Resolutie van het Europees Parlement van 10 april 2008 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2009, Afdeling I − Europees Parlement, Afdeling II − Raad, Afdeling IV − Hof van Justitie, Afdeling V − Rekenkamer, Afdeling VI − Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII − Comité van de Regio's, Afdeling VIII − Europese Ombudsman, Afdeling IX − Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (2008/2021(BUD))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag,
– gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),
– gezien Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(2),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(3),
– gezien het vijfde verslag van de secretarissen-generaal van de instellingen over trends in rubriek 5 van de financiële vooruitzichten van mei 2006,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting over het begrotingsjaar 2006, vergezeld van de antwoorden van de instellingen(4),
– gezien het verslag van de Begrotingscommissie (A6-0082/2008),
A. overwegende dat het Europees Parlement in dit stadium van de jaarlijkse procedure wacht op de ramingen van de andere instellingen en de voorstellen van zijn eigen Bureau voor de begroting 2009,
B. overwegende dat overeenstemming is bereikt over een proef met nauwere samenwerking en betrekkingen tussen het Bureau en de Begrotingscommissie tijdens de gehele begrotingsprocedure 2009,
C. overwegende dat het plafond van rubriek 5 in 2009 gelijk is aan 7 777 000 000 EUR(5), wat een toename met 4,3% betekent vergeleken bij 2008,
D. overwegende dat de begroting van het Europees Parlement voor 2008 1 452 517 167 EUR bedraagt, wat gelijk is aan 19,68% van rubriek 5 dit jaar,
Europees Parlement Algemeen kader en belangrijkste uitdagingen
1. onderstreept dat 2009 een jaar met ingrijpende veranderingen voor het Europees Parlement zal zijn en is van mening dat dit in de begrotingsprocedure tot uiting moet komen; is van mening dat dit een nieuwe kans is om te verzekeren dat zijn politieke prioriteiten een gepaste financiering krijgen en tegelijk kritisch tegen het licht worden gehouden om te bekijken waar besparingen mogelijk zijn en om voor een duurzame begroting te zorgen;
2. is van mening dat de volgende belangrijke uitdagingen het hoofd geboden moet worden, waarbij het meest efficiënte gebruik van de middelen voorop moet staan:
-
uitdagingen in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon,
-
uitdagingen in verband met het feit dat 2009 voor het Parlement een verkiezingsjaar is,
-
uitdagingen in verband met het nieuwe statuut van de leden en een nieuwe zittingsperiode;
3. stelt vast dat in het document van het Bureau het vrijwillige percentage van 20% voor het Parlement aan de orde wordt gesteld; herinnert eraan dat opeenvolgende begrotingen aan het eind van het jaar een overschot vertoonden, is weliswaar bereid extra uitgaven in overweging te nemen die zeker nodig zullen zijn om in de bijzondere behoeften van 2009 te voorzien, maar wenst alle uitgavenposten opnieuw te bekijken en daarbij binnen het percentage van 20% te blijven;
4. is van mening dat zelfbeheersing een deugd is als het om de vaststelling van de begroting gaat, hoewel dit niet noodzakelijkerwijs het geval is in andere omstandigheden; begroet daarom het voornemen van de secretaris-generaal om alle uitgaven zorgvuldig te onderzoeken alvorens gedetailleerde voorstellen te doen; vindt dat de aanstaande ontwerpraming zo dicht mogelijk moet aansluiten bij het eindvoorstel van de administratie en het Bureau voor de uitgaven van het Parlement, vooral nu het Bureau en de Begrotingscommissie een experimentele overlegprocedure hebben goedgekeurd; is van mening dat dit een goed signaal aan de belastingbetaler in de Europese Unie is en het Parlement bovendien zal helpen bij de komende herziening van het meerjarig financieel kader; is van mening dat dit onderzoek tijdig beschikbaar moet zijn om de eerste lezing voor te kunnen bereiden;
5. wijst er niettemin op dat de ontwikkeling van het financiële plafond voor de resterende periode van het meerjarig financieel kader 2009-2013 steeds nauwlettend gevolgd moet worden, vooral omdat het jaarlijks met een vast percentage wordt aangepast (+ 2%) en elke afwijking van de reële inflatie gevolgen zal hebben voor de marge; roept alle instellingen op om bij de raming van hun begrotingsbehoeften terdege rekening te houden met de middelen die beschikbaar zijn in het lopende meerjarig kader;
