Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/2116(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0033/2008

Ingediende teksten :

A6-0033/2008

Debatten :

PV 12/03/2008 - 19
CRE 12/03/2008 - 19

Stemmingen :

PV 13/03/2008 - 4.7
CRE 13/03/2008 - 4.7
Stemverklaringen
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0102

Aangenomen teksten
PDF 154kWORD 68k
Donderdag 13 maart 2008 - Straatsburg
Specifieke situatie van vrouwelijke gevangenen en de effecten van de detentie van ouders op het maatschappelijke leven en het gezinsleven
P6_TA(2008)0102A6-0033/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 13 maart 2008 over de specifieke situatie van vrouwelijke gevangenen en de effecten van de detentie van ouders op het maatschappelijke leven en het gezinsleven (2007/2116(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op de artikelen 6 en 7 van het EU-Verdrag en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, ondertekend op 12 december 2007(1), die betrekking hebben op de bescherming van de mensenrechten,

–   gelet op de Universele Verklaring van de rechten van de mens, met name artikel 5 daarvan, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, met name artikel 7 daarvan, het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing van 1987 en het facultatief Protocol tot vaststelling van een regeling voor regelmatige bezoeken aan detentie-inrichtingen door onafhankelijke internationale en nationale organen,

–   gelet op artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de protocollen daarbij en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens,

–   gelet op voornoemd Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, waarbij het Europees Comité is opgericht voor de voorkoming van marteling en onmenselijke of onterende straf of behandeling van de Raad van Europa, alsmede de verslagen van dit Comité

–   gezien het geheel van minimumregels van de Verenigde Naties voor de behandeling van gedetineerden van 1957 en de door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen verklaringen en beginselen ter zake,

–   gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989,

–   gezien de resoluties en aanbevelingen van het Comité van ministers van de Raad van Europa, en met name resolutie (73)5 over het geheel van minimumregels voor de behandeling van gedetineerden, aanbeveling R(87)3 inzake de Europese penitentiaire voorschriften en aanbeveling R(2006)2 inzake de Europese penitentiaire voorschriften,

–   gezien de aanbevelingen van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa en met name aanbeveling R(2006)1747 inzake de opstelling van een Europees Penitentiair Handvest, alsmede aanbeveling R(2000)1469 inzake moeders en baby's in gevangenissen,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 mei 1989 over vrouwen en kinderen in de gevangenis(2), zijn resolutie van 18 januari 1996 over slechte omstandigheden in gevangenissen in de Europese Unie(3), zijn resolutie van 17 december 1998 over de detentievoorwaarden in de Europese Unie: verbeteringen en vervangende straffen(4) en zijn aanbeveling van 9 maart 2004 aan de Raad betreffende de rechten van gedetineerden in de Europese Unie(5),

–   gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A6-0033/2008),

A.   overwegende dat krachtens de internationale(6) en Europese verdragen elke gevangene met inachtneming van de mensenrechten dient te worden behandeld en dat de detentieomstandigheden in overeenstemming moeten zijn met de beginselen van waardigheid van de menselijke persoon, niet-discriminatie en eerbiediging van het privé- en gezinsleven en geregeld door onafhankelijke instanties moeten worden beoordeeld,

B.   overwegende dat bij gerechtelijke beslissingen, in de strafwetgeving en door de penitentiaire inrichtingen van de lidstaten rekening dient te worden gehouden met de specifieke behoeften en situatie van vrouwelijke gevangenen,

C.   overwegende dat concrete en op de specifieke behoeften van vrouwen aangepaste maatregelen getroffen moeten worden, met name op het gebied van de toepassing van alternatieve straffen,

D.   overwegende dat zwangere vrouwen in een gevangenissituatie moeten kunnen beschikken over ondersteuning, informatie en de essentiële voorwaarden die nodig zijn voor het goede verloop van hun zwangerschap en moederschap, met name evenwichtige voeding, passende hygiënische omstandigheden, frisse lucht, lichaamsbeweging en pre- en postnatale zorg,

E.   overwegende dat alle gedetineerden, mannen en vrouwen, gelijke toegang tot gezondheidszorg behoren te krijgen, maar dat in het detentiebeleid speciale aandacht moet worden geschonken aan het voorkomen, opvolgen en behandelen op fysiek en mentaal niveau van specifieke gezondheidsproblemen van vrouwen,

