Resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2008 over de Democratische Republiek Congo: botsingen in de oostelijke grensstreek van de DRC
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over de situatie in Noord-Kivu(1),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2008 over de toestand in de Democratische Republiek Congo en verkrachting als oorlogsmisdaad(2) en onder verwijzing naar zijn vorige resoluties over schendingen van de rechten van de mens in de Democratische Republiek Congo (DRC),
– gezien de resolutie van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU van 22 november 2007 over de toestand in de Democratische Republiek Congo, met name in het oosten van het land, en de gevolgen daarvan voor de regio(3),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over het antwoord van de EU op onstabiele situaties in ontwikkelingslanden(4),
– gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2007 getiteld "Aanzet tot een antwoord van de EU op onstabiele situaties - engagement voor duurzame ontwikkeling, stabiliteit en vrede onder moeilijke omstandigheden" (COM(2007)0643) en het bijhorende werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2007)1417),
– gezien Resolutie 60/1 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 24 oktober 2005 over de resultaten van de wereldtop van 2005, inzonderheid de paragrafen 138 tot en met 140 over de verantwoordelijkheid voor bescherming van de bevolking,
– gezien de verklaring van de Raad van 10 oktober 2008 over de toestand in het oostelijke deel van de DRC,
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de gevechten tussen het Congolese leger, de rebellen van de ontslagen generaal Laurent Nkunda en de soldaten van de Forces démocratiques pour la libération du Rwanda (FDLR) alsook de troepen van het Oegandese Verzetsleger van de Heer (LRA) al maandenlang leiden tot onnoemelijk leed onder de burgerbevolking van de oostelijke provincies van de DRC,
B. overwegende dat het conflict in de DRC sinds 1998 het leven heeft gekost aan 5.400.000 mensen en nog steeds,
C. overwegende dat en hevige gevechten rondom het grensdorp Rumangabo in de buurt van Goma hebben plaats gevonden, en dat een strategisch belangrijk militair kamp werd ingenomen door de rebellen van Nkunda, waar ze wapens en bevoorrading in handen kregen,
D. overwegende dat de hernieuwde gevechten in Noord-Kivu volgens de verslagen van de UNHCR hebben geleid tot een hoog aantal slachtoffers en meer dan 100 000 ontheemden, en overwegende dat er eveneens wordt bericht dat de hevige strijd van het LRA in de provincie Ituri ertoe heeft geleid dat honderden lijken in de rivier werden gedumpt en dat 50 000 personen ontheemd achterbleven,
E. overwegende dat er, sinds de ondertekening van het vredesakkoord van Goma op 23 januari 2008, zowel door de rebellen van Laurent Nkunda als door de soldaten van de FDLR en het Congolese leger zelf in de oostelijke delen van de DRC slachtingen werden aangericht, jonge meisjes, moeders en grootmoeders werden verkracht en burgers en kindsoldaten gedwongen werden geronseld, naast een hele reeks andere gewelddaden en ernstige schendingen van de mensenrechten,
F. overwegende dat de VN-missie in de DRC (MONUC) onder hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties een mandaat heeft om alle nodige middelen in te zetten om een halt toe te roepen aan elke poging tot geweldpleging die het politieke proces zou bedreigen, van de kant van welke buitenlandse of Congolese gewapende groep dan ook en met name de voormalige FAR (voormalige Rwandese strijdkrachten) en de Interhamwes, en om de voortdurend onder bedreiging van lichamelijk geweld levende burgerbevolking te beschermen,
G. gezien de toezeggingen die tijdens de conferentie voor vrede, veiligheid en ontwikkeling in Goma zijn gedaan ten aanzien van een geleidelijke demobilisatie en uitvoering van het staakt-het-vuren, met inbegrip van het neerleggen van de wapens door alle strijdende partijen, ontwapening van alle niet-regeringstroepen, de terugkeer en hernieuwde vestiging van alle ontheemden in de oostelijke delen van de DRC en de instelling van een tijdelijk mechanisme voor toezicht op het staakt-het-vuren,
H. overwegende dat het Congolese leger niet over de nodige personele, technische en financiële middelen beschikt om zijn taken in de oostelijke provincies van de DRC te kunnen vervullen, wat de beschermende rol die het vervult ten opzichte van de bevolking in gevaar brengt, alsook zijn opdracht om te zorgen voor herstel van vrede,
I. overwegende dat het absoluut noodzakelijk is een politieke oplossing voor de crisis in de oostelijke provincies van de DRC te vinden, om de vrede en de democratie te consolideren en de stabiliteit en de ontwikkeling in de regio te bevorderen ten behoeve van het welzijn van alle volkeren in het gebied van de Grote Meren,
J. overwegende dat de burgeroorlog in de regio, die nu al vier jaar woedt, wordt gekenmerkt door een systematische plundering van de rijkdommen van het land door zowel bondgenoten als vijanden van de Congolese regering,
K. overwegende dat verschillende humanitaire organisaties als gevolg van de vijandelijkheden eind 2007 gedwongen waren hun activiteiten te staken, en dat gezondheidscentra niet meer worden bevoorraad of zelfs zijn verlaten door het verplegend personeel,
L. overwegende dat jarenlange voortdurende inspanningen nodig zijn en aanzienlijk bedragen moeten worden geïnvesteerd, zowel door de Congolese regering als door de internationale gemeenschap, om de gezondheidstoestand aanzienlijk te verbeteren en de sterfte te laten dalen in de DRC in het algemeen en in de oostelijke provincies van de DRC in het bijzonder,
M. overwegende dat humanitaire werkers hebben vastgesteld dat de gezondheidstoestand van de lokale en de ontheemde bevolking steeds slechter wordt en dat het doorgaan van de gevechten verhindert dat de hulpverleners toegang hebben tot bepaalde gebieden, die dringend voedselhulp en medische verzorging behoeven,
N. overwegende dat de bevolking van de oostelijke provincies van de DRC op dit moment ook bijzonder kwetsbaar is als gevolg van ondervoeding en dat de gegevens van de medische hulpprogramma's van Artsen zonder grenzen een alarmerende aanwijzing geven van de mate van ondervoeding in de oostelijke provincies van de DRC,
O. overwegende dat de EU de recente verklaringen van Laurent Nkunda, waarin hij oproept de verkozen en wettelijke regering van de DRC omver te werpen, ten stelligste veroordeelt,
1. is uitermate bezorgd over de hernieuwde gevechten tussen het Congolese leger en opnieuw opduikende milities in Noord-Kivu en de voorheen gepacificeerde regio Ituri;
2. is diep geschokt over de moordpartijen, de misdaden tegen de mensheid en de seksuele gewelddaden tegen vrouwen en meisjes die al jarenlang in de oostelijke provincies van de DRC plaatsvinden en roept alle bevoegde nationale en internationale autoriteiten op de daders, wie zij ook zijn, stelselmatig te vervolgen en te berechten, en roept de VN-Veiligheidsraad op met spoed alle nodige maatregelen te nemen die kunnen verhinderen dat wie dan ook de burgerbevolking van de oostelijke provincies van de DRC aanvalt;
3. roept het Congrès National pour la Défense du Peuple (CNDP) op onmiddellijk en onvoorwaardelijk het vredesproces te hervatten, waartoe het zich in januari 2008 in Goma heeft verbonden;
4. dringt er bij alle actoren op aan de rechtsstaat te herstellen en de straffeloosheid te bestrijden, met name in verband met de massale verkrachtingen van vrouwen en meisjes en het ronselen van kindsoldaten;
5. roept de regering van de DRC op samen met Rwanda en MONUC een plan te ontwikkelen om de leiders van de genocide onder de FDLR te isoleren en gevangen te nemen en om degenen die niet betrokken waren bij de genocide en die bereid zijn te demobiliseren de kans te geven zich in de DRC te vestigen of opnieuw in Rwanda te integreren;
6. roept de internationale gemeenschap en de VN-Veiligheidsraad op MONUC te versterken door het geschikte materieel en personeel te leveren, om haar mandaat te kunnen uitvoeren, zoals in New York werd gevraagd door Alan Doss, hoofd van MONUC, na verslag te hebben uitgebracht aan de VN-Veiligheidsraad;
7. is verheugd over het feit dat de president van de DRC en zijn ministers publiekelijk hebben verklaard dat ze MONUC steunen met betrekking tot de bijdrage die wordt geleverd aan de nationale veiligheid;
8. roept MONUC op de beschuldigingen te onderzoeken dat het Congolese leger samenspant met de FDLR met betrekking tot de controle over de lucratieve mineraalhandel in Noord-Kivu, en deze praktijken een halt toe te roepen;
9. bevestigt zijn steun voor de Congolese autoriteiten bij het zoeken naar een politieke oplossing voor de crisis en roept alle partijen op het staakt-het-vuren te eerbiedigen;
10. merkt met bezorgdheid op dat het LRA recentelijk aanvallen heeft uitgevoerd op zestien plaatsen in Dungu, Province Oriental en Ituri, oostelijke gebieden in de DRC, waarbij rapporten van de UNHCR over ongeveer tachtig vermiste kinderen, de vrees bevestigen dat er opnieuw kindsoldaten gedwongen worden geronseld;
11. benadrukt dat het in etnische groepen indelen van personen tijdens het relocatieproces potentieel gevaarlijk is onder de gegeven omstandigheden;
12. pleit voor nultolerantie voor seksueel geweld tegen meisjes en vrouwen, dat als wapen in de strijd wordt gebruikt, en eist harde bestraffing van de daders van deze misdaden; wijst op het belang van de toegang tot gezondheidszorg in conflictsituaties en in vluchtelingenkampen;
13. roept alle partijen op hun toezeggingen na te komen om de burgerbevolking te beschermen en de mensenrechten te eerbiedigen, zoals is vastgelegd in de vredesovereenkomst van Goma en het Nairobi-communiqué, en om deze spoedig toe te passen;
14. roept de regeringen van de DRC en Rwanda op het recente verbale geweld stop te zetten en de constructieve dialoog te hervatten en het conflict te beëindigen;
15. moedigt de regeringen van het Grote-Merengebied aan een dialoog op te starten met als doel hun inspanningen te bundelen om zo de spanningen te verminderen en het geweld een halt toe te roepen in de oostelijke delen van de DRC, vóór het conflict zich verspreidt over de hele regio;
16. verzoekt de Raad en de Commissie onmiddellijk grootschalige medische hulp- en reïntegratieprogramma's voor de burgerbevolking in het oosten van de DRC uit te voeren, met bijzondere aandacht voor steun aan vrouwen en meisjes die het slachtoffer zijn van seksueel geweld, zowel om te voorzien in de onmiddellijke behoeften als ter voorbereiding van de vereiste wederopbouw straks; wijst op de belangrijke rol die vrouwen spelen bij de wederopbouw van verwoeste gemeenschappen;
17. roept de openbare aanklager van het Internationaal Strafhof op de wreedheden die sinds juni 2003 in Kivu en Ituri plaatsvinden te onderzoeken en degenen die het duidelijkst verantwoordelijk zijn te vervolgen en ervoor te zorgen dat zich daaronder ook de belangrijkste militieleiders bevinden die nog niet gearresteerd zijn, alsook degenen die verantwoordelijk zijn voor slachtingen en seksueel geweld;
18. pleit voor de daadwerkelijke invoering van controlemechanismen, zoals het proces van Kimberley, ter bepaling van de herkomst van grondstoffen die in de EU worden ingevoerd;
19. verzoekt de Raad en elke EU-lidstaat specifieke hulp te verlenen aan de bevolking in de oostelijke delen van de DRC;
20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de instellingen van de Afrikaanse Unie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de VN-Veiligheidsraad, de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties en de regeringen en parlementen van het Grote-Merengebied.