Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2007/0197(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0226/2008

Ingediende teksten :

A6-0226/2008

Debatten :

PV 17/06/2008 - 11
CRE 17/06/2008 - 11

Stemmingen :

PV 18/06/2008 - 6.3
CRE 18/06/2008 - 6.3
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0296

Aangenomen teksten
PDF 496kWORD 162k
Woensdag 18 juni 2008 - Straatsburg
Agentschap voor samenwerking van energieregelgevers ***I
P6_TA(2008)0296A6-0226/2008
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 18 juni 2008 inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers (COM(2007)0530 – C6-0318/2007 – 2007/0197(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2007)0530),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0318/2007),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Begrotingscommissie, de Commissie economische en monetaire zaken en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A6-0226/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   benadrukt dat, indien een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers wordt opgericht, moeten alle financieringsmogelijkheden waarin wordt voorzien door het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1) overwogen moeten worden;

3.   is van oordeel dat punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord moet worden toegepast met betrekking tot de oprichting van het agentschap en dat het Parlement moet gaan onderhandelen met de andere tak van de begrotingsautoriteit om tijdig overeenstemming te bereiken over de financiering van dit agentschap overeenkomstig de relevante bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord;

4.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

5.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1. Akkoord laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2008/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 6 van 10.1.2008, blz. 7).


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 18 juni 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2008 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers
P6_TC1-COD(2007)0197

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  In de mededeling van de Commissie van 10 januari 2007 met als titel "Een energiebeleid voor Europa" is benadrukt hoe belangrijk het is de interne markt voor elektriciteit en aardgas te voltooien. Daarbij is een verbetering van het regelgevingskader op Gemeenschapsniveau als een van de belangrijkste voorwaarden aangemerkt.

(2)  Bij Besluit 2003/796/EG van de Commissie(4) is een onafhankelijke adviesgroep op het gebied van elektriciteit en gas, de "Europese Groep van regelgevende instanties voor elektriciteit en gas" (ERGEG) opgericht om de raadpleging, coördinatie en samenwerking tussen de regelgevende organen in de lidstaten en tussen deze organen en de Commissie te vergemakkelijken en daarmee de interne markt voor elektriciteit en gas te consolideren. De ERGEG bestaat uit vertegenwoordigers van de nationale regelgevende instanties die zijn ingesteld krachtens Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende ║(5) en krachtens Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn ║(6).

(3)  De werkzaamheden die de ERGEG sinds haar oprichting heeft verricht, hebben een positieve bijdrage geleverd aan de interne markt voor elektriciteit en gas. Binnen de sector wordt echter algemeen onderkend dat de vrijwillige samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties thans zou moeten plaatsvinden binnen een communautaire structuur met duidelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om in een aantal specifieke gevallen zelf een regelgevingsbeslissing te nemen. Dit is ook voorgesteld door de ERGEG.

(4)  De Europese Voorjaarsraad van 2007 heeft de Commissie ║ verzocht om met een voorstel te komen voor maatregelen om een onafhankelijk samenwerkingsmechanisme voor de nationale regelgevende instanties op te zetten.

(5)  De lidstaten moeten nauw samenwerken en de obstakels uit de weg ruimen die grensoverschrijdende uitwisseling van elektriciteit en gas verhinderen, opdat de doelstellingen van het communautaire energiebeleid kunnen worden gehaald. De oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers ("Agentschap") dat de leegte moet opvullen, zorgt enerzijds voor de integratie van het communautaire perspectief in de uitoefening van de bevoegdheden van nationale regelgevende instanties en bevordert anderzijds de communautaire principes van gelijke behandeling en gelijke toegangsvoorwaarden tot de trans-Europese gas- en elektriciteitstransportnetten, en draagt daarmee bij aan de goede werking van de interne energiemarkt. Het agentschap moet tevens nationale regelgevende overheden in staat stellen intensiever op communautair niveau samen te werken en op wederzijdse gronden aan de uitvoering van communautaire taken deel te nemen.

(6)  Uit de effectbeoordeling van de voor een centraal orgaan benodigde middelen is gebleken dat een onafhankelijk centraal orgaan op termijn een aantal voordelen biedt ten opzichte van andere opties. ║

(7)  Het agentschap moet ervoor zorgen dat de regelgevingstaken die de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de Richtlijnen 2003/54/EG en 2003/55/EG op nationaal niveau verrichten, op Gemeenschapsniveau worden gecoördineerd en zo nodig aangevuld. Daartoe moeten zijn onafhankelijkheid en die van zijn leden tegenover consumenten, energieproducenten en exploitanten van transmissie- en distributiesystemen -publiek of privaat – gegarandeerd zijn, moet zijn optreden met de Gemeenschapswetgeving stroken, en moeten zijn technische capaciteit, zijn vermogen zich aan ontwikkelingen op regelgevingsgebied aan te passen, en zijn transparantie, ontvankelijkheid voor democratische controle en efficiëntie gewaarborgd zijn.

(8)  Het agentschap moet toezicht uitoefenen op de samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders in de elektriciteits- en de gassector en op de uitvoering van de taken van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en ║ gas. De betrokkenheid van het agentschap is van essentieel belang om te zorgen voor een efficiënte en transparante samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders. Dit is in het belang van de interne markt.

(9)  Het agentschap dient de markten systematisch te controleren op marktverstoringen, en moet het Europees Parlement, de Commissie en de nationale autoriteiten waar nodig van informatie daarover voorzien.

(10)  Er moet een geïntegreerd kader worden geboden waarbinnen nationale regelgevende instanties kunnen deelnemen en samenwerken. Dit kader moet een uniforme toepassing van de internemarktwetgeving voor elektriciteit en gas in de gehele Gemeenschap bevorderen. In bepaalde zaken waarbij meer dan een lidstaat is betrokken, moet het agentschap de bevoegdheid krijgen om zelf een beslissing te nemen. Deze bevoegdheid moet gelden voor de regelgeving met betrekking tot de infrastructuur tussen ten minste twee lidstaten, voor vrijstellingen van de internemarktregelgeving voor nieuwe elektriciteitsinterconnectoren en voor nieuwe gasinfrastructuur in meer dan een lidstaat.

(11)  Aangezien het agentschap overzicht heeft over de nationale regelgevende instanties en van andere bronnen van informatie en expertise, moet het de taak krijgen om de Commissie, andere EU-instellingen en de nationale regelgevende instanties van ten minste twee lidstaten advies uit te brengen over marktreglementeringskwesties. Ook moet het Agentschap de Commissie informeren wanneer het van oordeel is dat ║ samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders niet het gewenste resultaat oplevert of wanneer een nationale regelgevende instantie een beslissing heeft genomen die strijdig is met bepaalde richtsnoeren, en weigert de adviezen, aanbevelingen of besluiten van het agentschap op te volgen.

(12)  Het agentschap moet ook bindende richtsnoeren kunnen uitvaardigen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden tussen regelgevende instanties en marktpartijen te bevorderen.

(13)  Het agentschap moet waar passend overleg plegen met belanghebbende partijen en ze in redelijke mate de mogelijkheid bieden commentaar te leveren op de voorgestelde maatregelen, zoals ontwerp-netcodes en regels.

(14)  De structuur van het agentschap moet zijn afgestemd op de specifieke vereisten van de reglementering op energiegebied. Met name moet ten volle rekening worden gehouden met de specifieke rol van de nationale regelgevende instanties en moet hun onafhankelijkheid worden gegarandeerd.

(15)  De raad van bestuur moet de bevoegdheid krijgen om de begroting vast te stellen, op de uitvoering daarvan toe te zien, een huishoudelijk reglement op te stellen, een financiële regeling vast te stellen en de directeur te benoemen.

(16)  Het agentschap moet de benodigde bevoegdheden krijgen om de regelgevingstaken efficiënt, transparant, gemotiveerd en vooral onafhankelijk te vervullen. De onafhankelijkheid van regelgevende instanties tegenover energieproducenten en transmissie- en distributiesysteembeheerders is ▌een basisbeginsel van goed bestuur en is van essentieel belang voor het marktvertrouwen. Overeenkomstig de situatie op Gemeenschapsniveau en op nationaal niveau moeten de raad van regelgevers en zijn leden daarom onafhankelijk van de belangen van de markt of van belangenconflicten opereren en mogen zij geen instructies of aanbevelingen van een regering of andere publieke of particuliere entiteit verlangen of aanvaarden. De raad van regelgevers dient zich tevens te houden aan de Gemeenschapswetgeving inzake energie, het milieu, de interne energiemarkt en mededinging en dient over zijn besluiten en voorstellen verslag uit te brengen aan de instellingen van de Gemeenschap.

(17)  In gevallen waarin het agentschap beslissingsbevoegdheden heeft, moeten de betrokken partijen om redenen van proceseconomie het recht krijgen om in eerste instantie in beroep te gaan bij de raad van beroep, die deel moet uitmaken van het agentschap, maar wel onafhankelijk moet zijn van de bestuurlijke en regelgevende structuur. Tegen de beslissingen van de raad van beroep moet bij het Hof van Justitie beroep kunnen worden aangetekend.

(18)  Het agentschap moet voornamelijk worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie, uit vergoedingen en uit ▌bijdragen. Met name moeten de middelen die de regelgevende instanties momenteel beschikbaar stellen voor hun samenwerking op Europees niveau, beschikbaar blijven voor het agentschap. Voor subsidies uit de algemene begroting van de Europese Unie moet de communautaire begrotingsprocedure blijven gelden. Bovendien moet de Rekenkamer de rekeningen onderzoeken overeenkomstig artikel 91 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7).

(19)  Na het opzetten van het agentschap dient de begroting ervan doorlopend geëvalueerd te worden door de begrotingsautoriteit op basis van de lopende werklast en resultaten van het agentschap. Deze evaluatie moet bepalen of voldoende menselijke en financiële hulpbronnen beschikbaar zijn. De begrotingsautoriteit moet waarborgen dat de beste normen op het gebied van doeltreffendheid worden gehanteerd.

(20)  Het agentschap moet over hooggekwalificeerd personeel beschikken. Met name moet het kunnen profiteren van de bekwaamheid en ervaring van het door de Commissie, de lidstaten en de nationale regelgevende instanties║ gedetacheerde personeel. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die de instellingen van de ║ Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, moeten van toepassing zijn op het personeel van het agentschap. De raad van bestuur moet in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vaststellen.

(21)  Het agentschap moet de algemene voorschriften voor de toegang van het publiek tot documenten van communautaire organen toepassen. De raad van bestuur moet de praktische maatregelen tot bescherming van commercieel gevoelige en persoonsgegevens vaststellen.

(22)  Overeenkomstig de relevante door de Gemeenschap te sluiten overeenkomsten moet deelname van derde landen aan de werkzaamheden van het agentschap mogelijk zijn.

(23)  De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk drie jaar nadat de eerste directeur van het Agentschap zijn functie heeft opgenomen, en daarna om de drie jaar, een verslag indienen over de specifieke taken en bereikte resultaten van het Agentschap, vergezeld van passende voorstellen.

(24)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk deelname en samenwerking tussen regelgevende instanties op Gemeenschapsniveau, wegens de omvang van de gevolgen van het optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, dat ook in dat artikel is neergelegd, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(25)  Het Agentschap dient volledige verantwoording verschuldigd te zijn aan het Europees Parlement,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening richt een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregelgevers, hierna "het agentschap" te noemen, op om de regelgevingstaken die de in artikel 22 bis van Richtlijn 2003/54/EG en artikel 24 bis van Richtlijn 2003/55/EG bedoelde regelgevende instanties op nationaal niveau vervullen, op Gemeenschapsniveau aan te vullen en hun activiteiten zo nodig te coördineren.

Artikel 2

Rechtsvorm en zetel

1.  Het agentschap is een communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid.

2.  In elke lidstaat heeft het de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

3.  Het wordt vertegenwoordigd door zijn directeur.

4.  Het is gevestigd in Brussel. Totdat de locatie gereed is, biedt de Commissie het agentschap een onderkomen.

Artikel 3

Samenstelling

Het agentschap bestaat uit:

   a) een raad van bestuur, die de in artikel 14 vermelde taken vervult;
   b) een raad van regelgevers, die de in artikel 17 vermelde taken vervult;
   c) een directeur, die de in artikel 19 vermelde taken vervult;
   d) een raad van beroep, die de in artikel 21 vermelde taken vervult.

Artikel 4

Taken van het Agentschap

Het agentschap, voor het nastreven van zijn doelstelling als omschreven in artikel 1:

   a) brengt advies uit, doet aanbevelingen en neemt besluiten gericht aan transmissiesysteembeheerders met betrekking tot alle technische kwesties in verband met de goede werking van de interne energiemarkt;
   b) brengt advies uit aan regelgevende instanties;
   c) brengt advies uit aan en richt aanbevelingen tot het Europees Parlement de Raad, of de Commissie;
   d) neemt beslissingen in de in de artikelen 6 tot 12 genoemde specifieke gevallen;
   e) zorgt voor een kader voor nationale regelgevende instanties voor deelneming en samenwerking;
   f) oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas;
   g) stelt economische en technische voorwaarden vast voor de ontwikkeling van codes en regels opgesteld door de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas en keurt deze goed om een doeltreffende en veilige werking van de interne energiemarkt te waarborgen;
   h) stelt methodologieën en tarieven vast voor compensatiemechanismen tussen transmissiesysteembeheerders, op basis van een beoordeling van hun feitelijke kosten;
   i) coördineert de respectieve nationale regelgevende instanties die zich bezighouden met regionale elektriciteits- of gasmarkten;
   j) bevordert samen met de Commissie de interregionale samenwerking tussen energiemarkten en draagt verantwoordelijkheid voor de integratie van regionale energiemarkten in de Europese interne energiemarkt;
   k) voert in de gehele EU openbaar overleg inzake de onder (e) tot (h) genoemde onderwerpen.

Artikel 5

Algemene taken

Het agentschap mag op verzoek van het Europees Parlement, de Raad of de Commissie of op eigen initiatief aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie advies uitbrengen of aanbevelingen doen over alle aangelegenheden die verband houden met het doel waarvoor het is opgericht.

Artikel 6

Taken in verband met de samenwerking van transmissiesysteembeheerders

1.  Het agentschap brengt de Commissie advies uit over de ontwerp-statuten, de ledenlijst en het ontwerp-reglement van orde van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas, zulks overeenkomstig artikel 2 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit(8)║ en ║ artikel 2 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten(9).

2.  Het agentschap oefent toezicht uit op de uitvoering van de taken van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas, zulks overeenkomstig artikel 2 quinquies van Verordening (EG) nr. 1228/2003║ en ║ artikel 2 quinquies van Verordening (EG) nr. 1775/2005.

3.  Het agentschap keurt de tienjarige investeringsplannen van de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas goed, waarnaar wordt verwezen in artikel 2 quater van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en in artikel 2 quater van Verordening (EG) nr. 1775/2005, en waarborgt daarbij de afwezigheid van discriminatie, daadwerkelijke mededinging en de efficiënte en veilige werking van de interne energiemarkt.

4.  De 10-jarige investeringsplannen bevatten bepalingen voor de overgang naar intelligente netwerken binnen 10 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. Het agentschap en de nationale regelgevende instanties houden toezicht op de vooruitgang van de transmissiesysteembeheerders naar de ontwikkeling van intelligente meters en netwerken. Hiertoe stellen het agentschap en de nationale regelgevende autoriteiten een gefaseerd tijschema op, inclusief een termijn voor de afronding.

Het agentschap ziet erop toe dat die informatie- en communicatiesystemen, met inbegrip van intelligente meters en netwerken, die worden ingevoerd, de ontwikkeling van de interne energiemarkt vergemakkelijken en geen nieuwe technische obstakels opwerpen.

5.  Het agentschap stelt ontwerprichtsnoeren op en keurt deze goed met het oog op de vaststelling van elementaire, heldere en objectieve principes voor de harmonisatie van netwerkregels, overeenkomstig het proces dat wordt uiteengezet in artikel 2 sexies van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en artikel 2 sexies van Verordening (EG) nr. 1775/2005. Het agentschap keurt de ontwerpnetwerkcodes goed die zijn ontwikkeld door de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas overeenkomstig de procedure die wordt uiteengezet in artikel 2 septies van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en artikel 2 spties van Verordening (EG) nr. 1775/2005, en houdt toezicht op de uitvoering ervan. Het agentschap kan een aanbeveling doen aan de Commissie, overeenkomstig artikel 2 septies, lid 7 van Verordening (EG) nr. 1228/2003 of artikel 2 sexies bis, lid 7 van Verordening (EG) nr. 1775/2005.

6.  Het agentschap coördineert de communicatie tussen Europese transmissie-systeembeheerders uit de EU en die van derde landen.

7.  Het agentschap brengt een naar behoren gemotiveerd advies uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie als het van oordeel is dat de ontwerp-versie van het jaarlijkse werkprogramma of van het tienjarige investeringsplan die overeenkomstig artikel 2 quinquies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en artikel 2 quinquies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1775/2005 bij hem is ingediend, de afwezigheid van discriminatie, de daadwerkelijke mededinging en de efficiënte werking van de markt niet garandeert of niet-conform het door middel van de communautaire wetgeving ondersteunde energiebeleid is.

8.  Op grond van bevoegdheidsdelegatie door de Commissie, en volgens artikel 2 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en artikel 2 septies, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1775/2005 kan het agentschap handhavingsbesluiten nemen en de Commissie voorstellen boetes op te leggen, als het van oordeel is dat niet binnen een redelijke termijn een ontwerpversie van een technische code is vastgesteld of dat de transmissiesysteembeheerders nalaten een technische code toe te passen.

9.  Het agentschap oefent toezicht uit op de regionale samenwerking tussen transmissiesysteembeheerders, zulks overeenkomstig artikel 2 octies, van Verordening (EG) nr. 1228/2003 en artikel 2 octies, van Verordening (EG) nr. 1775/2005.

10.  Het agentschap oefent toezicht uit op het goedkeuringsproces van de constructie van nieuwe grensoverschrijdende capaciteiten en zorgt ervoor dat dit proces wordt versneld binnen de grenzen van de versterkte regionale samenwerking.

11.  Het agentschap houdt toezicht op de grensoverschrijdende capaciteitsberekeningen die door transmissiesysteembeheerders worden opgemaakt en op de daadwerkelijke (geaggregeerde) benutting van de koppelingscapaciteit tussen netwerken, en helpt problemen oplossen die optreden wanneer de transnationale toegang tot netwerken niet op een billijke, gelijkgerechtigde en effectieve manier is geregeld.

12.  Wanneer grensoverschrijdende handelsbelemmeringen niet worden opgeheven, kan het agentschap sancties opleggen.

13.  Het agentschap mag bindende beslissingen nemen over alle kwesties betreffende de toegang tot en het gebruik van verbonden transmissiesystemen waarbij meer dan één lidstaat is betrokken als er geen gezamenlijke overeenstemming is bereikt door de desbetreffende nationale regelgevende instanties.

Artikel 7

Taken in verband met de nationale regelgevende instanties

1.  Het agentschap neemt specifieke beslissingen over technische aangelegenheden wanneer richtsnoeren overeenkomstig Richtlijn 2003/54/EG, Richtlijn 2003/55/EG, Verordening (EG) nr. 1228/2003 of Verordening (EG) nr. 1775/2005 in deze mogelijkheid voorzien.