F.   overwegende dat de geestelijke en lichamelijke gezondheid van de moeder als verbonden moet worden gezien met die van het kind,

G.   overwegende dat een groot aantal vrouwelijke gedetineerden verslaafd zijn of zijn geweest aan verdovende middelen of andere stoffen die psychische en gedragsstoornissen kunnen veroorzaken, zodat medische behandeling nodig is alsmede passende sociale en psychologische hulp in het kader van een algemeen gezondheidsbeleid voor gevangenissen,

H.   overwegende dat het tegenwoordig bekend is dat een groot deel van de vrouwelijke gevangenen slachtoffer is geweest van geweldplegingen, seksueel misbruik of mishandeling in de huiselijke kring of binnen hun relatie en dat deze vrouwen zich in een situatie van grote economische en psychologische afhankelijkheid bevinden; overwegende dat al deze elementen direct verband houden met hun criminele verleden en het feit dat er vaak sprake is van lichamelijke en psychische nawerkingen, zoals posttraumatische stress,

I.   overwegende dat het gevangenispersoneel voldoende scholing moet krijgen voor het in aanmerking nemen van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de specifieke behoeften en omstandigheden van vrouwelijke gedetineerden, en daarvan bewust moet worden gemaakt; overwegende dat extra aandacht gewenst is voor de meest kwetsbaren onder hen, te weten de minderjarigen en gehandicapten,

J.   overwegende dat de instandhouding van de gezinsbanden een essentieel middel vormt om recidive te voorkomen en maatschappelijke re-integratie te bewerkstelligen en een recht is van alle gedetineerden, hun kinderen en andere gezinsleden, en dat vrouwen dit recht vaak heel moeilijk kunnen uitoefenen door het gebrek aan en bijgevolg de mogelijke geografische afstand van detentiecentra voor vrouwen,

K.   overwegende dat het belang van het kind altijd in aanmerking moet worden genomen bij besluiten over de vraag of het al dan niet bij de gevangen ouder kan blijven, gezien het feit dat het, in alle gevallen, wenselijk is, ervoor te zorgen dat de andere ouder in kwestie de gelegenheid krijgt zijn ouderlijk gezag uit te oefenen, en de juiste procedures aan te wenden om de affectieve banden met de oorspronkelijke gezinssituatie in stand te houden (broers en zussen, grootouders en andere familieleden),

L.   overwegende dat met de ondertekening van bovengenoemd Verdrag inzake de rechten van het kind (alsmede overigens van andere internationale instrumenten) de staten die partij zijn, zich ertoe hebben verplicht te waarborgen dat alle kinderen, zonder enige vorm van discriminatie en onafhankelijk van de wettelijke status van hun ouders, alle in dit verdrag genoemde rechten kunnen genieten en vooral het recht op passende gezondheidszorg, op recreatie en op onderwijs, en dat deze verplichting eveneens moet gelden voor kinderen die bij hun gevangen ouder verblijven,

M.   overwegende dat de penitentiaire inrichtingen zich behalve op de bestraffing van een onwettige handeling, ook moeten toeleggen op maatschappelijke en professionele re-integratie, gezien de sociale uitsluiting en armoede die een groot aantal vrouwelijke en mannelijke gedetineerden in het verleden hebben ervaren,

N.   overwegende dat een groot aantal vrouwelijke gevangenen op het ogenblik van hun detentie, verwikkeld zijn in lopende juridische procedures (afstandsprocedure, procedure voor tijdelijke opvang of adoptie van minderjarigen, een echtscheidings- of scheidingsprocedure of een uithuiszettingsprocedure enz.) waardoor hun positie kwetsbaar is en ze zich een permanente staat van onzekerheid en stress bevinden,

O.   overwegende dat gevangenen vaak niet op de hoogte zijn van de bestaande sociale vangnetten en dat ze, in veel gevallen, in de praktijk moeite hebben om aanspraak te maken op hun rechten als EU-onderdaan, omdat ze niet beschikken over de in hun situatie benodigde papieren (identiteitskaart, verzekeringspasje, trouwboekje, enz.) ofwel omdat ze die verloren hebben ofwel omdat die verlopen zijn,

P.   overwegende dat gelijke toegang van mannelijke en vrouwelijke gedetineerden tot werk, beroepsopleidingen en recreatie gedurende hun gevangenschap van fundamenteel belang is voor hun psychologisch evenwicht en hun re-integratie in de samenleving en de arbeidswereld,

