Resolutie van het Europees Parlement van 21 oktober 2008 over de dagvaarding en vervolging van Joseph Kony door het Internationaal Strafhof (ICC)
Het Europees Parlement,
– gezien het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (ICC) en met name artikel 86, en de inwerkingtreding van het Statuut op 1 juli 2002,
– gezien de ratificatie van het Statuut van Rome door Oeganda op 14 juni 2002,
– gezien de aanhangigmaking van de situatie betreffende het Verzetsleger van de Heer (LRA) door de Oegandese president Yoweri Museveni bij het ICC in 2003, wat de eerste keer was dat een staat een zaak aanhangig maakte bij het ICC sinds de oprichting ervan,
– gezien het besluit van de aanklager van het ICC van 29 juli 2004 om een onderzoek in te stellen naar de situatie in Noord-Oeganda,
– gezien het arrestatiebevel dat op 8 juli 2005 door het ICC is uitgevaardigd tegen Joseph Kony, als gewijzigd op 27 september 2005 (Nr. ICC-02/04-01/05-53),
– gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(1), gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van de partnerschapsovereenkomst, getekend in Luxemburg op 25 juni 2005(2) ("de Overeenkomst van Cotonou"), en in het bijzonder artikel 8 over politieke dialoog en artikel 11, lid 6, over de bevordering van het versterken van vrede en internationale gerechtigheid,
– gezien Besluit 2002/494/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 tot instelling van een Europees netwerk van aanspreekpunten inzake personen die verantwoordelijk zijn voor genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven(3) en zijn standpunt van 9 april 2002 over het Europees netwerk van aanspreekpunten(4),
– gezien Besluit 2003/335/JBZ van de Raad van 8 mei 2003 inzake opsporing en vervolging van genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven(5) en zijn standpunt van 17 december 2002 over de opsporing en vervolging van oorlogsmisdrijven tegen de menselijkheid(6),
– gezien gemeenschappelijk standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 betreffende het Internationaal Strafhof(7) en het follow-up actieplan van de Raad,
– gezien de overeenkomst tussen het ICC en de EU inzake samenwerking en bijstand die op 10 april 2006 is ondertekend en op 1 mei 2006 in werking is getreden(8),
– gezien het aanvullend verslag d.d. 23 juni 2008 van de secretaris-generaal van de VN over kinderen in gewapende conflicten in Oeganda,
– gezien de EU-mensenrechtenrichtsnoeren betreffende kinderen in gewapende conflicten van 2003,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties, met name van 22 mei 2008 over Soedan en het ICC(9), van 3 juli 2003 over schendingen van de mensenrechten in noordelijk Oeganda(10), en van 6 juli 2000 over de ontvoering van kinderen door het Verzetsleger van de Heer (LRA)(11),
– gezien het besluit van 28 augustus 2008 van het Amerikaanse Ministerie van Financiën om Joseph Kony nieuwe sancties op te leggen, en hem op de zwarte lijst (Specially Designated Naitonals (SON) List) te plaatsen,
– gezien de gedachtewisseling over het ICC in de vergadering van de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement op 15 september 2008,
– gelet op artikel 91 en artikel 90, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat het ICC in juli 2005 (gewijzigd in september 2005) een arrestatiebevel heeft uitgevaardigd tegen Joseph Kony, de voorzitter en aanvoerder van het LRA, omdat hij ervan wordt verdacht 33 misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden te hebben gepleegd; overwegende dat er ook arrestatiebevelen zijn uitgevaardigd tegen de overige commandanten van het LRA onder wie Vincent Otti, Okot Odhiambo en Domic Ongwen,
B. overwegende dat 12 van de 33 tenlasteleggingen tegen Joseph Kony betrekking hebben op oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid, waaronder moord, verkrachting, onderwerping, seksuele onderwerping en onmenselijke behandeling van slachtoffers door hen ernstige verwondingen toe te brengen en hen te laten lijden, en 21 op oorlogsmisdaden waaronder moord, wrede behandeling van burgers, opzettelijk aanvallen van burgers, plundering, aanzetten tot verkrachting en ronseling van kinderen,
C. overwegende dat het LRA al sinds 1986 tegen de regering van Oeganda strijd levert,
D. overwegende dat er sinds 1986 een gewapende opstand woedt in het noorden van Oeganda, tegenwoordig uit naam van het LRA,
E. overwegende dat de regering van Oeganda en het LRA in augustus 2006 een overeenkomst hebben ondertekend om de vijandelijkheden te staken,
