Resolutie van het Europees Parlement van 25 september 2008 over het jaarlijkse debat over de in 2007 geboekte vooruitgang op het gebied van de ruimte voor vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR) (artikelen 2 en 39 van het EU-Verdrag)
Het Europees Parlement,
– gelet op de artikelen 2, 6 en 39 van het EU-Verdrag en de artikelen 13, 17 tot en met 22, 61 tot en met 69, 255 en 286 van het EG-Verdrag, die de belangrijkste rechtsgrondslag voor de ontwikkeling van de EU en de Gemeenschap tot een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid vormen,
– gezien de mondelinge vragen B6-0006/2008 en B6-0007/2008,
– gelet op artikel 108, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de lidstaten primair verantwoordelijk zijn voor het waarborgen van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid voor hun burgers; overwegende evenwel dat de Unie, na de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht en in nog sterkere mate na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam, gehouden is bij te dragen tot het bereiken van deze doelstellingen, gezien de verwachtingen van de burgers van de Unie wat betreft de bescherming van de grondrechten en de toepassing in de Unie van de beginselen van de rechtsstaat en loyale en doeltreffende samenwerking tussen de lidstaten;
B. overwegende dat de ratificatie van het Verdrag van Lissabon een essentiële en dringende voorwaarde is om te waarborgen dat de Unie een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid (RVVR) vormt, aangezien het verdrag fundamentele verbeteringen bevat voor de legitimiteit en doeltreffendheid van EU-maatregelen,
C. overwegende dat de opmerkingen die te horen waren op de voorbereidende vergadering met de nationale parlementen van 26 november 2007 en gedurende het meest recente debat in de plenaire vergadering op 31 januari 2008 nog eens duidelijk hebben gemaakt hoe belangrijk het is dat er een solide basis wordt gelegd voor de overgang naar het nieuwe rechtskader dat zal voortvloeien uit de ratificatie van het Verdrag van Lissabon dat op 13 december 2007 is ondertekend, en dat het EU-Verdrag wijzigt en een Verdrag over de werking van de Europese Unie (VWEU) invoert,
D. overwegende, evenwel, dat de totstandbrenging van een werkelijke RVVR nog verre van voltooid is en nog steeds grote problemen en belemmeringen kent, zoals blijkt uit de Mededeling van de Commissie van 2 juli 2008 getiteld "Verslag over de uitvoering van het Haags Programma voor 2007" (COM(2008)0373),
E. betreurend dat, zoals in dat verslag wordt onderstreept, en ondanks de goedkeuring van een aantal ingrijpende maatregelen, het door de Europese Raad van Den Haag in 2004 vastgestelde programma ernstig achterloopt op het tijdschema, en met name dat
–
er nog steeds sprake is van een ernstig gebrek aan wederzijds vertrouwen en vooral solidariteit tussen de lidstaten, in het bijzonder waar het gaat om het beleid inzake legale en illegale immigratie en politiële en justitiële samenwerking in strafzaken,
–
deze problemen tevens van invloed zijn op het omzettingsstadium van de weinige goedgekeurde maatregelen, aangezien "op de volgende gebieden (…) de resultaten duidelijk onvoldoende (zijn): visumbeleid, uitwisseling van informatie tussen wetshandhavings- en justitiële autoriteiten, preventie en bestrijding van georganiseerde criminaliteit, crisisbeheersing in de Europese Unie, politie en douanesamenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken",
