Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2006/0084(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0394/2008

Ingediende teksten :

A6-0394/2008

Debatten :

PV 20/11/2008 - 4
CRE 20/11/2008 - 4

Stemmingen :

PV 20/11/2008 - 6.1
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2008)0553

Aangenomen teksten
PDF 431kWORD 153k
Donderdag 20 november 2008 - Straatsburg
Wijziging van Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ***I
P6_TA(2008)0553A6-0394/2008
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 20 november 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (COM(2006)0244 – C6-0228/2006 – 2006/0084(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2006)0244),

–   gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 280, lid 4 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0228/2006),

–   gezien het advies van de Rekenkamer nr. 7/2006(1),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie juridische zaken (A6-0394/2008),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 8 van 12.1.2007, blz. 1.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 20 november 2008 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1073/1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)
P6_TC1-COD(2006)0084

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 280,

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Gezien het advies van de Rekenkamer(1),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het Europees Parlement heeft de Commissie verzocht om onverwijld voort te gaan met de consolidering van de rechtsteksten inzake administratieve onderzoeken van de Gemeenschap. Deze consolidering heeft ten doel de doeltreffendheid van het Europees Bureau voor fraudebestrijding ("het Bureau") te versterken en het juridische kader van zijn opdracht te verduidelijken.

(2)  Er moet voor worden gezorgd dat het personeel van het Bureau zijn taken volledig onafhankelijk kan verrichten. Hiertoe moet het personeelsbeheer beter worden afgestemd op de operationele behoeften van het Bureau door met name te zoeken naar een beter evenwicht tussen tijdelijk en vast personeel.

(3)  Gezien de verantwoordelijkheid van de Commissie en de andere instellingen, organen en instanties van de Europese Unie en de Europese Gemeenschappen (hierna: "instellingen, organen en instanties") bij de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap en het belang van preventie bij de vaststelling van een Europees beleid op dit gebied, met inbegrip van de bestrijding van fraude en corruptie, moet de taak van het Bureau tot deze aspecten worden uitgebreid. Bij de opstelling van wetgevende en bestuursrechtelijke maatregelen op Europees niveau moet worden uitgegaan van de ervaring die door het Bureau in de praktijk op dit gebied is opgedaan.

(4)  Gezien de grote omvang van de communautaire middelen die zijn uitgetrokken voor de sector buitenlandse hulp, het aantal onderzoeken door het Bureau in deze sector en de internationale samenwerking bij deze onderzoeken moet een rechtsgrond worden vastgesteld die de Commissie in staat stelt te verzekeren dat de bevoegde autoriteiten van derde landen en internationale organisaties hun medewerking verlenen bij de vervulling van de opdracht van het Bureau.

(5)  Er moeten duidelijke regels worden opgesteld die niet alleen bevestigen dat het ║Bureau ║ in eerste instantie bevoegd is om interne onderzoeken te verrichten, maar ook mechanismen invoeren die de instellingen, organen en instanties in staat stellen het onderzoek snel over te nemen in gevallen waarin het Bureau besluit niet op te treden.

(6)  Verduidelijkt moet worden dat het instellen van een onderzoek door het Bureau valt onder het opportuniteitsbeginsel, dat het Bureau in staat stelt geen onderzoek in te stellen in een zaak van gering belang of een zaak die niet tot de jaarlijks door het Bureau vastgestelde onderzoeksprioriteiten behoort. Dergelijke gevallen moeten derhalve in geval van een intern onderzoek worden behandeld door de instellingen en in geval van een extern onderzoek door de bevoegde nationale autoriteiten volgens de toepasselijke regels in de betrokken lidstaat.

(7)  De juistheid van de informatie die het Bureau in verband met zijn opdracht wordt verstrekt moet zo snel mogelijk worden geverifieerd. Daarom moet duidelijk worden gesteld dat de instellingen, organen en instanties het Bureau onmiddellijke en automatische toegang geven tot de databanken over het beheer van communautaire middelen en alle andere ter zake dienende databanken en informatie.

(8)  De verplichting voor het Bureau om de instellingen, organen en instanties tijdig van lopende onderzoeken in kennis te stellen wanneer een lid, hoofd, ambtenaar of personeelslid bij de onderzochte feiten betrokken is of wanneer administratieve maatregelen moeten worden genomen om de belangen van de Unie te beschermen, moet in gedetailleerde bepalingen worden omschreven.

(9)  Om de doeltreffendheid van het optreden van het Bureau te vergroten, moeten, in het licht van de evaluatie van zijn activiteiten door de instellingen, met name het evaluatieverslag van april 2003 van de Commissie en het speciaal verslag van de Rekenkamer nr. 1/2005(3) over het beheer van het Bureau, bepaalde aspecten worden verduidelijkt en bepaalde maatregelen die het Bureau bij het verrichten van zijn onderzoeken kan nemen, worden verbeterd. Het Bureau moet enerzijds in het kader van interne onderzoeken en in gevallen van fraude in verband met overeenkomsten waarmee communautaire middelen gemoeid zijn, de controles en verificaties in de zin van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(4) kunnen verrichten en anderzijds in het kader van externe onderzoeken toegang hebben tot informatie die de instellingen, organen en instanties ║ in bezit hebben.

(10)  De operationele praktijk van het Bureau hangt sterk af van de samenwerking met de lidstaten. De lidstaten moeten het Bureau meedelen welke instanties bevoegd zijn om de personeelsleden van het Bureau bij de vervulling van hun taken terzijde te staan, met name in het geval dat lidstaten geen gespecialiseerde dienst in het leven hebben geroepen die tot taak heeft de bestrijding van fraude ten koste van de Gemeenschap op het nationale vlak te coördineren.

(11)  Om het operationele, wettelijke en bestuursrechtelijke kader van de fraudebestrijding te verbeteren dient het Bureau te weten welk gevolg aan de uitkomsten van zijn onderzoeken wordt gegeven. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, de instellingen, organen en instanties en, met medewerking van de Commissie, de instanties van derde landen en internationale organisaties verplicht worden het Bureau op gezette tijden verslag uit te brengen over de vorderingen bij het opvolgen van de aanbevelingen in het eindverslag over het onderzoek van het Bureau.

(12)  Gezien het grote belang van de samenwerking tussen het Bureau, de Europese Politiedienst (Europol) en het Europees Agentschap voor justitiële samenwerking (Eurojust) moet er een rechtsgrond komen die het Bureau in staat stelt overeenkomsten met deze twee agentschappen te sluiten. Om de respectieve bevoegdheden van Eurojust, het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten inzake strafrechtelijke feiten te bepalen dient het Bureau Eurojust in kennis te stellen van alle gevallen waarbij het vermoeden bestaat van illegale activiteiten tegen de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, sprake is van ernstige vormen van misdaad en ten minste twee lidstaten zijn betrokken.

(13)  Het is nodig gebleken om in het belang van de rechtszekerheid de voor interne of externe onderzoeken van het Bureau geldende fundamentele procedurele waarborgen in de onderhavige verordening vast te leggen. Dit laat een eventuele verdergaande bescherming die uit de Verdragen, het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het Statuut van de leden van het Europees Parlement, het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut") en alle andere toepasselijke nationale bepalingen voortvloeit, onverlet.

(14)  De procedurele waarborgen en legitieme rechten van personen naar wie een onderzoek loopt dienen te worden geëerbiedigd en toegepast, zonder dat hierbij sprake is van een verschil in behandeling naar gelang de verschillende typen onderzoek van het Bureau.

(15)  Om te zorgen voor de grootst mogelijke transparantie van de operationele activiteiten van het Bureau, met name ten aanzien van de beginselen van de onderzoekprocedure, de legitieme rechten van de betrokkenen en de procedurele waarborgen, de bepalingen inzake de bescherming van gegevens, het beleid inzake de bekendmaking van informatie over bepaalde aspecten van de operationele werkzaamheid van het Bureau, het toezicht op de wettigheid van de onderzoekshandelingen en de beroepsmogelijkheden van de betrokkenen, moet gezorgd worden voor een rechtsgrond die als basis dient voor een reglement van de onderzoeken van het OLAF. Dit reglement moet worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(16)  Om te verzekeren dat de procedurele waarborgen tijdens het onderzoek worden nageleefd, moet bij het Bureau worden gezorgd voor een toezicht op de wettigheid. Het wettigheidstoezicht moet met name worden uitgeoefend vóór het instellen en afsluiten van een onderzoek en vóór elke verstrekking van informatie aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Het dient te worden verricht door juristen die een gerechtelijke functie in een lidstaat kunnen vervullen en die in dienst zijn van het Bureau. De directeur-generaal van het Bureau dient ook in het kader van het uitvoerend comité voor onderzoeken en operationele taken (hierna: "uitvoerend comité") van het Bureau het advies van deze juristen in te winnen.

(17)  Om de bescherming van de rechten van onderzochte personen te verbeteren, en onverminderd artikel 90 bis van het Statuut ║ en de bevoegdheden van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen krachtens het Verdrag, moet de persoonlijk betrokken persoon in het eindstadium van een onderzoek het recht hebben de conclusies en aanbevelingen van het eindverslag te verkrijgen ▌.

(18)  In het belang van een grotere transparantie moet worden gezorgd voor passende informatieverstrekking aan de informant, die in kennis moet worden gesteld van het besluit om al dan niet een onderzoek in te stellen en, op zijn uitdrukkelijk verzoek, van het eindresultaat van de actie die naar aanleiding van de door hem verstrekte informatie is ondernomen.

(19)  Om objectieve informatieverstrekking aan de Europese belastingbetalers mogelijk te maken en de persvrijheid te waarborgen, moeten alle organen van de Europese Unie die aan het onderzoekwerk deelnemen de bescherming van de bronnen van journalisten waarborgen in overeenstemming met de nationale wetgeving.

(20)  Gezien de in de praktijk opgedane ervaring is het wenselijk de directeur-generaal van het Bureau in staat te stellen de uitoefening van bepaalde van zijn taken aan een of meer personeelsleden van het Bureau te delegeren bij schriftelijk besluit waarin de voorwaarden en grenzen van deze delegatie zijn vastgesteld.

(21)  De grondrechten van personen naar wie een onderzoek loopt moeten te allen tijde worden geëerbiedigd, met name bij het verstrekken van informatie. De beginselen die ten grondslag liggen aan het communicatiebeleid van het Bureau moeten verduidelijkt worden. Bij het verstrekken van informatie over onderzoeken van het Bureau aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, hetzij bilateraal hetzij in het kader van de overlegprocedure, moeten het vertrouwelijk karakter van de onderzoeken, de wettelijke rechten van de betrokkenen en, in voorkomend geval, de op de gerechtelijke procedures van toepassing zijnde nationale bepalingen geëerbiedigd worden. Er moet worden gezorgd voor een rechtsgrond die het Bureau in staat stelt met de betrokken instellingen overeenkomsten te sluiten over het doorgeven van informatie. De directeur-generaal van het Bureau moet ervoor zorgen dat bij het verstrekken van informatie aan het publiek steeds de beginselen van neutraliteit en onpartijdigheid worden nageleefd. In het reglement van de onderzoeken van het OLAF moet worden vermeld wat de gevolgen zijn van onwettige verstrekking van informatie.

(22)  De rol van het Comité van toezicht moet worden verduidelijkt en de criteria en procedures voor de benoeming van de leden ervan moeten worden herzien. Op het tijdstip dat zij worden gekozen dienen de kandidaten hoge gerechtelijke of onderzoeksfuncties te vervullen. Zij moeten worden benoemd voor een periode van vijf jaar die niet verlengd kan worden. Om ervoor te zorgen dat binnen het comité steeds deskundigheid aanwezig blijft, moet een deel van de leden volgens een ander tijdschema worden benoemd.

(23)  De taken van het Comité van toezicht die voortvloeien uit zijn mandaat moeten worden uitgebreid en versterkt en de onafhankelijkheid van de onderzoekstaak van het Bureau moet worden verzekerd. Het comité waakt over de ontwikkelingen van de procedurele waarborgen en de duur van onderzoeken. Het moet op de hoogte gesteld worden als een onderzoek langer dan 12 maanden duurt en dient advies uit te brengen aan de directeur-generaal van het Bureau en in voorkomend geval de instellingen inzake onderzoeken die niet binnen 18 maanden zijn afgerond. Er zij op gewezen dat het Comité van toezicht zich niet mengt in de afwikkeling van lopende onderzoeken.

(24)  Het is zinvol het juridische, institutionele en operationele kader voor de bestrijding van fraude, corruptie en elke andere activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen worden geschaad, te evalueren. Hiertoe moet de instellingen worden verzocht hun optreden te coördineren en de aanzet te geven tot een discussie over de hoofdpunten van de Europese strategie voor fraudebestrijding. Er moet een procedure voor overleg tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie worden vastgesteld. Het overleg moet betrekking hebben op bepaalde onderdelen van de samenwerking op dit gebied tussen het Bureau en de lidstaten, de instellingen van de Unie en op de betrekkingen met derde landen en internationale organisaties, op het onderzoekbeleid van het Bureau en op de verslagen en analyses van het Comité van toezicht. De directeur-generaal van het Bureau en de voorzitter van het Comité van toezicht dienen aan het overleg deel te nemen, dat ten minste eenmaal per jaar plaatsvindt.

(25)  Om het Comité van toezicht in staat te stellen zijn taken doeltreffend, volstrekt onafhankelijk en efficiënt te verrichten moet het Bureau verzekeren dat alle voorwaarden aanwezig zijn om te zorgen dat het secretariaat van het Comité van toezicht onafhankelijk werkt onder toezicht van uitsluitend de voorzitter en de leden van het comité.

(26)  Om de volledige onafhankelijkheid van de leiding van het Bureau te versterken, moet de directeur-generaal van het Bureau worden benoemd voor een periode van vijf jaar, die eenmaal kan worden verlengd. Op het tijdstip dat zij worden gekozen moeten de kandidaten een hoog gerechtelijk ambt of leidinggevende onderzoekfunctie vervullen en beschikken over een operationele beroepservaring van ten minste 10 jaar in een hogere bestuursfunctie. Deze beroepservaring moet voor een aanzienlijk deel zijn verworven op het gebied van de nationale en/of communautaire bestrijding van fraude. De benoemingsprocedure mag niet langer dan negen maanden duren. De directeur-generaal van het Bureau dient door het Europees Parlement en de Raad in onderlinge overeenstemming te worden aangewezen en te worden benoemd door de Commissie.

(27)  Gezien de gevoeligheid van zijn positie dient er, overeenkomstig artikel 16 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, voor gezorgd te worden dat de directeur-generaal van het Bureau de Commissie in kennis stelt indien hij voornemens is binnen twee jaar na afloop van zijn diensttijd een nieuwe beroepsbezigheid aan te vangen. Deze inkennisstelling dient te worden opgenomen in het jaarverslag inzake fraudebestrijding.

(28)  Om de naleving van de procedurele waarborgen te verbeteren, moet elke persoon naar wie een onderzoek van het Bureau is ingesteld de mogelijkheid hebben om een klacht in te dienen bij het Comité van toezicht. De klachten moeten worden behandeld door een adviseur-revisor die volstrekt onafhankelijk optreedt en dient te worden benoemd door de directeur-generaal van het Bureau op voorstel van het Comité van toezicht. De adviseur-revisor brengt binnen 30 werkdagen advies uit en maakt dit advies bekend aan de indiener van de klacht, de directeur-generaal van het Bureau en het Comité van toezicht.

(29)  Na vier jaar dient de toepassing van deze verordening geëvalueerd te worden. De Commissie dient aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit te brengen en dit vergezeld te doen gaan van het advies van het Comité van toezicht. Naar aanleiding van deze evaluatie kan de onderhavige verordening worden herzien. De verordening moet in ieder geval worden herzien na de vorming van een Europees openbaar ministerie.

(30)  Verordening (EG) nr. 1073/1999(5) moet derhalve worden gewijzigd.

(31)  Bij deze verordening worden de instrumenten van het Bureau in het kader van externe onderzoeken worden slechts daar verduidelijkt en uitgebreid waar in het bestaande systeem juridische leemten bleken voor te komen en waar alleen een doeltreffender optreden van het Bureau kan zorgen voor betrouwbare externe onderzoeken die bruikbaar zijn voor de autoriteiten van de lidstaten. Voorts moeten de procedurele waarborgen ook voor externe onderzoeken gaan gelden om een uniform juridisch kader voor alle onderzoeken van het Bureau tot stand te brengen. Deze verordening is geheel in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(32)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name worden erkend door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder de artikelen 47 en 48,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1073/1999 wordt als volgt gewijzigd:

1)  Leden 1 en 2 van artikel 1 worden vervangen door:"

1.  Met het oog op een krachtiger bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Europese Gemeenschap worden geschaad, verricht het Europees Bureau voor fraudebestrijding, opgericht bij Besluit 1999/352/EG, EGKS, Euratom, van de Commissie (hierna "het Bureau" genoemd) de onderzoekstaken die bij de communautaire regelgeving, in de lidstaten en in derde landen overeenkomstig de overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand zijn toevertrouwd aan de Commissie.

Fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit die ten koste gaat van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap, met inbegrip van onregelmatigheden, worden gedefinieerd in de communautaire regelgeving en de bepalingen van overeenkomsten die op dit gebied gelden.

2.  Het Bureau biedt de lidstaten de bijstand van de Commissie bij het organiseren van een nauwe, regelmatige samenwerking tussen hun bevoegde autoriteiten met het oog op coördinatie van hun maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschap. Het Bureau draagt bij aan het ontwerpen en uitwerken van methoden voor de preventie en bestrijding van fraude, corruptie en elke andere onwettige activiteit waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad.

"

2)  Artikel 3 wordt vervangen door:"

Artikel 3

Externe onderzoeken

1.  Het Bureau oefent de bij Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 aan de Commissie toegekende bevoegdheid uit om in de lidstaten en, conform de ║ overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand, in derde landen en bij internationale organisaties controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

In het kader van zijn onderzoekstaak verricht het Bureau controles en verificaties overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en overeenkomstig de sectorale regelingen als bedoeld in artikel 9, lid 2, van die verordening in de lidstaten, en overeenkomstig de ║ overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand in derde landen en internationale organisaties.

2.  Om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit als bedoeld in artikel 1 in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een overeenkomst betreffende een communautaire financiering, kan het Bureau op de door Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 voorgeschreven wijze controles ter plaatse verrichten bij de direct of indirect betrokken marktdeelnemers.

De lidstaten nemen alle maatregelen die nodig zijn om te verzekeren dat het Bureau de in dit artikel bedoelde onderzoektaken kan verrichten, en voeren deze maatregelen uit. Zij ondersteunen het Bureau bij de controles en verificaties die op de door Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 voorgeschreven wijze ter plaatse worden verricht bij de direct of indirect bij een communautaire financiering betrokken marktdeelnemers.

3.  Tijdens een extern onderzoek kan het Bureau, voorzover dit ▌ noodzakelijk is om te kunnen vaststellen of er sprake is van fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit als bedoeld in artikel 1, toegang verkrijgen tot relevante gegevens met betrekking tot de onderzochte feiten die in het bezit zijn van de instellingen, organen of instanties. In dat geval is artikel 4, leden 2 en 4, van toepassing.

4.  Wanneer het Bureau vóór de instelling van een onderzoek over aanwijzingen voor fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit als bedoeld in artikel 1 beschikt, stelt de directeur-generaal van het Bureau de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten hiervan in kennis ▌ onverminderd de in lid 1 bedoelde sectorale regelingen geven deze autoriteiten hieraan een passend gevolg en stellen zij zo nodig overeenkomstig het toepasselijke nationale recht onderzoeken in, waaraan personeelsleden van het Bureau kunnen deelnemen. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten stellen de directeur-generaal van het Bureau in kennis van de genomen maatregelen en de hierbij verkregen resultaten.

5.  Wanneer het Bureau besluit om geen onderzoek in te stellen, deelt het Eurojust mede dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in kennis zijn gesteld van informatie die aanwijzingen bevat voor fraude, corruptie of een andere onwettige activiteit als bedoeld in artikel 1, waarbij sprake is van ernstige vormen van misdaad en ten minste twee lidstaten zijn betrokken. Eurojust wordt ook door het Bureau in kennis gesteld als een onderzoek van het Bureau onder zijn bevoegdheid valt, en wel op de wijzen als voorzien in de door de twee agentschappen gesloten samenwerkingsovereenkomsten.

"

3)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:"

Artikel 3 bis

Samenwerking van het Bureau met Eurojust, Europol en andere internationale organisaties

Het Bureau kan bij de uitoefening van de bevoegdheden die het in deze verordening zijn toegekend samenwerkingsovereenkomsten sluiten met Eurojust en Europol. Deze overeenkomsten hebben ten doel de bevoegdheden van deze organen te verduidelijken en hun samenwerking in het kader van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid vast te leggen.

Het Bureau kan ook samenwerkingsovereenkomsten sluiten met andere internationale organisaties.

"

4)  Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)   lid 1, alinea 2, wordt vervangen door:"

Deze interne onderzoeken worden verricht met eerbiediging van de Verdragen, en met name het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten, en het Statuut en onder de voorwaarden en volgens de nadere regelingen die zijn vastgesteld in deze verordening en in het besluit dat elke instelling, orgaan en instantie aanneemt, zonder dat hierbij ten aanzien van de procedurele waarborgen en legitieme rechten van de betrokken personen sprake is van een verschil in behandeling vergeleken bij externe onderzoeken.

"

b)   lid 3 wordt vervangen door:"

Op de door Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 voorgeschreven wijze kan het Bureau bij direct of indirect betrokken marktdeelnemers controles ter plaatse verrichten om toegang te krijgen tot relevante gegevens met betrekking tot de feiten waarnaar een intern onderzoek is ingesteld.";

"

c)   lid 5 wordt geschrapt.

5)  Artikel 5 wordt vervangen door:"

"Artikel 5

Instelling van onderzoeken

1.  Het Bureau kan een onderzoek instellen bij voldoende ernstige verdenking van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten als bedoeld in artikel 1. Bij de beslissing om al dan niet een onderzoek in te stellen, wordt rekening gehouden met de prioriteiten van het onderzoeksbeleid en het programma van de onderzoeksactiviteiten van het Bureau, die overeenkomstig artikel 11 bis en artikel 12, lid 6, worden vastgesteld. Ook anonieme aangiftes kunnen in aanmerking worden genomen vooropgesteld dat zij voldoende aanleiding geven voor ernstige verdenking.

2.  Onderzoeken worden ingesteld bij besluit van de directeur-generaal van het Bureau na raadpleging van het uitvoerend comité van het Bureau en overeenkomstig de bepalingen betreffende het toezicht op de wettigheid neergelegd in artikel 14.

3.  Externe onderzoeken worden ingesteld bij besluit van de directeur-generaal van het Bureau, die op eigen initiatief dan wel op verzoek van een belanghebbende lidstaat of een instelling van de Europese Gemeenschappen of de Europese Unie handelt.

Interne onderzoeken worden ingesteld bij besluit van de directeur-generaal van het Bureau, die op eigen initiatief handelt, dan wel op verzoek van een instelling van de Europese Gemeenschappen of de Europese Unie waarbij het interne onderzoek moet worden verricht.

Wanneer het Bureau een onderzoek in de zin van deze verordening verricht, stellen de instellingen, organen en instanties met betrekking tot dezelfde feiten geen parallel administratief onderzoek in.

4.  Wanneer een instelling, orgaan of instantie voornemens is in het kader van de administratieve autonomie een onderzoek in te stellen, wordt aan het Bureau gevraagd of naar de betrokken feiten reeds een intern onderzoek is ingesteld. Indien reeds een onderzoek is ingesteld of het Bureau voornemens is een onderzoek in te stellen overeenkomstig lid 5, deelt het Bureau dit binnen 15 werkdagen mede. Wanneer een antwoord uitblijft, geldt dat als stilzwijgend besluit van het Bureau om geen intern onderzoek in te stellen.

5.  Het besluit om al dan niet een onderzoek in te stellen wordt binnen twee maanden na ontvangst van het in lid 3 bedoelde verzoek of de in lid 4 bedoelde vraag genomen. Dit besluit wordt onverwijld aan de instelling, het orgaan, de instantie of de lidstaat in kwestie medegedeeld. Het besluit om geen onderzoek in te stellen wordt met redenen omkleed.

Wanneer een ambtenaar of ander personeelslid van een instelling, orgaan of instantie overeenkomstig artikel 22 bis van het Statuut of de overeenkomstige bepalingen van de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, rechtstreeks aan het Bureau gegevens verstrekt over een vermoeden van fraude of onregelmatigheid, stelt het Bureau hem in kennis van het besluit om al dan niet een intern onderzoek naar de betrokken feiten in te stellen.

Vóór het instellen van een onderzoek en zolang dit loopt geven de instellingen, organen en instanties het Bureau onmiddellijke en automatische toegang tot de databanken over het beheer van de communautaire middelen en alle andere ter zake dienende databanken en informatie, zodat het Bureau de juistheid van de verstrekte informatie kan verifiëren.

