Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2026B(BUD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0397/2008

Ingediende teksten :

A6-0397/2008

Debatten :

Stemmingen :

PV 23/10/2008 - 6.3
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0516

Aangenomen teksten
PDF 233kWORD 60k
Donderdag 23 oktober 2008 - Straatsburg
Ontwerp van algemene begroting voor het begrotingsjaar 2009 (afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII, IX)
P6_TA(2008)0516A6-0397/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2008 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, Afdeling I - Europees Parlement, Afdeling II - Raad, Afdeling IV - Hof van Justitie, Afdeling V - Rekenkamer, Afdeling VI - Europees Economisch en Sociaal Comité, Afdeling VII - Comité van de Regio's, Afdeling VIII - Europese Ombudsman en Afdeling IX - Europese toezichthouder voor gegevensbescherming) (C6-0310/2008 – 2008/2026B(BUD))

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 272 van het EG-Verdrag,

–   gelet op Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen(1),

–   gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(2),

–   gelet op het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(3),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 april 2008 over de richtsnoeren voor de begrotingsprocedure 2009 – overige afdelingen(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 mei 2008 over de raming van de inkomsten en uitgaven van het Europees Parlement voor het begrotingsjaar 2009(5),

–   gezien het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, gepresenteerd door de Commissie op 16 mei 2008 (COM(2008)0300),

–   gezien het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009, opgesteld door de Raad op 17 juli 2008 (C6-0310/2008),

–   gelet op artikel 69 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de overige betrokken commissies (A6-0397/2008),

A.   overwegende dat in het voorontwerp van begroting (VOB) voor alle instellingen een marge van 121 744 018 EUR onder het plafond van het financieel kader voor het begrotingsjaar 2009 is overgebleven,

B.   overwegende dat er volgens het besluit van de Raad van 17 juli 2008 op de ontwerpbegroting (OB) een marge van 224 133 714 EUR onder dit plafond is overgebleven,

C.   overwegende dat besloten is gedurende de gehele begrotingsprocedure 2009 een proefprocedure toe te passen voor nauwere samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie, en voor onderlinge samenwerking in een vroeg stadium inzake alle punten met belangrijke budgettaire gevolgen,

D.   overwegende dat de voorrechten van de plenaire vergadering met betrekking tot de goedkeuring van de begroting volledig gehandhaafd blijven, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag en die van het Reglement,

E.   overwegende dat er op 16 april 2008, vooruitlopend op de goedkeuring van het voorontwerp van raming door het Bureau, vooroverleg heeft plaatsgevonden tussen de delegaties van het Bureau en de Begrotingscommissie,

F.   overwegende dat er op 30 september 2008, voorafgaand aan de stemmingen in de Begrotingscommissie en in de plenaire vergadering, eveneens een overlegvergadering tussen deze delegaties heeft plaatsgevonden,

Algemeen kader

1.   is van mening dat de EU-instellingen, in aansluiting op zijn verzoek om met volledig op kosten gebaseerde en op de reële behoeften afgestemde ontwerpbegrotingen te komen, op een constructieve manier hebben samengewerkt, zodat in de uiteindelijke voorstellen ook recht is gedaan aan de verwachtingen van de burgers en aan de noodzakelijke financiële discipline;

2.   onderstreept dat het alle instellingen heeft verzocht met een verklaring te komen omtrent de vraag hoe kan worden bepaald welke uitgaven specifiek zijn gerelateerd aan de eventuele inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; is er, afgaande op de ontvangen antwoorden, van overtuigd dat dergelijke uitgaven in de uiteindelijke ontwerpbegroting niet voorkomen;

3.   is ingenomen met de door de Raad gevoerde strategie om bij de vaststelling van de ontwerpbegroting een meer gerichte aanpak te volgen in plaats van de in het verleden toegepaste lineaire procentuele aanpassingen;

4.   onderstreept dat er over het geheel genomen nog ruimte is voor verbetering en voor een effectiever gebruik van begrotingsmiddelen op een aantal terreinen, naar zijn opvatting onder andere door nauwere interinstitutionele samenwerking, betere gebruikmaking van prestatiedoelstellingen, prognose-instrumenten en op optimale praktijken georiënteerde criteria, intensiever gebruik van personele mobiliteits- en herschikkingsmaatregelen om eventuele personeelsuitbreidingen onder controle te houden en door blijk te geven van een solide beheersing van alle uitgaven die verband houden met reiskosten, vergoedingen, vertaalkosten en in het bijzonder kosten voor gebouwen;