F. overwegende dat de lidstaten deze problemen zelf vermelden in de context van hun voorbereiding voor het toekomstige programma van de RVVR voor de periode 2010-2014, waarin wordt erkend dat het bestaande acquis op het gebied van binnenlandse zaken, dat stapsgewijs tot stand is gekomen, van nature ongestructureerd is en dus moeilijk aan de burgers van de Unie is uit te leggen; dat het zelfs voor specialisten soms moeilijk te begrijpen is en dat sommige van de instrumenten elkaar overlappen, en dat de rechtsgrondslag voor bepaalde maatregelen in verschillende rechtshandelingen te vinden is; dat het ten slotte steeds moeilijker en tijdrovender wordt om toe te zien op een correcte uitvoering van richtlijnen van de Europese Gemeenschap door niet minder dan 27 lidstaten,
G. Overwegende dat het parlement er net als de Raad evenwel van overtuigd is dat de Unie geen andere keuze heeft dan aandringen op tenuitvoerlegging van de RVVR, die raakt aan de kern van de nationale constitutionele orde, en dat de lidstaten er een bijzonder belang bij hebben een dialoog met elkaar te blijven voeren, alsook met de Europese instellingen,
H. overwegende dat het in deze fase van overgang, met de ratificatie van het Verdrag noodzakelijk is, vóór eind 2009 bepaalde algemene maatregelen vast te stellen die weliswaar geïnspireerd zijn op het Verdrag van Lissabon, maar toch nog volgens de huidige verdragen zouden kunnen worden goedgekeurd, volledig in overeenstemming met artikel 18 van het Verdrag van Wenen over het verdragenrecht, en waardoor de negatieve effecten van bovengenoemde problemen aangepakt zouden kunnen worden; dat het hierbij zou gaan om maatregelen waarmee:
–
rekening kan worden gehouden met de procedures, structuren en beslissingen van de instellingen, alsmede de beginselen en doelstellingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dat op 12 december 2007 te Straatsburg is afgekondigd(1),
–
de transparantie van het besluitvormingsproces op Unie en nationaal niveau kan worden verbeterd, met name in verband met de RVVR, overeenkomstig de recente uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over transparantie van de wetgeving (zaak-Turco(2)),
–
de nationale parlementen op doeltreffende wijze kunnen worden betrokken bij de totstandbrenging en tenuitvoerlegging van de RVVR, ook wat betreft de evaluatie van deze beleidsmaatregelen in de overige lidstaten en door agentschappen van de Europese Unie,
–
eerbiediging kan worden gewaarborgd van de voorrang van het Gemeenschapsrecht boven het EU-recht (artikel 47 van het EU-Verdrag) bij de sluiting van internationale overeenkomsten, met name in het geval van sancties tegen onderdanen van derde landen of wanneer burgers van de Unie mogelijk gediscrimineerd worden (visumontheffing); het Parlement zou systematisch moeten worden betrokken bij de sluiting door de EU van internationale overeenkomsten inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken,
–
loyalere samenwerking en meer solidariteit tussen de lidstaten kan worden bewerkstelligd bij de uitvoering van Uniebeleid en -maatregelen via verbetering en democratisering van de mechanismen voor wederzijdse evaluatie zoals die reeds bestaan als deel van de Schengen-samenwerking en de terrorismebestrijding,
–
nauwere samenwerking in het kader van de eerste pijler kan worden aangegaan indien de vereiste unanimiteit niet tot stand komt (zie het debat met betrekking tot het Voorstel van de Commissie van 17 juli 2006 voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 wat de bevoegdheid betreft en tot invoering van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken (COM(2006)0399),
–
verder kan worden gegaan dan de nog rudimentaire en onduidelijke initiatieven van de agentschappen van de Unie en de samenwerking met nationale administraties,
–
een werkelijk communicatiebeleid kan worden opgezet waarmee de burgers van de Unie beter kennis kunnen nemen van initiatieven op Unie- en nationaal niveau en leren met welke Unie- en nationale autoriteiten zij contact kunnen opnemen (ongeacht eventuele gerechtelijke stappen) als het gaat om kwesties die de grondrechten van burgers zouden kunnen aantasten,
I.
