Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2158(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0358/2008

Ingediende teksten :

A6-0358/2008

Debatten :

PV 23/10/2008 - 4
CRE 23/10/2008 - 4

Stemmingen :

PV 23/10/2008 - 8.8
CRE 23/10/2008 - 8.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0524

Aangenomen teksten
PDF 135kWORD 54k
Donderdag 23 oktober 2008 - Straatsburg
Werkzaamheden van de Europese Ombudsman (2007)
P6_TA(2008)0524A6-0358/2008

Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2008 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2007 (2008/2158(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het jaarverslag over de activiteiten van de Europese ombudsman in 2007,

–   gezien artikel 195 van het EG-Verdrag,

–   gezien artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

–   gezien Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 september 2001 over de wijziging van artikel 3 van het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(2),

–   gezien de kaderovereenkomst van 15 maart 2006 tussen het Europees Parlement en de ombudsman inzake samenwerking, die op 1 april 2006 van kracht is geworden,

–   gezien de mededeling van 5 oktober 2005 van de Commissie over de machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen (SEC (2005)1227),

–   gezien het schrijven van de Europese ombudsman aan de Voorzitter van het Europees Parlement van juli 2006 betreffende de procedure voor de herziening van het statuut van de ombudsman,

–   gezien zijn ontwerpbesluit van 22 april 2008(3) en zijn resolutie van 18 juni 2008 over de aanneming van een besluit van het Europees Parlement tot wijziging van zijn Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(4),

–   onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over de activiteiten van de Europese ombudsman,

–   gelet op artikel 195, lid 2, tweede en derde zin van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6-0358/2008),

A.   overwegende dat het jaarverslag van de Europese ombudsman over 2007 op 10 maart 2008 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Europees Parlement en dat de ombudsman, Nikiforos Diamandouros, zijn verslag op 19 mei 2008 heeft voorgelegd aan de Commissie verzoekschriften in Straatsburg,

B.   overwegende dat het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, oorspronkelijk afgekondigd in december 2000, werd ondertekend op 12 december 2007, en opnieuw werd bevestigd door de voorzitters van het Parlement, de Commissie en de Raad, en overwegende dat de verplichting tot een juridisch bindend handvest, opgenomen in het Verdrag van Lissabon, waarvan de ratificatie hangende is, het toenemende besef weerspiegelt dat burgers in het centrum van een doorzichtig, toegankelijk en benaderbaar Europa moeten worden geplaatst dat zich bewust is van de bezorgdheid van zijn burgers,

C.   overwegende dat artikel 41 van het Handvest bepaalt dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld,

D.   overwegende dat artikel 43 van het Handvest bepaalt dat iedere burger van de Unie of iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak,

E.   overwegende dat het van essentieel belang is dat de Europese instellingen en organen ten volle gebruik maken van de nodige budgettaire middelen om te voldoen aan hun verplichting ervoor te zorgen dat de burgers snelle en zinvolle antwoorden ontvangen op hun vragen, klachten en verzoekschriften,

F.   overwegende dat hoewel er al zeven jaar is verstreken sinds het Parlement zijn aangehaalde resolutie van 6 september 2001 aangenomen heeft, waarin het zijn goedkeuring hechtte aan de Europese code van goed administratief gedrag van de Europese ombudsman, de andere grote instellingen van de Unie nog steeds niet zijn ingegaan op het dringende verzoek van het Parlement om zich in hun werkwijze te richten naar de bepalingen van deze gedragscode,

G.   overwegende dat in 2007 ongeveer 16% minder klachten zijn ontvangen dan in 2006, maar dat het aantal ontvankelijke klachten zowel absoluut als relatief gestegen is van 449 (12% van het totaal) tot 518 (16% van het totaal) in 2007,

H.   overwegende dat uit de 348 afgesloten onderzoeken, waarvan er 341 waren gekoppeld aan klachten en 7 onderzoeken op eigen initiatief waren, blijkt dat in 95 gevallen (of 25,7% van de onderzochte klachten) geen wanbeheer kon worden vastgesteld,

I.   overwegende dat het jaar 2007 een verdubbeling kende van het aantal zaken van wanbeheer die werden afgehandeld door de instellingen of organen zelf na een klacht bij de ombudsman (129 zaken), hetgeen een toenemende bereidheid weerspiegelt van de instellingen en organen om de klachten aan de ombudsman te beschouwen als een mogelijkheid om misstanden te corrigeren en om met de ombudsman samen te werken in het voordeel van de burgers,

J.   overwegende dat in 2007 5 zaken werden afgesloten nadat een minnelijke schikking werd getroffen, en dat aan het eind van 2007 nog 31 voorstellen voor een minnelijke schikking in behandeling waren,