2.  Het agentschap mag op basis van zijn werkprogramma of op verzoek van de Europese Commissie niet-bindende richtsnoeren vaststellen om de uitwisseling van deugdelijke werkmethoden onder regelgevende instanties en marktpartijen te bevorderen.

3.  Het agentschap verzekert de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties op communautair en regionaal niveau. Wanneer het Agentschap bindende voorschriften voor een dergelijke samenwerking nodig acht, richt het tot de Commissie aanbevelingen ter zake.

4.  Het agentschap brengt op verzoek van een regelgevende instantie ▌advies uit over de vraag of een besluit van een regelgevende instantie in overeenstemming is met de richtsnoeren die overeenkomstig Richtlijn 2003/54/EG, Richtlijn 2003/55/EG, Verordening (EG) nr. 1228/2003 of Verordening (EG) nr. 1775/2005 en andere Gemeenschapswetgeving met betrekking tot het energiebeleid, zijn vastgesteld.

5.  Wanneer een nationale regelgevende instantie het in lid 4 bedoelde advies niet binnen vier maanden na de ontvangst ervan opvolgt, stelt het de Commissie en de regering van de desbetreffende lidstaat daarvan in kennis.

6.  Wanneer een nationale regelgevende instantie in een concrete situatie niet goed weet hoe zij de richtsnoeren van de Commissie als bedoeld in Richtlijn 2003/54/EG, Richtlijn 2003/55/EG, Verordening (EG) nr. 1228/2003 of Verordening (EG) nr. 1775/2005 moet toepassen, dan kan zij het agentschap om advies vragen. Het agentschap brengt ▌binnen twee maanden na dat verzoek advies uit.

7.  Het agentschap neemt een besluit inzake het regelgevingsstelsel voor infrastructuur die ten minste twee lidstaten verbindt, zulks overeenkomstig artikel 22 quinquies, lid 3, van Richtlijn 2003/54/EG en artikel 24 quinquies, lid 3, van Richtlijn 2003/55/EG.

8.  Het agentschap oefent toezicht uit op de ontwikkelingen op de markten voor elektriciteit en gas, in het bijzonder op de toegang van energie uit hernieuwbare bronnen tot het netwerk door te zorgen voor positieve benchmarking van de nationale regels betreffende zulke toegang en door zulke toegang in andere lidstaten te vergemakkelijken.

Artikel 8

Overige taken

1.  Het agentschap mag vrijstellingen verlenen als bedoeld in artikel 7, lid 4, onder a), van Verordening (EG) nr. 1228/2003. Het mag ook vrijstellingen verlenen als bedoeld in artikel 22, lid 3, onder a), van Richtlijn 2003/55/EG wanneer de infrastructuur in kwestie op het grondgebied van meer dan een lidstaat gelegen is.

Indien het agentschap betreffende een aanvraag tot vrijstelling uit hoofde van dit lid geen beslissing neemt binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag, neemt de Commissie in zijn plaats die beslissing.

2.  Het agentschap stelt een onafhankelijke systeembeheerder voor overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2003/54/EG en artikel 9, lid 4, van Richtlijn 2003/55/EG.

3.  Het agentschap bevordert inspanningen om praktische vorm te geven aan de richtsnoeren over trans-Europese energienetwerken zoals vastgelegd in Beschikking 1364/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 tot opstelling van richtsnoeren voor trans-Europese netwerken(10).

Het agentschap houdt in het bijzonder rekening met deze richtsnoeren als het de tienjarige investeringsplannen goedkeurt overeenkomstig artikel 6, lid 3.

4.  Het agentschap neemt op verzoek van de Commissie specifieke bijkomende taken die verband houden met zijn doelstellingen, op zich.

Artikel 9

Energieopslag en crisisbeheer

1.  Als het zijn jaarverslag publiceert, stelt het agentschap de opslagvereisten van de Unie vast, zowel in cyclische termen als wat betreft de beveiliging en stelt het richtsnoeren op voor investeringen in productie- en transmissie-infrastructuur.

2.  Het agentschap coördineert de nationale energiecrisisbeheersmechanismen op communautair niveau.

3.  Het agentschap coördineert de communicatie tussen beheerders van de Europese Unie en die van derde landen.

Artikel 10

Raadpleging en transparantie

1.  Alvorens maatregelen goed te keuren raadpleegt het agentschap op open en transparante wijze marktdeelnemers, consumenten en eindgebruikers, in het bijzonder over zijn taken ten opzichte van de samenwerking van transmissiesysteembeheerders

Het agentschap pleegt waar passend overleg met belanghebbenden en biedt ze in redelijke mate de mogelijkheid opmerkingen te maken over de voorgestelde maatregel, waarna het agentschap de resultaten van de raadplegingsprocedure openbaar maakt.

2.  Het agentschap voert haar werkzaamheden met een hoge mate van transparantie uit.

3.  Het Agentschap zorgt ervoor dat het publiek en alle belanghebbenden van objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie worden voorzien, in het bijzonder en waar passend met betrekking tot de resultaten van zijn werkzaamheden.

4.  Het agentschap legt in zijn reglement van orde de praktische regelingen voor de toepassing van de in de leden 2 en 3 bedoelde transparantievereisten vast.

5.  Het agentschap maakt op zijn website ten minste de agenda, achtergronddocumenten en notulen van de vergaderingen van zijn raad van bestuur, zijn raad van regelgevers en zijn raad van beroep openbaar.

Artikel 11

Toezicht en verslaglegging over de energiesector

1.  Het agentschap bewaakt de ontwikkelingen op de markten voor elektriciteit en gas in het bijzonder de kleinhandelsprijzen voor elektriciteit en gas en de naleving van de rechten van de consument zoals vastgelegd in Richtlijn 2003/55/EG en Richtlijn 2003/54/EG.

2.  Het agentschap publiceert een jaarverslag over de ontwikkelingen op de markten voor elektriciteit en gas, met inbegrip van consumentenkwesties, met een overzicht van de resterende obstakels voor de voltooiing van de interne energiemarkt.

3.  Bij het publiceren van zijn jaarverslag kan het agentschap aan het Europees Parlement en de Commissie een advies indienen over de maatregelen die genomen kunnen worden om obstakels als bedoeld in lid 2 op te ruimen.