5.   benadrukt nogmaals het belang van permanent parlementair toezicht op de uitvoering van begrotingsbesluiten, dat de basis vormt voor de vaststelling van de jaarlijkse begroting; is ervan overtuigd dat directe parlementaire controle alleen maar kan bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van de uitgaven, tot een directer toezicht op de deugdelijkheid van het financieel beheer en uiteindelijk tot herconcentratie van financiële steun op politieke prioriteiten; is van oordeel dat dit doel alleen kan worden bereikt met de volledige betrokkenheid van de beide budgettaire commissies en van de gespecialiseerde commissies;

6.   heeft besloten onder het plafond van rubriek 5 (administratieve uitgaven) een marge van 76 269 100 EUR open te laten en de totale verhoging van de begroting derhalve tot 5,8% te beperken; onderstreept dat dit impliceert dat een deel van de door de Raad in de begroting van de instellingen aangebrachte besnoeiingen wordt hersteld, maar alleen in die gevallen waar de specifieke behoeften dit rechtvaardigen;

Afdeling 1 - Europees Parlement

7.   onderstreept dat de beleidsprioriteiten die het in zijn resoluties over de begrotingsrichtsnoeren en de begrotingsraming van respectievelijk 10 april 2008 en 20 mei 2008 heeft uitgezet in een geest van budgettaire discipline, onder handhaving van de vastgestelde beleidsprioriteiten als leidraad hebben gefungeerd bij de formulering van de voorstellen voor 2009; is van mening dat de bereikte resultaten volledig met deze doelstellingen in overeenstemming zijn, in het bijzonder ten aanzien van de specifieke vereisten die 2009 als verkiezingsjaar voor het Parlement met zich meebrengt en de eisen die voortvloeien uit het nieuwe Statuut van de leden en uit de nieuwe zittingsperiode;

8.   is bijzonder ingenomen met de verbeterde samenwerking tussen het Bureau en de Begrotingscommissie, die een solide grondslag heeft gelegd voor de voorbereidende werkzaamheden in de aanloop naar de eerste lezing van de begroting, alsook bij de uitwerking van de begrotingsrichtsnoeren en -raming; wijst met nadruk op de bereidheid van beide partijen om de proefprocedure die is ingesteld om eventuele geschillen in een vroeg stadium op te lossen voort te zetten en tot een succes te maken en tegelijkertijd vast te houden aan de prerogatieven van de respectieve organen;

9.   is niettemin van mening dat er nog een aantal praktische problemen moeten worden rechtgezet om de samenwerking nog verder te bevorderen en te verbeteren, met name in de vorm van significante verbeteringen op het stuk van de noodzakelijke informatievoorziening en tijdige rapportage binnen redelijke termijnen in de aanloop naar de eerste lezing;

10.   erkent dat er zich sinds de goedkeuring van de raming een reeks belangrijke ontwikkelingen met duidelijke budgettaire implicaties hebben voorgedaan, en dat er nu dan ook behoefte is aan een aantal aanpassingen; wijst in dit verband met name op de budgettaire veranderingen die zijn teweeggebracht door de opschorting van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, alsook door de voorbereidingen met het oog op de inwerkingtreding van het nieuwe statuut voor de medewerkers van de leden, door de geactualiseerde raming met betrekking tot het Statuut van de leden, en bovendien ook door de gestegen energieprijzen;

11.   onderstreept dat bij de ondersteuning van de leden in de uitoefening van hun mandaat, in het bijzonder hun wetgevende taken, belangrijke vorderingen zijn gemaakt; wijst op de positieve evaluatie en de instelling van de nieuwe briefingdienst in de bibliotheek ter ondersteuning van de parlementaire werkzaamheden van de leden; onderstreept dat het voor de leden van groot belang is dat zij tijdig objectieve en feitelijke informatie krijgen over de onderwerpen die voor hun parlementaire werkzaamheden van belang zijn; verzoekt de administratie de presentatie van de antwoorden op vragen van leden nog verder te verbeteren, alle aanvragen – en niet alleen de briefings – op de website van de bibliotheek te publiceren en de bewuste informatie in meerdere talen beschikbaar te stellen; wenst hierover tegen begin 2010 een eerste informatieve evaluatie te ontvangen;

12.   benadrukt dat het totale peil van zijn begroting 19,67% van de toegelaten uitgaven binnen rubriek 5 (huishoudelijke kredieten) van het meerjarig financieel kader bedraagt, d.w.z. dat het onder de zichzelf opgelegde limiet van 20% blijft; is verheugd over het feit dat dit een verdere besparing van 900 000 EUR ten opzichte van zijn standpunt van mei 2008 inhoudt; wijst erop dat dit te maken heeft met een combinatie van factoren zoals hierboven uiteengezet;