Q.   overwegende dat het niet voldoende is aan mannelijke en vrouwelijke gevangenen enkel de gelegenheid te geven op aanbiedingen in te gaan, hoe veelzijdig deze ook mogen zijn, op het gebied van onderwijs, opleiding, werk, recreatie en individuele bijstand, en dat het noodzakelijk is begeleidingsprogramma's op te zetten die de gevangenen actief betrekken bij de voorbereiding en de uitvoering van hun integratietraject,

R.   overwegende dat vrouwelijke gevangenen zonder enige discriminatie toegang moeten kunnen krijgen tot betaald werk en vrijwilligerswerk en tot een breed scala aan beroepsopleidingen en maatschappelijke vorming die hun re-integratie na het uitzitten van de straf bevorderen en die zijn afgestemd op de eisen van de arbeidsmarkt,

S.   overwegende dat het welslagen van de maatschappelijke re-integratie van mannelijke en vrouwelijke gedetineerden en het voorkomen van recidive afhankelijk zijn van de kwaliteit van de begeleiding die tijdens de gevangenschap wordt gegeven en vooral van de samenwerkingsverbanden met ondernemingen en instellingen die sociale bijstand verlenen, en van het toezicht en de sociaalprofessionele ondersteuning die na het uitzitten van de straf worden geboden,

T.   overwegende dat er een ernstige behoefte bestaat aan uitgebreide, vergelijkende en geactualiseerde gegevens en statistieken die op geslacht worden uitgesplitst,

Detentieomstandigheden

1.   moedigt de lidstaten aan voldoende middelen te investeren in de modernisering en aanpassing van hun penitentiaire infrastructuren en bovengenoemde aanbeveling R(2006)2 van de Raad van Europa uit te voeren teneinde te zorgen voor zodanige detentieomstandigheden dat de menselijke waardigheid en de grondrechten worden gerespecteerd, vooral op het gebied van huisvesting, gezondheid, hygiëne, voeding, ventilatie en licht;

2.   herhaalt zijn verzoek aan de Commissie en de Raad om aanneming, uit hoofde van artikel 6 van het EU-Verdrag, van een kaderbesluit inzake minimumnormen voor de bescherming van de rechten van gedetineerden (zoals ook door de Raad van Europa in zijn bovengenoemde aanbeveling R(2006)2 wordt aanbevolen) en nodigt de Raad uit de regels van de Raad van Europa voor strafinrichtingen te verspreiden en de implementatie daarvan te stimuleren om te komen tot een grotere harmonisering van de detentieomstandigheden in Europa, waarbij met name rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van vrouwen en de rechten en plichten van mannelijke en vrouwelijke gedetineerden worden bevestigd;

3.   verzoekt de Commissie in haar jaarlijkse verslag over de mensenrechten een beoordeling op te nemen van de eerbiediging van de grondrechten van mannelijke en vrouwelijke gedetineerden en van de bijzondere detentieomstandigheden voor vrouwen;

4.   spoort de lidstaten en de kandidaat-lidstaten ertoe aan het facultatief Protocol bij het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing tot instelling van een systeem voor onafhankelijk toezicht in de detentie-inrichtingen te ratificeren, en verzoekt de Raad en de Commissie de ratificatie van dit verdrag en het bijbehorende protocol in het kader van het buitenlandse beleid van de Europese Unie te bevorderen;

5.   herinnert eraan dat middels regelmatige inspecties door de bevoegde instanties moet worden vastgesteld of het beheer van de detentiecentra strookt met de nationale en internationale rechtsnormen;

6.   verzoekt de lidstaten de noodzakelijke maatregelen te nemen om de goede orde in de penitentiaire inrichtingen te waarborgen, alsmede de veiligheid van het personeel en van alle gevangenen te garanderen door een einde te maken aan situaties van geweldpleging en mishandeling, waarvoor met name vrouwen en personen behorende tot etnische en sociale minderheden kwetsbaar zijn;

7.   verzoekt iedere lidstaat om vrouwelijke gedetineerden de toegang te vergemakkelijken tot publieksgerichte preventiecampagnes die zich bezighouden met zaken als de vroegtijdige opsporing van borstkanker en baarmoederhalskanker, en ervoor te zorgen dat zij dezelfde toegang hebben tot nationale programma's inzake gezinsplanning;