overwegende dat het tijdens deze overgangsfase des belangrijker is om - in het belang van de burgers van de Unie - rekening te houden met de verbeteringen die het Verdrag van Lissabon meebrengt op het gebied van:
–
de bescherming van de grondrechten zoals neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
–
de justitiële controle die door het Hof van Justitie wordt uitgeoefend, ook op de wetgeving inzake politiële en justitiële controle,
–
de democratische controle die voortvloeit uit de uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Parlement en uit de participatie van de nationale parlementen in het wetgevingsproces van de Unie en in de evaluatie van de impact hiervan, ook wat betreft maatregelen die verband houden met de RVVR,
J. overwegende dat de rechtsmiddelen tegen RVVR-maatregelen waarover de burgers van de Unie volgens de huidige Verdragen beschikken nog beperkter zijn dan op andere EU-werkterreinen; overwegende dat de bevoegdheden van het Hof van Justitie beperkt zijn, met name op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en dat bovendien bepaalde lidstaten de dialoog tussen EU- en nationale rechtbanken op dit gebied beperken; overwegende dat de Raad de goedkeuring van alle maatregelen die van invloed kunnen zijn op de grondrechten, dient uit te stellen tot na de ratificatie van het Verdrag van Lissabon,
1. verzoekt de Europese Raad, de Raad en de Commissie:
a)
vanaf nu het proces op te starten voor de vaststelling van prioriteiten voor het komende meerjarenprogramma voor de RVVR voor de periode 2010-2014, op basis van een ambitieuze en coherente benadering, die veel verder gaat dan denken op ministerieel niveau, en geïnspireerd is op de doelstellingen en beginselen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
b)
zich bij het Parlement te voegen in zijn dialoog met de nationale parlementen over de prioriteiten voor de periode 2010-2014, rekening houdend met de problemen bij de tenuitvoerlegging van de programma's van Tampere en Den Haag, de werkzaamheden binnen de Raad en de initiële strategische richtsnoeren van de Europese Raad met betrekking tot immigratie, asiel en integratie;met het oog op afronding van deze initiële dialoogfase op het jaarlijkse debat voor 2008 in het Parlement over de voortgang in 2008 met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid en met het oog op een mededeling van de Commissie die daarop zal volgen, met dien verstande dat het de taak van het nieuw gekozen Parlement en de Europese Raad zal zijn te zijner tijd het definitieve programma vast te stellen;
c)
met het Parlement een lijst van teksten of voorstellen overeen te komen die prioritair zouden moeten of kunnen worden vastgesteld voordat het Verdrag van Lissabon in werking treedt en in elk geval voordat de huidige termijn ten einde loopt,
d)
voortgang te brengen in de onderhandelingen over voorstellen voor politiële en justitiële samenwerking (waarvoor medebeslissing geldt) door naar een politiek akkoord met het Parlement te streven, en zodra dit akkoord bereikt is, ervoor te zorgen dat:
–
hetzij de formele goedkeuring ervan wordt uitgesteld tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon,
–
of dat de Raad de besluiten of kaderbesluiten in kwestie overeenkomstig het EU-Verdrag, zoals het nu van kracht is, goedkeurt, maar overeenkomt dat zij overeenkomstig het EU-Verdrag , zoals gewijzigd bij het Verdrag van Lissabon, opnieuw zullen worden goedgekeurd, zodat het Hof van Justitie de volledige justitiële controle kan uitoefenen; indien er al een politiek akkoord werd bereikt, zou het Parlement overeen kunnen komen niet opnieuw onderhandelingen over het onderwerp te beginnen, zoals gebeurt bij de goedkeuringsprocedure voor officiële codificatie(3);
2. draagt de volgende onderwerpen voor als prioriteiten voor de gebieden die gedurende de overgangsperiode onder de medebeslissings- of de instemmingsprocedure vallen:
op het gebied van grondrechten en burgerschap
–