13.   neemt kennis van de resultaten van het op 30 september 2008 tussen het Bureau en de Begrotingscommissie gevoerde overleg, waarbij de voornaamste budgettaire geschilpunten werden besproken en voor het merendeel opgelost; merkt evenwel op dat er nog enkele open punten waren waarover geen overeenstemming kon worden bereikt en die door het Parlement zullen moeten worden geregeld;

14.   onderstreept de positieve resultaten en het constructieve karakter van dit overleg; kan op basis van zijn eerdere resoluties en nadere evaluatie van de raming en de nota van wijzigingen grotendeels instemmen met de door het Bureau voorgestelde wijzigingen inzake het organigram; kan evenwel niet alle voorstellen volledig goedkeuren;

15.   erkent dat er ingrijpende personele herschikkingsinspanningen zijn en zullen worden geleverd om personeelsuitbreidingen en de daaraan verbonden kosten te beperken;

   onderstreept dat ook rekening moet worden gehouden met de algehele effectiviteit van de inzet van personele middelen voor de vervulling van specifieke taken, en dat het Bureau en de administratie zich de komende jaren constant op deze problemen moeten blijven concentreren om de personele middelen optimaal te verdelen over de wetgevende kerntaken, de directe dienstverlening aan de leden en administratieve ondersteunende taken, alsook om de uitgangspunten en prioriteiten die daaraan ten grondslag liggen beter uit te dragen;
   beschouwt de accuraat geformuleerde en gedetailleerde lijst van het aantal ambten die – zij het met vertraging en na vaststelling van de termijn voor de indiening van amendementen voor de eerste lezing – is ingediend wat dat betreft als een belangrijke positieve eerste stap; wenst voortaan voortdurend op de hoogte te worden gehouden omtrent deze aangelegenheid;
   is ervan overtuigd dat de onderhavige voorstellen in positieve zin zullen bijdragen aan de versterking van de wetgevingscapaciteiten van het Parlement, ook in het kader van de comitologieprocedure, zoals eveneens is aangegeven in een onlangs bij wijze van follow-up aan zijn Begrotingscommissie voorgelegd verslag;

16.   hecht zijn goedkeuring aan de wijzigingen die in het organigram voor het secretariaat zijn aangebracht, zoals vermeld in de ingediende begrotingsamendementen en die neerkomen op in totaal 88 posten en 1 283 opwaarderingen; houdt de kredieten voor een beperkt aantal posten in reserve in afwachting van een verdere analyse en tot er uiterlijk eind juni 2009 meer duidelijkheid ontstaat over het gebruik, de behoeften en de optimale verdeling van de middelen, zoals hierboven aangegeven;

17.   is weliswaar een sterk voorstander van de spoedige openstelling van het Bezoekerscentrum, maar onderstreept niettemin dat er ook na het begrotingsoverleg nog verdere inspanningen moeten worden geleverd om tot een bevredigende en kosteneffectieve oplossing te komen; merkt op dat de beide delegaties het niet volledig eens konden worden over dit punt en besluit derhalve in dit stadium ten dele in te stemmen met de ingediende verzoeken, maar is volledig bereid om zo spoedig mogelijk en zodra het over de nodige informatie beschikt op deze kwestie terug te komen;

18.   onderkent de behoeften van de fracties om in termen van personeelssterkte het hoofd te kunnen bieden aan hun toenemende verantwoordelijkheden en stemt derhalve in met 53 extra posten; is van mening dat overleg over de vraag hoe de personeelsbehoeften van de fracties en de daarmee samenhangende kredieten in een vroeger stadium beter in de begrotingsprocedure zouden kunnen worden geïntegreerd bijzonder wenselijk zou zijn, ten einde de meest noodzakelijke behoeften op een adequater tijdstip te kunnen beoordelen;

19.   wijst erop dat het heeft besloten voorlichtingsactiviteiten in de lidstaten te ondersteunen in het kader van zijn strategie en zijn actieprogramma voor de Europese verkiezingen van 2009; is tevens voorstander van het idee om jongeren meer te betrekken bij de campagne om de EU-burgers te informeren over de rol van het Europees Parlement;

20.   onderstreept dat inmiddels de nodige budgettaire voorzieningen zijn getroffen om de invoering te vergemakkelijken van een nieuwe regeling voor de medewerkers van de leden, en is bijzonder ingenomen met de werkzaamheden die momenteel gaande zijn om hierover voor het eind van het jaar een definitief akkoord te bereiken;