6. wenst dat in dit verband ook wordt onderzocht hoe verschillende instellingen zich kunnen aanpassen aan veranderende personeelsbehoeften in de begroting; stelt vast dat de Commissie anders dan de andere instellingen een steeds groter deel van haar personeelsuitgaven betaalt uit haar operationele programma's (niet rubriek 5 dus), gewoonlijk door werk uit te besteden aan door haar gevormde agentschappen; erkent dat het Parlement deze mogelijkheid niet heeft en voor al zijn behoeften moet putten uit rubriek 5;
7. begroet de proef in 2008 met nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie met als doel een gestroomlijnde begrotingsprocedure uit te testen en ruimte te scheppen voor een vroegtijdiger en transparanter raadpleging over alle parlementaire aangelegenheden die aanmerkelijke financiële gevolgen hebben; onderstreept dat deze proef eerst zorgvuldig geëvalueerd moet worden alvorens beslissingen voor de langere termijn te nemen;
Uitdagingen in verband met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon
8. is van mening dat de ruimere bevoegdheden die het Parlement krijgt na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon voorop moeten staan bij het formuleren van de begroting voor 2009, met name ten aanzien van de rol van het Parlement als wetgever op gelijke voet met de Raad; benadrukt dat het Parlement natuurlijk een van de takken van de begrotingsautoriteit blijft, maar dat de bepalingen inzake de indeling van de uitgaven en de begrotingsprocedures veranderen;
9. is van mening dat alles in het werk gesteld moet worden om de leden bij te staan bij de uitoefening van hun bevoegdheden in dit nieuwe verband en dat geëigende structuren en faciliteiten tot stand gebracht moeten worden, waaronder adequate en gemakkelijk toegankelijke vergaderruimten voor afzonderlijke leden; onderstreept dat dergelijke veranderingen niet nieuw zijn voor het Parlement en dat grotere medebeslissingsbevoegdheden ook na eerdere verdragswijzigingen soepel in zijn structuren zijn opgenomen; kijkt uit naar de conclusies van de door de secretaris-generaal ingestelde werkgroep menselijke en financiële hulpbronnen, met name in het licht van de noodzaak in te spelen op de versterkte wetgevingsrol van de parlementaire commissies en de andere nieuwe bevoegdheden van het Parlement;
10. is evenwel van mening dat dit niet automatisch een kwestie is van financiële middelen, maar dat juist altijd gezocht moet worden naar betere en kosteneffectievere manieren om het werk te organiseren, wat met zich meebrengt dat meer nadruk wordt gelegd op de kernactiviteiten, personeel waar mogelijk wordt ingezet voor nieuwe taken, diensten worden gereorganiseerd om ze aan te passen aan nieuwe omstandigheden, beter gebruik wordt gemaakt van moderne technologieën en de instellingen meer met elkaar samenwerken;
11. verzoekt de secretaris-generaal meer in detail te analyseren welke taken en bevoegdheden uit hoofde van het Verdrag van Lissabon echt als nieuw beschouwd kunnen worden vergeleken bij de bestaande en wellicht aanleiding geven tot nieuwe werkmethoden die de verzoeken om een bepaald bedrag aan nieuwe middelen die in de richtsnoeren van het Bureau worden aangekondigd, zouden kunnen rechtvaardigen; benadrukt dat verzoeken om nieuwe middelen vergezeld moeten gaan van een duidelijke uiteenzetting van wat is bereikt met eerdere uitbreidingen van het personeel en de uitgaven, zoals het gebruik dat is gemaakt van en de resultaten die zijn behaald met de nieuwe "comitologie"-posten die zijn toegekend voor 2008;
12. benadrukt tevens het belang van een grondige analyse van de gevolgen die de voorstellen van zijn werkgroep parlementaire hervorming kunnen hebben voor de begroting 2009, voorstellen die samen met de verdragswijzigingen zeker van invloed zullen zijn op de werkmethoden van het Parlement;
13. wenst dat een evaluatie wordt gemaakt van de structuur en het vermogen van de commissiesecretariaten om er zeker van te zijn dat zij klaar zijn om de kwaliteit van hun wetgevingswerk te verhogen; is verrast over recente beweringen dat maar 6% van het personeel bij commissies werkt en verzoekt de secretaris-generaal om vóór 1 juli 2008 te komen met een tussentijdse evaluatie van de personeelsbehoefte, met inbegrip van nadere informatie over de behoeften van de verschillende commissies, en met een gedetailleerd organisatieschema met al het in de administratie werkzame personeel (ambtenaren en andere personeelsleden) en passende oplossingen aan te reiken, waaronder overplaatsing, om de kernactiviteit van de wetgevingsarbeid te versterken;
14. spreekt nogmaals als zijn overtuiging uit dat de invoering van een kennisbeheersysteem dat talrijke informatiebronnen, teksten en verwijzingen samenbrengt in één centraal toegangspunt voor zowel de leden als het personeel, een nuttig managementinstrument zal vormen; volgt met belangstelling de recente bespreking van deze kwestie in het Bureau; verzoekt om een spoedige gedachtewisseling en om informatie, waaronder kostenramingen, zoals al in 2007 gevraagd; dringt er bij het Bureau op aan tijdens de begrotingsprocedure een besluit te nemen over de volgende stappen;
15. begroet het proefproject voor individuele vertolking voor leden en wenst dat er snel een begin mee wordt gemaakt; stelt vast dat het in eerste instantie bedoeld is voor rapporteurs en/of schaduwrapporteurs "in wetgevings- of begrotingsprocedures"; verzoekt de secretaris-generaal dit project gedurende de looptijd van 6 maanden te volgen en tijdig voor de eerste lezing een objectieve kosten-batenanalyse voor te leggen;
16. herinnert eraan dat tijdens de begrotingsprocedure 2008 2 miljoen EUR in de reserve is geplaatst om de administratie ertoe aan te zetten prioriteit toe te kennen aan een efficiëntere taalkundige ondersteuning van de leden tijdens officiële vergaderingen; verzoekt de administratie informatie te verstrekken over de genomen maatregelen en de vooruitgang die is geboekt bij de verbetering van de taalkundige dienstverlening bij officiële vergaderingen;
17. wacht af wat de uitkomst is van de evaluatie van het proefproject met de analytische dienst voor de leden in de bibliotheek van het Parlement en welke consequenties dit heeft voor 2009; herinnert aan zijn resolutie van 29 maart 2007 inzake de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure voor 2008(6), waarin het verzocht om de mogelijkheid om de antwoorden op deze vragen op zijn Intranetsite te publiceren; wijst erop dat een dergelijke publicatie de transparantie ten goede zou komen en dat alle leden van een dergelijke dienstverlening zouden kunnen profiteren;
Uitdagingen in verband met het feit dat 2009 voor het Parlement een verkiezingsjaar is
18. wijst erop dat in 2009 Europese verkiezingen zullen plaatsvinden en is van mening dat dit een essentieel aspect is van de goed te keuren begroting; spreekt nogmaals als zijn overtuiging uit dat de Europese burgers goed voorgelicht moeten worden over het werk van hun gekozen vertegenwoordigers en de politieke en wetgevende rol van het Parlement;
19. vestigt in het bijzonder de aandacht op het belang dat het hecht aan gedecentraliseerde communicatiemaatregelen waarbij ook regionale en lokale media worden betrokken; meent dat dit een doelmatige manier is om de nodige voorlichting gericht te verstrekken en benadrukt tevens dat de leden actief moeten deelnemen in dergelijke initiatieven;
20. meent evenwel dat de veranderingen die verband houden met het verkiezingsjaar gezien moeten worden in de context van een behoedzaam financieel beheer en niet automatisch beschouwd moeten worden als extra uitgaven die bovenop de andere activiteiten komen; meent dat een verkiezingsjaar er ook toe noopt een zekere nadruk te leggen op acties en uitgaven in dat bepaalde jaar;
21. zal in dit verband toezien op de financiering van drie belangrijke voorlichtingsprojecten gericht op de burgers, te weten het bezoekerscentrum en het audiovisuele centrum, die in 2009 volledig operationeel moeten zijn, alsook het web-TV-project, dat vóór 1 juli 2008 operationeel dient te zijn; stelt vast dat dit gebied de laatste jaren al flinke groei te zien heeft gegeven; is van mening dat het web-TV-project zal zorgen voor een toegevoegde waarde van de investering in het kader van het communicatiebeleid, omdat het de beraadslagingen van het Parlement gemakkelijk toegankelijk maakt voor alle burgers van de Unie; wenst op gezette tijden op de hoogte gebracht te worden van de resultaten getoetst aan een reeks prestatie-indicatoren;
22. neemt tevens nota van het voorstel van het Bureau om middelen uit te trekken voor een "Huis van de Europese Geschiedenis" en wacht, gezien de beperkte financiële armslag en de dringende behoeften in verband met de kerntaken van het Parlement, een nadere toelichting op de financiële en budgettaire aspecten alsmede de resultaten van het werk van de adviescommissie af; wenst de mogelijkheid te onderzoeken van steun van de Commissie voor dit belangrijke project;