8.   herinnert aan het "specifieke karakter" van vrouwengevangenissen en dringt aan op het opzetten van speciaal voor vrouwen ontwikkelde veiligheids- en re-integratiestructuren; herinnert er verder aan dat voor vrouwen die misbruikt, geëxploiteerd en geïsoleerd werden herintegratieregelingen in een ondersteunende en op hun individuele behoeften afgestemde omgeving belangrijk zijn;

9.   verzoekt de lidstaten de gelijkheid van vrouwen en mannen in hun gevangenisbeleid en in hun detentiecentra te integreren en meer rekening te houden met de seksespecifieke behoeften van vrouwen en met het vaak traumatische verleden van vrouwelijke gedetineerden, met name door bewustmaking en passende scholing van het medische personeel en het gevangenispersoneel en door de re-educatie van de vrouwen op het stuk van de fundamentele waarden:

   a) door, waar mogelijk, de genderdimensie te integreren in het verzamelen van gegevens op alle gebieden, met het doel om de problemen en behoeften van vrouwen duidelijk zichtbaar te maken;
   b) door in iedere lidstaat een onderzoeks- en permanente bemiddelingscommissie in te stellen om de detentieomstandigheden op doeltreffende wijze te bewaken, zodat elementen van discriminatie waar vrouwen in het gevangenissysteem nog steeds mee te maken hebben, opgespoord en gecorrigeerd kunnen worden;
   c) door de kwestie van de behoeftes van vrouwelijke gevangenen in lokale, regionale en nationale debatten aan te kaarten, om het aannemen van positieve maatregelen op het gebied van sociale bijstand, huisvestingsomstandigheden, opleiding enz. te stimuleren;
   d) door op plaatsen waar vrouwen gedetineerd zijn voornamelijk vrouwelijk personeel en vrouwelijk medisch personeel te doen inzetten;

10.   roept de lidstaten op vrouwen een gelijke en niet-discriminerende toegang te waarborgen tot elke vorm van gezondheidszorg, die een gelijkwaardige kwaliteit moet hebben vergeleken met de zorgverlening aan de rest van de bevolking, zodat specifieke vrouwenziekten doeltreffend kunnen worden voorkomen en behandeld;

11.   wijst op de noodzaak maatregelen te treffen om beter rekening te houden met de specifieke hygiënebehoeften van vrouwelijke gevangenen op het niveau van de penitentiaire infrastructuren en noodzakelijke hygiënebenodigdheden;

12.   verzoekt de lidstaten om een algemeen gezondheidsbeleid voor gevangenissen vast te stellen waarbij fysieke en psychische stoornissen onmiddellijk na opsluiting in de gevangenis worden opgespoord en behandeld en om alle verslaafde mannelijke en vrouwelijke gedetineerden medische en psychologische hulp te verlenen evenwel met inachtneming van de specifieke behoeften van vrouwen;

13.   verzoekt de lidstaten om alle noodzakelijke maatregelen te treffen om psychologische bijstand te verschaffen aan alle vrouwelijke gevangenen, in het bijzonder aan de vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van seksueel geweld en/of mishandeling, alsmede aan alleenstaande moeders en minderjarige vrouwelijke delinquenten, met het doel om deze vrouwen een betere bescherming te bieden en hun gezinsbanden en sociale relaties te verbeteren, alsmede hun mogelijkheden van re-integratie; beveelt aan om het gevangenispersoneel op te leiden en bewust te maken van de bijzondere kwetsbaarheid van deze gedetineerden;

14.   beveelt aan de detentie van zwangere vrouwen en van moeders die hun jonge kind of jonge kinderen bij zich hebben slechts als uiterste middel te overwegen en hun in dit extreme geval een ruimere, en indien mogelijk eigen cel te geven, en bijzondere aandacht aan hun te schenken, vooral op het gebied van voeding en hygiëne; is bovendien van oordeel dat zwangere vrouwen voor en na de bevalling goed begeleid moeten worden en een ouderschapscursus moeten krijgen van gelijke kwaliteit als het buiten de gevangeniscontext gebruikelijk is;

15.   onderstreept dat wanneer de bevalling in de gevangenis normaal verlopen is, het kind over het algemeen binnen 24 tot 72 uur na de geboorte bij de moeder wordt weggehaald en roept de Commissie en de lidstaten op om andere oplossingen te overwegen;

16.   onderstreept dat het rechtssysteem over de rechten van het kind dient te waken als er problemen worden verwacht omtrent de detentie van de moeder;