Artikel 12

Toezicht, handhaving en sancties

1.  Het agentschap kan, in overleg met de Commissie, financiële sancties opleggen aan transmissiesysteembeheerders die verzuimen te voldoen aan artikel 7 of verzuimen door het agentschap gevraagde informatie te verstrekken om zijn taken uit te oefenen. Die sancties dienen effectief, evenredig en afschrikkend te zijn.

2.  De nationale regelgevende instanties zijn in samenwerking met het agentschap verantwoordelijk voor het verifiëren van de naleving door de transmissiesysteembeheerders van de verplichtingen die voortkomen uit de in deze Verordening vastgestelde bepalingen.

3.  Als uit hoofde van dit artikel sancties worden opgelegd publiceert het agentschap de namen van de betrokken transmissiesysteembeheerders en de bedragen en redenen van de opgelegde financiële sancties.

Artikel 13

Raad van bestuur

1.  De raad van bestuur bestaat uit zes leden. Twee leden worden benoemd door de Commissie, twee door de Raad en twee door het Europees Parlement. Een lid van de raad van bestuur kan geen lid zijn van het Europees Parlement. De ambtstermijn bedraagt vijf jaar en kan eenmaal worden verlengd.

2.  De raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd, maar loopt in elk geval af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van bestuur.

3.  De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. De voorzitter van de raad van regelgevers of zijn/haar plaatsvervanger voor die raad en de directeur van het agentschap nemen zonder stemrecht deel aan de vergadering. De raad van bestuur komt ten minste tweemaal per jaar in gewone zitting bijeen. Daarnaast komt hij op initiatief van zijn voorzitter dan wel op verzoek van de Commissie of ten minste eenderde van zijn leden bijeen. Hij kan eenieder wiens advies van belang kan zijn, uitnodigen om als waarnemer aan zijn vergaderingen deel te nemen. De leden van de raad van bestuur kunnen zich op de door het reglement van orde van de raad bepaalde wijze laten bijstaan door adviseurs of deskundigen. Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van bestuur.

4.  De besluiten van de raad van bestuur worden met een meerderheid van tweederde van de aanwezige leden genomen, behalve indien anders voorzien in deze Verordening of in de statuten van het agentschap.

5.  Elk lid heeft één stem. Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemming, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele quorumvoorschriften.

6.  De leden van de raad van bestuur verbinden zich ertoe onafhankelijk en in het algemeen belang te handelen. Daartoe leggen zij jaarlijks een schriftelijke verbintenisverklaring af alsmede een schriftelijke verklaring omtrent hun belangen, waarin zij hetzij verklaren dat zij geen belangen hebben die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid, hetzij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaring worden openbaar gemaakt.

7.  De raad van bestuur voert zijn taken onafhankelijk, objectief en met het oog op het openbaar belang uit, zonder instructies van nationale of regionale overheden te verlangen of aan te nemen.

8.  Een lid van de raad van bestuur kan geen lid zijn van de raad van regelgevers.

9.  De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie en bij besluit van het Europees Parlement worden ontslagen. Het daartoe strekkende besluit wordt door het Europees Parlement bij absolute meerderheid van stemmen genomen.

Artikel 14

Taken van de raad van bestuur

1.  De raad van bestuur benoemt, met instemming van de raad van regelgevers en na een stemming ter goedkeuring van het Europees Parlement, de directeur overeenkomstig artikel 18, lid 2.

2.  De raad van bestuur benoemt de leden van de raad van beroep overeenkomstig artikel 20, lid 1.

3.  De raad van bestuur stelt vóór 30 september van elk jaar na advies van het Europees Parlement van de Commissie en na goedkeuring overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de raad van regelgevers het werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar vast en zendt het toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De vaststelling van het werkprogramma geschiedt onverminderd de jaarlijkse begrotingsprocedure en wordt openbaar gemaakt.

4.  De raad van bestuur oefent zijn begrotingsbevoegdheden uit volgens de artikelen 23 tot en met 26.

5.  De raad van bestuur beslist, na akkoord van de Commissie, over de aanvaarding van alle legaten, schenkingen en subsidies die afkomstig zijn uit andere bronnen van de Gemeenschap.

6.  De raad van bestuur treedt in overleg met de raad van regelgevers als tuchtraad op ten aanzien van de directeur.

7.  Het Europees Parlement kan om het even welk lid of leden van de raad van bestuur uitnodigen om voor zijn bevoegde commissie een verklaring te komen afleggen en door leden van die commissie gestelde vragen te beantwoorden.

8.  De raad van bestuur bepaalt waar nodig het personeelsbeleid van het agentschap overeenkomstig artikel 30, lid 2.

9.  De raad van bestuur stelt de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten van het agentschap, zulks overeenkomstig artikel 32.

10.  De raad van bestuur stelt het in artikel 19, lid 9, bedoelde jaarverslag over de activiteiten van het agentschap op, alsmede het in artikel 11, lid 2, bedoelde jaarverslag over de ontwikkelingen op de markten voor elektriciteit en gas. Het agentschap doet de jaarverslagen uiterlijk op 15 april toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Comité van de Regio's en de Rekenkamer. Het verslag over de activiteiten van het agentschap bevat een door de raad van regelgevers goedgekeurd afzonderlijk hoofdstuk over de regelgevingswerkzaamheden van het agentschap in het verslagjaar. De bovenvernoemde Gemeenschapsinstellingen en -organen verlenen het agentschap al dan niet goedkeuring van diens tenuitvoerlegging van het EU-beleid op de terreinen energie, interne energiemarkt en mededinging.

11.  De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

Verslaglegging door de raad van bestuur

Het Europees Parlement of de Raad kunnen de raad van bestuur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken.

Artikel 16

Raad van regelgevers

1.  De raad van regelgevers bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat van de hoofden van de regelgevende instanties of hun vertegenwoordiger krachtens artikel 22 bis van Richtlijn 2003/54/EG en artikel 24 bis van Richtlijn 2003/55/EG, en één vertegenwoordiger van de Commissie zonder stemrecht. Slechts één vertegenwoordiger per lidstaat van de nationale regelgevende instantie mag worden toegelaten tot de raad van regelgevers. Elke nationale regelgevende instantie is verantwoordelijk voor de benoeming van de plaatsvervanger uit het huidige personeel van de nationale regelgevende instantie.

2.  De raad van regelgevers kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar en kan worden verlengd, maar loopt in elk geval af wanneer zij geen lid meer zijn van de raad van regelgevers.

3.  De raad van regelgevers beslist met een twee derde meerderheid van zijn aanwezige leden. Elk lid of diens plaatsvervanger heeft één stem.