K.   overwegende dat de ombudsman in 2007 meer gebruik is gaan maken van informelere procedures om problemen op een flexibele manier op te lossen en deze aanpak in de toekomst verder zal blijven ontwikkelen, hetgeen blijk geeft van de bereidheid van de ombudsman en van de instellingen om burgers te helpen,

L.   overwegende dat de ombudsman in 2007 55 onderzoeken heeft afgerond met een kritische opmerking en dat een kritische opmerking bij de klager bevestigt dat zijn of haar klacht gerechtvaardigd is en bij de instelling of het orgaan aangeeft wat er verkeerd is gegaan, zodat wanbeheer in de toekomst kan worden voorkomen,

M.   overwegende dat er in 2007 acht ontwerpaanbevelingen zijn gedaan, zeven ontwerpaanbevelingen uit 2006 tot een beslissing in 2007 hebben geleid en dat één geval heeft geleid tot de indiening van een speciaal verslag bij het Europees Parlement,

N.   overwegende dat noch de kritische opmerkingen in besluiten ter afronding van gevallen van wanbeheer waarin geen minnelijke schikking getroffen kon worden, noch de aanbevelingen en eventuele speciale verslagen van de ombudsman bindend zijn, daar deze niet zozeer tot taak heeft om wanbeheer ongedaan te maken, maar prikkels te geven voor zelfcorrectie van de instellingen en organen van de Europese Unie,

O.   overwegende dat wanbeheer gedefinieerd is als verzuim door de betrokken instelling of instantie om de voor haar bindende rechtsregels en beginselen na te leven, met inbegrip van verplichtingen die de instelling of instantie zelf is aangegaan maar die niet rechtstreeks uit de Verdragen of afgeleide wetgeving voortvloeien,

P.   overwegende dat de Ombudsman als prioriteit heeft gesteld dat behoorlijk bestuur door de EU-instellingen en -organen moet worden bevorderd en dat inspanningen in die richting die meer inhouden dan louter vermijden van onrechtmatige handelingen, moeten worden gestimuleerd,

Q.   overwegende dat de ombudsman in 2007 één speciaal verslag heeft ingediend bij het Europees Parlement en dat het indienen van een speciaal verslag bij het Parlement een waardevol middel is waarmee de ombudsman de politieke steun kan trachten te krijgen van het Parlement en zijn Commissie verzoekschriften om burgers tegemoet te komen van wie rechten zijn geschonden, en om het verbeteren van de normen van het Europees bestuur te bevorderen,

R.   overwegende dat sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice het Parlement hetzelfde recht heeft als de lidstaten, de Raad en de Commissie om een zaak op grond van onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvereisten, schending van het EG-Verdrag of enige rechtsregel voor zijn toepassing, of machtsmisbruik aanhangig te maken bij het Europees Hof van Justitie,

S.   overwegende dat de kritische opmerkingen van de ombudsman met betrekking tot wanbeheer, als opgenomen in zijn verslag over 2007 (kritische opmerkingen, ontwerpaanbevelingen en speciale verslagen), kunnen dienen als basis om herhaling van fouten en tekortkomingen in de toekomst te voorkomen dankzij gepaste maatregelen van de instellingen en andere organen van de EU,

T.   overwegende dat de samenwerking die de Europese ombudsman tot stand heeft gebracht in het kader van het Europees netwerk van ombudsmannen, al meer dan tien jaar functioneert als flexibel instrument voor de uitwisseling van informatie en ervaringen over de beste bestuurspraktijken en de verwijzing van indieners van klachten naar de ombudsmannen of vergelijkbare organen die beter in staat zijn hen te helpen,

U.   overwegende dat de rol van de Europese ombudsman als beschermer van de Europese burgers sinds zijn installatie twaalf jaar geleden is geëvolueerd dankzij zijn autonomie en het democratisch toezicht van het Europees Parlement op de transparantie van zijn werkzaamheden,

V.   overwegende dat de activiteiten van de ombudsman en van de Commissie verzoekschriften gescheiden moeten blijven en, als algemene regel gericht op het vermijden van conflicten met betrekking tot hun respectieve prerogatieven, wederzijdse definitieve verwijzingen moeten bevatten naar hun respectieve dossiers,

1.   hecht zijn goedkeuring aan het jaarverslag over 2007 dat de Europese ombudsman heeft voorgelegd en spreekt zijn waardering uit voor de opbouw ervan met een synopsis van de verrichte activiteiten en een thematische analyse van de besluiten en de problemen die zich in de verschillende fasen van de procedure hebben voorgedaan; is echter van mening dat verdere inspanningen moeten worden gedaan om de tabellen voor de statistieken te verbeteren, waarin de combinatie van cijfers en percentages tot verwarring kan leiden;

2.   wenst dat alle Europese instellingen en organen worden voorzien van de nodige budgettaire en personele middelen om ervoor te zorgen dat de burgers een snel en zinvol antwoord krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften;