17.  verzoekt de lidstaten om volledige eerbiediging van de ontwikkeling van de seksuele geaardheid en de verschillende vormen van gezinsleven mits zij binnen het kader van de wet blijven;

18.   onderstreept de noodzaak een einde te maken aan de detentie van meisjes en jongens van 18 jaar en jonger in gevangenissen voor volwassenen;

Instandhouding van de gezinsbanden en sociale relaties

19.   beveelt aan vaker te opteren voor straffen ter vervanging van detentie, zoals in de maatschappij verankerde alternatieven, vooral voor moeders, wanneer de straf en het gevaar voor de openbare veiligheid beperkt zijn, wanneer opsluiting kan leiden tot een ernstige verstoring van het gezinsleven, met name als zij aan het hoofd van eenoudergezinnen staan of jonge kinderen hebben of de verantwoordelijkheid dragen voor mensen die afhankelijk of gehandicapt zijn; herinnert eraan dat de gerechtelijke instanties bij de keuze van de straf met deze aspecten rekening dienen te houden, vooral met het belang van het kind van de vervolgde ouder; beveelt eveneens aan de mogelijkheid te overwegen om ook mannelijke gevangenen die de verantwoordelijkheid hebben voor minderjarige kinderen of andere verantwoordelijkheden dragen binnen het gezin, de gelegenheid te geven van vergelijkbare maatregelen als die voor moeders gebruik te maken;

20.   onderstreept dat de gevolgen van het isolement en de druk op de gezondheid van zwangere vrouwen in gevangenschap schadelijk, ja zelfs gevaarlijk kunnen zijn voor het kind en dat hiermee zeer ernstig rekening moet worden gehouden bij de beslissing tot detentie van een vrouw;

21.   benadrukt bovendien de noodzaak voor de gerechtelijke instanties om zich te informeren over het bestaan van kinderen alvorens te besluiten iemand in voorlopige hechtenis te nemen, of op het moment van de veroordeling, en zich ervan te verzekeren dat er maatregelen genomen zijn om het geheel van hun rechten te beschermen;

22.   verzoekt de lidstaten het aantal detentiecentra voor vrouwen te vergroten en deze beter over hun grondgebied te spreiden om het voor vrouwelijke gevangenen gemakkelijker te maken hun gezins- en vriendschapsbanden in stand te houden en hen de mogelijkheid te geven aan religieuze plechtigheden deel te nemen;

23.   beveelt de lidstaten aan de penitentiaire inrichtingen te stimuleren om soepele regels vast te stellen voor de vorm, de frequentie, de duur en de tijdstippen van de bezoeken van gezinsleden, vrienden en derden;

24.   verzoekt de lidstaten het contact tussen de gezinsleden te vergemakkelijken, vooral tussen gedetineerde ouders en hun kinderen, tenzij dat in strijd is met het belang van het kind, door bezoeken mogelijk te maken waarbij geen gevangenissfeer heerst en waarbij gezamenlijke activiteiten en passende affectieve contacten kunnen worden gerealiseerd;

25.   spoort de lidstaten ertoe aan hun internationale verplichtingen na te komen door kinderen die bij hun gedetineerde ouder wonen, gelijke rechten en een gelijke behandeling te geven, en levensomstandigheden te creëren die zijn afgestemd op hun behoeften in volledig onafhankelijke eenheden zo ver mogelijk weg van de gewone gevangenisomgeving, waarbij ze de gelegenheid krijgen kinderopvang of klassieke schoolinstellingen te bezoeken en waarbij er wordt voorzien in een ruim en soepel uitgaansregime in gezelschap van familieleden of het personeel van kinderbeschermingsorganisaties, zodat zij de gelegenheid krijgen zich in fysiek, psychisch, moreel en sociaal opzicht goed te ontwikkelen en over aangepaste infrastructuren en gekwalificeerd personeel beschikken dat de gedetineerde moeders kan begeleiden bij hun opvoedingsverantwoordelijkheden en zorgtaken; beveelt eveneens aan dat, in het geval van minderjarige kinderen in de gevangenis, de uitoefening van het ouderlijk gezag door de andere betrokken ouder vergemakkelijkt wordt;

26.   moet met spijt constateren dat een groot aantal van de vrouwelijke gevangenen alleenstaande moeders zijn en dat zij, soms voorgoed, het contact met hun kinderen verliezen; vraagt de Commissie en de lidstaten om een alternatief beleid op te stellen en ten uitvoer te leggen om een volledige scheiding van moeder en kind te voorkomen;

27.   verzoekt de lidstaten alle gedetineerden gratis juridische bijstand te verlenen; deze bijstand moet zich richten op strafrechtelijke vragen en, als het om vrouwelijke gevangenen gaat, ook gespecialiseerd zijn in familierecht om vragen in verband met opvang, adoptie, scheiding, seksegerelateerd geweld enz. te kunnen beantwoorden;

28.   raadt aan dat er informatie- en oriëntatiecampagnes worden opgezet met betrekking tot de door de gemeenschap geleverde sociale voorzieningen en de procedures die er gevolgd moeten worden om de papieren in verband met hun persoonlijke en maatschappelijke situatie en hun gezinssituatie bij te werken, zodat de vrouwelijke gevangenen volledig gebruik kunnen maken van hun burgerrechten;

29.   verzoekt de lidstaten maatregelen voor psychosociale begeleiding ten uitvoer te leggen om de scheiding van het kind en de gedetineerde moeder zo goed mogelijk voor te bereiden en de negatieve weerslag ervan te beperken;

Maatschappelijke en professionele re-integratie

30.   beveelt de lidstaten aan de noodzakelijke maatregelen te treffen om alle mannelijke en vrouwelijke gedetineerden de mogelijkheid te bieden naar behoren betaald en gediversifieerd werk te vinden die persoonlijke ontplooiing mogelijk maakt, vrij van elke segregatie op grond van geslacht en elke andere vorm van discriminatie en met dit doel samenwerkingsverbanden aan te gaan met bedrijven;

31.   verzoekt de lidstaten meer middelen te investeren, bijvoorbeeld door het gebruik van de communautaire financiële instrumenten die betrekking hebben op werkgelegenheid en sociale integratie zoals het Europees Sociaal Fonds en Progress, voor de ontwikkeling, binnen de strafinrichtingen, van alfabetiseringsprogramma's, programma's voor een leven lang leren en beroepsopleidingen die zijn afgestemd op de behoeften van de arbeidsmarkt en met een diploma worden afgesloten;

32.   onderstreept dat deze programma's zouden moeten bestaan uit o.a. talencursussen, waaronder het leren van de nationale taal (of ten minste één van de nationale talen) voor buitenlandse mannelijke en vrouwelijke gedetineerden, informaticacursussen en cursussen omtrent gedrag in sociale en werkgerelateerde situaties;

33.   onderstreept de essentiële rol van niet-gouvernementele organisaties op het gebied van de maatschappelijke en professionele re-integratie van gevangenen en in het bijzonder die van vrouwen, en verzoekt de lidstaten derhalve de ontwikkeling van de activiteiten van die organisaties in het gevangenismilieu aan te moedigen, met name door deze organisaties meer middelen toe te kennen, de toegangsvoorwaarden van hun leden tot de penitentiaire gebouwen te versoepelen en het gevangenispersoneel bewuster te maken van de noodzaak op een prettige manier met deze personen samen te werken;

34.   is van oordeel dat maatschappelijke en professionele re-integratie eenvoudiger worden wanneer er op grotere schaal gebruik wordt gemaakt van regimes van semivrijheid waarbij de gedetineerden buiten de gevangenis kunnen werken of een beroepsopleiding kunnen volgen, tenzij de risico's voor de openbare veiligheid groot zijn en in het geval er een zware straf is opgelegd;

35.   onderstreept dat de werkomstandigheden van mannelijke en vrouwelijke gevangenen, en vooral die van zwangere of net bevallen vrouwen, in overeenstemming moeten zijn met de nationale en communautaire wetgeving en regelmatig door de bevoegde autoriteiten moeten worden gecontroleerd;

36.   onderstreept de noodzaak om de inzet van mannelijke en vrouwelijke gevangenen in het arbeidsproces en de maatschappelijke re-integratie te stimuleren, met name door de balans van hun persoonlijke situatie op te maken en deze inzet jaarlijks met hen te evalueren;

37.   is van oordeel dat er in ieder detentiecentrum voorrang moet worden gegeven aan het opzetten van begeleidingsprogramma's en individuele ondersteuningsprogramma's die op vrijwillige basis toegankelijk zijn voor alle mannelijke en vrouwelijke gevangenen, die ook na het ontslag uit de gevangenis doorlopen en die de gevangenen helpen hun persoonlijke ontwikkelingsplannen en terugkeer in de maatschappij onder woorden te brengen, uit te voeren en tot een goed einde te brengen;

38.   herinnert eraan dat de gevangenen gedurende de detentieperiode en daarna moeten kunnen rekenen op sociale bijstand om hen voor te bereiden op de terugkeer in de maatschappij, en vooral bij het zoeken naar een woning en werk, zodat sociale uitsluiting of recidive voorkomen wordt;

39.   onderstreept het belang voor zowel mannelijke als vrouwelijke gevangenen om contacten met de buitenwereld te onderhouden en te ontwikkelen, met name via de toegang die gevangenen hebben tot de geschreven pers en de media, alsmede via de communicatie die zij onderhouden met sociale hulpinstanties, NGO's en verenigingen van culturele, artistieke of andere aard mits daarmee is ingestemd door het gevangenisbestuur;

40.   herinnert eraan dat regelmatige toegang van alle gevangenen tot sportieve en recreatieve activiteiten en tot mogelijkheden van artistieke en culturele vorming, fundamenteel is voor het behoud van hun psychologisch evenwicht en hun kansen op een succesvolle maatschappelijke re-integratie vergroot;

41.   verzoekt de Commissie speciale aandacht te besteden aan de gevangenispopulatie in het kader van haar actieprogramma ter bestrijding van sociale uitsluiting;

42.   beveelt de lidstaten aan speciale aandacht te besteden aan de mannelijke en vrouwelijke gevangenen van buitenlandse afkomst, met name op het niveau van het taalverschil en de culturele verschillen, en hun de gelegenheid te geven contacten met hun naasten te onderhouden en met hun consulaten in contact te treden, alsmede toegang te krijgen tot de hulpmiddelen en de programma's van de gevangenis, en tot informatie die ze kunnen begrijpen; beveelt hun tevens aan rekening te houden met de specifieke situatie van buitenlandse vrouwen bij de programmering van de gevangenisactiviteiten, de gevangenisbeambten zowel binnen de penitentiaire inrichtingen als daarbuiten in een multiculturele omgeving op te leiden en zowel binnen als buiten de penitentiaire inrichtingen bemiddelingsdiensten op te zetten;

43.   verzoekt de lidstaten er alles aan te doen om de maatschappelijke en professionele re-integratie te bevorderen en in dat kader de noodzakelijke maatregelen te treffen om regels in de nationale wetgeving op te nemen die de aanwerving op de arbeidsmarkt van oud-gedetineerden, zowel in de publieke als in de private sector, zullen stimuleren, in het bijzonder voor alleenstaande moeders en minderjarige vrouwelijke gevangenen;

44.   moedigt de lidstaten aan informatie en goede praktijken uit te wisselen over de detentieomstandigheden, vooral die van vrouwen, en over de doeltreffendheid van maatregelen op het gebied van beroepsopleidingen en maatschappelijke re-integratie; acht het, in dat kader, belangrijk de deelname van instanties en directe spelers aan de ontwikkeling van innoverende programma's met goede praktijken en aan congressen en nationale en internationale debatten aan te moedigen en te financieren bij wijze van motivatieprikkel en generator van positieve energie;

45.   verzoekt de Commissie om, in samenwerking met de lidstaten, onderzoek naar het gevangenismilieu met nadruk op de genderdimensie aan te moedigen en onderzoeken te financieren naar de oorzaken van criminaliteit, de context waarin crimineel gedrag plaatsvindt, alsmede naar de doeltreffendheid van nationale strafrechtstelsels om de participatie van mannelijke en vrouwelijke gedetineerden aan het maatschappelijke, gezins- en beroepsleven te verbeteren;

o
o   o

46.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de parlementen en regeringen van de lidstaten en de kandidaat-lidstaten.

(1) PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.
(2) PB C 158 van 26.6.1989, blz. 511.
(3) PB C 32 van 5.2.1996, blz. 102.
(4) PB C 98 van 9.4.1999, blz. 299.
(5) PB C 102 E van 28.4.2004, blz. 154.
(6) Artikelen 1, 3, 5 en 12 van de Universele Verklaring van de rechten van de mens en grondbeginsel 1. inzake de behandeling van gedetineerden die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn hernomen in de bijlage aan zijn resolutie 45/111 van 14 december 1990.

Juridische mededeling - Privacybeleid