4.  De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast. In het reglement van orde worden nadere bijzonderheden gegeven omtrent de regels inzake stemmingen, met name stemmingen bij volmacht alsmede, indien passend, de regels voor het quorum. Het reglement van orde kan specifieke werkwijzen geven voor de behandeling van kwesties op het gebied van regionale samenwerkingsinitiatieven.

5.  Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld, is de raad van regelgevers onafhankelijk en verlangt of aanvaardt hij geen instructies van enige regering van een lidstaat of van enige publieke of particuliere ║ partij.

6.  Het agentschap verzorgt het secretariaat van de raad van regelgevers.

7.  Het Europees Parlement en de Raad kunnen de voorzitter van de raad van regelgevers verzoeken een verslag over de vervulling van zijn taken en plichten in te dienen.

Artikel 17

Taken van de raad van regelgevers

1.  Voor de vaststelling van de in de artikelen 5 tot en met 11 bedoelde adviezen, aanbevelingen en beslissingen geeft de raad van regelgevers overeenkomstig artikel 19, lid 3 zijn akkoord aan de directeur. Voorts geeft de raad van regelgevers de directeur bij de uitoefening van zijn of haar taken richtsnoeren op de gebieden die binnen zijn bevoegdheid vallen. De directeur moet zijn taak uitoefenen conform de beslissingen van de raad van regelgevers die, wat de regulering van de energiemarkt betreft, het enige besluitvormingsorgaan van het Agentschap moet zijn.

2.  Overeenkomstig artikel 14, lid 1, en artikel 18, lid 2, geeft de raad van regelgevers zijn akkoord over de kandidaat die voorgedragen wordt als directeur. De raad van regelgevers neemt dit besluit met een meerderheid van drievierde van zijn leden.

3.  De raad van regelgevers keurt overeenkomstig artikel 14, lid 3, en artikel 19, lid 7, en in overeenstemming met de overeenkomstig artikel 25, lid 1, opgestelde ontwerp-begroting het werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar goed en dient het vóór 1 september ter goedkeuring in bij de raad van bestuur.

4.  De raad van regelgevers keurt het afzonderlijke hoofdstuk over de regelgevingswerkzaamheden in het jaarverslag als bedoeld in artikel 14, lid 10, en artikel 19, lid 9, goed.

5.  Het Europees Parlement kan om het even welk lid of leden van de raad van regelgevers uitnodigen om voor zijn bevoegde commissie een verklaring te komen afleggen en door leden van die commissie gestelde vragen te beantwoorden.

Artikel 18

Directeur

1.  Het agentschap wordt geleid door een directeur, die handelt volgens door de raad van regelgevers vastgestelde beslissingen. Onverminderd de respectieve bevoegdheden van de Commissie, de raad van bestuur en de raad van regelgevers verlangt of aanvaardt de directeur geen instructies van enige regering of van enig orgaan.

2.  De directeur wordt, na een openbare oproep tot het indienen van blijken van belangstelling en na akkoord van de raad van regelgevers, op grond van diens verdiensten, bekwaamheden en ervaring met betrekking tot de energiesector door de raad van bestuur benoemd uit ten minste twee door de Commissie voorgedragen kandidaten. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden en wordt hij ter instemming onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement.

3.  De ambtstermijn van de directeur bedraagt vijf jaar. In de loop van de negen maanden voordat deze periode afloopt, verricht de Commissie een beoordeling. Daarin kijkt de Commissie onder meer naar:

   a) de prestaties van de directeur; en
   b) de taken en verplichtingen van het agentschap in de volgende jaren.

4.  De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, rekening houdende met het beoordelingsverslag en na overleg met en diepgaande beoordeling van het advies van de raad van regelgevers de ambtstermijn van de directeur eenmaal met ten hoogste drie jaar verlengen, maar alleen indien zulks op grond van de taken en verplichtingen van het agentschap kan worden verantwoord.

5.  De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn of haar ambtstermijn kan de directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden. Een dergelijke verlenging van de ambtstermijn van de directeur wordt ter instemming voorgelegd aan het Europees Parlement, dat daarover stemt.

6.  Indien de ambtstermijn niet wordt verlengd, blijft de directeur in functie totdat er een opvolger is aangewezen.

7.  De directeur kan alleen uit zijn of haar ambt worden ontzet nadat de raad van bestuur, en met instemming van de raad van regelgevers, daartoe heeft besloten. De raad van bestuur neemt zijn besluit met een meerderheid van tweederde van zijn leden.

8.  Naast het in artikel 14, lid 10 genoemde vereiste kunnen het Europees Parlement of de Raad de directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken.

Artikel 19

Taken van de directeur

1.  De directeur treedt op als vertegenwoordiger van het agentschap en is met de leiding ervan belast.

2.  De directeur bereidt de werkzaamheden van de raad van bestuur voor en neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van bestuur.

3.  De directeur stelt na akkoord van de raad van regelgevers de in de artikelen 5 tot en met 11 bedoelde adviezen, aanbevelingen en beslissingen vast.

4.  De directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijkse werkprogramma van het agentschap, zulks volgens de aanwijzingen van de raad van regelgevers en onder toezicht van de raad van bestuur.

5.  Het Europees Parlement kan de directeur uitnodigen om voor zijn bevoegde commissie een verklaring te komen afleggen en door leden van die commissie gestelde vragen te beantwoorden.

6.  De directeur neemt de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van nota's, om ervoor te zorgen dat het agentschap werkt overeenkomstig deze verordening.

   7. De directeur stelt een jaarlijks ║ ontwerp-werkprogramma van het agentschap voor het volgende jaar op en dient het voor 30 juni van dat jaar in bij de raad van regelgevers, het Europees Parlement en de Commissie. Het Europees Parlement stelt aanbevelingen op voor het werkprogramma.

8.  De directeur maakt een raming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap ingevolge artikel 30 en voert de begroting van het agentschap uit ingevolge artikel 26.

9.  De directeur stelt jaarlijks een ontwerp-jaarverslag met een hoofdstuk over de regelgevingswerkzaamheden van het agentschap en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden op.

10.  De directeur oefent jegens het personeel van het agentschap de bevoegdheden als bedoeld in artikel 30, lid 3, uit.

Artikel 20

Raad van beroep

1.  De raad van beroep bestaat uit zes leden en zes plaatsvervangers die gekozen worden uit het huidige of voormalige hogere personeel van de nationale regelgevende instanties, mededingingsautoriteiten of andere nationale of communautaire instellingen met relevante ervaring in de energiesector. De raad van beroep wijst zelf zijn voorzitter aan. De besluiten van de raad van beroep worden genomen met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen van ten minste vier van de zes leden ervan. De raad van beroep komt bijeen wanneer dit noodzakelijk is.

2.  Na een publieke oproep tot het indienen van blijken van belangstelling benoemt de raad van bestuur de leden van de raad van beroep op voorstel van de Commissie en na advies van de raad van regelgevers. Vóór hun benoeming leggen de door de raad van bestuur gekozen kandidaten een verklaring af voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en beantwoorden vragen van de commissieleden.

3.  De ambtstermijn van de leden van de raad van beroep bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan worden verlengd. De leden van de raad van beroep zijn onafhankelijk bij het nemen van hun besluiten en zijn niet gebonden aan enige instructie. Zij mogen geen enkele andere taak verrichten in het agentschap zelf of in de raad van bestuur of de raad van regelgevers van het agentschap. Ook mag een lid van de raad van beroep niet uit zijn ambt worden ontzet, tenzij het op ernstige wijze tekort is geschoten en de raad van bestuur na advies van de raad van regelgevers daartoe besluit.

4.  De leden van de raad van beroep mogen niet deelnemen aan de behandeling van een beroepsprocedure als zij daarbij een persoonlijk belang hebben, als zij eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen bij de behandeling betrokken zijn geweest of als zij een rol hebben gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.

5.  Indien een lid van de raad van beroep om een van de in lid 4 genoemde redenen of om enige andere reden meent dat een medelid niet aan een beroepsprocedure zou mogen deelnemen, stelt het de raad van beroep daarvan in kennis. Een lid van de raad van beroep kan om een van de in lid 4 genoemde redenen of als aan zijn onpartijdigheid wordt getwijfeld, door een partij in de beroepsprocedure worden gewraakt. Zulke wraking kan niet zijn gegrond op de nationaliteit van leden en is niet ontvankelijk als de partij in de beroepsprocedure, terwijl zij op de hoogte was van een reden tot het maken van het bezwaar, reeds een procedurehandeling heeft verricht.

6.  De raad van beroep beslist in de in de leden 4 en 5 bedoelde gevallen zonder deelname van het betrokken lid over de te nemen maatregelen. Voor het nemen van deze beslissing wordt het betrokken lid in de raad van beroep vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij deze in een vergelijkbare situatie verkeert. In dat geval wijst de voorzitter een van de andere beschikbare plaatsvervangers aan.

7.  Het Europees Parlement kan om het even welk lid of leden van de raad van beroep uitnodigen om voor zijn bevoegde commissie een verklaring te komen afleggen en door leden van die commissie gestelde vragen te beantwoorden.

Artikel 21

Beroep

1.  Een natuurlijke of rechtspersoon kan beroep instellen tegen een tot hem gericht besluit als bedoeld in de artikelen 7 of 8, of tegen een besluit dat, ofschoon in de vorm van een besluit gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raakt.

2.  Het beroep wordt tezamen met de uiteenzetting van de gronden voor het beroep binnen twee maanden na de kennisgeving van het besluit aan de betrokken persoon, dan wel bij gebreke daarvan, binnen twee maanden na de dag van publicatie van het besluit door het agentschap, schriftelijk bij het agentschap ingediend. De raad van beroep neemt binnen twee maanden na instelling van het beroep een besluit ter zake.

3.  Een overeenkomstig lid 1 ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. De raad van beroep kan echter, indien hij van oordeel is dat de omstandigheden dit vereisen, de toepassing van het bestreden besluit opschorten.

4.  Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de raad van beroep of het gegrond is. Hij nodigt de partijen in de beroepsprocedure zo vaak als noodzakelijk is uit om binnen een bepaalde termijn opmerkingen te maken naar aanleiding van de kennisgevingen van de raad zelf of de mededelingen van de andere partijen in de beroepsprocedure. Het is partijen in de beroepsprocedure toegestaan een mondelinge uiteenzetting te geven.

5.  De raad van beroep kan binnen de voorwaarden van dit artikel elke bevoegdheid uitoefenen die binnen de bevoegdheid van het agentschap valt, dan wel de zaak terugverwijzen naar het bevoegde orgaan van het agentschap. Dit bevoegde orgaan van het agentschap is gebonden aan de beslissing van de raad van beroep.

6.  De raad van beroep stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 22

Beroep bij het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie

1.  Overeenkomstig artikel 230 van het Verdrag kan bij het Gerecht van eerste aanleg van het Hof van Justitie beroep worden ingesteld tegen beslissingen van de raad van beroep of, bij ontbreken van recht op beroep bij de raad van beroep, tegen beslissingen van het agentschap.

2.  Indien het agentschap nalaat een beslissing te nemen, kan overeenkomstig artikel 232 van het Verdrag bij het Gerecht van eerste aanleg of bij het Hof van Justitie beroep wegens nalaten worden ingesteld.

3.  Het agentschap moet de noodzakelijke maatregelen treffen ter uitvoering van een arrest van het Gerecht van eerste aanleg of het Hof van Justitie.

Artikel 23

Begroting van het agentschap

1.  De ontvangsten van het agentschap bestaan met name uit:

   a) een subsidie van de Gemeenschap, die in de juiste rubriek van de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen, zoals is besloten door het Europees Parlement en de Raad (hierna "de begrotingsautoriteit" genoemd") en overeenkomstig punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord;
   b) de vergoedingen die overeenkomstig artikel 24 aan het agentschap betaald worden;
   c) een financiële bijdrage van elk van de regelgevende instanties van elke lidstaat;
   d) elke andere alternatieve financieringsmethode, in de eerste plaats een heffing op elektriciteits- en gasstromen; en
   e) legaten, schenkingen of subsidies als genoemd in artikel 14, lid 5.

De raad van regelgevers komt uiterlijk ...(11) het niveau van de financiële bijdrage overeen die elke lidstaat overeenkomstig punt c) dient te leveren.

2.  De uitgaven van het agentschap bestaan uit administratieve, infrastructurele, operationele en personeelskosten.

3.  De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.

4.  Van alle inkomsten en uitgaven van het agentschap wordt een prognose gemaakt voor elk boekjaar, dat samenvalt met een kalenderjaar. Deze worden in de begroting van het agentschap opgenomen.

Artikel 24

Vergoedingen

1.  Voor de behandeling van een aanvraag voor een vrijstellingsbesluit ingevolge artikel 8, lid 1, is een vergoeding verschuldigd aan het agentschap, alsmede voor specifieke of speciale adviezen, aanbevelingen, besluiten of toezichthoudende taken met betrekking tot de Europese netwerken van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit en gas.

