vooral aandacht te besteden aan het benutten van ongebruikte of onvoldoende gebruikte producten, het toevoegen van waarde aan landbouwproducten en het vinden van afzetmogelijkheden hiervoor, het gebruiken van nieuwe technologieën en het vergroten van regionale economische diversificatie en de dienstverlening om het combineren van werk en privéleven te vergemakkelijken;

11.   roept de Raad, de Commissie en de lidstaten op meer geld te besteden aan innovatieve acties voor vrouwen in plattelandsgebieden; roept de Commissie op Leader-netwerkprojecten op te zetten voor het uitwisselen van ervaringen en optimale werkwijzen;

12.   acht het belangrijk dat het werk van vrouwen optimaal wordt gewaardeerd, ook het werk dat migrantenvrouwen verzetten die geen deel uitmaken van het gezin dat de exploitatie drijft, die op het veld werken en voor wie de problemen die verband houden met het vrouw zijn in de wereld van de landbouw het hardst aankomen;

13.   roept de lidstaten en de Europese Commissie op oog te hebben voor de aanzienlijke groep echtgenoten -doorgaans vrouwen die hun partners helpen in de landbouwsector en in kleine en middelgrote ondernemingen en die in veel lidstaten een ontoereikende rechtspositie hebben, hetgeen specifieke financiële en juridische problemen met zich meebrengt betreffende het recht op zwangerschaps- en ziekteverlof, de opbouw van pensioenrechten en toegang tot sociale zekerheid alsook in het geval van echtscheiding;

14.   roept de lidstaten op het juridische concept van gezamenlijk eigendomsrecht te bevorderen om ervoor te zorgen dat de rechten van vrouwen in de landbouwsector volledig worden geëerbiedigd, dat vrouwen de passende sociale bescherming krijgen en dat hun werk ten volle wordt erkend;

15.   roept de lidstaten op om onbezoldigd werk en vrijwilligerswerk ideologisch en financieel te steunen; benadrukt het belang van het werk dat vrouwenorganisaties in deze context op sociaal vlak verzetten; dringt desalniettemin aan op een verandering in de structuren, teneinde de toegang tot betaalde arbeid voor vrouwen te vergemakkelijken;

16.   wijst erop dat vrouwen in plattelandsgebieden relatief vaker door verborgen werkloosheid worden getroffen dan mannen als gevolg van traditionele rolmodellen en het gebrek in veel van deze gebieden aan infrastructuur zoals voorzieningen voor kinderopvang;

17.   roept de lidstaten op om in samenwerking met de regionale autoriteiten de oprichting van regionale expertisecentra voor vrouwen te stimuleren, met name voor vrouwen tussen 25 en 60 jaar oud die werkloos dreigen te worden, en deze vrouwen te steunen bij hun stappen in de richting van zelfstandige arbeid of bij het ontwikkelen van diensten binnen hun eigen gemeenschap middels raadpleging van de publieke opinie en door behoeftenevaluaties uit te voeren;

18.   roept de lidstaten op om onderwijs- en opleidingsfaciliteiten te verbeteren en de ontwikkeling van een netwerk van sociale diensten voor kinderopvang en zorg voor ouderen, zieken en gehandicapten te bevorderen, zodat mannen en vrouwen in plattelandsgebieden hun werk, gezins- en privéleven gemakkelijker kunnen combineren; roept tevens op de gezondheidszorg, en met name de beschikbaarheid van eerstelijnsgezondheidszorg, te verbeteren; verzoekt de lidstaten te zorgen voor paramedische dienstverlening en spoedartsen in plattelandsgebieden;

19.   vraagt aandacht voor de grote taboes rond seksueel en/of huiselijk geweld tegen vrouwen en meisjes in plattelandsgebieden; roept de lidstaten op passende maatregelen te nemen om slachtoffers van dergelijk geweld en vrouwen die er het slachtoffer van dreigen te worden, beter te beschermen en te steunen;

20.   dringt er bij de lidstaten op aan om het gebrek aan goede transportinfrastructuur in plattelandsgebieden aan te pakken en een positief beleid te ontwikkelen voor het verbeteren van de toegang tot vervoer voor iedereen en in het bijzonder voor personen met een handicap, aangezien vervoer een oorzakelijke factor blijft van de verankering van sociale uitsluiting en ongelijkheid in de samenleving, waardoor hoofdzakelijk vrouwen worden getroffen;

21.   roept de Commissie op om er in het kader van de herziening van de plattelandsontwikkelingsprogramma's nauwlettend op toe te zien dat het genderperspectief wordt geïntegreerd in de door de lidstaten ingediende plattelandsontwikkelingsprogramma's;

22.   toont zich in dit verband verheugd over de ESF-EQUAL-projecten, die erop gericht zijn de positie van vrouwen in de landbouw en op het platteland zichtbaar te maken en te verbeteren; roept de Europese Commissie en de lidstaten op dergelijke projecten binnen de Europese Unie aan te moedigen;

23.   roept de lidstaten op om bedrijven te steunen die investeren in plattelandsgebieden en vrouwen kwalitatief hoogwaardige banen aanbieden;