6.  Indien het Bureau op grond van het opportuniteitsbeginsel of op grond van zijn onderzoeksprioriteiten besluit geen intern onderzoek in te stellen, zendt het de beschikbare informatie onverwijld aan de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie toe, zodat hieraan overeenkomstig de toepasselijke regels een passend gevolg kan worden gegeven. In voorkomend geval komt het Bureau met de instelling, het orgaan of de instantie passende maatregelen overeen om het vertrouwelijke karakter van de bron van de informatie te beschermen, en zo nodig vraagt het Bureau om in kennis te worden gesteld van het hieraan gegeven gevolg.

Indien het Bureau op grond van het opportuniteitsbeginsel of zijn onderzoeksprioriteiten besluit geen extern onderzoek in te stellen, is artikel 3, lid 4, van toepassing.

"

6)  Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)   lid 1 wordt vervangen door:"

1.  De directeur-generaal van het Bureau leidt de uitvoering van de onderzoeken. Hij kan een operationeel directeur van het Bureau schriftelijk machtigen om de uitvoering van de onderzoeken te leiden. De onderzoeken worden onder het gezag en de verantwoordelijkheid van de directeur-generaal van het Bureau uitgevoerd door daartoe aangewezen personeelsleden van het Bureau.

"

b)   lid 3 wordt vervangen door:"

3.  De personeelsleden van het Bureau die voor de uitvoering van een onderzoek zijn aangewezen, moeten voor elk optreden beschikken over een door de directeur-generaal van het Bureau verstrekte schriftelijke machtiging, waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek, de rechtsgronden voor het verrichten van deze onderzoeken en de daaruit voortvloeiende onderzoekbevoegdheden zijn vermeld.

"

c)   het volgende lid wordt ingevoegd:"

3 bis.  Indien de personeelsleden van het Bureau die zijn aangewezen om een controle of verificatie ter plaatse op de door Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 voorgeschreven wijze te verrichten, vaststellen dat een marktdeelnemer zich daartegen verzet, dan wordt dit onmiddellijk medegedeeld aan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat die van te voren door het Bureau is geïdentificeerd als contactpunt. De bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat verleent personeelsleden van het Bureau op verzoek van het Bureau de nodige bijstand om hun taak te kunnen vervullen als omschreven in het in lid 3 bedoelde machtiging. De lidstaat zorgt ervoor dat de personeelsleden van het Bureau op dezelfde voorwaarden als de bevoegde autoriteiten van de lidstaat en onder naleving van de nationale wetgeving toegang hebben tot alle informatie en documentatie in verband met de in artikel 1 bedoelde feiten die nodig blijkt voor het goede verloop van de controles en verificaties ter plaatse.

"

d)   lid 4 wordt vervangen door:"

4.  De personeelsleden van het Bureau gedragen zich bij de controles en verificaties ter plaatse en de onderzoeken op een wijze die in overeenstemming is met de regels en gebruiken die gelden voor de onderzoekers van de betrokken lidstaat, met het Statuut, alsmede met de in artikel 4, lid 1, tweede alinea, bedoelde besluiten. De personeelsleden van het Bureau handelen overeenkomstig het onpartijdigheidbeginsel. Zij stellen de directeur-generaal van het Bureau onmiddellijk in kennis indien zij bij hun onderzoekwerkzaamheid in een belangenconflict kunnen komen te verkeren. De directeur-generaal van het Bureau beslist of er al dan niet sprake is van een belangenconflict. In voorkomend geval geeft hij de opdracht het betreffende personeelslid te vervangen.

"

e)   lid 5 wordt vervangen door:"

5.  De onderzoeken worden zonder onderbreking verricht gedurende een periode die in redelijke verhouding moet staan tot de omstandigheden en de complexiteit van de zaak. De personeelsleden van het Bureau dienen het onderzoek op zodanige wijze te verrichten dat de bewijsmiddelen veiliggesteld zijn en bewaard blijven. Als gevaar bestaat voor het verdwijnen van bewijsmiddelen kunnen zij de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zo nodig verzoeken om alle nodige bewarende of uitvoeringsmaatregelen te nemen overeenkomstig de nationale wet.

"

f)   het volgende lid ║ wordt ingevoegd:"

Zodra uit de nasporingen de mogelijke betrokkenheid van een lid, hoofd, ambtenaar, personeelslid of andere persoon in dienst van een instelling, orgaan of instantie blijkt of blijkt dat het wenselijk zou kunnen zijn om bewarende of administratieve maatregelen te nemen om de belangen van de Unie te beschermen, stelt het Bureau de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie zo spoedig mogelijk in kennis van het lopende onderzoek ▌. Hierbij worden de volgende gegevens toegezonden:

   a) de identiteit van de persoon of personen op wie het onderzoek betrekking heeft en een samenvatting van de feiten;
   b) alle informatie die de instelling, het orgaan of de instantie kan helpen beslissen of het wenselijk is bewarende of administratieve maatregelen te nemen om de belangen van de Unie te beschermen, met eventueel vermelding van de termijn waarop bewarende of administratieve maatregelen genomen zullen worden;
   c) in voorkomend geval, de aanbevolen bijzondere maatregelen in verband met de vertrouwelijkheid;

Deze verstrekking van informatie aan de betrokken instelling, orgaan of instantie kan worden uitgesteld in de gevallen waarin voor het onderzoek absolute geheimhouding vereist is of waarin onderzoeksprocedures moeten worden ingezet die onder de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke autoriteit vallen, overeenkomstig het nationale recht dat geldt voor onderzoeken. De directeur-generaal van het Bureau licht zijn besluit toe overeenkomstig de bepalingen betreffende het toezicht op de wettigheid neergelegd in artikel 14.

In voorkomend geval houdt de instelling, het orgaan of de instantie bij de beslissing over de wenselijkheid van eventuele bewarende of administratieve maatregelen rekening met het belang van een efficiënt verloop van het onderzoek en met de door het Bureau aanbevolen bijzondere maatregelen in verband met de vertrouwelijkheid. De instelling, het orgaan of de instantie stelt het Bureau zo spoedig mogelijk in kennis van eventuele maatregelen waartoe krachtens dit artikel wordt besloten of, in voorkomend geval, van de noodzaak. een aanvullende tuchtprocedure te starten in verband met feiten waarvoor een dergelijke bevoegdheid bestaat krachtens het Statuut. Een aanvullende tuchtprocedure kan worden gestart na overleg met het Bureau.";

"

g)   in lid 6 wordt de volgende alinea ingevoegd:"

"De personeelsleden van het Bureau kunnen de bevoegde autoriteiten van derde landen verzoeken hen bij het vervullen van hun taak bij te staan overeenkomstig de bepalingen van de met deze landen gesloten overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand. Ook kunnen zij internationale organisaties verzoeken hen bij het vervullen van hun taak bij te staan overeenkomstig de bepalingen van de met deze organisaties gesloten overeenkomsten.

"

h)   het volgende lid ║ wordt toegevoegd:"

Wanneer blijkt dat een onderzoek niet binnen twaalf maanden nadat het is ingesteld kan worden afgesloten, kan de directeur-generaal van het Bureau besluiten het onderzoek met ten hoogste zes maanden te verlengen. De directeur-generaal van het Bureau besluit of het onderzoek verlengd moet worden. Voordat hij dit besluit neemt, deelt de directeur-generaal van het Bureau het Comité van toezicht mee waarom het onderzoek nog niet kan worden afgesloten en hoeveel tijd wellicht nog nodig is om het te voltooien.

Indien het onderzoek niet binnen 18 maanden nadat het is ingesteld is afgesloten, deelt de directeur-generaal van het Bureau het Comité van toezicht mee waarom hij het onderzoek nog niet kon afsluiten en geeft hij advies inzake de verlenging en eventueel het verdere verloop van het onderzoek.

Het Comité van toezicht doet een afschrift van dit advies toekomen aan de betrokken instelling, het betrokken orgaan of de betrokken instantie. Deze berichtgeving kan worden uitgesteld indien het onderzoek absolute geheimhouding vereist of het nationale recht dat geldt voor onderzoeken daartoe noopt.

De directeur-generaal van het Bureau brengt de begrotingsautoriteit jaarlijks verslag uit over de redenen waarom hij onderzoeken niet kon afsluiten, en wel binnen 30 maanden nadat zij waren ingesteld. Het Comité van toezicht brengt aan de begrotingsautoriteit advies uit inzake deze redenen.

"

7)  Leden 1 en 2 van artikel 7 worden vervangen door:"

1.  De instellingen, organen en instanties doen het Bureau onverwijld alle informatie over eventuele fraude- of corruptiegevallen of over elke andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Europese Gemeenschapen schaadt, toekomen.