Uitdagingen in verband met het nieuwe statuut van de leden en een nieuwe zittingsperiode
23. hecht groot belang aan het gemeenschappelijke statuut voor zijn leden dat in de tweede helft van 2009 ingevoerd zal worden; stelt vast dat maar bij benadering bekend is welke extra uitgaven dit met zich mee zal brengen, rekening houdende met de overgangsregelingen die maximaal tien jaar kunnen gelden, en begroet de mededeling van de secretaris-generaal dat de cijfers nog vóór de ramingen opnieuw bekeken zullen worden;
24. verzoekt de secretaris-generaal zo spoedig mogelijk een bijgestelde begrotingsraming van deze uitgaven te verstrekken, daar waarschijnlijk meer leden dan oorspronkelijk voorzien voor de nieuwe regeling zullen kiezen; wenst tevens een nieuwe raming te ontvangen van de financiële gevolgen van de nieuwe regels voor de toelagen die in samenhang met het nieuwe statuut herzien moeten worden;
25. is het ermee eens dat een voorlopig bedrag opgevoerd kan worden voor de mogelijkheid dat eind 2009 Kroatische waarnemers toegelaten worden en wenst een raming van de financiële gevolgen daarvan te ontvangen;
26. ondersteunt de aanbevelingen van de Conferentie van voorzitters en van het Bureau om te zorgen voor een consequente toepassing van de bepalingen van het Reglement van het EP inzake de vergoeding van de uitgaven voor parlementaire assistentie en om de werkgroep van het Bureau voor het statuut der leden, het statuut van de assistenten en het pensioenfonds te belasten met een gedetailleerde en urgente evaluatie van de werking van de bestaande regels en daarbij, gezien het belang van deze kwestie, voorstellen in te dienen tot wijziging van deze regels; verzoekt de binnen het Bureau ingestelde werkgroep om samen met de bevoegde diensten van de Commissie voorstellen in te dienen voor een statuut van de medewerkers van de leden en deze met spoed naar de Raad door te zenden met het oog op goedkeuring tijdens het Franse voorzitterschap, zodat het statuut op dezelfde dag in werking kan treden als het nieuwe statuut van de leden; is van mening dat dit beoogde statuut op transparante wijze de gelijke behandeling van medewerkers van leden zou waarborgen en ertoe zou bijdragen dat wordt voldaan aan fiscale en sociale verplichtingen, bijv. bij salarissen en sociale zekerheid; begroet het besluit van het Bureau van 10 maart 2008 over de parlementaire medewerkers van de leden als eerste stap om het verzoek in te willigen dat het Parlement formuleerde in zijn resolutie van 25 oktober 2007 over het ontwerp van algemene begroting 2008(7); verzoekt het Bureau en zijn secretaris-generaal om op tijd voor de eerste lezing verslag uit te brengen over de vorderingen ter zake;
Gebouwen
27. verwelkomt de voorbereiding van een voorstel voor een langetermijnstrategie voor zijn vastgoedbeleid, waarin ook aandacht wordt besteed aan de verwachte ontwikkeling van de onderhoudskosten, die tijdens de procedure 2009 geanalyseerd moet worden; is vooral geïnteresseerd in de financiële gevolgen van huren enerzijds en kopen anderzijds; wenst dat in de loop van het jaar argumenten naar voren worden gebracht en bediscussieerd; heeft waardering voor het interinstitutionele initiatief van de secretaris-generaal ter verbetering van de voorwaarden die gelden voor openbare aanbestedingen, vooral om kartel- of monopoliesituaties te voorkomen; wacht nadere informatie af, om het proces van zeer nabij te kunnen blijven volgen;
28. erkent dat de laatste tien jaar aanzienlijke besparingen zijn gerealiseerd door vervroegde afbetaling van gebouwen, is van mening dat het aankoopbeleid van het Parlement op langere termijn beoordeeld dient te worden in het licht van de beperkingen van het financiële plafond en de bijzondere behoeften in de drie werklocaties; wenst dat na indiening van de langetermijnstrategie een debat wordt gevoerd over deze kwestie;
29. onderstreept dat milieuoverwegingen een kernpunt van zijn beleid moeten zijn; meent dat verdere verbeteringen in termen van energie-efficiëntie noodzakelijk zijn en dat meer nadruk moet worden gelegd op groene energiebronnen in alle gebouwen die door het Parlement worden gebruikt; verwacht dat de in het kader van EMAS aangegane verplichtingen worden nagekomen en wacht op gedetailleerder informatie over de resultaten van het EMAS-actieplan en het gebruik van zonnepanelen, de mogelijkheid het wagenpark van het Parlement te vernieuwen met milieuvriendelijke voertuigen en het nieuwe mobiliteitspunt; onderstreept dat deze verbeteringen de instelling niet mogen verhinderen om doeltreffend te functioneren;
