Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 september 2008 over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad tot wijziging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ inzake terrorismebestrijding (COM(2007)0650 – C6-0466/2007 – 2007/0236(CNS))
(Raadplegingsprocedure)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie (COM(2007)0650),
– gezien de algemene oriëntatie van de Raad van 18 april 2008 (8707/2008),
– gelet op artikel 29, artikel 31, lid 1, onder e) en artikel 34, lid 2, onder b) van het EUVerdrag,
– gelet op artikel 39, lid 1 van het EUVerdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0466/2007),
– gelet op de artikelen 93 en 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0323/2008),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. verzoekt de Raad en de Commissie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon prioriteit te geven aan elk toekomstig voorstel tot wijziging van het besluit in overeenstemming met artikel 10 van het protocol betreffende de overgangsbepalingen gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en verklaring nr. 50 met betrekking daartoe;
6. verklaart zich nu al bereid om, zodra het Verdrag van Lissabon in werking is getreden, dergelijke voorstellen te behandelen, zo nodig in het kader van de urgentieprocedure, in nauwe samenwerking met de nationale parlementen; indien het nieuwe voorstel inhoudelijk zou overeenkomen met het onderhavige advies, is het mogelijk dat de procedure van de interinstitutionele overeenkomst inzake codificatie wordt gevolgd;
7. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Door de Commissie voorgestelde tekst
Amendement
Amendement 1 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 6 bis (nieuw)
(6 bis)Het optreden van de Europese Unie inzake terrorismebestrijding zou moeten geschieden in nauwe samenwerking met de plaatselijke en regionale overheden, waarvoor een sleutelrol is weggelegd, in het bijzonder wat preventie betreft, aangezien de daders en de aanstichters van terroristische handelingen te midden van lokale gemeenschappen leven, met de bevolking ervan interageren en gebruik maken van de diensten en de door de democratie geboden middelen.
Amendement 2 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 7
(7) Het huidige voorstel regelt de strafbaarstelling van misdrijven in verband met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen aan de meer algemene beleidsdoelstelling van preventie van terrorisme door het beperken van de verspreiding van materiaal dat personen kan aanzetten tot het plegen van terroristische aanslagen.
(7) Het huidige voorstel regelt de strafbaarstelling van misdrijven in verband met terroristische activiteiten, teneinde bij te dragen aan de meer algemene beleidsdoelstelling van preventie van terrorisme door het beperken van de verspreiding van materiaal dat bedoeld is om en kans van slagen heeft om personen aan te zetten tot het plegen van terroristische aanslagen.
Amendement 3 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 10
(10) De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van misdrijven in verband met terroristische handelingen, moet door alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt, eronder vallen.
(10) De omschrijving van terroristische misdrijven, met inbegrip van misdrijven in verband met terroristische handelingen, moet door alle lidstaten onderling verder worden aangepast, zodat het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt, eronder vallen.
(Deze wijziging geldt voor de gehele wetgevingstekst met uitzondering van overweging 9.)
Amendement 4 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 11
(11) Er moeten straffen en sancties gelden voor natuurlijke personen en rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan of die verantwoordelijk zijn voor het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt. Deze vormen van gedrag moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft, ongeacht of ze via internet zijn gepleegd of niet.
(11) Er moeten straffen en sancties gelden voor natuurlijke personen en rechtspersonen die zich schuldig hebben gemaakt aan het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme, wanneer dit wederrechterlijk en opzettelijk geschiedt. Deze vormen van gedrag moeten in alle lidstaten op gelijke wijze worden bestraft, ongeacht of ze via internet zijn gepleegd of niet.
Amendement 5 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 11 bis (nieuw)
(11 bis)De Europese gerechtelijke samenwerking wordt gehinderd door het feit dat de Raad geen overeenstemming heeft bereikt over procedurele rechten in strafprocedures; het is noodzakelijk dat deze impasse spoedig wordt doorbroken.
Amendement 6 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 12
(12)Er dienen bijkomende regels inzake de rechtsmacht te worden opgesteld om ervoor te zorgen dat het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme doeltreffend worden vervolgd wanneer deze gedragingen zijn gericht op of hebben geleid tot het plegen van een terroristisch misdrijf dat onder de rechtsmacht van een lidstaat valt.
Schrappen
Amendement 7 Voorstel voor een besluit – wijzigingsbesluit Overweging 12 bis (nieuw)
(12 bis)Het onderhavige kaderbesluit vormt een aanvulling op de bepalingen van het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, van 16 mei 2005, en het is dan ook noodzakelijk dat alle lidstaten, parallel aan de inwerkingtreding van dit kaderbesluit, dit verdrag zo spoedig mogelijk ratificeren.
Amendement 8 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 14
(14) De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn terug te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling.
(14) De Unie neemt de beginselen in acht die zijn neergelegd in artikel 6, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie en zijn terug te vinden in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder in de hoofdstukken II en VI daarvan. Niets in dit kaderbesluit kan zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van rechten of fundamentele vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, vergadering of vereniging, de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in de andere media en het recht op eerbiediging van privé- en gezinsleven, waaronder het recht op eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling, met inbegrip van de inhoud van e-mail en andere vormen van elektronische correspondentie.