3.   is van oordeel dat de ombudsman zijn bevoegdheden steeds op actieve en evenwichtige wijze uitoefent, zowel wat betreft het onderzoek en de behandeling van klachten en de uitvoering en afronding van onderzoeken als het onderhouden van constructieve betrekkingen met de instellingen en organen van de Europese Unie en de bewustmaking van de burgers van hun rechten tegenover de instellingen en organen;

4.   moedigt de Europese ombudsman aan om zijn inspanningen te blijven voortzetten en zijn werkzaamheden doeltreffend, transparant en flexibel te promoten, zodat een echte cultuur van dienstverlening aan de burgers kan worden opgebouwd in de instellingen en organen van de EU;

5.   is van mening dat de term "wanbeheer" uitgebreid moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het niet alleen betrekking heeft op een onrechtmatige bestuurlijke handelingen die een schending van in de Verdragen of de afgeleide wetgeving neergelegde bindende rechtsregels of beginselen, maar bijvoorbeeld ook op gevallen waarin het bestuursorgaan zelf bepaalde verplichtingen is aangegaan zoals een bestuurlijke gedragscode, of gevallen waarin beleid of politieke verklaringen legitieme en redelijke verwachtingen bij burgers hebben gewekt;

6.   steunt het streven van de Ombudsman naar bevordering van behoorlijk bestuur door aanvullende opmerkingen en suggesties aan instellingen en organen, ook wanneer hij bij zijn onderzoekingen geen gevallen van wanbeheer heeft ontdekt, maar blijft van oordeel dat verbeteringen nodig zijn uitgaande van de doelstelling dat binnen het bestuurlijk apparaat van de EU een burgervriendelijke en op dienstverlening georiënteerde cultuur moet worden ontwikkeld;

7.   beschouwt de rol van de ombudsman in het uitbreiden van openheid en verantwoording in het besluitvormingsproces en het bestuur van de Europese Unie als een essentiële bijdrage aan een Unie waarin besluiten "in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen", zoals bepaald in artikel 1, lid 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, in samenwerking met de diensten van de ombudsman in iedere lidstaat, zodat de EU in nauw contact staat met de burgers van Europa;

8.   herhaalt zijn oproep, uitgedrukt in eerdere resoluties aan alle instellingen en organen van de EU om een gemeenschappelijke aanpak aan te nemen met betrekking tot de code van goed administratief gedrag;

9.   onderstreept dat de door de Europese ombudsman voorgestelde code van goed administratief gedrag waaraan het Europees Parlement in zijn reeds aangehaalde resolutie op 6 september 2001 zijn goedkeuring heeft gehecht, betrekking heeft op het personeel van alle communautaire instellingen en organen en is bijgewerkt en bekendgemaakt op de website van de ombudsman, in tegenstelling tot de andere gedragscodes;

10.   wijst op de noodzaak van verdere versteviging van het openbaar profiel van de ombudsman, wiens doel het is om burgers, bedrijven, NGO's en andere eenheden te voorzien van informatie, en is van mening dat kwalitatief hoogstaande informatie kan helpen om het aantal klachten te verminderen dat niet binnen het werkterrein van de ombudsman valt; roept de ombudsman tegelijkertijd op om klachten die niet binnen zijn werkterrein vallen, onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde instanties door middel van het meest geschikte netwerk op nationaal en lokaal niveau;

11.   erkent de stijging van het absolute aantal ontvankelijke klachten, maar oordeelt dat het cijfer met betrekking tot ontvankelijke klachten – 16% – onbevredigend blijft; adviseert met het oog hierop een versterkte informatiecampagne uit te voeren onder Europese burgers, die zo is opgezet dat deze zich bewuster worden van de functies en bevoegdheden van de Europese ombudsman;

12.   verwelkomt de in het algemeen constructieve samenwerking tussen de ombudsman en de instellingen en organen van de EU en onderschrijft zijn rol als extern controlemechanisme en bovendien als waardevolle bron van voortdurende verbetering van het Europees bestuur;

13.   verzoekt de ombudsman ervoor te zorgen dat de Commissie correct gebruik maakt van haar discretionaire bevoegdheden tot opening van een overtredingsprocedure op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag dan wel straffen voor te stellen op grond van artikel 228 van het EG-Verdrag en daarbij zorgvuldig alle vertraging of nalatigheid te vermijden, zodat niet in strijd wordt gehandeld met de opdracht van de Commissie om toe te zien op de toepassing van het recht van de EU;

14.   is van oordeel dat, als een instelling weigert een aanbeveling in een speciaal verslag van de ombudsman op te volgen hoewel het Parlement de aanbeveling heeft goedgekeurd, het Parlement rechtmatig gebruik kan maken van zijn bevoegdheid om bij het Hof van Justitie een zaak aanhangig te maken betreffende de handeling of nalatigheid waarop de aanbeveling van de ombudsman betrekking heeft;

15.   neemt nota van het feit dat de ombudsman een speciaal verslag heeft ingediend waarin kritiek wordt geuit ten aanzien van de Commissie voor het niet afhandelen van een klacht betreffende de Europese arbeidstijdenrichtlijn, waarover het Parlement op 3 september 2008 een resolutie heeft aangenomen(5);

16.   is van mening dat wanneer de ombudsman en de Commissie verzoekschriften, handelend binnen hun respectieve mandaten en bevoegdheden, overlappende kwesties onderzoeken, zoals respectievelijk de manier waarop de Commissie inbreukprocedures heeft uitgevoerd en de inbreuk zelf, ze een nuttige synergie kunnen bereiken door middel van nauwe samenwerking;

17.   spreekt zijn waardering uit voor de betrekkingen die de ombudsman in het kader van de instellingen met betrekking tot de eerbiediging van de wederzijdse bevoegdheden en prerogatieven onderhoudt met de Commissie verzoekschriften;

18.   erkent het nut van het Europees netwerk van ombudsmannen uit een oogpunt van subsidiariteit van de buitengerechtelijke middelen; verwelkomt de samenwerking tussen de Europese ombudsman en ombudsmannen en vergelijkbare organen op nationaal, regionaal en lokaal niveau in de lidstaten en dringt aan op verdere versterking van de uitwisseling van de beste bestuurspraktijken, om aldus de harmonisatie mogelijk te maken van optimale werkmethoden in de lidstaten;

19.   verwelkomt de verklaring van het Europese netwerk van ombudsmannen van oktober 2007 en ziet die als een belangrijke bijdrage tot het geven van meer bekendheid aan de Europese dimensie van het werk van ombudsmannen en tot de verduidelijking van de dienst die zij verlenen aan mensen met klachten over zaken die binnen de werkingssfeer van het EU-recht vallen;

20.   is ingenomen met de initiatieven van de Europese ombudsman om op grote schaal bekendheid te geven aan zijn werk en dat van de nationale ombudsmannen, en adviseert de ombudsman zijn inspanningen om een en ander bij de burgers onder de aandacht te brengen voort te zetten;

21.   stimuleert de ombudsman om grote nadruk op zich zelf te blijven vestigen bij evenementen die burgers en dus mogelijke indieners van klachten betreffen, omdat het duidelijk is dat de afbakening van verantwoordelijkheden en besluitvormingsprocessen tussen de Europese, nationale en regionale niveaus nog steeds veel te ingewikkeld is voor veel burgers en bedrijven;

22.   verwelkomt de campagne voor betere informatie die is bevorderd door de communicatiestrategie die de ombudsman heeft vastgesteld, die leidt tot een grotere kennis van de burgerrechten en de bevoegdheden van de Commissie, evenals een beter begrip van de bevoegdheidssfeer van de Europese ombudsman; dringt er echter op aan dat hij, in het licht van het nog steeds grote aantal klachten dat buiten zijn werkterrein valt, zijn inspanning intensiveert om regelmatiger uitgebreidere informatie te bieden over dat werkterrein;

23.   verwelkomt, gezien het feit dat elke instelling een eigen website heeft waar klachten, verzoekschriften, enz. kunnen worden gedeponeerd, wat het voor de burgers moeilijk maakt om te bepalen bij welke instantie ze moeten zijn, de ontwikkeling van een interactief handboek als hulpmiddel voor burgers om het meest geschikte forum voor de oplossing van hun problemen vast te stellen;

24.   stelt voor om, met het oog op een vermindering van het aantal niet ontvankelijke klachten die bij de Europese ombudsman worden ingediend, dit idee nader uit te werken en een gemeenschappelijke website van de Europese instellingen op te zetten die burgers helpt en rechtstreeks doorverwijst naar de bevoegde instantie die hun klacht in behandeling kan nemen;

25.   stelt voor dat de ombudsman maatregelen treft om het aantal klachten waarbij geen actie mogelijk is, te verminderen;

26.   roept de Europese ombudsman op zich ertoe te verbinden om elke klacht die onder de bevoegdheid van een nationale of regionale ombudsman valt, na instemming van de indiener in kwestie, rechtstreeks door te zenden;

27.   stelt voor dat de ombudsman, met het oog op een betere en efficiëntere dienstverlening aan de burgers, hen in kennis blijft stellen van de interne procedures en uiterste termijnen voor de behandeling van klachten, en van de gehanteerde criteria voor het nemen van besluiten in de verschillende onderzoeksstadia van een klacht;

28.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de Europese ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en hun ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen.

(1) PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.
(2) PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 336.
(3) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0129.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0301.
(5) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0398.

Juridische mededeling - Privacybeleid