30. herinnert aan zijn resolutie van 25 oktober 2007 inzake de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure voor 2008, waarin het de administratie verzocht om indiening van een actieplan voor de vermindering en compensatie van de door de activiteiten van het Parlement veroorzaakte CO2-emissies;
31. wenst een verslag waarin wordt nagegaan welke regelgeving en praktische aspecten wellicht hebben geleid tot onnodig hoge onderhoudskosten voor EU-gebouwen, ook die van het Parlement; wenst dat dit verslag alle aspecten bestrijkt om vast te stellen wat de diepere oorzaken hiervan zijn, of deze nu te maken hebben met een markt die hoe dan ook beperkt is, lasten die worden opgelegd door het Financieel Reglement en aanbesteding van overheidsopdrachten of andere factoren; wenst naleving van de regel dat bedrijven die onnodig hoge kosten hebben opgegeven op een zwarte lijst geplaatst worden; is van mening dat het Parlement moet onderzoeken hoe het besparingen op het gebouwenbudget zou kunnen realiseren;
32. stelt met voldoening vast dat de uitvoeringspraktijken betreffende externe bureaus die worden gedeeld met de Commissie (Europahuizen) nu gewijzigd worden om een betere afspiegeling te geven van het gebruik dat elke instelling ervan maakt; prijst de secretaris-generaal voor zijn optreden ter zake nadat dit punt vorig jaar aan de orde was gesteld, en wenst op de hoogte gehouden te worden van de verdere ontwikkelingen;
Personeel
33. is van oordeel dat de personeelsbezetting nu in een fase van consolidatie is gekomen na de zeer aanzienlijke groei in verband met de recente uitbreidingen; roept alle diensten en fracties op om een gedetailleerde analyse en rechtvaardiging van de personeelsbezetting in de diverse afdelingen van het Parlement te verstrekken, alvorens aanvragen voor personeel in te dienen en nieuwe posten te creëren, en gebruik te maken van overplaatsing waar dit haalbaar is; is van mening dat dit begrotingsjaar een voortzetting zal zijn van de inspanningen in 2008, maar erkent dat 2009 speciale uitdagingen met zich meebrengt en dat de mogelijkheden van overplaatsing van jaar tot jaar verschillen;
34.
is daarom bereid om redelijke aanvragen voor nieuwe posten in overweging te nemen nadat de administratie een duidelijke analyse heeft voorgelegd waarin ook aandacht wordt besteed aan de programma's voor opleiding en ontwikkeling die nodig zijn; begroet het voornemen van de secretaris-generaal om hier alles aan te doen;
35.
is van mening dat de eerder genoemde analyse om vast te stellen welke taken en bevoegdheden uit hoofde van het Verdrag van Lissabon echt als nieuw zijn te beschouwen, en de mogelijke financiële gevolgen hiervan, ook in termen van personeel, van cruciaal belang is voor de begroting;
Andere instellingen
36. verzoekt de instellingen realistische en op kosten gebaseerde begrotingsaanvragen voor te leggen die ten volle rekening houden met de context van financiële krapte, een efficiënt gebruik van de middelen en toegevoegde waarde voor de Europese burgers;
37. is zeer geïnteresseerd in de vraag hoe een toekomstige Europese Dienst voor extern optreden opgenomen zal worden in de EU-begroting in het algemeen en roept de Raad en de Commissie op om volledig transparant en pro-actief te zijn ten aanzien van de gevolgen die een mogelijke opneming van deze dienst of delen ervan in de Afdeling van de Raad zou hebben, mede in verband met de scheidslijnen tussen de huishoudelijke en de beleidsuitgaven;
38. stelt met zekere bezorgdheid vast dat de uitgaven voor gebouwen op middellange termijn aanzienlijk zijn gestegen en verzoekt alle instellingen dergelijke plannen zorgvuldig te bestuderen en alle financieringsplannen en/of oplossingen in een open en makkelijk te begrijpen formaat in te dienen; erkent dat dergelijke uitgaven in bepaalde gevallen onvermijdelijk zijn, bijvoorbeeld als ze verband houden met wettelijke vereisten en om bevredigende voorwaarden voor het personeel te scheppen;
39. verzoekt zijn rapporteur voor 2009 individuele bezoeken te brengen aan de Raad, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming om nog vóór het stadium van de ramingen hun mening te vernemen en om verslag uit te brengen aan de Begrotingscommissie;
o o o
40. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.