Amendement 9 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 15
(15) Het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische of rapportagedoeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van het publiekelijk uitlokken van het plegen van terroristische misdrijven,
(15) Het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven en werving en training voor terrorisme zijn opzettelijke misdrijven. Derhalve kan niets in dit kaderbesluit zo worden uitgelegd dat het een beperking of belemmering ten doel zou hebben van de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische, artistieke of rapportagedoeleinden. Het uitdrukking geven aan radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over gevoelige politieke kwesties, waaronder terrorisme, valt buiten de reikwijdte van dit kaderbesluit en, met name, van de omschrijving van het publiekelijk aanzetten tot het plegen van terroristische misdrijven,
Amendement 10 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Overweging 15 bis (nieuw)
(15 bis)De strafbaarstelling van de in het kaderbesluit genoemde feiten moet evenredig zijn aan de nagestreefde wettelijke doelen, noodzakelijk en passend zijn in een democratische samenleving en mag niet discriminerend zijn; zij moet met name verenigbaar zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Amendement 11 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt -1 (nieuw) Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 1 – lid 2
(-1) Artikel 1, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
"2. Dit kaderbesluit kan niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en van de fundamentele rechtsbeginselen, zoals die zijn neergelegd in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, wordt aangetast."
Amendement 12 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 1 – letter a
(a) "publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf": de verspreiding, of het op ander wijze beschikbaar maken, van een boodschap aan het publiek, met het oogmerk aan te zetten tot het plegen van een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), wanneer een dergelijke gedraging, ongeacht of terroristische misdrijven al dan niet rechtstreeks worden bepleit, het gevaar oplevert dat een of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden gepleegd;
(a) "publiekelijk aanzetten tot het plegen van een terroristisch misdrijf": de verspreiding, of het op ander wijze beschikbaar maken, van een boodschap aan het publiek waarin onmiskenbaar en opzettelijk aangespoord wordt tot het plegen van een van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), wanneer een dergelijke gedraging duidelijk het gevaar oplevert dat een of meer van dergelijke misdrijven zouden kunnen worden gepleegd;
Amendement 13 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 1 – letter b
(b) "werving voor terrorisme": het aansporen van een andere persoon een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, of in artikel 2, lid 2, te plegen;
(b) "werving voor terrorisme": het opzettelijk aansporen van een andere persoon een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of in artikel 2, lid 2, te plegen;
Amendement 14 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 1 – letter c
(c) "training voor terrorisme": het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van een handeling als bedoeld in artikel 1, lid 1, in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten;
(c) "training voor terrorisme": het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van een van de strafbare feiten als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten;
Amendement 15 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 2 – letter d
(d) gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde gedragingen te verwezenlijken;
(d) gekwalificeerde diefstal gepleegd met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te plegen;
Amendement 16 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 2 – letter e
(e) afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde gedragingen te verwezenlijken;
(e) afpersing met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, genoemde strafbare feiten te plegen;
Amendement 17 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 2 – letter f
(f) het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of een van de in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde gedragingen te verwezenlijken.
(f) het valselijk opmaken van administratieve documenten met het oogmerk om een van de in artikel 1, lid 1, onder a) tot en met h), of een van de in artikel 2, lid 2, onder b), genoemde strafbare feiten te plegen.
Amendement 18 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 3 bis (nieuw)
3 bis.De lidstaten zien erop toe dat zij bij de strafbaarstelling van de in lid 2, onder a) tot en met c) van dit artikel, genoemde handelingen hun verplichtingen nakomen inzake de vrijheid van meningsuiting en van vereniging, en in het bijzonder die betreffende de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, alsook hun verplichtingen met betrekking tot de eerbiediging van de vertrouwelijkheid van briefwisseling, met inbegrip van de inhoud van e-mail en andere vormen van elektronische correspondentie. De strafbaarstelling van de in lid 2, onder a) tot en met h) genoemde handelingen mag geen beperking of belemmering vormen voor de verspreiding van informatie voor wetenschappelijke, academische, artistieke of rapportagedoeleinden, noch voor het uiten van radicale, polemische of controversiële standpunten in het publieke debat over politiek gevoelige kwesties, waaronder terrorisme.
Amendement 19 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 1 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 3 – lid 3 ter (nieuw)
3 ter.Bovendien zien de lidstaten erop toe dat de strafbaarstelling van de in lid 2, onder a) tot en met c) van dit artikel, genoemde handelingen evenredig is met de aard en de omstandigheden van het misdrijf, gelet op de beoogde wettelijke doelstellingen en de noodzaak ervan in een democratische samenleving, en iedere vorm van willekeur en discriminatoire of racistische behandeling uitgesloten is.
Amendement 20 Voorstel voor een kaderbesluit – wijzigingsbesluit Artikel 1 – punt 3 Kaderbesluit 2002/475/JBZ Artikel 9 – lid 1 bis
"1 bis. Iedere lidstaat vestigt tevens zijn rechtsmacht ten aanzien van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c), wanneer het strafbare feit gericht was op of heeft geleid tot het plegen van een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1 en een dergelijk strafbaar feit op grond van een van de criteria als bedoeld in lid 1, onder a) tot en met e) van dit artikel onder de rechtsmacht van de lidstaat valt."
"1 bis. Een lidstaat kan besluiten de bepalingen van lid 1, onder d) en e) inzake de rechtsmacht niet of slechts onder specifieke voorwaarden toe te passen voor de strafbare feiten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c) en van artikel 4, wanneer zij verband houden met de misdrijven bedoeld in artikel 3, lid 2, onder a) tot en met c)."