2.  De instellingen, organen en instanties, en de lidstaten voorzover het nationale recht dat toelaat, zenden het Bureau op zijn verzoek of op eigen initiatief alle in hun bezit zijnde documenten en informatie in verband met een lopend onderzoek toe.

"

8)  De volgende artikelen ║ worden ingevoegd:"

Artikel 7 bis

Waarborgen tijdens de procedure

1.  De onderzoeken van het Bureau zijn gericht op zowel belastende als ontlastende feiten. De onderzoeken worden op objectieve en onpartijdige wijze verricht onder naleving van het beginsel van het vermoeden van onschuld en de procedurele waarborgen als omschreven in het in artikel 15 bis bedoelde reglement van de onderzoeken van het OLAF.

2.  Zodra uit een onderzoek blijkt dat een lid, hoofd, ambtenaar, personeelslid of andere persoon in dienst van een instelling, orgaan of instantie, dan wel een marktdeelnemer mogelijk bij een zaak betrokken is, wordt de betrokkene hiervan in kennis gesteld voorzover hierdoor het verloop van het onderzoek niet wordt geschaad.

In ieder geval mogen na afloop van een onderzoek vóór de opstelling van het eindverslag van het onderzoek geen conclusies over een met naam genoemde natuurlijke of rechtspersoon worden getrokken zonder dat de persoonlijk betrokken persoon in staat is gesteld om schriftelijk dan wel in een onderhoud met door het Bureau aangewezen personeelsleden zijn opmerkingen te maken over alle feiten die op hem betrekking hebben. De tot de betrokken persoon, die binnen de door het Bureau gestelde termijn opmerkingen maakt, gerichte uitnodiging om opmerkingen te maken moet een samenvatting van deze feiten bevatten. Tijdens het onderhoud kan hij zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze. Iedere persoonlijk betrokken persoon heeft het recht zich uit te drukken in een officiële taal van de Gemeenschap van zijn keuze; ambtenaren of andere personeelsleden van de Gemeenschappen kan echter worden verzocht zich uit te drukken in een taal van de Gemeenschap die zij goed beheersen. Een persoonlijk betrokken persoon heeft het recht om niet tegen zichzelf te getuigen.

Indien het onderzoek absolute geheimhouding vereist of opsporingsprocedures worden toegepast die onder de bevoegdheid van de nationale rechter ▌vallen overeenkomstig het nationale recht dat geldt voor onderzoeken, kan de directeur-generaal van het Bureau besluiten de nakoming van de verplichting om de persoonlijk betrokken persoon uit te nodigen zijn opmerkingen te maken, op te schorten, onder naleving van de bepalingen van artikel 14 inzake het toezicht op de wettigheid. Bij een intern onderzoek neemt de directeur-generaal van het Bureau dit besluit na de instelling, het orgaan of de instantie waartoe de betrokkene behoort ervan in kennis gesteld te hebben.

In voorkomend geval houdt de instelling, het orgaan of de instantie bij de beslissing over de wenselijkheid van eventuele bewarende of administratieve maatregelen rekening met het belang van een efficiënt verloop van het onderzoek en met de door het Bureau aanbevolen bijzondere maatregelen in verband met de vertrouwelijkheid. De instelling, het orgaan of de instantie stelt het Bureau, in voorkomend geval, zo spoedig mogelijk in kennis van maatregelen waartoe krachtens dit artikel wordt besloten of van de noodzaak een aanvullende tuchtprocedure te starten in verband met feiten waarvoor de instelling, het orgaan of de instantie bevoegd is krachtens het Statuut. Een aanvullende tuchtprocedure kan worden gestart na overleg met het Bureau

3.  De uitnodiging voor een onderhoud met een getuige of een persoonlijk betrokken persoon in de zin van lid 2 moet ten minste tien werkdagen van tevoren worden verzonden; deze termijn kan met uitdrukkelijke instemming van de te horen persoon worden verkort. De uitnodiging bevat een opsomming van de rechten van de te horen persoon. Het Bureau stelt over elk onderhoud een verslag op en geeft de gehoorde persoon hierin inzage, zodat hij het kan goedkeuren dan wel er opmerkingen over kan maken.

Wanneer er tijdens het onderhoud aanwijzingen zijn dat de gehoorde persoon wellicht bij de onderzochte feiten betrokken is, zijn de procedureregels van lid 2 onmiddellijk van toepassing.

4.  De procedurele waarborgen van dit artikel zijn van toepassing onverminderd:

   a) een eventuele verdergaande bescherming die voorvloeit uit de Verdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en alle andere toepasselijke nationale of communautaire bepalingen, met inbegrip van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen;
   b) de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het Statuut van de leden van het Europees Parlement en het Statuut.

Artikel 7 ter

Kennisgeving van de afsluiting van het onderzoek zonder verder gevolg

Indien na afloop van een onderzoek een lid, hoofd, ambtenaar, personeelslid of andere persoon in dienst van een instelling, orgaan of instantie dan wel een marktdeelnemer geen enkel feit ten laste kan worden gelegd, wordt het hem betreffende onderzoek zonder verder gevolg afgesloten bij besluit van de directeur-generaal van het Bureau, die de betrokkene en, in voorkomend geval, zijn instelling, orgaan of instantie daarvan schriftelijk in kennis stelt binnen tien werkdagen na het nemen van het besluit.

Artikel 7 quater

Bescherming van de bronnen van journalisten

Om objectieve informatieverstrekking aan de Europese belastingbetalers mogelijk te maken en de persvrijheid te waarborgen, moeten alle organen van de Europese Unie die aan het onderzoekwerk deelnemen de bescherming van de bronnen van journalisten waarborgen overeenkomstig de nationale wetgeving.

"

9)  Leden 3 en 4 van artikel 8 worden vervangen door:"

Het Bureau houdt zich aan de communautaire en nationale bepalingen betreffende de bescherming van persoonsgegevens, en met name aan die van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad║*║

4.  De directeur-generaal van het Bureau ziet toe op de toepassing van dit artikel en artikel 287 van het Verdrag.

__________________

║*║ PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

"

10)  Het volgende artikel ║ wordt ingevoegd:"

Artikel 8 bis

Kennisgeving van het eindverslag bij afsluiting van het onderzoek

Voordat het eindverslag van een intern of extern onderzoek aan de betrokken instellingen, organen of instanties of de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten wordt toegezonden, stelt het Bureau de persoonlijk bij de onderzochte feiten betrokken persoon in kennis van de conclusies en aanbevelingen van het eindverslag.

De directeur-generaal van het Bureau kan uitsluitend in de gevallen waarin absolute geheimhouding vereist is of waarin onderzoeksmiddelen moeten worden ingezet die onder de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke autoriteit vallen, besluiten van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving af te zien, overeenkomstig het nationale recht dat geldt voor onderzoeken. Bij een intern onderzoek neemt hij dit besluit na de instelling, het orgaan of de instantie waartoe de betrokkene behoort naar behoren hiervan in kennis gesteld te hebben.

Wanneer de persoonlijk betrokken persoon van mening is dat de procedurele waarborgen van artikel 6, lid 5, en artikel 7 bis niet in acht zijn genomen en daardoor de conclusies van het onderzoek kunnen zijn beïnvloed, kan hij binnen tien werkdagen na de ontvangst van de conclusies van het eindverslag een verzoek om advies indienen bij het Comité van toezicht, overeenkomstig de procedure van artikel 14 bis.

"

11)  Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

a)   lid 1 wordt vervangen door:"

Na afloop van een door het Bureau uitgevoerd onderzoek stelt het Bureau onder het gezag van de directeur-generaal van het Bureau een verslag op; dit bevat ▌een overzicht van het verloop van de procedure, de uitgevoerde onderzoekmaatregelen, de rechtsgrondslag, de geconstateerde feiten en de juridische kwalificatie daarvan ▌en de conclusies van het onderzoek, met inbegrip van de aanbevelingen voor het aan het onderzoek te geven gevolg. Dit verslag vermeldt het geschatte financiële nadeel en de in te vorderen bedragen. In het in artikel 15 bis bedoelde reglement van de onderzoeken van het OLAF worden alle andere punten opgesomd die in het verslag opgenomen moeten worden met het oog op de invordering, waarvoor de verantwoordelijkheid bij de bevoegde ordonnateurs ligt.

"

b)   lid 3 wordt vervangen door:"

Het na afloop van een extern onderzoek opgestelde verslag en alle dienstige daarmee verband houdende documenten worden overeenkomstig de regels betreffende externe onderzoeken aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten en aan de Commissie toegezonden. De bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten stellen, voorzover het nationale recht zich hiertegen niet verzet, de directeur-generaal van het Bureau in kennis van het gevolg dat aan de hun toegezonden onderzoeksverslagen is gegeven. Hiertoe leggen zij de directeur-generaal van het Bureau elk half jaar of anders binnen de door de directeur-generaal van het Bureau vastgestelde termijn een verslag over de gemaakte vorderingen voor.

Het Bureau doet de conclusies en aanbevelingen van het na een extern onderzoek opgestelde verslag en alle andere ter zake doende stukken toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de derde landen krachtens de met de Commissie gesloten overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand, en aan de internationale organisaties krachtens de met de Commissie gesloten overeenkomsten. De Commissie verzekert dat de in de overeenkomsten voor samenwerking en wederzijdse bijstand als contactpunt van het Bureau genoemde bevoegde autoriteiten van de derde landen de directeur-generaal van het Bureau, voor zover het nationale recht zich daar niet tegen verzet, in kennis stellen van het gevolg dat is gegeven aan de conclusies en aanbevelingen in het eindverslag van het onderzoek. De Commissie verzekert ook dat de internationale organisaties de directeur-generaal van het Bureau in kennis stellen van het gevolg dat is gegeven aan de conclusies en aanbevelingen in het eindverslag van het onderzoek. Hiertoe leggen zij de directeur-generaal van het Bureau elk half jaar of anders binnen de door de directeur-generaal van het Bureau vastgestelde termijnen een verslag over de gemaakte vorderingen voor.

"

c)   het volgende lid ║ wordt ingevoegd:"

Wanneer uit het na afloop van een intern onderzoek opgestelde verslag ▌strafrechtelijk vervolgbare feiten naar voren komen, wordt het eindverslag aan de gerechtelijke autoriteiten van de betrokken lidstaat toegezonden en, onverminderd de nationale bepalingen inzake rechtsprocedures, overeenkomstig lid 4 aan de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie ▌.

"

d)   lid 4 wordt vervangen door:"

4.  Het na afloop van een intern onderzoek opgestelde verslag en alle dienstige daarmee verband houdende documenten worden aan de betrokken instellingen, organen of instanties toegezonden. De instellingen, organen en instanties geven aan de interne onderzoeken het gevolg dat de resultaten ervan vragen, inzonderheid op disciplinair en gerechtelijk vlak, en stellen de directeur-generaal van het Bureau hiervan in kennis. Hiertoe leggen zij de directeur-generaal van het Bureau elk half jaar of anders binnen de door hem vastgestelde termijnen een verslag over de gemaakte vorderingen voor.

"

e)   het volgende lid ║ wordt toegevoegd:"

Een informant die het Bureau gegevens over vermoedens van fraude of onregelmatigheden heeft verstrekt, kan op zijn verzoek door het Bureau in kennis worden gesteld van het feit dat een onderzoek is afgesloten en dat, in voorkomend geval, een eindverslag aan de bevoegde autoriteiten is toegezonden. Het Bureau kan het verzoek evenwel afwijzen indien het van oordeel is dat het verzoek afbreuk zou kunnen doen aan de wettelijke rechten van de betrokkenen, de doeltreffendheid van het onderzoek en het gevolg dat daaraan wordt gegeven dan wel aan de vereisten inzake vertrouwelijkheid.

"

12)  Artikel 10 wordt vervangen door:"

Artikel 10

Uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de nationale autoriteiten van de lidstaten

1.  Onverminderd de artikelen 8 en 9 van deze verordening en de bepalingen van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96, kan het Bureau in het kader van externe onderzoeken verkregen informatie te allen tijde aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten meedelen.

Het besluit om deze informatie mede te delen wordt genomen door de directeur-generaal van het Bureau na raadpleging van het uitvoerend comité van het Bureau overeenkomstig de bepalingen inzake het wettigheidstoezicht in artikel 14, lid 2.

2.  Onverminderd de artikelen 8 en 9 deelt de directeur-generaal van het Bureau in het kader van interne onderzoeken de gerechtelijke autoriteiten van de betrokken lidstaat de gegevens mede die het Bureau heeft verkregen over feiten waarvoor een beroep moet worden gedaan op onderzoeksprocedures die onder de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke autoriteit vallen, of waarvoor, gezien de ernst ervan, dringend strafrechtelijke vervolging moet worden ingesteld. In dit geval stelt hij de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie hiervan van tevoren in kennis. De medegedeelde informatie omvat met name de identiteit van de bij het onderzoek betrokken persoon, een samenvatting van de geconstateerde feiten, de voorlopige juridische kwalificatie en het eventuele financiële nadeel.

Het besluit om deze informatie mede te delen wordt genomen door de directeur-generaal van het Bureau na raadpleging van het uitvoerend comité van het Bureau overeenkomstig de bepalingen inzake het wettigheidstoezicht in artikel 14, lid 2.

Voordat de in de eerste alinea bedoelde informatie wordt medegedeeld en voor zover dit geen afbreuk doet aan het verloop van het onderzoek, stelt het Bureau de bij het onderzoek betrokken persoon in de gelegenheid zijn mening te geven over de feiten die hem betreffen, onder de voorwaarden en volgens de voorschriften van artikel 7 bis, lid 2, tweede en derde alinea.

3.  De bevoegde autoriteiten, met name de gerechtelijke, van de betrokken lidstaat stellen, voorzover het nationale recht zich hiertegen niet verzet, de directeur-generaal van het Bureau zo spoedig mogelijk in kennis van het gevolg dat is gegeven aan gegevens die hun uit hoofde van dit artikel zijn medegedeeld.

4.  De uitwisseling van informatie en de samenwerking tussen het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten alsook de acties en maatregelen die zijn genomen of uitgevoerd op basis van de meegedeelde informatie worden regelmatig geanalyseerd in het kader van de bij artikel 11 bis ingestelde overlegprocedure.

"

13)  De volgende artikelen worden ingevoegd:"

Artikel 10 bis

Uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de belanghebbende instellingen

1.  De directeur-generaal van het Bureau brengt op gezette tijden en ten minste één maal per jaar verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer over de resultaten van de door het Bureau verrichte onderzoeken, met eerbiediging van het vertrouwelijk karakter van die onderzoeken, de wettelijke rechten van de betrokkenen en, in voorkomend geval, de op de gerechtelijke procedures van toepassing zijnde nationale bepalingen.

De directeur-generaal van het Bureau handelt volgens het beginsel dat hij zijn taken onafhankelijk uitvoert.

2.  Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer zien erop toe dat het vertrouwelijk karakter van de onderzoeken van het Bureau, de wettelijke rechten van de betrokkenen en, ingeval er gerechtelijke procedures lopen, alle op deze procedures van toepassing zijnde nationale bepalingen, worden geëerbiedigd.

3.  Het Bureau en de betrokken instellingen kunnen overeenkomsten sluiten inzake de mededeling van alle informatie die nodig is voor het vervullen van de taken van het Bureau, overeenkomstig de in de leden 1 en 2 vastgelegde beginselen.

Artikel 10 ter

Mededeling van gegevens aan het publiek

De directeur-generaal van het Bureau verzekert dat de mededeling van gegevens aan het publiek op neutrale en onpartijdige wijze gebeurt en overeenkomstig de beginselen vastgelegd in artikel 10 bis.

Het in artikel 15 bis vastgestelde reglement van de onderzoeken van het OLAF bevat regels om te voorkomen dat gegevens betreffende de werkzaamheid van het Bureau zonder toestemming worden verspreid, en de tuchtmaatregelen die gelden als informatie zonder toestemming wordt verspreid, overeenkomstig artikel 8, lid 3.

"

14)  Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a)   lid 1 wordt vervangen door:"

De ▌geregelde controles waaraan het Comité van toezicht de uitoefening van de onderzoekstaak onderwerpt, zorgen ervoor dat het Bureau de hem in deze verordening toegekende bevoegdheden volstrekt onafhankelijk uitoefent. Het Comité van toezicht:

   a) ziet toe op de naleving van de regels inzake de toezending van informatie tussen het Bureau en de instellingen, organen of instanties;
   b) let ▌op de ontwikkelingen betreffende de toepassing van de procedurele waarborgen en de duur van de onderzoeken, aan de hand van de door de directeur-generaal van het Bureau verstrekte periodieke statistieken, gegevens en onderzoekverslagen en de door de adviseur-revisor opgestelde adviezen ▌;
   c) het assisteert de directeur-generaal van het Bureau door ervoor te zorgen dat het Bureau over de nodige middelen beschikt om zijn onderzoekopdracht te kunnen vervullen;
  d) het verstrekt adviezen en aanbevelingen over:
   de vaststelling van onderzoeksprioriteiten;
   de duur van onderzoeken en het eraan gegeven gevolg;
   het reglement van de onderzoeken van het OLAF;
   e) het geeft advies over het optreden van de directeur-generaal van het Bureau voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en voor nationale rechtbanken;
   f) het assisteert de directeur-generaal van het Bureau in de overlegprocedure;
   g) het Comité van toezicht kan de Commissie of elke andere instelling voor het Hof van justitie dagen indien het van mening is dat deze instellingen maatregelen hebben genomen die de onafhankelijkheid van de directeur-generaal van het Bureau of van het Bureau in het geding brengen.

Het Comité van toezicht geeft op eigen initiatief of op verzoek van de directeur-generaal van het Bureau, een instelling, orgaan of instantie adviezen aan de directeur-generaal van het Bureau, zonder zich evenwel in de afwikkeling van lopende onderzoeken te mengen. De verzoeker ontvangt een kopie van deze adviezen.";

"

b)   lid 2 wordt vervangen door:"

2.  "2. Het Comité van toezicht is samengesteld uit vijf externe, onafhankelijke leden, die op het tijdstip dat zij worden benoemd een hoge gerechtelijke of onderzoekfunctie dan wel een vergelijkbare functie vervullen die verband houdt met de opdracht van het Bureau. Zij moeten kennis over de werking van de instellingen van de Unie bezitten en een tweede officiële taal van de Unie beheersen.

De leden van het comité worden door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie in onderlinge overeenstemming benoemd. In het Publicatieblad van de Europese Unie wordt een oproep tot kandidaatstelling geplaatst. De vijf leden wordt gekozen uit een door de Commissie ingediende "voorselectielijst'met ten minste 12 kandidaten.

"

c)   lid 3 wordt vervangen door:"

3.  De ambtstermijn van de leden bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een deel van de leden wordt volgens een ander tijdschema benoemd om ervoor te zorgen dat binnen het comité steeds deskundigheid aanwezig blijft.

"

d)   leden 6, 7 en 8 worden vervangen door:"

6.  Het Comité van toezicht wijst zijn voorzitter aan. Het stelt zijn reglement van orde vast dat, alvorens vastgesteld te worden, voor advies wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De vergaderingen van het Comité van toezicht worden bijeengeroepen op initiatief van zijn voorzitter of van de directeur-generaal van het Bureau. Het Comité van toezicht besluit bij meerderheid van de stemmen van zijn leden. Het Bureau verzorgt het secretariaat van het comité.

7.  De directeur-generaal van het Bureau doet jaarlijks het programma van de onderzoeksactiviteiten van het Bureau aan het Comité van toezicht toekomen. Hij stelt het Comité van toezicht op gezette tijden in kennis van de activiteiten van het Bureau, de uitoefening van de onderzoekstaak en het gevolg dat aan de onderzoeken is gegeven.

De directeur-generaal van het Bureau stelt het Comité van toezicht in kennis van:

   a) de gevallen waarin de instelling, het orgaan of de instantie in kwestie geen gevolg heeft gegeven aan zijn aanbevelingen;
   b) de gevallen waarin de bevoegde autoriteit van de lidstaten geen gevolg heeft gegeven aan zijn aanbevelingen.

8.  Het Comité van toezicht stelt minstens één activiteitenverslag per jaar op, dat met name betrekking heeft op de beoordeling van de onafhankelijkheid van het Bureau, de toepassing van de procedurele waarborgen en de duur van de onderzoeken; deze verslagen zijn gericht tot de instellingen. Het comité kan aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer verslag uitbrengen over het resultaat van de onderzoeken van het Bureau en over het gevolg dat eraan is gegeven.

"

15)  Het volgende artikel ║ wordt ingevoegd:"

Artikel 11 bis

Procedure van overleg

1.  Er wordt een procedure van overleg tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie ingesteld.

2.  De procedure van overleg heeft betrekking op:

  a) de betrekkingen en de samenwerking tussen het Bureau en de lidstaten en tussen de lidstaten onderling, met name:
   de coördinatie van de maatregelen die worden genomen uit hoofde van artikel 1;
   de uitvoering en toepassing van deze verordening, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 en van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96, alsmede van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen van 26 juli 1995 en de protocollen daarbij;
   het gevolg dat is gegeven aan de eindverslagen van de onderzoeken van het Bureau en aan de verstrekking van gegevens door het Bureau;
   b) de betrekkingen en de samenwerking tussen het Bureau en de instellingen, organen en instanties, met inbegrip van Eurojust en Europol, met name de door de instellingen aan het Bureau verleende bijstand en het gevolg dat is gegeven aan de eindverslagen van onderzoeken of de verstrekking van gegevens door het Bureau;
   c) de betrekkingen en de samenwerking tussen het Bureau en de bevoegde autoriteiten van derde landen en met internationale organisaties in het kader van overeenkomsten als voorzien in deze verordening;
   d) de aspecten in verband met de prioriteiten van het onderzoeksbeleid van het Bureau;
   e) de verslagen en analyses van het Comité van toezicht.

3.  Het overleg vindt minstens eenmaal per jaar plaats op verzoek van een van de instellingen.

4.  De directeur-generaal van het Bureau en de voorzitter van het Comité van toezicht nemen deel aan de overlegprocedure. De vertegenwoordigers van de Rekenkamer, Eurojust en Europol kunnen worden uitgenodigd.

5.  Het overleg wordt voorbereid in een of meer technische vergaderingen. De vergaderingen worden bijeengeroepen op verzoek van een van de instellingen of van het Bureau.

6.  De overlegprocedure mag het verloop van onderzoeken in geen geval verstoren en zij verloopt met volstrekte eerbiediging van de onafhankelijkheid van de directeur-generaal van het Bureau.

7.  De instellingen, organen en instanties, het Bureau en de lidstaten stellen de deelnemers aan de overlegprocedure steeds in kennis van het gevolg dat aan de conclusies van de overlegprocedure is gegeven.

"

16)  Artikel 12 wordt vervangen door:"

Artikel 12

Directeur-generaal van het Bureau

1.  Het Bureau staat onder leiding van een directeur-generaal die wordt benoemd door de Commissie voor een periode van vijf jaar, die éénmaal kan worden verlengd.

Het Europees Parlement en de Raad wijzen gezamenlijk de directeur-generaal van het Bureau aan op basis van een door de Commissie voorgelegde lijst met 6 kandidaten. In het Publicatieblad van de Europese Unie wordt een oproep tot kandidaatstelling geplaatst.

De aanwijzing gebeurt binnen drie maanden na voorlegging van de kandidatenlijst door de Commissie. De benoemingsprocedure mag in totaal niet langer dan negen maanden duren en moet een aanvang nemen ten minste negen maanden vóór het eind van het mandaat van de dienstdoende directeur-generaal van het Bureau, die in functie blijft tot het begin van het mandaat van de nieuwe directeur-generaal van het Bureau.

Als het Europees Parlement en/of de Raad niet uiterlijk negen maanden vóór het verstrijken van zijn/haar eerste mandaat verzet aantekent tegen de verlenging van het mandaat van de directeur-generaal van het Bureau, dan verlengt de Commissie het mandaat van de directeur-generaal van het Bureau. Het verzet tegen de verlenging van het mandaat moet met redenen worden omkleed. Indien geen verzet wordt aangetekend vindt de benoeming plaats volgens de procedure in de derde alinea.

2.  De directeur-generaal van het Bureau wordt gekozen uit kandidaten uit de lidstaten die een hoog gerechtelijk ambt of leidinggevende onderzoekfunctie vervullen en beschikken over een operationele beroepservaring van ten minste 10 jaar in een hogere bestuursfunctie. Deze beroepservaring moet voor een aanzienlijk deel zijn verworven op het gebied van de nationale en/of communautaire bestrijding van fraude. De directeur-generaal van het Bureau moet grondige kennis over de werking van de instellingen van de Unie bezitten en een tweede officiële taal van de Unie beheersen. Zijn onafhankelijkheid moet boven elke twijfel verheven zijn.

3.  De directeur-generaal van het Bureau vraagt noch aanvaardt van welke regering, instelling, orgaan of instantie dan ook instructies voor de vervulling van zijn taken met betrekking tot het openen en uitvoeren van de externe en interne onderzoeken en tot het opstellen van de verslagen naar aanleiding van die onderzoeken. Is de directeur-generaal van het Bureau van oordeel dat een maatregel van de Commissie zijn onafhankelijkheid aantast, dan vraagt hij het Comité van toezicht onmiddellijk om advies en besluit hij of tegen de betrokken instelling beroep ingesteld moet worden bij het Hof van Justitie.

De directeur-generaal van het Bureau brengt in het kader van de overlegprocedure in de zin van artikel 11 bis verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer over de resultaten van de door het Bureau verrichte onderzoeken, het gevolg dat daaraan is gegeven en de problemen die daarbij zijn gerezen, met eerbiediging van het vertrouwelijk karakter van die onderzoeken, de wettelijke rechten van de betrokkenen en, in voorkomend geval, de op de gerechtelijke procedures van toepassing zijnde nationale bepalingen.

Deze instellingen zien erop toe dat het vertrouwelijk karakter van de onderzoeken van het Bureau, de wettelijke rechten van de betrokkenen en, ingeval er gerechtelijke procedures lopen, alle op deze procedures van toepassing zijnde nationale bepalingen, worden geëerbiedigd.

4.  Voordat de Commissie een tuchtmaatregel tegen de directeur-generaal van het Bureau neemt, raadpleegt zij het Comité van toezicht, dat is bijeengekomen met de vertegenwoordigers van het Europees Parlement en de Raad in het kader van de procedure van overleg van artikel 11 bis.

Tuchtmaatregelen tegen de directeur-generaal van het Bureau worden met redenen omkleed en ter informatie aan het Europees Parlement, de Raad en het Comité van toezicht worden meegedeeld.

5.  De directeur-generaal van het Bureau stelt de Commissie overeenkomstig artikel 16 van het Statuut in kennis indien hij een nieuwe beroepsbezigheid wenst uit te oefenen binnen twee jaar na beëindiging van zijn dienst.

6.  De directeur-generaal van het Bureau stelt elk jaar na advies van het Comité van toezicht het activiteitenprogramma en de prioriteiten van het onderzoeksbeleid van het Bureau vast.

7.  De directeur-generaal van het Bureau kan de uitoefening van zijn taken uit hoofde van artikel 5, artikel 6, lid 3, artikel 7 ter en artikel 10, lid 2, bij schriftelijk besluit waarin de voorwaarden en grenzen zijn vastgesteld, aan een of meer personeelsleden van het Bureau delegeren.

"

17)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:"

Artikel 12 bis

Optreden van de directeur-generaal van het Bureau voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en voor nationale rechtbanken

De directeur-generaal van het Bureau kan optreden in zaken in verband met de werkzaamheden van het Bureau die voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en overeenkomstig het nationale recht voor nationale rechtbanken worden gebracht.

Alvorens op te treden voor het Hof van Justitie of nationale rechtbanken wint de directeur-generaal van het Bureau het advies in van het Comité van toezicht.

"

18)  Artikel 13 wordt vervangen door:"

Artikel 13

Financiering

De kredieten van het Bureau, waarvan het totaalbedrag wordt opgevoerd op een speciaal begrotingsonderdeel binnen de afdeling Commissie van de algemene begroting van de Europese Unie, worden in detail vermeld in een bijlage bij die afdeling.

De personeelsformatie van het Bureau vormt een bijlage bij de personeelsformatie van de Commissie.

"

19)  Artikel 14 wordt vervangen door:"

Artikel 14

Toezicht op de wettigheid van de onderzoeken van het Bureau

1.  Het toezicht op de wettigheid van de onderzoeken van het Bureau moet ervoor zorgen dat de procedurele waarborgen en de grondrechten van personen naar wie een onderzoek van het Bureau loopt worden gerespecteerd.

2.  Het toezicht op de wettigheid wordt met name uitgeoefend vóór het openen en afsluiten van een onderzoek, vóór elke verstrekking van informatie aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten in de zin van de artikelen 9 en 10 en in verband met een evaluatie van de strikt vertrouwelijke aard van het onderzoek.

3.  Het toezicht op de wettigheid van de onderzoeken wordt verricht door juristen en personen die goed bekend zijn met de onderzoekprocedure van het Bureau en die de kwalificaties hebben om een gerechtelijk ambt in een lidstaat te vervullen. Hun advies wordt aan het eindverslag van het onderzoek gehecht.

4.  De procedure van het wettigheidstoezicht wordt nader uiteengezet in het reglement van de onderzoeken van het OLAF als bedoeld in artikel 15 bis.

"

20)  Het volgende artikel wordt ingevoegd:"

Artikel 14 bis

Indiening van klachten door personen naar wie een onderzoek van het Bureau loopt

1.  Eenieder die persoonlijk door een onderzoek is betroffen kan bij het Comité van toezicht een klacht indienen op grond van een vermeende schending van zijn procedurele en fundamentele rechten tijdens een onderzoek. Na ontvangst van een klacht doet het Comité van toezicht deze onverwijld toekomen aan een adviseur-revisor.

2.  De directeur-generaal van het Bureau benoemt op voorstel van het Comité van toezicht een adviseur-revisor voor een niet-verlengbare ambtstermijn van vijf jaar. Het Comité van toezicht baseert zijn voorstel op een lijst van meerdere kandidaten die is opgesteld na een oproep tot kandidaatstelling.

3.  De adviseur-revisor oefent zijn taken volkomen onafhankelijk uit. Bij de vervulling van zijn opdracht vraagt noch aanvaardt hij instructies van wie dan ook. Hij vervult geen andere functies binnen het Bureau dan die welke betrekking hebben op het toezicht of wordt voldaan aan de procedures.

4.  De adviseur-revisor is ook bevoegd voor de behandeling van klachten van informanten, met inbegrip van personen die onder artikel 22 van het Statuut vallen.

5.  De adviseur-revisor brengt binnen 30 werkdagen na doorzending van de klacht advies uit aan het Comité van toezicht en de directeur-generaal van het Bureau.

6.  De adviseur-revisor brengt op gezette tijden over zijn werkzaamheden verslag uit aan het Comité van toezicht. Hij verstrekt dit comité en de Commissie regelmatig statistische en analytische verslagen over kwesties die verband houden met deze klachten.

"

21)  Artikel 15 wordt vervangen door:"

Artikel 15

Evaluatieverslag

In de loop van ...(6) legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag over de toepassing van deze verordening voor en doet dit vergezeld gaan van een advies van het Comité van toezicht. In dit verslag staat of de onderhavige verordening gewijzigd moet worden. Deze verordening wordt in ieder geval gewijzigd na de vorming van een Europees openbaar ministerie.

"

22)  Het volgende artikelwordt ingevoegd:"

Artikel 15 bis

Reglement van de onderzoeken van het OLAF

1.  Het Bureau stelt een "reglement van de onderzoeken van het OLAF" vast waarin de bij deze verordening vastgestelde juridische en met name procedurele beginselen worden opgenomen. Dit reglement houdt rekening met de in de praktijk van het Bureau opgedane ervaring.

2.  Het reglement van de onderzoeken van het OLAF beschrijft de gang van zaken bij de uitvoering van het mandaat en het statuut van het Bureau, de algemene beginselen van de onderzoekprocedure, de verschillende fasen van de onderzoekprocedure, de diverse onderzoekshandelingen, de legitieme rechten van de betrokken personen, de procedurele waarborgen, bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens en het beleid inzake de bekendmaking van en de toegang tot documenten, bepalingen inzake het wettigheidstoezicht en beroepsmogelijkheden van de betrokkenen.

3.  Voordat het reglement van de onderzoeken van het OLAF wordt vastgesteld wordt het advies van het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en het Comité van toezicht van het Bureau ingewonnen. Het Comité van toezicht verzekert de onafhankelijkheid van het Bureau bij de procedure van vaststelling van het reglement.

4.  Het reglement van de onderzoeken van het OLAF kan worden bijgewerkt op voorstel van de directeur-generaal van het Bureau. In dat geval is de in het onderhavige artikel beschreven procedure voor de vaststelling van toepassing.

5.  Het door het Bureau vastgestelde reglement van de onderzoeken van het OLAF wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

"

Artikel 2

Artikel 12, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1073/1999, zoals gewijzigd bij de onderhavige verordening, is niet van toepassing op de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening in functie zijnde directeur-generaal van het Bureau, wiens mandaat met vijf jaar is verlengd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de ║ dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De voorzitter

(1) PB C 8 van 12.1.2007, blz. 1.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 20 november 2008.
(3) PB C 202 van 18.8.2005, blz. 1.
(4) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
(5) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(6)* Het vierde jaar volgend op de inwerkingtreding van deze verordening.

Juridische mededeling - Privacybeleid