Resolutie van het Europees Parlement van 18 december 2008 houdende aanbevelingen aan de Commissie inzake de Europese authentieke akte (2008/2124(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikel 192, tweede alinea van het EG-Verdrag,
– gezien de mededeling van de Commissie van 10 mei 2005 getiteld: "Het Haags programma: tien prioriteiten voor de komende vijf jaar. Het partnerschap voor Europese vernieuwing op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht"(COM(2005)0184),
– gezien de vergelijkende studie over authentieke instrumenten, uitgevoerd in opdracht van de Commissie juridische zaken,
– gelet op de artikelen 39 en 45 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0451/2008),
A. overwegende dat de Commissie in bovengenoemde mededeling over het Haags programma het waarborgen van een Europese rechtsruimte in het kader van het civiel recht, met name voor wat betreft de erkenning en uitvoering van rechterlijke beslissingen, tot een van haar prioriteiten heeft verheven; dat in datzelfde programma wordt gesteld dat een wezenlijke prioriteit met het oog op meer wederzijds vertrouwen binnen de Europese Unie in de komende jaren moet worden gevormd door het streven naar de tenuitvoerlegging van het beginsel van wederzijdse erkenning, aangezien dit een concreet middel biedt om de rechten van de burgers te beschermen en de toepassing ervan in Europa over de grenzen heen te waarborgen,
B. overwegende dat het streven naar de tenuitvoerlegging van het programma voor wederzijdse erkenning een wezenlijke prioriteit uitmaakt van het Haags programma en dat die tenuitvoerlegging voor 2011 haar beslag moet krijgen,
C. overwegende dat het verkeer van burgers binnen de Unie voortdurend toeneemt en dat er bijgevolg steeds meer rechtssituaties zijn waarbij twee of meerdere lidstaten betrokken zijn,
D. overwegende dat de Commissie in haar mededeling over het Haags programma erkend heeft dat de erkenning van openbare documenten een fundamenteel civielrechtelijk aspect is waaraan moet worden gewerkt; dat het daarom noodzakelijk en dringend is te zorgen voor de erkenning en uitvoering van authentieke aktes zoals omschreven in het arrest in de zaak Unibank(1),
E. overwegende dat een sectorale en niet-homogene aanpak van de communautaire wetgeving ter zake niet bevredigend is(2),
F. overwegende dat de Europese burgers moeten worden beschermd in hun familie- en vermogensrechtelijke relaties over de grenzen heen,
G. overwegende dat bedrijven steeds meer vestigingen in het buitenland hebben en intracommunautaire activiteiten verrichten die meer verkeer van authentieke aktes met betrekking tot oprichting en werking van bedrijven meebrengen,
H. overwegende dat het cruciaal is de Unie te voorzien van een duidelijk en volledig rechtskader dat de burgers en het bedrijfsleven zekerheid en voorspelbaarheid garandeert ter zake van rechtssituaties en van door gemachtigden van de overheid vastgelegde transacties,
I. overwegende dat de totstandkoming van een Europese rechtsruimte voor wat betreft contentieuze procedures berust op de grensoverschrijdende erkenning van beslissingen van een rechter of een bestuursrechtelijke autoriteit, en bij niet-contentieuze procedures op de grensoverschrijdende erkenning van de authentieke aktes die zijn verleden door een gerechtelijke instantie of door met de legalisering van juridische aktes belaste overheidsdienaren,
J. overwegende dat de bestaande verordeningen inzake wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen van toepassing zijn op authentieke aktes, aangezien deze afkomstig zijn van de overheid,
K. overwegende dat het wezenlijke kenmerk van de authentieke akte erin bestaat dat de bewijskracht ervan groter is dan die van een onderhandse akte en dat die bewijskracht, die door de rechter moet worden aanvaard, in de wetgevingen van de lidstaten regelmatig aan die authentieke akte wordt toegekend vanwege het vertrouwen dat gesteld wordt in aktes die bij juridische transacties worden opgesteld door een daartoe van overheidswege gemachtigde ambtenaar of door een overheidsorgaan(3),
L. overwegende dat de fundamentele voorwaarde voor de bewijskracht van een authentieke akte is dat de authenticiteit ervan wordt erkend in die zin dat de akte is afgegeven door een ambtenaar welke gemachtigd is tot het opstellen van authentieke aktes of door een overheidsorgaan; dat het gezien wederzijdse vertrouwen in de rechtspraak van de lidstaten te wettigen is dat procedures in verband met de verificatie van de authenticiteit in de toekomst nog slechts nodig zullen zijn wanneer er serieuze twijfels rijzen omtrent de echtheid ervan,
M. overwegende dat het omwille van de eerbiediging van de wetgeving van de lidstaat op wiens grondgebied de akte moet worden overgelegd om te worden gebruikt, echter nodig is zekerheid te hebben dat de erkenning van de bewijskracht niet inhoudt dat de buitenlandse authentieke akte, vanwege het feit dat hij in de lidstaat waar hij moet overgelegd wordt erkend, een sterkere bewijskracht heeft dan nationale authentieke akten van die lidstaat; dat de materiële werkingssfeer van de gevraagde verordening de wezenlijke aspecten van het burgerlijk en handelsrecht moet dekken, met uitzondering van bepaalde welomschreven terreinen,
N. overwegende dat de stelsels van openbare registers op het gebied van vastgoed verschillen vertonen qua structuur en organisatie, alsook qua aard en mate van openbare trouw, en dat de overdracht van zakelijke vastgoedrechten daarom moet worden uitgesloten van een toekomstig communautair instrument, gezien de nauwe band tussen de wijze waarop een authentieke akte wordt opgesteld enerzijds, en de inschrijving ervan in het openbare register anderzijds,
O. overwegende dat een dergelijke uitsluiting voor wat betreft de erkenning van rechterlijke beslissingen in de gehele Unie inhoudt dat de gerechten van de lidstaat waarvan het onroerend goed gelegen is, uitsluitend bevoegd zijn in beroepen met betrekking tot de reële vastgoedrechten, en de rechtbanken van de lidstaat waar het openbare register gevestigd is, voor beroepen inzake de geldigheid van de inschrijvingen in het openbaar register(4),
P. overwegende dat authentieke aktes niet bestaan in common law-stelsels, met name in Engeland en Wales, of in de Scandinavische landen; dat Engeland en Wales weliswaar de beroepsfiguren solicitor (procureur) en scrivener notaries (beroepsnotarissen) kennen die notariële taken vervullen, maar dat deze juristen geen authentieke aktes kunnen opstellen maar slechts handtekeningen kunnen certificeren; dat daarom bij de vaststelling van wetgeving inzake Europese authentieke aktes maatregelen moeten worden genomen om te vermijden dat hierover verwarring kan ontstaan; dat vervolgens alle nodige voorzorg in acht moet worden genomen om te vermijden dat dergelijke aktes gebruikt kunnen worden in landen waar zij niet kunnen worden opgesteld door burgers uit die landen zelf, om zo procedures die in de rechtsbestellen van die landen zijn voorgeschreven, te omzeilen (bijv. gerechtelijke verificatie); dat er bovendien, om de bewustmaking omtrent juridische beroepen in lidstaten waar authentieke aktes niet bestaan te vergroten, een passende voorlichtingscampagne moet worden gelanceerd door de Commissie, en dat alles in het werk moet worden gesteld om ervoor te zorgen dat juristen in het common law-stelsel zich bewust zijn van het werk dat ambtenaren uit continentaalrechtelijke stelsels verrichten en van het potentiële voordeel voor hun cliënten, met name op het gebied van de rechtszekerheid, van het gebruik van authentieke aktes bij transacties die zij voornemens zijn af te sluiten in landen waar dat instrument wordt gebruikt; dat dit opnieuw de vinger legt op een behoefte waarop de Commissie juridische zaken van het Parlement al vaak heeft gewezen, te weten de behoefte aan trans-Europese netwerken van beoefenaars van juridische beroepen, aan voorlichtingscampagnes en -materiaal en aan gemeenschappelijke opleiding, initiatieven die de Commissie verzocht wordt te promoten,
Q. overwegende dat de gevraagde verordening niet van toepassing mag zijn op kwesties inzake de toepasselijke wet, waarvoor andere communautaire instrumenten bestaan, noch op kwesties inzake bevoegdheid, organisatie en structuur van de autoriteiten en ambtenaren, met inbegrip van de legalisatieprocedure, die tot de bevoegdheid van de lidstaat behoren,
1. is van mening dat het wederzijdse vertrouwen in het recht binnen de Gemeenschap van dien aard is dat de procedures voor de verificatie van de echtheid van authentieke aktes in grensoverschrijdende zaken in de toekomst kunnen worden afgeschaft; is van oordeel dat deze erkenning van een authentieke akte met het oog op het gebruik ervan in de aangezochte lidstaat slechts mag worden geweigerd wanneer er ernstige en gemotiveerde twijfel bestaat over de echtheid ervan, of indien erkenning in strijd is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat;
2. verzoekt de Commissie om krachtens artikel 65, punt a) en artikel 67, lid 5, tweede streepje, van het EG-Verdrag, een wetgevingsvoorstel voor te leggen aan het Europees Parlement met het oog op de wederzijdse erkenning en uitvoering van authentieke aktes;
3. wijst erop dat de erkenning niet tot gevolg mag hebben dat een buitenlandse akte meer rechtskracht krijgt dan die welke een nationale akte zou hebben;
4. wenst dat de gevraagde verordening van toepassing is op alle authentieke aktes in burgerlijke of handelszaken, met uitzondering van die welke betrekking hebben op onroerend goed en die in een openbaar register kunnen of moeten worden ingeschreven of vermeld;
5. verduidelijkt dat de gevraagde verordening niet van toepassing mag zijn op kwesties inzake de voor het voorwerp van de authentieke akte toepasselijke wet, noch op kwesties inzake bevoegdheid, organisatie en structuur van de autoriteiten en ambtenaren, met inbegrip van de legalisatieprocedure;
6. constateert dat de in bijlage gevoegde aanbevelingen in dit verband de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid en de fundamentele rechten van de burgers eerbiedigen;
7. is van oordeel dat het verlangde voorstel geen financiële gevolgen heeft;
8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en de in bijlage gaande uitvoerige aanbevelingen te doen toekomen aan de Commissie en de Raad, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.
Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad (PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1); Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad (PB L 338 van 23.12.2003, blz. 1); Verordening (EG) nr. 805/2004 van de Raad (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 15).
Zie artikel 22, leden 1 en 3 van Verordening (EG) nr. 44/2001.
BIJLAGE
GEDETAILLEERDE AANBEVELINGEN OMTRENT DE INHOUD VAN HET VERLANGDE VOORSTEL
1. Het wederzijdse vertrouwen in het recht binnen de Gemeenschap is van dien aard dat de procedures voor de verificatie van de echtheid van authentieke aktes in grensoverschrijdende zaken in de toekomst kunnen worden afgeschaft.
2. De erkenning van een authentieke akte met het oog op het gebruik ervan in de aangezochte lidstaat slechts mag worden geweigerd wanneer er ernstige en gemotiveerde twijfel bestaat over de echtheid ervan, of indien erkenning in strijd is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.
3. Het Parlement verzoekt de Commissie om krachtens artikel 65, punt a) en artikel 67, lid 5, tweede streepje, van het EG-Verdrag, een wetgevingsvoorstel voor te leggen aan het Europees Parlement met het oog op de wederzijdse erkenning en uitvoering van authentieke aktes.
4 Het wetsbesluit waarop het wetgevingsvoorstel betrekking heeft, moet van toepassing zijn op alle authentieke aktes in burgerlijke of handelszaken, met uitzondering van die welke betrekking hebben op onroerend goed en die in een openbaar register moeten of kunnen worden ingeschreven of vermeld; De gevraagde verordening mag niet van toepassing zijn op kwesties inzake de voor het voorwerp van de authentieke akte toepasselijke wet, noch op kwesties inzake bevoegdheid, organisatie en structuur van overheden en ambtenaren, met inbegrip van de legalisatieprocedure.