definitie van transparantere criteria op Unie-niveau, met name waar EU-maatregelen mogelijk garanties kunnen ondergraven die de grondwetten van de lidstaten verlenen (artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 8 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)) en herziening van EU-maatregelen die door het Hof van Justitie verboden zijn (zie Zaken T-228/02, Organisatie van Volksmujahedeen van Iran/Raad, T-47/03, Sison/Raad, T-253/04, Kongra-Gel/Raad, T-229/02, PKK/Raad, over zwarte lijsten),
–
systematische inaanmerkingneming van de impact op de grondrechten van EU- wetgeving en nationale uitvoeringsmaatregelen, met name wat betreft de strijd tegen terrorisme, gezien de antwoorden van de lidstaten met betrekking hiertoe die de Commissie onlangs heeft ontvangen,
–
opstarten van de voorbereidende dialoog voor het onderhandelingsmandaat met betrekking tot de toetreding van de EU tot het EVRM (artikel 6, lid 2, van het EU-Verdrag),
–
herziening van het activiteitenprogramma van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, rekening houdend met de door de instellingen, en met name het Parlement aangegeven prioriteiten, op het gebied van politiële en justitiële samenwerking en eerbiediging van de EU-beginselen (artikel 7 van het Eu-Verdrag - zie de interinstitutionele verklaring die is aangenomen bij de aanneming van Verordening (EG) nr. 168/2007 van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten(4)),
–
voorlegging van een wetgevingsvoorstel ter beperking van rechtstreekse en onrechtstreekse discriminatie die van invloed is op het vrije verkeer van burgers van de Unie, toegang tot de rechter in een ander land dan het land van herkomst, en consulaire en diplomatieke bescherming in derde landen (artikel 20 van het VWEU),
–
indiening van een voorstel over de transparantie en vertrouwelijkheid van informatie en documenten die door de EU-instellingen worden behandeld,
–
indiening van een voorstel over gegevensbescherming (dat voorziet in consolidering van de maatregelen die tot dusver al naar gelang van de pijler verschillen), in antwoord op de zorgen over de snelle erosie van normen inzake gegevensbescherming in de Unie, met name ontoereikende beschermingsnormen voor de trans-Atlantische overdracht van gegevens, en een verzoek aan de Raad om het kaderbesluit inzake gegevensbescherming in de derde pijler te laten aansluiten op de aanbevelingen van het Europees Parlement,
–
versterking van de interne structuur van instellingen die verantwoordelijk zijn voor de bescherming van de grondrechten in de Unie, met name binnen de Raad (omzetting van de ad-hocwerkgroep van de Raad inzake grondrechten en burgerschap in een permanente groep, zoals voorgesteld door het Sloveense voorzitterschap),
–
versterking, via administratieve samenwerking (artikel 66 van het EG-Verdrag), van de dialoog tussen de lidstaten, wederzijdse kennis van rechtsstelsels, gebruikmaking van de dialoogprocedure om de nationale parlementen en het Parlement in te schakelen, met name als er problemen ontstaan bij de uitvoering van EU-strategieën en maatregelen die van invloed zijn op de RVVR,
op het gebied van de Europese justitiële ruimte
–
herziening van het wetgevingsvoorstel inzake de rechten van personen in strafzaken (art. 69 A van het VWEU)
–
indiening van een voorstel over de rechten van slachtoffers van misdaad en terrorisme (art. 69 A van het VWEU),
–
verbetering van de wederzijdse erkenning tussen de lidstaten van bij verstek getroffen maatregelen en bewijsvoering (art. 69 A van het VWEU)
–
onderlinge koppeling van gegevens over criminaliteit,
–
herziening van de status van Europol, Eurojust en het Europees justitieel netwerk in het licht van de nieuwe rechtsgrondslag,
op het gebied van grensbescherming
–
goedkeuring van passende maatregelen om de volledige ingebruikneming van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) en de inwerkingtreding van de besluiten van de Prüm-Verdrag(5) te waarborgen,
–
