Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2588(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0303/2008

Ingediende teksten :

B6-0303/2008

Debatten :

PV 16/06/2008 - 21
CRE 16/06/2008 - 21

Stemmingen :

PV 19/06/2008 - 3.3
CRE 19/06/2008 - 3.3
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0304

Aangenomen teksten
PDF 135kWORD 57k
Donderdag 19 juni 2008 - Straatsburg
Versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen
P6_TA(2008)0304B6-0303/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 19 juni 2008 over versterking van het reactievermogen van de Europese Unie bij rampen

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 174 van het EG-Verdrag,

–   gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de versterking van het reactievermogen van de Unie bij rampen (COM(2008)0130),

–   gezien het rapport van 9 mei 2006 van Michel Barnier getiteld "Een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming: europe aid",

–   gezien punt 12 van de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad te Brussel van 15 en 16 juni 2006 betreffende het reactievermogen van de Europese Unie op noodsituaties, crises en rampen,

–   gezien de conclusies van de Raad van december 2007 over de ontwikkeling en invoering van een algemeen systeem van vroegtijdige waarschuwing, met name een systeem van vroegtijdige waarschuwing voor tsunamis in de Noordoost-Atlantische en Mediterrane regio's,

–   onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over natuurlijke en door de mens veroorzaakte rampen, zowel binnen als buiten de Europese Unie, waarin de Commissie en de lidstaten is verzocht nauwer samen te werken bij maatregelen voor civiele bescherming bij natuurrampen, teneinde de verwoestende gevolgen daarvan te voorkomen en zoveel mogelijk te beperken, met name door aanvullende middelen voor civiele bescherming beschikbaar te stellen,

–   gezien het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2005)0108) en het standpunt van het Parlement in eerste lezing van 18 mei 2006(1),

–   gezien de Europese consensus betreffende humanitaire hulp die op 18 december 2007 gemeenschappelijk is vastgesteld door de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Europese Commissie(2),

–   gezien de richtsnoeren inzake het gebruik van militaire en civiele defensiemiddelen ter ondersteuning van humanitaire VN-activiteiten bij natuurrampen (de Oslo-richtsnoeren), herzien op 27 november 2006,

–   gezien de richtsnoeren inzake het gebruik van militaire en civiele defensiemiddelen ter ondersteuning van humanitaire VN-activiteiten in complexe noodsituaties (de MCDA-richtsnoeren) van maart 2003,

–   gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen, zoals overstromingen, aanzienlijke humanitaire, economische, culturele en milieuschade aanrichten en in aantal toenemen en niet alleen een versterking van het reactievermogen op EU-niveau noodzakelijk maken, maar ook van preventie en wederopbouw,

B.   overwegende dat problemen met bosbranden en droogtes steeds ernstiger zullen worden naarmate extreem droge zomers vaker voorkomen en overwegende dat de afgelopen jaren en ook recentelijk duidelijk is geworden dat de capaciteit van de Gemeenschap op het gebied van civiele bescherming, preventie, paraatheid en reactievermogen in verband met bos- en andere branden verbeterd moet worden,

C.   overwegende dat er momenteel geen richtsnoeren bestaan op EU-niveau voor het voorkomen van bosbranden,

D.   overwegende dat de lidstaten verantwoordelijk blijven voor het handhaven van een beleid voor bodemgebruik dat geen verkeerde signalen afgeeft waardoor het aansteken van bosbranden met verandering van de bestemming van de bodem als oogmerk aantrekkelijk wordt;

E.   overwegende dat in het groenboek van de Commissie "Aanpassing aan klimaatverandering in Europa" (COM(2007)0354) wordt benadrukt dat klimaatverandering zal zorgen voor meer extreme weerssituaties in Europa, hetgeen het gevaar van schade aan mensen, infrastructuur en het milieu zal vergroten,

F.   overwegende dat de vergroting van de capaciteit van de Unie om te reageren op rampen een benadering vereist die rampenpreventie, paraatheid, reactievermogen en wederopbouw op nationaal, Europees en internationaal niveau omvat,

G.   overwegende dat het grote aantal omvangrijke bosbranden in 2007 in Zuid-Europa het gevolg is van een aantal factoren, waaronder de klimaatverandering, de ontoereikende omschrijving en het ontoereikende beheer van de bossen, alsmede een combinatie van natuurlijke oorzaken en menselijke nalatigheid, maar ook criminele activiteiten, en dat een aantal voorjaarsbosbranden in 2008 als waarschuwing moet worden opgevat voor mogelijke herhaling deze zomer,

H.   overwegende dat er behoefte is aan een betere coördinatie tussen de Raad, de Commissie en de lidstaten niet alleen met betrekking tot preventie maar ook m.b.t. de volledige rampcyclus tot aan de eindfase van de wederopbouw, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement,

I.   overwegende dat de tegenwoordige rampen vaak grensoverschrijdend van aard zijn en multilaterale en gecoördineerde reacties vereisen; en dat natuurrampen economische en sociale schade toebrengen aan regionale economieën, productiviteit en toerisme,

J.   overwegende dat EU-actoren, gezien het feit dat zich tegenwoordig meer en grotere natuurrampen voordoen met zware gevolgen voor hoofdzakelijk de armsten onder ons, onderling moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat slachtoffers van natuurrampen kunnen rekenen op efficiënte humanitaire hulpverlening en minder kwetsbaar worden,

K.   overwegende dat het in het licht van de groeiende mobiliteit van de burgers binnen en buiten de Unie zorgwekkend is dat er geen gemeenschappelijke alarmsignalen en protocollen bestaan,

L.   overwegende dat de Europese Unie de specifieke aard dient te erkennen van de natuurrampen die zich voordoen in het Middellandse-Zeegebied in de vorm van droogte en branden en haar instrumentarium op het terrein van preventie, onderzoek, risicobeheer, burgerbescherming en solidariteit, daaraan moet aanpassen;

1.   verwelkomt de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie over de versterking van het reactievermogen van de Unie bij rampen, alsmede de algemene doelstelling van een grotere samenhang, doeltreffendheid en zichtbaarheid van het reactievermogen van de EU bij rampen;

2.   is van mening dat de versterking van het preventie- en reactievermogen van de Unie bij rampen een beleidsdoelstelling van hoge prioriteit is voor de Europese Unie en dat alle middelen moeten worden ingezet om deze doelstelling te bereiken, vooral met betrekking tot de zware overstromingen van de afgelopen jaren,

3.   beklemtoont dat de benadering van de Commissie aangaande natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen in de EU en daarbuiten volkomen coherent en consistent moet zijn met haar mededeling over de kansen van klimaatverandering voor Europa (COM(2008)0030) en haar voorstel inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies terug te dringen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het terugdringen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen; wijst erop dat de klimaatverandering een sleutelrol speelt bij de toename van de frequentie en omvang van natuurrampen en dat het milieubeleid en de wetgeving inzake klimaatverandering de pijlers voor het reactievermogen van de Unie bij rampen moeten zijn teneinde meer onheil voor mensen en schade aan infrastructuur en milieu te voorkomen;

4.   is van mening dat samenhang en coördinatie tussen verschillende beleidsgebieden en instellingen op lokaal, regionaal, nationaal en Europees niveau tot een meer efficiënt, geïntegreerd en zichtbaar EU-rampenbeheer zullen leiden;

5.   is van mening dat het in het belang is van zowel de EU als de kandidaat- en potentiële kandidaatlanden om samen te werken met als doel het vermogen van deze landen om rampen te voorkomen en gepast te reageren op rampensituaties te vergroten, en regionale samenwerking te steunen, en gelooft daarom dat deze samenwerking en steun op zó'n manier moeten worden ontwikkeld en versterkt dat bestaande bilaterale, regionale en internationale initiatieven worden aangevuld, evenwel zonder dat er overlappingen plaatsvinden;

6.   benadrukt dat de werkzaamheden die de Commissie heeft gepland ter zake van de ontwikkeling van een kennisbasis van rampscenario's, de benodigde en de beschikbare capaciteiten en de effecten van de verschillende opties om vastgestelde lacunes op te vullen niet gebruikt mogen worden om belangrijke voorstellen voor de bescherming van mensen, eigendom en milieu tegen rampen uit te stellen;