F. overwegende dat op het hoogtepunt van het geweld in Noord-Oeganda in 2005 ca. 1,6 miljoen mensen ontheemd waren en in vluchtelingenkampen verbleven, en dat tienduizenden kinderen iedere nacht uit veiligheidsoverwegingen in stadscentra sliepen; overwegende dat hoewel de helft van de ontheemden sinds 2006 naar hun huizen of hun eigen streek terug konden keren, de situatie voor veel ontheemden kritiek blijft omdat ze liever niet terug gaan voor er een definitief vredesakkoord is,
G. overwegende dat de rampzalige gevolgen van dit conflict, waardoor meer dan 20 000 kinderen zijn ontvoerd en enorm menselijk lijden is veroorzaakt, met name onder de burgerbevolking, alsmede ernstige schendingen van de mensenrechten, waardoor grote delen van de bevolking ontheemd zijn geraakt en sociale en economische structuren zijn ontwricht, aanleiding tot ernstige bezorgdheid geeft; overwegende dat de ontvoering van kinderen, hen gebruiken als seksslaven of soldaten een oorlogsmisdaad is en een misdaad tegen de menselijkheid,
H. overwegende dat het LRA alleen al in 2008 naar verluidt 200 tot 300 kinderen heeft ontvoerd in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR), Zuid-Soedan en de Democratische Republiek Congo (DRC) en daarmee een nieuwe generatie slachtoffers hetzelfde geweld aandoet,
I. overwegende dat het LRA het Soedanese Bevrijdingsleger in juli 2008 bij Nabanga heeft aangevallen en ongeveer 20 soldaten van dat leger heeft gedood,
J. overwegende dat Joseph Kony herhaaldelijk niet is komen opdagen in Juba en tot dusver weigert het definitieve vredesakkoord te tekenen 'totdat de ICC-arrestatiebevelen en andere kwesties in het akkoord zijn opgelost door de Gezamenlijke Liaison Groep'; overwegende dat over het definitieve vredesakkoord is onderhandeld door de Speciale Afgezant van de VN-Secretaris-generaal voor LRA-aangelegenheden, de oud-president van Mozambique, Joaquim Chissano,
K. overwegende dat Joseph Kony de adempauze tijdens het vredesproces heeft gebruikt om zijn LRA-strijdkrachten in de DRC te hergroeperen en reorganiseren,
L. overwegende dat het LRA momenteel het aantal strijders opvoert door middel van ontvoeringen, omdat de staten er niet in slagen Kony en de overige LRA-legerleiders te arresteren,
M. overwegende dat het LRA volgens het Kinderfonds van de VN (UNICEF) in september 2008 naar verluidt 90 Congolese schoolkinderen heeft ontvoerd uit de steden Kiliwa en Duru, DRC en verschillende andere plaatsen heeft aangevallen waardoor veel mensen in dat gebied ontheemd zijn geraakt,
N. overwegende dat het ICC een cruciale rol speelt ter voorkoming en terugdringing van het plegen van ernstige misdrijven die onder zijn jurisdictie vallen en een essentieel instrument is ter bevordering van de eerbiediging van het internationaal humanitair recht en de mensenrechten, en daarmee een bijdrage levert aan vrijheid, veiligheid, rechtvaardigheid en de rechtstaat, alsmede aan het behoud van vrede en het versterken van internationale veiligheid,
O. overwegende dat de jurisdictie van het ICC betrekking heeft op de ernstigste misdaden die de internationale gemeenschap met zorg vervullen en met name genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden die zijn begaan na 1 juli 2002,
P. overwegende dat overeenkomstig het Statuut van Rome de verdragspartijen dergelijke misdaden willen vervolgen in hun nationale jurisdictie en interventies van het ICC steunen wanneer nationale staten zich niet van hun plichten kwijten,
Q. overwegende dat alle lidstaten het Statuut van Rome hebben geratificeerd, behalve Tsjechië,
R. overwegende dat in de reeds aangehaalde samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het ICC, gesloten om onder meer het nakomen van de verplichting tot samenwerking en bijstand te vergemakkelijken, de partijen overeenkwamen passende regelmatige contacten tussen het ICC en het EU-contactpunt voor het Hof in te stellen,
S. overwegende dat de Unie en haar lidstaten alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat een zo groot mogelijk aantal staten deelneemt aan het ICC en overwegende dat deze doelstelling voor ogen moet worden gehouden tijdens (zowel bilaterale als multilaterale) onderhandelingen en in de politieke dialoog met derde landen en regionale organisaties,
T. overwegende dat het ICC geïntegreerd moet worden in de externe betrekkingen van de EU en dat de ratificatie en implementatie van het Statuut van Rome ter sprake moet worden gebracht in de politieke dialoog en in de dialoog over mensenrechten (met name tijdens topconferenties en bijeenkomsten op hoog niveau) met derde landen, en tevens in de context van ontwikkelingssamenwerking, zoals in het kader van de Overeenkomst van Cotonou,
1. dringt er bij de regering van Oeganda en de regeringen van de buurlanden, met name de DRC, op aan volledige medewerking te verlenen aan onderzoeken en vervolgingen van het ICC; dringt met name aan op medewerking om Joseph Kony en andere personen die door het ICC in staat van beschuldiging zijn gesteld te arresteren en uit te leveren;
2. betreurt ten zeerste dat pogingen om Joseph Kony en andere personen die door het ICC worden beschuldigd te arresteren worden tegengewerkt; herinnert de regering van Oeganda eraan dat zij als partij bij het Statuut van Rome van het ICC de plicht heeft volledige medewerking te verlenen aan het ICC;
3. merkt op dat in het Statuut van Rome wordt bepaald dat eens personen zijn uitgeleverd aan het ICC, de regering van Oeganda mag verzoeken om terugverwijzing van de zaken naar Oegandese rechtbanken mits het ICC concludeert dat de Oegandese rechtbanken in staat en bereid zijn daadwerkelijk een onderzoek in te stellen tegen de LRA-verdachten die genoemd worden in de arrestatiebevelen en hen te vervolgen;
4. dringt er bij de Oegandese regering op aan af te zien van overeenkomsten met het LRA die de internationale wetgeving zouden omzeilen;
5. dringt er bij de lidstaten van de EU, de Afrikaanse Unie (AU) en met name de buurlanden van Oeganda op aan de arrestatiebevelen op consistente wijze ten uitvoer te leggen;
6. eist de onvoorwaardelijke en onmiddellijke vrijlating van alle personen die door het LRA zijn ontvoerd, met name kinderen die als seksslaaf of als kindsoldaat van het LRA dreigen te eindigen;
7. dringt bij de internationale gemeenschap aan op onderzoek naar mishandelingen in de CAR, de DRC, en Zuid-Soedan, en naar het ongepubliceerde VN-onderzoek dat gedaan zou zijn naar mishandelingen in de CAR en de resultaten ervan openbaar te maken;
8. dringt er bij de regeringen van de regio, de VN-missie in de DRC (MONUC) en overige regeringen die als internationale waarnemers aanwezig zijn bij de vredesonderhandelingen op aan om de bewegingen van het LRA te traceren en openbaar te maken door intensievere bewaking van de regionale grenzen en de levering van wapens en andere benodigdheden aan het LRA nauwlettend te volgen en te verbieden; dringt aan op de ontwikkeling van effectieve plannen om uitvoering te geven aan de arrestatiebevelen van het ICC waarbij het risico voor de burgerbevolking moet worden geminimaliseerd en zonder excessief gebruik van geweld, inclusief de inschakeling van MONUC;
9. dringt er bij de EU-lidstaten op aan, en met name bij de lidstaten die betrokken zijn geweest bij Oeganda en het Juba-vredesproces, om samen te werken met de regionale regeringen en het VN-secretariaat en de vredeshandhavingstroepen ten einde uitvoering te geven aan de arrestatiebevelen van het ICC tegen de LRA-leiders;
10. herinnert eraan dat gerechtigheid een gemeenschappelijke doelstelling is van de EU en de AU;
11. herinnert eraan dat de vedragspartijen zich in het Statuut van Rome ertoe hebben verbonden misdrijven die de internationale gemeenschap met zorgen vervullen niet onbestraft te laten en bij te willen dragen dergelijke misdrijven te voorkomen; is er stellig van overtuigd dat het ICC en de ad hoc-tribunalen bijdragen tot een proces van verzoening en vrede;
12. is bezorgd dat er geen duidelijke pogingen worden ondernomen om te voorkomen dat internationale hulp terechtkomt bij het LRA waardoor Joseph Kony zich kan herbewapenen; dringt er op aan de bevoorradingslijnen van het LRA af te snijden; dringt er bij de regering van Soedan op aan niet langer financiële en militaire steun te verlenen aan het LRA;
13. verzoekt de EU en internationale donoren de ontwapening, demobilisatie en reïntegratie van de voormalige LRA-strijders te steunen, alsmede de terugkeer van ontheemden en de schadeloosstelling van de slachtoffers;
14. is ingenomen met de nauwe en regelmatige contacten tussen hoge ICC-ambtenaren en de EU; wijst op de sterke EU-steun voor de deelname aan en implementatie van het Statuut van Rome; benadrukt dat het EU-leiderschap van essentieel belang is voor de uitvoering van het ICC-mandaat;
15. is er stellig van overtuigd dat het ICC er op de lange termijn toe bijdraagt dat nieuwe wreedheden worden voorkomen; wijst erop dat het uitblijven van de arrestatie van Joseph Kony de wreedheden en schendingen van de mensenrechten heeft doen voortduren; benadrukt dat er geen sprake kan zijn van vrede en verzoening zonder gerechtigheid voor de slachtoffers;
16. beveelt de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aan de situatie in Noord-Oeganda en de schendingen van de mensenrechten door het LRA nauwlettend te volgen;
17. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor het Grote-Merengebied, de speciale vertegenwoordiger van de EU voor de Afrikaanse Unie, de regering van Oeganda, de regeringen van de lidstaten van de EU en van de leden van de VN-Veiligheidsraad, de instellingen van de Afrikaanse Unie en de aanklager van het ICC.