versterking van Frontex en evaluatie van de impact van de nieuwe Commissievoorstellen voor grenscontrole,
–
verbetering van de Frontex-informatie over de overeenkomsten die het met derde landen heeft aangegaan en over de evaluatierapporten inzake gezamenlijke operaties, en waarborging dat bij grenscontroles de menselijke waardigheid wordt geëerbiedigd; wijziging van het mandaat van Frontex om reddingsoperaties op zee mogelijk te maken,
–
totstandbrenging van gestructureerde samenwerking tussen Frontex en de Hoge VN-Commissaris voor vluchtelingen (UNHCR) om de desbetreffende operaties te vereenvoudigen, rekening houdend met de bescherming van de mensenrechten,
op het gebied van migratie en asiel
–
snelle en ambitieuze actie van de Commissie en de Raad om vaart te zetten achter de toekomstgerichte strategie van de Unie met betrekking tot:
–
legale migratie: het komende pakket inzake legale migratie (onder meer enkelvoudige aanvraagprocedure voor de "blauwe kaart", seizoenwerkers, en het voorstel over gedetacheerd personeel en betaalde stagiairs),
–
illegale migratie: voorstellen inzake sancties en een EU-regeling over hernieuwde vestiging,
–
asiel: uitvoering van Fase III, met inbegrip van herziening van Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus(6) en Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming(7), alsmede oprichting van een Europees bureau voor asielondersteuning,
–
ontwikkeling van een Gemeenschapsbeleid inzake migratie en asiel op basis van opstelling van de kanalen voor legale migratie en de definitie van gemeenschappelijke normen voor de bescherming van de grondrechten van migranten en asielzoekers in de EU,
–
opname in EC-besluiten en kaderbesluiten van alle bepalingen die zijn vastgesteld in het Internationaal verdrag voor de bescherming van de rechten van buitenlandse werknemers en hun gezinnen dat op 18 december 1990 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is goedgekeurd,
3. verwelkomt het voorstel inzake de voltooiing van het antidiscriminatiepakket en dringt er bij de Raad op aan om in de geest van het Verdrag van Lissabon op te treden en de aanbevelingen van het Parlement mee te nemen;
4. is van mening dat de nationale parlementen en het maatschappelijk middenveld van nu af aan op een gestructureerde manier moeten worden betrokken bij het ontwerpen van deze wetgevingsmaatregelen en het evalueren van dit beleid in de lidstaten; verzoekt de Commissie en de Raad zich in deze zin tezamen met het Parlement te buigen over de netwerken, agentschappen en instrumenten die de impact van RVVR-beleidsmaatregelen beoordelen en nauwere samenwerking met het Europese maatschappelijk middenveld te ondersteunen;
5. onderstreept dat het Verdrag van Lissabon de rol van het Parlement erkent bij de sluiting van internationale overeenkomsten betreffende RVVR-beleid; dringt er in deze context op aan:
–
dat het tijdig wordt geraadpleegd over alle overeenkomsten met derde landen die op 31 december 2008 nog niet zijn afgesloten,
–
dat het regelmatig op de hoogte wordt gesteld van de lopende onderhandelingen,
–
dat er dringend een debat wordt gehouden over de externe dimensie van de RVVR, aangezien de Unie de facto politiële en justitiële samenwerking met derde landen, met name de VS, creëert via bilaterale overeenkomsten over een reeks onderwerpen, en daarbij de formele democratische besluitvormingsprocedures en de parlementaire controle omzeilt;
o o o
6. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en de parlementen van de lidstaten, en deze parlementen te verzoeken hun commentaar, suggesties en voorstellen uiterlijk per 15 november 2008 voor te leggen, op tijd voor het jaarlijkse debat over de Voortgang in 2008 met betrekking tot de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in december 2008.
Paragraaf 4 van het Interinstitutioneel Akkoord van 20 december 1994 voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten (PB C 102 van 4.4.1996, blz. 2).
Verdrag van 27 mei 2005 tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie.