Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/2223(INL)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0076/2008

Ingediende teksten :

A6-0076/2008

Debatten :

PV 21/04/2008 - 20
CRE 21/04/2008 - 20

Stemmingen :

PV 22/04/2008 - 5.5
CRE 22/04/2008 - 5.5
Stemverklaringen
Stemverklaringen
PV 18/06/2008 - 6.8
CRE 18/06/2008 - 6.8
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0129
P6_TA(2008)0301

Aangenomen teksten
PDF 198kWORD 63k
Dinsdag 22 april 2008 - Straatsburg
Statuut van de Europese ombudsman
P6_TA(2008)0129A6-0076/2008
Tekst
 Geconsolideerde tekst

Ontwerpbesluit van het Europees Parlement aangenomen op 22 april 2008 tot wijziging van zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (2006/2223(INI))

Het ontwerpbesluit werd aangenomen(1) en overgemaakt aan de Raad en de Commissie overeenkomstig artikel 195, lid 4 van het EG-Verdrag en artikel 107 D, lid 4 van het Euratom-Verdrag :

(1) De stemming over de ontwerpresolutie (A6-0076/2008) werd uitgesteld in afwachting van de procedure bedoeld in artikel 195, lid 4 van het EG-Verdrag en artikel 107 D, lid 4 van het Euratom-Verdrag.


Besluit van het Europees Parlement tot wijziging van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt

HET EUROPEES PARLEMENT,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 195, lid 4,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 107 D, lid 4,

Onder verwijzing naar zijn resolutie van ... over het voorstel voor een besluit van het Europees Parlement tot wijziging van zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt,

Gezien het advies van de Commissie,

Met goedkeuring van de Raad,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie(1) erkent het recht op behoorlijk bestuur als grondrecht van de burgers van de Unie.

(2)  Het vertrouwen van de burgers in het vermogen van de Ombudsman om vermeende gevallen van wanbeheer grondig en onpartijdig te onderzoeken is van fundamenteel belang voor een succesvolle vervulling van zijn taken.

(3)  Het is wenselijk om het statuut van de Ombudsman aan te passen teneinde iedere twijfel weg te nemen omtrent het vermogen van de Ombudsman om vermeende gevallen van wanbeheer grondig en onpartijdig te onderzoeken.

(4)  Het is wenselijk om het statuut van de Ombudsman aan te passen teneinde rekening te kunnen houden met eventuele wijzigingen van de wettelijke bepalingen of ontwikkelingen in de rechtspraak inzake interventies van organen, bureaus en agentschappen van de Europese Unie in procedures voor het Hof van Justitie.

(5)  Het is wenselijk om het statuut van de Ombudsman aan te passen teneinde rekening te kunnen houden met de wijzigingen die in de afgelopen jaren zijn ingevoerd met betrekking tot de rol van de Europese instellingen en organen bij de bestrijding van fraude ten koste van de financiële belangen van de Europese Unie, met name met de oprichting van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), teneinde de Ombudsman in staat te stellen aan die instellingen en organen informatie door te geven die onder hun opdracht valt.

(6)  Het is wenselijk om stappen te ondernemen om de Ombudsman in de gelegenheid te stellen zijn samenwerking met soortgelijke instellingen op nationaal en internationaal niveau evenals met nationale en internationale instellingen, die een bredere taakstelling – bijvoorbeeld op het gebied van de bescherming van de mensenrechten – kunnen hebben dan die van de Europese Ombudsman, uit te bouwen, aangezien een dergelijke samenwerking een positieve bijdrage kan leveren tot de verbetering van de doeltreffendheid van zijn optreden.

(7)  Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is in 2002 komen te vervallen.

BESLUIT:

Artikel 1

Visum 1, overweging 3, artikel 1, lid 1, alinea's 1 en 5 van artikel 3, lid 2, artikel 4 en artikel 5 van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom worden als volgt gewijzigd:"

Statuut van de Ombudsman   Wijzigingsvoorstel
Amendement 1
Visum 1
Gelet op de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 195, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, artikel 20 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en artikel 107 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Gelet op de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen, inzonderheid artikel 195, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 107 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
Amendement 2
Overweging 3
Overwegende dat de ombudsman, die ook op eigen initiatief kan optreden, moet kunnen beschikken over alle elementen die voor de uitoefening van zijn ambt nodig zijn; dat de communautaire instellingen en organen de ombudsman daartoe desgewenst de door hem verlangde inlichtingen dienen te verstrekken, tenzij dat om met redenen omklede motieven van geheimhouding niet mogelijk is en onverminderd de plicht die op de ombudsman rust om die gegevens niet te verspreiden; dat de autoriteiten van de lidstaten de ombudsman alle nodige inlichtingen dienen te verstrekken, tenzij die inlichtingen onder wettelijke bepalingen of andere voorschriften op het gebied van de geheimhouding vallen of onder andere voorschriften waardoor zij niet doorgegeven mogen worden; dat wanneer de ombudsman de gevraagde bijstand niet wordt verleend, hij hiervan melding maakt aan het Europees Parlement, dat passende stappen dient te ondernemen;
Overwegende dat de ombudsman, die ook op eigen initiatief kan optreden, moet kunnen beschikken over alle elementen die voor de uitoefening van zijn ambt nodig zijn; dat de communautaire instellingen en organen de ombudsman daartoe desgewenst de door hem verlangde inlichtingen dienen te verstrekken, en onverminderd de plicht die op de ombudsman rust om die gegevens niet te verspreiden en gerubriceerde gegevens en documenten te behandelen volgens regels die strikt gelijkwaardig zijn aan die welke gelden in de instellingen en organen in kwestie en overwegende dat de instellingen of organen die gerubriceerde gegevens verstrekken de ombudsman van de rubricering daarvan op de hoogte dienen te stellen en voorts overwegende dat de ombudsman en de desbetreffende instellingen en organen voorwaarden overeen dienen te komen waaronder de gerubriceerde gegevens of documenten worden verstrekt; dat de autoriteiten van de lidstaten de ombudsman alle nodige inlichtingen dienen te verstrekken, tenzij die inlichtingen onder wettelijke bepalingen of andere voorschriften op het gebied van de geheimhouding vallen of onder andere voorschriften waardoor zij niet doorgegeven mogen worden; dat wanneer de ombudsman de gevraagde bijstand niet wordt verleend, hij hiervan melding maakt aan het Europees Parlement, dat passende stappen dient te ondernemen;
Amendement 3
Artikel 1, lid 1
1.  Het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt worden overeenkomstig artikel 195, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, artikel 20 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en artikel 107 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgesteld in het onderhavige besluit.
1.  Het statuut van de ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt worden overeenkomstig artikel 195, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 107 D, lid 4 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgesteld in het onderhavige besluit.
Amendement 4
Artikel 3, lid 2, alinea 1
2.  De communautaire instellingen en organen zijn gehouden de gevraagde inlichtingen aan de ombudsman te verstrekken en hem inzage te verlenen van de desbetreffende stukken. Zij kunnen dit alleen weigeren om met redenen omklede motieven van geheimhouding.
2.  De communautaire instellingen en organen zijn gehouden de gevraagde inlichtingen aan de ombudsman te verstrekken en hem inzage te verlenen van de desbetreffende stukken. Voor de toegang tot gerubriceerde gegevens of documenten, met name gevoelige documenten in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/20011, moet de ombudsman zich houden aan regels die strikt gelijkwaardig zijn aan die welke gelden in de desbetreffende instellingen of organen.
De instellingen of organen die de in de eerste alinea bedoelde gerubriceerde gegevens of documenten verstrekken, stellen de ombudsman van de rubricering daarvan op de hoogte
Voor de tenuitvoerlegging van de in de eerste alinea bedoelde regels, dient de ombudsman met de instellingen of organen overeenstemming te bereiken over de voorwaarden waaronder toegang wordt verleend tot gerubriceerde gegevens en andere informatie die valt onder de verplichting inzake beroepsgeheim.
_________________
1 Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
Amendement 5
Artikel 3, lid 2, alinea 5