2.  De Commissie stelt de hierboven bedoelde vergoeding vast.

Artikel 25

Opstelling van de begroting

1.  De directeur stelt jaarlijks uiterlijk op 15 februari een voorontwerp van begroting op voor de operationele uitgaven en het werkprogramma voor het volgende boekjaar en zendt dit voorontwerp aan de raad van bestuur van het netwerk, tezamen met een voorlopige personeelsformatie. De raad van bestuur maakt jaarlijks op basis van het ontwerp van de directeur een raming van de ontvangsten en uitgaven van het agentschap voor het volgende boekjaar. De raad van bestuur dient deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in. Vóór de definitieve vaststelling van de raming wordt het ontwerp van de directeur eerst ingediend bij de raad van regelgevers, die daarover een met redenen omkleed advies mag uitbrengen.

2.  De Commissie dient de raming tezamen met het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie in bij ║ de begrotingsautoriteit ║.

3.  Op basis van de ramingen voert de Commissie in het voorontwerp van de algemene begroting van de Europese Unie de vooruitzichten op die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie, en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag.

4.  De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het agentschap vast.

5.  De raad van bestuur stelt de begroting van het agentschap op. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

6.  De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van zijn begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. De raad van bestuur brengt ook de Commissie daarvan op de hoogte. Als een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze het agentschap binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het bouwproject in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het agentschap geen antwoord op deze kennisgeving ontvangt, kan het Agentschap doorgaan met zijn de implementatie van het project.

Artikel 26

Begrotingsuitvoering en -controle

1.  De directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van het agentschap uit.

2.  Uiterlijk op 1 maart na afloop van het boekjaar deelt de rekenplichtige van het agentschap de voorlopige rekeningen, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, mede aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer. Het rekenplichtige van het agentschap zendt het verslag over het financieel en begrotingsbeheer uiterlijk 31 maart van het volgende jaar ook toe aan het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de communautaire instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 inzake het Financieel Reglement dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(12).

3.  Uiterlijk op 31 maart na afloop van het boekjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het agentschap, vergezeld van het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het financieel en begrotingsbeheer in het boekjaar wordt ook toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4.  Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van het agentschap overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 stelt de directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het agentschap op en zendt hij of zij deze voor advies toe aan de raad van bestuur.

5.  De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het agentschap.

6.  De directeur zendt deze definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van de raad van bestuur, uiterlijk op 1 juli na afloop van het boekjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7.  De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

8.  Uiterlijk op 15 oktober zendt de directeur de Rekenkamer een antwoord op haar opmerkingen toe. Hij of zij zendt dit antwoord ook toe aan de raad van bestuur en de Commissie.

9.  Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verstrekt de directeur het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken boekjaar.

10.  Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad en bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen ║, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan de directeur voor de uitvoering van de begroting van het boekjaar N.

Artikel 27

Financiële voorschriften

Na advies van de Commissie stelt de raad van bestuur de financiële voorschriften op die van toepassing zijn op het agentschap. Deze voorschriften mogen afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 indien de specifieke eisen van de werking van het agentschap dit noodzakelijk maken en de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 28

Fraudebestrijdingsmaatregelen

1.  Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(13) zonder enige beperking van toepassing op het agentschap.

2.  Het agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(14) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle werknemers van het agentschap van toepassing zijn

3.  De financieringsbesluiten, akkoorden en toepassingsinstrumenten die daaruit voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF voor zover nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de kredieten van het agentschap en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toekenning van deze kredieten.

Artikel 29

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het agentschap.

Artikel 30

Personeel

1.  Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die de instellingen van de ║ Gemeenschap gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling, zijn van toepassing op het personeel van het agentschap.

2.  De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.

3.  Het agentschap oefent ten aanzien van zijn personeel de bevoegdheden uit die krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook die welke krachtens de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag.

4.  De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen in uitzonderlijke gevallen voor het agentschap kunnen werken.

Artikel 31

Aansprakelijkheid van het agentschap

1.  In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het agentschap overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door het agentschap zelf of door het personeel ervan bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie ║ heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.

2.  De persoonlijke geldelijke en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het agentschap ten aanzien van het agentschap wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van het agentschap geldende voorschriften.

Artikel 32

Toegang tot documenten

1.  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(15) is van toepassing op de documenten van het agentschap.

2.  De raad van bestuur stelt de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast binnen zes maanden na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening.

3.  Tegen de besluiten van het agentschap ingevolge artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie onder de voorwaarden als bedoeld in respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

Artikel 33

Deelname van derde landen

Het agentschap staat open voor deelname van landen die geen lid zijn van de Europese Unie en die met de Gemeenschap overeenkomsten in die zin hebben gesloten. Op basis van de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden afspraken gemaakt over met name de aard, omvang en procedurele aspecten van de betrokkenheid van deze landen bij de werkzaamheden van het agentschap, waaronder afspraken over de financiële en personele bijdrage.

Artikel 34

Talenregeling

1.  Verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap(16) is op het agentschap van toepassing.

2.  De raad van bestuur beslist over de interne talenregeling van het agentschap.

3.  De voor het functioneren van het agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 35

Evaluatie

1.  De Commissie evalueert de werkzaamheden van het agentschap. Daarbij worden de resultaten van het agentschap en zijn aanpak getoetst aan zijn doelstelling, mandaat en taken zoals vastgelegd in deze verordening en in zijn jaarlijkse werkprogramma´s. Deze evaluatie wordt gemaakt op basis van een groots opgezette raadpleging.

2.  Uiterlijk drie jaar nadat de eerste directeur in functie is getreden, dient de Commissie het eerste evaluatieverslag in bij het Europees Parlement en de Raad. Daarna komt zij ten minste om de drie jaar met een nieuw evaluatieverslag.

Artikel 36

Inwerkingtreding en overgangsmaatregelen

1.  Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  De artikelen 5 tot en met 12 zijn vanaf …(17) van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB C 211 van 19.8.2008, blz. 23.
(2) PB C 172 van 5.7.2008, blz. 55.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 18 juni 2008.
(4) PB L 296 van 14.11.2003, blz. 34.
(5) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37.
(6) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 57.
(7) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(8) PB L 176 van 15.7.2003, blz. 1.
(9) PB L 289 van 3.11.2005, blz. 1.
(10) PB L 262 van 22.9.2006, blz. 1.
(11)* 12 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
(12) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(13) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(14) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(15) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(16) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58.
(17)* 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Juridische mededeling - Privacybeleid