21.   is ingenomen met het voorstel tot instelling van een kennisbeheersysteem om de beschikbare informatie beter te kunnen verspreiden en de diverse op administratief en politiek niveau bestaande informatiebronnen goed te beheren; verzoekt de administratie de resultaten van het eerste stadium van de beoogde tweefasenaanpak tegen eind maart 2009 te presenteren;

22.   is, gezien de zeer omvangrijke bedragen die daarmee zijn gemoeid, van mening dat de begrotingsautoriteit rekening moet houden met de financiële beperkingen en de stijgende kosten voor de aankoop, het onderhoud en de renovatie van gebouwen in het komende jaar, met name gelet op het feit dat het Statuut van de leden in 2009 in werking zal treden; verzoekt het Bureau tegen september 2009, vóór de eerste lezing van de begroting, een strategisch programma voor te leggen; kan onder de gegeven omstandigheden niet akkoord gaan met een hogere reserve voor gebouwen en besluit de desbetreffende kredieten op 20 miljoen EUR te handhaven;

23.   wijst er nogmaals op dat een duidelijker middellange- tot langetermijnvisie voor gebouwen, met inbegrip van planningsmaatregelen, wellicht een betere kostenbeheersing mogelijk zou maken; roept het Bureau ertoe op zijn inspanningen op dit gebied voort te zetten; wenst een definitief rapport te ontvangen omtrent de financiële, administratieve en juridische implicaties met betrekking tot het asbestprobleem, alsook omtrent de gevolgen van de plafondreparatiewerkzaamheden die in Straatsburg moesten worden uitgevoerd;

24.   wijst er nog eens op dat de plenaire vergadering besloten heeft dat het na de inwerkingtreding van het nieuwe Statuut van de leden niet meer mogelijk zal zijn nieuwe rechten in het vrijwillige pensioenfonds te verwerven; wijst erop dat de uitvoeringsbepalingen die het Bureau heeft vastgesteld de opbouw van nieuwe rechten alleen toestaan aan bij het pensioenfonds aangesloten leden die herkozen zijn, voor wie een overgangsregeling zal gelden en die geen recht hebben op een nationaal of Europees pensioen dat aan hun mandaat gekoppeld is; denkt daarom dat er nauwelijks leden zullen zijn die nog nieuwe rechten kunnen verwerven; verwacht van de Administratie een bijgestelde raming van de kredieten die na de inwerkingtreding van het Statuut van de leden nodig zullen zijn;

25.   wacht op de resultaten van de studie over de CO2-voetafdruk van het Europees Parlement, waarin overeenkomstig het verzoek van het Parlement ook de kwestie van de CO2-compensatieregelingen ter sprake zou moeten komen; heeft besloten tot aanpassing van de nomenclatuur van de begrotingslijnen waarop een eventueel in de toekomst te treffen CO2-compensatieregeling van invloed zou zijn; wijst er echter nogmaals op dat er meer inspanningen moeten worden geleverd om reizen waar mogelijk te beperken;

26.   spreekt de wens uit dat er met ingang van de nieuwe zittingsperiode van het Parlement in alle gebouwen van het Parlement, alsook via het intranet een mobiliteitsbeheerscentrum wordt ingesteld waar nadere informatie kan worden verkregen omtrent de openbare transportverbindingen van en naar het Parlement, en waardoor het gebruik van openbaar vervoer als alternatief voor autogebruik wordt aangemoedigd;

27.   neemt kennis van de suggestie om een leerstoel van het Europees Parlement te financieren ter ere van professor Bronislaw Geremek, en om een comité op te richten dat onder meer tot taak heeft een jaarlijkse prijs toe te wijzen; verzoekt het Bureau deze suggestie en de uitvoerbaarheid ervan te onderzoeken in samenwerking met de Commissie, teneinde hiervoor de benodigde middelen beschikbaar te stellen;

28.   wijst op de adviezen van de Commissie internationale handel, de Commissie juridische zaken en de Commissie verzoekschriften, alsook op het feit dat er in grote mate overeenstemming bestaat; benadrukt dat globaal genomen met de geuite zorgen rekening is gehouden in de begrotingsamendementen en de stemming;

Afdeling IV - Hof van Justitie

29.   onderkent het belang van de toepassing van de nieuwe urgentieprocedure door het Hof van Justitie, waardoor de nationale rechtbanken binnen een veel kortere termijn dan eerst het geval was kunnen rekenen op een antwoord; hecht derhalve met betrekking tot de 39 nieuw te creëren posten zijn goedkeuring aan de ingediende ontwerpbegroting;

30.   merkt op dat de sterke stijging van de begroting vooral te verklaren valt door het project voor de constructie van het nieuwe gebouw voor het Hof, waarover al in een eerder stadium overeenstemming is bereikt en dat nog jarenlang verregaande financiële consequenties zal hebben; dringt bij het Hof aan op indiening van een geactualiseerd rapport over de stand van de werkzaamheden in hun geheel en over de daaraan verbonden kostenimplicaties tot 2013;