7.   benadrukt dat de benadering van de Commissie de volledige rampcyclus moet dekken van preventie tot wederopbouw, natuurrampen, inclusief extreme droogte, en door de mens veroorzaakte rampen in de Unie of in derde landen, en dat verdere actie is vereist op de gebieden die worden genoemd in de reeds aangehaalde mededeling van de Commissie;

8.   is verheugd over de presentatie door de Commissie van een actieplan voor de implementatie van de Europese consensus over humanitaire hulp, als belangrijke bijdrage aan een doeltreffende, goed gecoördineerde en versterkte Europese humanitaire hulp;

9.   benadrukt het belang van versterking van het internationale reactievermogen, en erkent derhalve de rol van belangrijke humanitaire actoren, zoals de VN, het Rode Kruis en NGO's in derde landen die vaak door rampen worden getroffen;

10.   herinnert eraan dat het gebruik in derde landen van civiele defensiemiddelen en militaire middelen als reactie op humanitaire situaties overeen moet stemmen met de bestaande internationale richtsnoeren zoals de Oslo- en de MCDA-richtsnoeren, in het bijzonder ter waarborging van de handhaving van de humanitaire beginselen van neutraliteit, menselijkheid, onpartijdigheid en onafhankelijkheid; benadrukt dat waar zij worden ingezet in een humanitaire crisis, het gebruik van civiele defensiemiddelen behoeften gestuurd moet zijn en een aanvulling moet vormen op en coherent moet zijn met humanitaire hulp;

11.   roept de Commissie en de lidstaten op niet alleen op risico gebaseerde benaderingen uit te werken ter voorbereiding op extreme gebeurtenissen, maar ook te zoeken naar manieren om de kwetsbaarheid van het EU-beleid te verminderen door middel van goede planning en maatregelen voor een tijdige vermindering van het risico, waar nodig met inachtneming van beleid en wetgeving op het gebied van milieu en klimaatverandering;

12.   herhaalt dat de humanitaire hulp en civiele bescherming die de EU verleent aan derde landen enkel en alleen als doel hebben menselijk lijden te voorkomen of te verlichten, en altijd uitsluitend moeten gebaseerd zijn op de behoeften van de slachtoffers, in overeenstemming met de fundamentele humanitaire beginselen van neutraliteit, onpartijdigheid en niet-discriminatie;

13.   roept de Commissie op om op korte termijn en uiterlijk eind 2008 voorstellen in te dienen inzake rampenpreventie binnen de EU, alsmede inzake een EU-strategie voor de vermindering van het gevaar van rampen in ontwikkelingslanden;

14.   herinnert eraan dat de EU voorbereidende activiteiten op lokaal niveau in het kader van humanitaire activiteiten zal ondersteunen en de reductie van rampenrisico's in haar ontwikkelingsbeleid zal integreren;

15.   betreurt dat het voorstel van voormalig commissaris Michel Barnier om een Europese noodhulpmacht voor civiele bescherming op te richten een dode letter blijft en benadrukt in dit verband de noodzaak om de ontwikkeling na te streven van een snellereactiecapaciteit op basis van de modules voor civiele bescherming van de lidstaten, overeenkomstig het mandaat dat de Europese Raad van 15 en 16 juni 2006 heeft verstrekt, en roept de Commissie op hiertoe een concreet voorstel in te dienen;

16.   betreurt dat de Raad kennelijk tot de beslissing is gekomen niet verder te gaan met de goedkeuring van de nieuwe verordening voor het solidariteitsfonds van de Europese Unie, ondanks de sterke steun van het Parlement voor herziening van het bestaande instrument; herinnert de Raad eraan dat het Parlement zijn advies in eerste lezing in mei 2006 met overgrote meerderheid heeft aangenomen en dat de zaak nu al ruim twee jaar bij de Raad vastzit; herhaalt zijn standpunt dat de EU met de nieuwe verordening voor het EU-solidariteitsfonds, die onder meer de drempels voor het inzetten van het fonds verlaagt, beter in staat zal zijn schade ten gevolge van rampen effectiever, flexibeler en sneller op te vangen; dringt er met klem bij de Europese Raad op aan dat hij besluit deze verordening niet af te wijzen en onmiddellijke herziening van het Solidariteitsfonds te verlangen;

17.   verzoekt de Commissie waar nodig het huidige EU-Solidariteitsfonds onverwijld en zo flexibel mogelijk in te zetten; is van oordeel dat het bij een natuurramp van het grootste belang is dat de nodige middelen uit het EU-Solidariteitsfonds onmiddellijk ter beschikking staan om de nood te lenigen en in de behoeften van slachtoffers en hun naasten te voorzien;

18.   dringt er bij de Commissie op aan om meer onderzoek te doen naar mogelijkheden om de methoden en materialen voor bosbrandpreventie en -bestrijding te verbeteren, en de planning en bodemgebruik kritisch te onderzoeken; verzoekt de lidstaten krachtige maatregelen te nemen om hun wetgeving ter bescherming van de bossen te verbeteren en uit te voeren en om af te zien van commercialisering, verandering van bestemming en privatisering, zodat wederrechtelijke inbezitneming en speculatie worden beperkt; verzoekt om alle beschikbare know-how in de EU, waaronder satellietsystemen, voor dit doel aan te wenden;

19.   dringt er bij de Commissie op aan een pakket van juridisch bindende instrumenten in te dienen (zoals een kaderrichtlijn) gericht op het opvullen van lacunes in de bestaande wetgeving, het beleid en de programma's van de EU wat betreft de preventie van en de reactie op rampen;

20.   beveelt aan om een dergelijk omvattend kader te laten bestaan uit drie pijlers, te weten versterking van de preventie binnen de bestaande mechanismen van de EU en de aanpak van de lidstaten, de ontwikkeling van een nieuwe kaderaanpak inzake rampenpreventie en de ondersteuning van de verdere ontwikkeling van kennis en technologie inzake preventie door middel van onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's op EU-niveau;

21.   beveelt aan om in de voorstellen inzake de versterking van de algemene reactiecapaciteit van de EU de beschikbaarstelling van cruciale middelen op te nemen die gegarandeerd beschikbaar zijn om op elke ogenblik gebruikt te worden in het kader van Europese civiele beschermingsoperaties; is van mening dat dit voornamelijk op basis van nationale capaciteiten moet gebeuren, waar nodig via akkoorden met derde partijen;

22.   roept de Commissie op om zo goed mogelijk gebruik te maken van het proefproject van 2008 inzake bosbranden en de voorbereidende actie voor een snellereactiecapaciteit om te experimenteren met operationele procedures met lidstaten en andere partijen, om op ieder moment reactiecapaciteit beschikbaar te hebben voor Europese civiele beschermingsoperaties, en is van mening dat dit een belangrijke ervaring zal zijn voor toekomstige wetgevingsvoorstellen;

23.  Steunt activiteiten gericht op het versterken van de paraatheid van de lidstaten voor wat betreft burgerbescherming met het oog op rampen, in het bijzonder door het uitwisselen van deskundigen en goede praktijken, oefeningen en paraatheidsprojecten;

24.   herhaalt zijn oproep die het in zijn resolutie van 18 mei 2006 over natuurrampen (branden, droogtes en overstromingen)(3) tot de Commissie heeft gericht opdat zij een richtlijn zou voorstellen over de preventie en het beheer van branden, waarin het volgende zou staan: de regelmatige verzameling van gegevens, het maken van kaarten en de aanwijzing van risicogebieden, de voorbereiding van risicobeheerplannen, een inventarisatie door de lidstaten van alle toegekende middelen en beschikbare voorzieningen, de coördinatie van de verschillende administraties, minimumvereisten voor opleidingsteams, de vaststelling van milieuverantwoordelijkheid en sancties;

25.  Verzoekt de Raad met klem om zonder verdere vertraging een besluit te nemen met betrekking tot de voorgestelde verordening tot oprichting van het solidariteitsfonds van de Europese Unie, teneinde een betere definitie te krijgen van de criteria en de in aanmerking komende gebeurtenissen, met inbegrip van droogten, en de door natuurrampen veroorzaakte schade doeltreffender, flexibeler en sneller te kunnen aanpakken, rekening houdend met het feit dat het Parlement zijn standpunt reeds in mei 2006 heeft geformuleerd;

26.   is van mening dat bestaande richtsnoeren moeten worden versterkt en dat nieuwe moeten worden uitgewerkt, teneinde te zorgen voor de nodige integratie van preventie en vermindering van het risico op rampen in de structuur- en cohesiefondsprogramma's; dringt met name aan op het verbinden van voorwaarden aan communautaire steunverlening en terugbetaling van steun in geval van oneigenlijk gebruik zoals niet-uitvoering van herbebossingsplannen en/of andere dwangmaatregelen; dringt voorts aan op bewustmaking met het oog op preventie en scholingsmaatregelen met behulp van communautaire financiering;

27.   verlangt dat de Commissie bij haar voorstellen ter versterking van het reactievermogen van de Unie bij rampen gebruik maakt van de deskundigheid die gekoppeld is aan de geografische ligging van de ultraperifiere gebieden en de overzeese landen en gebieden;

28.   verzoekt de lidstaten, en met name die welke het meest met natuurrampen te maken hebben, om in de programmeringsperiode 2007-2013 optimaal gebruik te maken van de financieringsmogelijkheden van de structuurfondsen en andere communautaire fondsen, en preventieactiviteiten en -projecten zonodig als prioritaire acties bij de desbetreffende operationele programma's onder te brengen;

29.   is van oordeel dat de procedures voor het inzetten van het Solidariteitsfonds herzien moeten worden om de uitkering van steungelden sneller te laten verlopen; denkt met het oog daarop bijvoorbeeld aan een stelsel van vooruitbetaling op basis van een eerste raming van de directe schade, waarbij vervolgbetalingen afhangen van de definitieve berekening van de totale directe schade en aantoonbare preventiemaatregelen naar aanleiding van de ramp;

30.   benadrukt de dringende behoefte aan een versterking van het Centrum voor waarneming en informatie (MIC) met de nodige menselijke en materiële hulpbronnen, om het in staat te stellen de operaties gestart door de lidstaten in het kader van het communautaire mechanisme voor civiele bescherming actief te ondersteunen;

31.   dringt er bij de Commissie op aan een breed scala aan mogelijke opties te evalueren voor de opzet van een duurzaam Europees opleidingsnetwerk voor reactie op rampen, dat alle fasen van het rampenbeheer omvat, en zo spoedig mogelijk voorstellen voor een dergelijke structuur in te dienen; dringt daarnaast aan op versterking van zowel de paraatheid van de diensten voor civiele bescherming, als van het vermogen van teams en modules uit verschillende lidstaten om samen te werken;

32.   herinnert aan de conclusies van de Raad van december 2007 over de ontwikkeling en instelling van systemen voor vroegtijdige waarschuwing in de EU en over de instelling van een vroegtijdig waarschuwingssysteem voor tsunami's in het noordoosten van de Atlantische oceaan en het Middellandse Zeegebied, en herhaalt dat de lidstaten en de Commissie initiatieven moeten nemen om de vroegtijdige waarschuwingssystemen en alarmsignalen voor rampen te verbeteren;

33.   verzoekt de Commissie het vraagstuk van toereikende EU-financiering voor rampenpreventie, paraatheid, reactievermogen en wederopbouw in haar voorstellen voor de begrotingsherziening 2008-2009 in te passen;

34.   roept de Commissie op de doeltreffendheid van het gemeenschappelijke Europese alarmnummer 112 te waarborgen;

35.   dringt aan op de erkenning op communautair niveau van het bijzondere karakter van mediterrane natuurrampen, zoals droogte en bosbranden, en op de aanpassing in dit verband van de communautaire instrumenten op het gebied van preventie, onderzoek, risicobeheer, burgerbescherming en solidariteit, ten einde de reactie op dit type natuurrampen op het vlak van elke lidstaat te verbeteren;

36.   wenst dat de noodzaak van meer communautaire steun voor preventiemaatregelen wordt erkend;

37.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de parlementen van de lidstaten.

(1) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 331.
(2) PB C 25 van 30.1.2008, blz. 1.
(3) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 375.

Juridische mededeling - Privacybeleid