Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2188(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0006/2008

Ingediende teksten :

A6-0006/2008

Debatten :

PV 12/03/2008 - 18
CRE 12/03/2008 - 18

Stemmingen :

PV 13/03/2008 - 4.1
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0096

Aangenomen teksten
PDF 127kWORD 49k
Donderdag 13 maart 2008 - Straatsburg
Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie
P6_TA(2008)0096A6-0006/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2008 over het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (2007/2188(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien de mededeling van de Commissie getiteld "Publieke en particuliere middelen mobiliseren voor een wereldwijde toegang tot klimaatvriendelijke, betaalbare en zekere energiediensten: het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie" (COM(2006)0583),

–   gelet op de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Brussel van 8 en 9 maart 2007,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 september 2007 over de routekaart voor hernieuwbare energie in Europa(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over het Groenboek inzake energie-efficiëntie'Meer doen met minder"(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 december 2006 over de strategie inzake biomassa en biobrandstoffen(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 september 2005 over het aandeel van hernieuwbare energie in de EU en voorstellen voor concrete acties(4),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0006/2008),

A.   overwegende dat, in het kader van de beperking van de stijging van de gemiddelde wereldtemperaturen tot maximaal 2°C, hernieuwbare energiebronnen en maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie moeten worden gestimuleerd opdat de wereldwijde emissies na het bereiken van de piek in 2015 zullen afnemen,

B.   overwegende dat uit het Stern-rapport van oktober 2006 over de economische gevolgen van klimaatverandering en uit verslagen van het Intergouvernementeel Panel inzake klimaatverandering (IPCC) blijkt dat de armste landen en volkeren het eerst en het zwaarst zullen worden getroffen door de gevolgen van klimaatverandering,

C.   overwegende dat hernieuwbare energiebronnen en energiebesparing van cruciaal belang zijn voor een duurzame beschikbaarheid van energie en bijdragen tot:

   a) een lagere uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen,
   b) een grotere onafhankelijkheid op het gebied van de energievoorziening,
   c) de ontwikkeling van nieuwe innovatieve technologieën,
   d) werkgelegenheid en regionale ontwikkelingskansen,
   e) de beperking van tekorten op de betalingsbalans,
   f) meer commerciële mogelijkheden voor kleine en middelgrote bedrijven,
   g) kostenbesparingen,

D.   overwegende dat de wereldleiders op de wereldtop over duurzame ontwikkeling in 2002 zijn overeengekomen het aantal mensen (thans 1,6 miljard) dat verstoken is van elementaire energievoorzieningen met de helft te verminderen; overwegende dat deze doelstelling nooit wordt gehaald wanneer de huidige trend zich voortzet,

E.   overwegende dat de energieproblemen waarmee de ontwikkelingslanden geconfronteerd worden duurzaam moeten worden opgelost door meer gebruik te maken van hernieuwbare energiebronnen en door grotere verbeteringen op het gebied van energie-efficiëntie en energiebesparing,

F.   overwegende dat transparantie en aansprakelijkheid ten aanzien van de particuliere en overheidsinvesteerders van doorslaggevend belang zijn voor de evaluatie en mogelijke verdere uitbreiding van de steun die wordt aangeboden door het Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en overwegende dat dit fonds, vooral de eerste jaren van de tenuitvoerlegging ervan, scherp in de gaten zal worden gehouden,

1.   is ingenomen met het voorstel van de Commissie voor een Wereldfonds voor energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (GEEREF);

2.   is van mening dat een duurzame ontwikkeling, met name in ontwikkelingslanden en opkomende economieën, met lage broeikasgasemissies, schone lucht en een duurzame energietoevoer, alleen kan worden gerealiseerd wanneer ervoor wordt gezorgd dat bij het inzetten van technologieën voor hernieuwbare energie gebruik wordt gemaakt van lokale energiebronnen en wanneer de toegang tot energie wordt verbeterd door bevordering van investeringen in afgelegen en decentraal gelegen voorraden;

3.   is van oordeel dat de hoofddoelstellingen van dit fonds gelegen moeten zijn in de bevordering van energie-efficiëntie, energiebesparing en hernieuwbare energie, het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen en andere risico's, de verbetering van de toegang tot energievoorzieningen in de armste landen en de diversificatie van energiebronnen in de ontwikkelingslanden;

4.   is met name verheugd over het feit dat het fonds erop is gericht om via de beschikbaarstelling van risicokapitaal een hefboomeffect voor particuliere investeringen te creëren, aangezien dit van doorslaggevend belang is voor een succesvolle langetermijnontwikkeling van projecten op het gebied van duurzame energie in de ontwikkelingslanden;

5.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle steun aan projecten en iedere keuze van technologie afhankelijk wordt gesteld van de volledige naleving van algemeen geformuleerde duurzaamheidscriteria, van de bijdrage die wordt geleverd tot duurzame ontwikkeling, en van geografische kenmerken en beschikbare regionale reserves;

6.   dringt er bij de Commissie op aan zich bij de uitvoering van het fonds op kleinschalige projecten te concentreren, die de meeste moeite hebben om investeringen uit de particuliere sector aan te trekken; is van oordeel dat de Commissie de bovengrens van 10 miljoen EUR per investering voor een project op gezette tijden dient te herzien en ten minste een derde van de beschikbare kredieten dient te reserveren voor kleinschalige projecten van minder dan 1 miljoen EUR;

7.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat alle biogasprojecten in de ontwikkelingslanden, waaronder water- en afvalwaterbehandeling, alleen worden gesteund indien deze aan strenge duurzaamheidscriteria voldoen die waarborgen dat uitsluitend de meest duurzame technologieën worden bevorderd, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen die biomassa gedurende de hele levensduur heeft voor broeikasgasemissies, luchtkwaliteit, plattelandsbeheer, sociale en economische omstandigheden, en biodiversiteit, waaronder het behoud van natuurbossen en het waarborgen van de algehele voedselvoorziening door de verbetering van de optimale werkwijzen van de plaatselijke landbouw;

8.   dringt er bij de Commissie op aan om ervoor te zorgen dat met het GEEREF fotovoltaïsche projecten worden ondersteund en verzoekt haar om steun te verlenen aan de ontwikkeling van technologieën voor intelligent netbeheer; moedigt met name investeringen aan die aansluiten bij de behoeften van de armen op het platteland, zoals elektrificatie door middel van hernieuwbare energie (inclusief water-, zonne- en windenergie en biomassa), zonneverwarmingselementen, pasteurisatieapparatuur die op zonne-energie werkt, kooktoestellen die op zonne-energie werken, windpompen en verbeterde kooktoestellen, alsook steun aan programma's voor microkredieten om de plaatselijke deelname aan energieprojecten te bevorderen;

9.   staat erop dat het GEEREF niet wordt gebruikt ter ondersteuning van omvangrijke projecten van meer dan 1 miljoen EUR voor het gebruik van conventionele energiebronnen en voor het bijstoken van biomassa in bestaande of nieuwe kolencentrales, de kleinschalige toepassing van fossiele brandstoffen (bijvoorbeeld in dieselgeneratoren) of voor de grootschalige productie van biobrandstof; dringt er bij de Commissie op aan om erop toe te zien dat deze technologieën niet worden ondersteund via investeringen uit de subfondsen die met middelen uit het GEEREF worden gefinancierd; verzoekt de Commissie dan ook ervoor te zorgen dat deze technologieën worden uitgesloten van desbetreffende beheerscontracten en de selectiecriteria voor projecten;

10.   is van oordeel dat de steun zoveel mogelijk moet zijn gericht op projecten die hernieuwbare energietechnologieën met een verhoogde energie-efficiëntie combineren, bijvoorbeeld projecten ter verbetering van het gebouwenbestand, verlichting en de koelketen;

11.   dringt aan op volledige coördinatie tussen het GEEREF en de toekomstige werkzaamheden in het kader van het door de Commissie voorgestelde platform voor internationale samenwerking inzake energie-efficiëntie, met als doel de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, en benchmarking te verbeteren;

12.   dringt er bij de Commissie op aan ervoor te zorgen dat het fonds wordt gebruikt om de ontwikkeling van lokale markten, productieactiviteiten en capaciteiten in de ontwikkelingslanden te bevorderen, bijvoorbeeld door de ondersteuning van het lokale MKB opdat dit in staat is in een bepaalde regio nieuwe technologieën op de markt te brengen;

13.   is van oordeel dat het fonds eveneens dient te worden gebruikt om vooral het MKB uit de lidstaten de mogelijkheid te bieden zijn technische kennis in te zetten voor de ontwikkeling en de toepassing van duurzame energietechnologieën in ontwikkelingslanden;

14.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het fonds aansluit bij en een aanvulling vormt op ander ontwikkelingsbeleid en energie-initiatieven voor de ontwikkelingslanden van de lidstaten en de EU;

15.   verzoekt de Commissie erop toe te zien dat het fonds een aanvulling vormt op en effect sorteert naast de vele reeds bestaande internationale initiatieven en fondsen ter ondersteuning van projecten voor duurzame energie in de ontwikkelingslanden, met inbegrip van de programma's van de Wereldbank en regionale ontwikkelingsbanken en de op de wereldtop over duurzame ontwikkeling van 2002 in het leven geroepen initiatieven;