24.   roept de Europese instellingen, de lidstaten en de regionale en plaatselijke autoriteiten op om het nationale en internationale plaatsvinden van fora voor kennisuitwisseling en andere soortgelijke activiteiten aan te moedigen, in het bijzonder wanneer de situatie van vrouwen in plattelandsgebieden aan bod komt;

25.   verwijst naar het feit dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in formele rurale en regionale leidersposities ondanks het feit dat ze een belangrijke functie hebben in de "informele" samenleving, waar ze namelijk vaak een cruciale sociale rol spelen doordat ze met hun betrokkenheid bij informele plaatselijke netwerken (bijvoorbeeld in het kader van vrijwilligerswerk of diverse thematische verenigingen) invloed uitoefenen op de opkomst van sociaal kapitaal;

26.   verzoekt de relevante nationale, regionale en lokale overheden om de deelname van vrouwen aan plaatselijke actiegroepen en de ontwikkeling van plaatselijke partnerschappen in het kader van de Leader-as aan te moedigen en zorg te dragen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in hun bestuursraden;

27.   betreurt het feit dat de Commissie niet heeft gereageerd op de hogervermelde resolutie van het Europees Parlement van 3 juli 2003 en met name geen grondige herziening heeft ondernomen van Richtlijn 86/613/EEG, ondanks het feit dat de Commissie zelf erkent dat de uitvoering van de richtlijn tot op heden ondoelmatig is gebleken en dat weinig vooruitgang is geboekt inzake de erkenning van het werk verricht door medewerkende echtgenoten van personen die zelfstandig werkzaam zijn of landbouwactiviteiten verrichten in de lidstaten, en inzake het passend beschermen van deze echtgenoten; roept de Commissie nogmaals op om voor eind 2008 een voorstel voor een herziene richtlijn in te dienen die voorziet in onafhankelijke sociale rechten en pensioenrechten voor medewerkende vrouwen in landbouwbedrijven en in kleine en middelgrote ondernemingen;

28.   betreurt ten zeerste dat de Commissie nog geen praktisch gevolg heeft gegeven aan voorgaande resoluties van het Europees Parlement inzake de situatie van medewerkende echtgenoten van zelfstandigen waarin werd gepleit voor:

   de verplichte registratie van medewerkende echtgenoten, zodat zij niet langer onzichtbare arbeidskrachten zijn;
   de verplichting voor de lidstaten om de noodzakelijke maatregelen te nemen teneinde te garanderen dat medewerkende echtgenoten zich kunnen aansluiten bij een ziekteverzekering, pensioenregeling, moederschapsverzekering met vervangingsregelingen en invaliditeitsverzekering;

29.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's evenals aan de uitvoerende en gekozen organen die verantwoordelijk zijn voor het gelijkekansenbeleid in de lidstaten op lokaal, regionaal en nationaal niveau.

(1) PB L 55 van 25.2.2006, blz. 20.
(2) PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
(3) PB L 368 van 23.12.2006, blz. 15.
(4) PB L 209 van 11.8.2005, blz.1.
(5) PB L 359 van 19.12.1986, blz.56.
(6) PB L 204 van 26.7.2006, blz. 23.
(7) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1.
(8) PB C 386 van 20.12.1996, blz. 1.
(9) PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 370.
(10) PB C 186 van 6.8.2003, blz. 3.
(11) Raadsdocument 10117/2006 van 9.6.2006.
(12) Directoraat-generaal Landbouw en plattelandsontwikkeling, Europese Commissie 2000.
(13) PB L 205 van 6.8.2005, blz. 21.
(14) Raadsdocument 6694/07 van 23.2.2007.
(15) PB C 194 van 19.7.1993, blz. 389.
(16) PB C 74 E van 24.3.2004, blz. 882.
(17) PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 56.
(18) Deze definitie van plattelandsgebieden is vastgesteld in het kader van Besluit 2006/144/EG. De Commissie heeft daarbij consequent de OESO-methodologie toegepast, die gebaseerd is op de bevolkingsdichtheid (OESO, "Creating rural indicators for shaping territorial policy", Parijs, 1994). De methodologie berust op een tweestappenbenadering: ten eerste worden de lokale eenheden (bijv. de gemeenten) als ruraal gedefinieerd bij een bevolkingsdichtheid van minder dan 150 inwoners per vierkante kilometer, vervolgens worden de regio's (bijv. NUTS 3 of NUTS 2) ingedeeld in een van de volgende drie categorieën:– overwegend rurale gebieden: wanneer meer dan 50% van de bevolking van de regio in rurale gemeenschappen woont (met minder dan 150 inwoners / km2)– tussenliggende plattelandsgebieden: wanneer 15% tot 50% van de bevolking van het gebied in rurale plaatselijke gemeenschappen woont– overwegend stedelijke gebieden: wanneer minder dan 15% van de bevolking van het gebied in rurale plaatselijke gemeenschappen woont.De 1284 NUTS 3-gebieden van de EU-27 zijn ongeveer evenredig verdeeld over de drie ruraal-stedelijke categorieën. De Commissie werkt op dit moment aan alternatieve definities die een beter beeld geven van de verscheidenheid van de sterk rurale gebieden, peri-urbane gebieden inbegrepen.

Juridische mededeling - Privacybeleid