31.   is van mening dat de ontwikkeling van de gewone operationele begroting van het Hof, die momenteel iets hoger uitkomt dan 2,5%, veel bemoedigender is en dat het Hof zich over het algemeen duidelijk heeft ingespannen om de stijging van zijn uitgaven voor het begrotingsjaar 2009 binnen de perken te houden;

32.   besluit de forfaitaire verlaging vast te stellen op 3,5%, een percentage dat dicht in de buurt komt van hetgeen het Hof zelf voorstelt, en brengt de desbetreffende kredieten terug op het niveau van het voorontwerp; merkt op dat de operationaliteit van het Hof aldus volledig kan worden gewaarborgd, terwijl niettemin op de oorspronkelijke voorstellen wordt bezuinigd;

Afdeling V - Rekenkamer

33.   is ingenomen met de voorgenomen uitbreiding van de controlecapaciteit van de Rekenkamer en besluit derhalve de daarmee gepaard gaande 20 posten toe te wijzen, in overeenstemming met zowel de Rekenkamer als de Raad;

34.   is van mening dat de kosten voor de financiering van de uitbreiding van het gebouw van de Rekenkamer voor de belastingbetaler zo laag mogelijk moeten worden gehouden; bevestigt daarom opnieuw zijn besluit om deze uitbreiding over een periode van vier jaar rechtstreeks via de begroting te financieren, in plaats van te trachten de veel hogere kosten die zouden voortvloeien uit een over 25 jaar gespreide huurkoopovereenkomst te maskeren; besluit derhalve een zo hoog mogelijk bedrag vervroegd af te lossen via de begroting 2009 en heeft daarom zijn goedkeuring gehecht aan een daarvoor bestemd krediet van 55 miljoen EUR;

35.   besluit de kredieten voor een beperkt aantal uitgavenposten in verband met de verspreiding van de rapporten van de Rekenkamer onder het publiek, de uitvoering van een doelmatigheidscontrole bij de Rekenkamer zelf, verbetering van de rapportage en kinderopvangvoorzieningen voor het personeel te verhogen en om naast de bovenvermelde auditorsposten nog twee extra posten aan het organigram toe te voegen;

Afdeling VI - Europees Economisch en Sociaal Comité

36.   heeft rekening gehouden met de problemen waarmee het EESC uit een oogpunt van personeelskredieten te kampen heeft en gaat er, op basis van de aangevoerde argumentatie, mee akkoord het percentage van de forfaitaire verlaging in te stellen op een niveau van 4,5%;

37.   besluit om naast de twee nieuwe AD5-posten die al in de ontwerpbegroting waren opgenomen, ook nog twee AST-posten te creëren die door de Raad waren verworpen;

38.   besluit een gedeelte van de kredieten voor reis- en vergaderkosten in de reserve te plaatsen, in afwachting van een duidelijk plan van het Comité om deze kosten onder controle te houden;

Afdeling VII - Comité van de Regio's

39.   neemt ter kennis dat het Comité in verband met de uitbreiding extra personeel moet aanwerven en stemt in met de nieuwe posten in de ontwerpbegroting van de Raad;

40.   kan daarnaast, na het Comité te hebben gehoord, akkoord gaan met een beperkt aantal van drie extra posten om de operationele capaciteit in bepaalde afdelingen te versterken;

41.   besluit om, na de argumenten van het Comité te hebben gehoord, een forfaitair verlagingspercentage van 4,5% te introduceren; merkt op dat dit percentage zeer dicht in de buurt komt van het cijfer dat het Comité zelf heeft voorgesteld en niettemin een besparing oplevert;

Afdeling VIII - Europese Ombudsman

42.   gaat akkoord met de in de ontwerpbegroting van de Raad gecreëerde drie nieuwe AD-posten ter verbetering van de capaciteit van de Ombudsman om de toename van het aantal ontvankelijke klachten te kunnen verwerken; kan daarnaast, na de Ombudsman te hebben gehoord, tevens instemmen met de toewijzing van drie tijdelijke AST-posten;

Afdeling IX - Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

43.   hecht zijn goedkeuring aan deze afdeling van de ontwerpbegroting;

o
o   o

44.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, samen met de amendementen op de afdelingen I, II, IV, V, VI, VII, VIII en IX van het ontwerp van algemene begroting, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de overige betrokken instellingen en organen.

(1) PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42.
(2) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(3) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0115.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0208.

Juridische mededeling - Privacybeleid