16.   verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het Fonds bijdraagt tot het wegnemen van belemmeringen die in bepaalde landen, met name de minst ontwikkelde, het gebruik van het mechanisme voor schone ontwikkeling (CDM) in de weg staan en dat zij die CDM-projecten verder aanmoedigt die werkelijk toegevoegde waarde bezitten, een positief effect op duurzame ontwikkeling hebben en voldoen aan de criteria van de Gold Standard;

17.   verzoekt de Commissie te onderzoeken hoe de middelen van het Fonds kunnen worden uitgebreid in het kader van een toekomstige regeling voor ná 2012 uit hoofde van het Raamverdrag inzake klimaatverandering van de Verenigde Naties, waarbij in aanmerking wordt genomen dat de toepassing van duurzame energie in ontwikkelingslanden voor het bereiken van de doelstelling van dit verdrag cruciaal is;

18.   betreurt dat de voorgestelde minimale financieringsdoelstelling van 100 miljoen EUR – met een bijdrage van slechts 15 miljoen EUR voor elk van de jaren 2007 en 2008 – ernstig tekortschiet als bijdrage van het GEEREF, althans indien de doelstelling bestaat uit "het vergroten van het aantal projecten ter bevordering van de energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en het leveren van een wezenlijke bijdrage aan de duurzame ontwikkeling" en dat tot dusver slechts enkele landen hebben besloten een financiële bijdrage aan het fonds te leveren; verzoekt de Commissie daarom met klem haar bijdrage te vergroten en tegelijkertijd zowel de lidstaten als de multilaterale financiële instellingen ertoe te bewegen hun krachten te bundelen om zo de omvang van het fonds aanzienlijk te vergroten; dringt erop aan dat veel meer lidstaten financiële steun aanbieden;

19.   meent dat het in de eerste jaren van het GEEREF, dat voor onbepaalde tijd zou worden ingesteld, van cruciaal belang is om voorbeeldprojecten te ontwikkelen die de aanzet kunnen geven tot verdere bijdragen, teneinde in ontwikkelingslanden en overgangseconomieën meer investeringen in hernieuwbare energie en energie-efficiëntie aan te trekken en veel meer mensen te behoeden voor energiegebrek dan de verwachte 1 tot 3 miljoen;

20.   benadrukt dat het GEEREF prioriteit dient te geven aan het bevredigen van de specifieke behoeften van de minst ontwikkelde landen en aan projecten die aantoonbaar nauw verband houden met armoedebestrijding; constateert dat het GEEREF gericht zal zijn op de ondersteuning van regionale subfondsen voor landen in Afrika bezuiden de Sahara, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, de landen van het Europees nabuurschap (inclusief Noord-Afrika en de Oost-Europese niet-EU-landen), Latijns-Amerika en Azië; verzoekt er evenwel om bijzondere aandacht te besteden aan de behoeften van de ACS-landen; verzoekt de Commissie bij de verdeling van de middelen ervoor te zorgen dat deze niet aan slechts één of twee subfondsen worden toebedeeld; adviseert met nadruk dat eventuele in het fonds opgenomen subfondsen voor Rusland en China niet alle beschikbare middelen dienen op te slokken en dat zij een belangrijke rol moeten spelen als proefprojecten;

21.   beseft evenwel dat het GEEREF, zoals het momenteel wordt opgezet, wellicht moeilijk aan de door de commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO met betrekking tot officiële ontwikkelingshulp gestelde criteria kan voldoen, aangezien de investeringen veeleer zullen worden gestuurd door vooruitzichten op rendement dan door ontwikkelingsbehoeften; onderkent het risico dat armoedebestrijding - die als een specifiek doel voor het GEEREF wordt vermeld - voor het fonds slechts een doelstelling van ondergeschikt belang zou kunnen worden; benadrukt daarom dat de Commissie niet alleen heldere ontwikkelingscriteria moet opstellen om projecten die in aanmerking komen voor steun uit het GEEREF op hun geschiktheid te toetsen, maar daarnaast ook de op subsidies gebaseerde ontwikkelingshulp aanzienlijk moet verhogen om de armsten duurzame energiediensten te verschaffen;

22.   verzoekt de Commissie regelmatig verslag te doen over de vorderingen bij de uitvoering van het fonds en over de gefinancierde projecten; verzoekt de Commissie met name om het Parlement een jaarlijks tussentijds verslag voor te leggen;

23.   verzoekt de Commissie voorstellen te doen ter verbetering van intensieve communicatie en de uitwisseling van ervaringen in verband met de diverse projecten, de specifieke resultaten ervan en hun bijdrage tot duurzame ontwikkeling;

24.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2007)0406.
(2) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 273.
(3) PB C 317 E van 23.12.2006, blz. 890.
(4) PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 599.

Juridische mededeling - Privacybeleid