Resolutie van het Europees Parlement van 5 februari 2009 over Sri Lanka
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Sri Lanka van 18 mei 2000(1), 14 maart 2002(2) en 20 november 2003(3), zijn resolutie van 13 januari 2005(4) over de tsunami-ramp in de Indische Oceaan en zijn resolutie van 18 mei 2006(5) over de situatie in Sri Lanka,
– gezien het besluit van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2006(6) om de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE) formeel te verbieden,
– gezien de verklaring van het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie van 17 augustus 2006 over Sri Lanka,
– gezien de Verklaring van Tokyo over de Wederopbouw en Ontwikkeling van Sri Lanka van 10 juni 2003, waarin donorsteun werd gekoppeld aan vordering van het vredesproces,
– gezien de staakt-het-vuren-overeenkomst tussen de regering van Sri Lanka en de LTTE die op 23 februari 2002 in werking is getreden,
– gezien de Verklaring van Oslo van december 2002, waarin de regering van Sri Lanka en de LTTE overeenkwamen te streven naar een oplossing op basis van een federale structuur binnen een verenigd Sri Lanka,
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de LTTE zich, sinds het begin van het militair offensief van de regeringtroepen in oktober 2008, heeft teruggetrokken in het noordelijk gebied, waarbij zij burgers dieper in door hen gecontroleerd grondgebied dwong, met achterlating van honderden doden en waarbij 250 000 burgers in de dodelijke vuurlinie terechtkwamen tussen het leger van Sri Lanka en de separatistische LTTE in de Mullaitivu-regio,
B. overwegende dat Sri Lanka nu al 25 jaar kampt met de gevolgen van de gewapende opstand van de LTTE (Tamil Tijgers) en de reactie van de regering, waarbij meer dan 70 000 doden vielen,
C. overwegende dat de burgerbevolking in de bevrijde gebieden humanitaire hulp nodig heeft en hoewel regeringsinstanties nu in hun behoeften hebben kunnen voorzien, zijn duizenden burgers in de gebieden waar nog steeds strijd wordt geleverd, blootgesteld aan groot gevaar en moeten zij het stellen zonder de eerste levensbehoeften,
D. overwegende dat er grote bezorgdheid bestaat over de beschieting van een ziekenhuis en een kamp met personeel van de Verenigde Naties in een veiligheidszone, waarbij vele burgerdoden en -gewonden vielen,
E. overwegende dat volgens Amnesty International zowel de regeringstroepen als de LTTE het oorlogsrecht hebben geschonden door burgers van huis en haard te verdrijven en hen niet te laten ontkomen naar veilig gebied,
F. overwegende dat de internationale persvrijheid-missie naar Sri Lanka drie trends waarneemt ten aanzien van de verslaggeving over het conflict: ontbreken van perstoegang en onafhankelijke informatievoorziening in het conflictgebied, aanvallen op en intimidatie van journalisten die verslag doen van het conflict, en zelfcensuur van de media,
G. overwegende dat sinds begin 2009 de moord op een ervaren editor, Lasantha Wickramatunga, en de aanval op de faciliteiten van een populair onafhankelijk TV-kanaal hebben geleid tot verlamming van de mediagemeenschap,
H. overwegende dat er sinds 2006 ten minste 14 journalisten zijn vermoord en nog veel meer zijn ontvoerd of gearresteerd en overwegende dat Reporters-zonder-grenzen Sri Lanka op de persvrijheidindex 2008 op plaats 165 hebben gezet van de 173 landen,
I. overwegende dat de voorrang van de eerbiediging van de mensenrechten en de humanitaire normen door alle conflictpartijen dient verzekerd, niet alleen als onmiddellijke reactie op de verslechterende situatie maar als hoeksteen van een rechtvaardige en duurzame oplossing van het conflict,
J. overwegende dat de co-voorzitters van Tokyo (Noorwegen, Japan, VS en EU) er gezamenlijk bij de LTTE op hebben aangedrongen om met de regering van Sri Lanka de modaliteiten te bespreken voor het beëindigen van de vijandelijkheden, inclusief het neerleggen van de wapens, het afzien van geweld, het aanvaarden van het amnestie-aanbod van de regering van Sri Lanka, en het deelnemen als politieke partij aan een proces om tot een rechtvaardige en duurzame politieke oplossing te komen,
K. overwegende dat de co-voorzitters van Tokyo er gezamenlijk bij de regering van Sri Lanka en de LTTE op hebben aangedrongen een tijdelijk staakt-het-vuren af te kondigen zodat zieken en gewonden zouden kunnen worden geëvacueerd en burgers humanitaire hulp zou kunnen worden geboden,
1. gelooft dat de recente ontwikkeling wellicht een keerpunt vormt in de crisis in Sri Lanka, onderschrijft de verklaring van de co-voorzitters van Tokyo en hoopt dat er weldra vrede en stabiliteit zal heersen in het land;
2. gelooft dat een militaire overwinning op de LTTE, zoals beoogd door de regering van Sri Lanka, onverlet laat dat er een politieke oplossing moet worden gevonden om te zorgen voor een duurzame vrede;
3. dringt er bij de regering en de LTTE op aan om het oorlogsrecht te eerbiedigen, om burgers zo weinig mogelijk schade te berokkenen tijdens militaire operaties en de duizenden burgers die in het conflictgebied gevangen zitten onmiddellijk een veilige doortocht te bieden en toegang tot humanitaire hulp te geven;
4. is verheugd over de plechtige belofte van de regering van Sri Lanka om te zorgen voor een volledig, open en transparant onderzoek naar alle vermeende schendingen van de mediavrijheid om ook de cultuur van straffeloosheid en onverschilligheid over moorden en aanvallen op journalisten in Sri Lanka aan te pakken;
5. benadrukt dat internationale waarnemers de humanitaire behoeften van een kwart miljoen mensen die gevangen zitten in de Wanni-regio moeten beoordelen en dat gezorgd moet worden voor een goede distributie van voedsel en andere humanitaire hulp, met name omdat de gevechten steeds dichter in de buurt komen van de burgerbevolking;
6. herhaalt zijn veroordeling van het ernstige kindermisbruik in de vorm van het ronselen van kindsoldaten, hetgeen een oorlogsmisdaad is, en dringt er bij alle rebellengroeperingen op aan om een einde te maken aan deze praktijken, de kindsoldaten die ze hebben vrij te laten en een principeverklaring af te leggen dat zij in de toekomst geen kindsoldaten meer zullen ronselen;
7. dringt er bij de regering op aan dringend aandacht te besteden aan het ruimen van landmijnen, die een ernstig obstakel vormen voor wederopbouw en economisch herstel; dringt er in dit verband bij de regering van Sri Lanka op aan de zeer positieve stap te zetten van toetreding tot het Verdrag van Ottawa (het verdrag inzake het verbod van het gebruik, de aanleg van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelmijnen en inzake de vernietiging van deze wapens);
8. is verheugd dat de regering van Sri Lanka zich heeft verbonden tot substantiële provinciale decentralisatie waardoor voornamelijk de Tamil-gebieden, alsmede andere gebieden, in staat worden gesteld meer controle uit te oefenen over hun administratie binnen een verenigd Sri Lanka; dringt er bij de regering op aan om deze decentralisatie snel te implementeren om ervoor te zorgen dat alle burgers van Sri Lanka gelijke rechten hebben;
9. dringt er bij de Raad, de Commissie en de regeringen van de lidstaten op aan hun inspanningen te verdubbelen om te helpen een duurzame en rechtvaardige vrede in Sri Lanka tot stand te brengen en veiligheid en welvaart te herstellen;
10. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de regering van Noorwegen en de overige co-voorzitters van de Tokyo-donorconferentie, de president en de regering van Sri Lanka en de overige conflictpartijen.
Besluit 2006/379/EG van de Raad van 29 mei 2006 tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van Besluit 2005/930/EG (PB L 144 van 31.5.2006, blz. 21).