De ambtenaren en andere personeelsleden van de communautaire instellingen en organen dienen te getuigen als de ombudsman hun daarom verzoekt; zij spreken in naam van en in opdracht van hun diensten en blijven gebonden door hun verplichting inzake beroepsgeheim.
De ambtenaren en andere personeelsleden van de communautaire instellingen en organen dienen te getuigen als de ombudsman hun daarom verzoekt; zij blijven gebonden door de toepasselijke bepalingen van het Statuut van de ambtenaren, met name door hun verplichting inzake beroepsgeheim.
Amendement 6
Artikel 4
1.  De ombudsman en zijn personeel - op wie artikel 287 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, artikel 47, lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en artikel 194 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn - mogen de gegevens en documenten waarvan zij bij hun onderzoek kennis hebben genomen niet verspreiden. Zij zijn tevens gehouden geheimhouding te betrachten ten aanzien van gegevens die de indiener van de klacht of andere betrokken personen schade zouden kunnen berokkenen, zulks onverminderd lid 2.
1.  De ombudsman en zijn personeel - op wie artikel 287 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 194 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn - mogen de gegevens en documenten waarvan zij bij hun onderzoek kennis hebben genomen niet verspreiden. Zij zijn tevens gehouden gevoelige documenten of informatie, die de ombudsman worden verstrekt en beschouwd dienen te worden als gevoelige documenten in de zin van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en documenten die vallen onder de communautaire wetgeving ten aanzien van de bescherming van persoonsgegevens, evenals gegevens die de indiener van de klacht of andere betrokken personen schade zouden kunnen berokkenen, niet te verspreiden, zulks onverminderd lid 2.
De ombudsman en zijn personeel behandelen aanvragen van derden voor de toegang tot documenten die door de ombudsman zijn verkregen in de loop van een onderzoek, overeenkomstig de voorwaarden en beperkingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001, met name artikel 4.
2.  Indien hij in het kader van een onderzoek kennis heeft genomen van feiten die zijns inziens onder het strafrecht vallen, brengt de ombudsman via de Permanente Vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de Europese Gemeenschappen de ter zake bevoegde nationale autoriteiten, alsmede, in voorkomend geval, de communautaire instelling waartoe de betrokken ambtenaar of het betrokken personeelslid behoort hiervan onverwijld op de hoogte. Deze instelling kan dan eventueel artikel 18, tweede alinea van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toepassen. De ombudsman kan ook de betrokken communautaire instellingen of organen op de hoogte brengen van feiten die ongeoorloofd gedrag van een van hun ambtenaren of personeelsleden aan het licht brengen.
2.  Indien hij in het kader van een onderzoek kennis heeft genomen van feiten die zijns inziens onder het strafrecht vallen, brengt de ombudsman via de Permanente Vertegenwoordigingen van de lidstaten bij de Europese Gemeenschappen de ter zake bevoegde nationale autoriteiten of de bevoegde communautaire instelling of het communautaire orgaan, hiervan onverwijld op de hoogte, in voorkomend geval stelt de ombudsman de communautaire instelling of het communautaire orgaan waartoe de betrokken ambtenaar of het betrokken personeelslid behoort hiervan ook op de hoogte. . Deze instelling kan dan eventueel artikel 18, tweede alinea van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen toepassen. De ombudsman kan ook de betrokken communautaire instellingen of organen op de hoogte brengen van feiten die ongeoorloofd gedrag van een van hun ambtenaren of personeelsleden aan het licht brengen.
Amendement 7
Artikel 5
Indien zulks de doeltreffendheid van zijn onderzoek kan vergroten en de rechten en belangen van degenen die klachten bij hem indienen beter kan beschermen, kan de ombudsman, met eerbiediging van de nationale wetgeving die van toepassing is, samenwerken met soortgelijke functionarissen die in bepaalde lidstaten fungeren. De ombudsman kan langs die weg geen documenten opeisen die op grond van artikel 3 niet voor hem toegankelijk zijn.
Indien zulks de doeltreffendheid van zijn onderzoek kan vergroten en de rechten en belangen van degenen die klachten bij hem indienen beter kan beschermen, kan de ombudsman, met eerbiediging van de nationale wetgeving die van toepassing is, samenwerken met soortgelijke functionarissen die in bepaalde lidstaten fungeren. De ombudsman kan langs die weg geen documenten opeisen die op grond van artikel 3 niet voor hem toegankelijk zijn. De ombudsman kan onder dezelfde voorwaarden ook met andere instellingen voor de bevordering en bescherming van grondrechten samenwerken.
"

Artikel 2

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

(1) PB C 303 van 14.12.2007, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid