Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2055(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0110/2009

Ingediende teksten :

A6-0110/2009

Debatten :

PV 24/03/2009 - 10
CRE 24/03/2009 - 10

Stemmingen :

PV 25/03/2009 - 3.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0174

Aangenomen teksten
PDF 155kWORD 62k
Woensdag 25 maart 2009 - Straatsburg
Tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013
P6_TA(2009)0174A6-0110/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de tussentijdse herziening van het financiële kader 2007-2013 (2008/2055(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op het EG-Verdrag, inzonderheid artikelen 268 tot en met 280,

–   gezien de lopende procedure voor de ratificatie van het Verdrag van Lissabon,

–   gelet op het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013(2),

–   gezien het werkdocument van de Commissie van 3 november 2008, getiteld "De begroting hervormen − Europa veranderen" (SEC(2008)2739),

–   gezien de resultaten van de conferentie over De begroting hervormen − Europa veranderen, op 12 november 2008 gehouden onder auspiciën van de Commissie,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 13 december 2007 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008 (alle afdelingen)(3) en van 18 december 2008 over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2009 (alle afdelingen)(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 maart 2007 over de toekomst van de eigen middelen van de Europese Unie(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 december 2007 over het gewijzigde voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer ten aanzien van het meerjarig financieel kader(6),

–   gezien zijn standpunt van 4 december 2008 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een snelleresponsfaciliteit voor maatregelen tegen de scherpe stijging van de voedselprijzen in de ontwikkelingslanden(7),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over het vierde verslag over economische en sociale cohesie(8),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 maart 2008 over de "Gezondheidscontrole" van het GLB(9),

–   gezien de conclusies van de Europese Raden van 15-16 december 2005, 21-22 juni 2007 en 11-12 december 2008,

–   gelet op het antwoord van de Europese Rekenkamer op de mededeling van de Commissie, getiteld "De begroting hervormen, Europa veranderen" (SEC(2007)1188),

–   gelet op artikel 45 van het Reglement,

–   gezien het verslag van de Begrotingscommissie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie ontwikkelingssamenwerking, de Commissie begrotingscontrole, de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw (A6-0110/2009),

A.   overwegende dat het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming hebben bereikt over het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer ("IIA van 17 mei 2006"), na intensieve onderhandelingen op basis van de onderhandelingspositie van het Europees Parlement van 8 juni 2005, op basis van een diepgaande analyse van de behoeften om de politieke prioriteiten te kunnen bepalen, na het bereiken van een akkoord door de lidstaten in 2005,

B.   overwegende dat het IIA van 17 mei 2006 bepaalt dat de Commissie tegen het einde van 2009 verslag zal uitbrengen over het functioneren van het IIA en de Commissie verzoekt een volledige, alomvattende en brede evaluatie te verrichten met betrekking tot alle aspecten van de uitgaven van de EU, met inbegrip van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en de inkomsten, met inbegrip van de korting voor het Verenigd Koninkrijk, en daarover in 2008/2009 een verslag uit te brengen,

C.   overwegende dat de Commissie in september 2007 de aanzet heeft gegeven tot een brede openbare raadpleging, waaraan meer dan 300 bijdragen zijn geleverd, en op 12 november 2008 een conferentie met als titel "De begroting hervormen − Europa veranderen" heeft georganiseerd, die de eerste stap in het herzieningsproces vormde,

D.   overwegende dat de Commissie van plan is een mededeling te presenteren over de belangrijkste punten voor het ontwerp van het volgende financiële kader ten laatste in de herfst van 2009 en verslag moet uitbrengen over het functioneren van het IIA van 17 mei 2006 (stap twee van het proces), terwijl de voorstellen voor het volgende meerjarig financieel kader (MFK) en IIA zullen worden gedaan door de volgende Commissie (stap drie) in de loop van 2010,

E.   overwegende dat de procedure voor ratificatie van het Verdrag van Lissabon nog niet is voltooid,

F.   overwegende dat de financiële bepalingen van het Verdrag van Lissabon ervoor zorgen dat het MFK juridisch bindend is volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en een duur zullen hebben van "ten minste vijf jaar",

G.   overwegende dat het Verdrag van Lissabon voorziet in een uitbreiding van de bevoegdheden van de Europese Unie, die zouden kunnen leiden tot nieuw beleid waarvoor passende rechtsgronden en financiering noodzakelijk zouden kunnen zijn,

H.   overwegende dat de instellingen ervoor moeten zorgen dat de agenda van het volgende financiële kader ruimte laat voor democratische legitimering en om de mandaten van de Commissie en het Parlement voor zover dat mogelijk is op elkaar af te stemmen, mede gelet op een mogelijke verlenging en aanpassing van het huidige MFK tot 2015/2016,

I.   overwegende dat de benoeming van een nieuwe Commissie en de hoorzittingen die in dat kader zullen plaatsvinden, een goede gelegenheid bieden aan het nieuwgekozen Parlement om de nieuwe commissarissen te ondervragen over en te beoordelen op hun respectievelijke beleidsprioriteiten en de daarvoor nodig geachte begrotingsmiddelen,

J.   overwegende dat de tussentijdse evaluatie van de lopende wetgevingsprogramma's, gepland voor 2010-2011, een belangrijke grondslag moet vormen voor een toekomstige beoordeling van lopende programma's en toekomstige prioriteiten en op passende wijze in aanmerking moet worden genomen in de financiële programmering voor de periode 2015-2016,

1.   herinnert aan het feit dat het Parlement een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het tot stand komen van het MFK voor 2007-2013 en het IIA van 17 mei 2006, terwijl tegelijkertijd de continuïteit van de EG-wetgeving mogelijk is gemaakt door de lancering van een enorm aantal meerjaarlijkse programma's; is van mening dat de meeste aanbevelingen uit het verslag van het Parlement nog van toepassing zijn, aangezien die teruggaan op een bottom-up aanpak waarin taken en toezeggingen gekoppeld worden aan de nodige begrotingsmiddelen; is in deze context van mening dat bepaalde algemene beginselen en richtsnoeren, gebaseerd op ervaringen uit het verleden, moeten kunnen worden doorgegeven aan het nieuwe Parlement;

Een driefasenaanpak

2.   verwelkomt het initiatief van de Commissie om een alomvattende brede raadpleging te organiseren die moet voorzien in nieuwe ideeën en opkomende trends; herinnert er evenwel aan dat het Parlement zich, binnen de grenzen van de institutionele prerogatieven van elke instelling, het recht voorbehoudt om op zoek te gaan naar andere oplossingen en ideeën via zelf georganiseerde raadplegingen en hoorzittingen;

3.   is van mening dat er, de afgelopen twee jaar na de inwerkingtreding van het huidige MFK (2007-2013) en het IIA van 17 mei 2006, enige vooruitgang is geboekt op de drie zuilen die door het Parlement zijn ontwikkeld in zijn resolutie van 17 mei 2006 over de sluiting van een interinstitutioneel akkoord(10): het samenbrengen van de politieke prioriteiten en de financiële behoeften, het moderniseren van de begrotingsstructuur, het verbeteren van de kwaliteit van uitvoering van de EU-begroting; merkt niettemin op dat er nog ruimte is voor verbetering, bijvoorbeeld met betrekking tot het afgeven van de toen overeengekomen "déclaration d'assurance" (DAS), de vereenvoudiging van de regelgeving en de verbetering van het gebruik van de kredieten die reeds beschikbaar zijn gesteld, maar waarvan de besteding nog zeer onvolledig is;

4.   herinnert aan het feit dat het zich ervan bewust is dat een aantal tekortkomingen onopgelost zijn gebleven in het slotakkoord, onder meer de invoering van verklaringen inzake regionaal en nationaal beheer; benadrukt dat de noodzaak van aanvullende financiering voor politieke prioriteiten van de EU, in het bijzonder voor Galileo, het Europees Instituut voor Technologie en de voedselfaciliteit, naar voren is gekomen en dat een oplossing is gevonden via de bestaande instrumenten van het IIA van 17 mei 2006; merkt op dat de Raad zelf niet in staat is gebleken om uitvoering te geven aan het akkoord van de Europese Raad om 5 000 000 000 EUR van de begroting van de Unie toe te kennen aan het plan voor het herstel en de ondersteuning van de economie; is van mening dat verdere aanpassingen binnen het huidige MFK en IIA op basis van een adequate en ambitieuze herziening noodzakelijk zullen zijn;

5.   merkt op dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen de herziening van bepaalde programma's binnen het huidige MFK op basis van de tussentijdse evaluatie van wetgeving die zal plaatsvinden in 2010-2011, de bestaande uitdagingen die voortkomen uit de ontoereikende financiering van rubriek 4 en rubriek 1a, en de nieuwe uitdagingen zoals energie, klimaatverandering, burgerschap, vrijheid, veiligheid en justitie, bestrijding van georganiseerde grensoverschrijdende misdaad, het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) en andere beleidsterreinen die zijn gekoppeld aan de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon biedt en de voorbereiding van het nieuwe MFK; onderstreept dat de verlenging van het huidige MFK een ambitieuze tussentijdse herziening tot een nog noodzakelijker voorwaarde vooraf maakt;

6.   benadrukt dat het, gezien de huidige context en een aantal onzekerheden die zijn verbonden aan het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon enerzijds, en het einde van de lopende zittingsperiode van het Parlement, de uitslag van de Europese verkiezingen en de benoeming van de nieuwe Commissie in de huidige economische context anderzijds, niet mogelijk zal zijn om in de komende maanden gedetailleerde standpunten in te nemen met het oog op een ambitieuze herziening; benadrukt evenwel dat een ambitieuze herziening een dringende prioriteit moet zijn voor het nieuwe Parlement en de nieuwe Commissie;

7.   is daarom van mening dat een realistische tussentijdse herziening in drie stappen moet verlopen:

   (a) (i) het oplossen van tekorten en overschotten in de context van de jaarlijkse begrotingsprocedures, indien mogelijk door een grotere flexibiliteit en, indien nodig, door gebruik te maken van een deel van de marge die is overgebleven onder het plafond van de eigen middelen,
   (ii) beoordeling van de tussentijdse evaluatie,
   (b) (ii) mogelijke aanpassingen en verlengingen van het huidige MFK tot 2015/2016 om een soepele overgang mogelijk te maken naar een MFK met een looptijd van vijf jaar, welke elk Parlement en elke Commissie tijdens hun mandaat de politieke verantwoordelijkheid zou geven voor een bepaald MFK,
   (i) mogelijke aanpassing en verlenging van de huidige programma's zoals voorzien door wetgeving (2010-2011), in overeenstemming met de mogelijke verlenging van het MFK, zoals reeds herhaaldelijk door het Parlement gevraagd;
   (c) voorbereiding van het nieuwe MFK vanaf 2016/2017; deze fase zal plaatsvinden onder verantwoordelijkheid van het in 2014 gekozen Parlement;

Algemene principes

8.   herinnert aan het feit dat het plafond van de eigen middelen 1,31% van het BBI van de EU aan vastleggingskredieten en 1,24 % van het BBI van de EU aan betalingen bedraagt; herinnert tevens aan het feit dat er elk jaar aanzienlijke marges overblijven onder het plafond dat is vastgesteld in het financiële kader, in het bijzonder in betalingen (8 300 000 000 EUR in 2007, 13 000 000 000 in 2008, 7 800 000 000 in 2009); herinnert daarnaast aan het feit dat er enorme marges bestaan tussen het plafond van het MFK en het plafond van de eigen middelen van de EU(11) (36 600 000 000 EUR in 2010, 44 200 000 000 in 2011, 45 000 000 000 in en 50 600 000 000 in 2013)(12);

9.   bevestigt zijn standpunt als neergelegd in zijn reeds aangehaalde resolutie van 29 maart 2007 waarin het benadrukte dat "de politieke koppeling tussen de hervorming van de inkomsten en een herziening van de uitgaven onvermijdelijk en zonder meer redelijk is"; is van mening dat de twee processen parallel aan elkaar moeten verlopen om uiteindelijk (uiterlijk bij het MFK dat ingaat in 2016/2017) samen te vallen in een alomvattende en geïntegreerde hervorming voor een nieuw systeem van financiering en uitgaven van de EU, hetgeen zou impliceren dat het voorbereidende werk, met inbegrip van de ratificatie, daarvoor is gedaan; dringt aan op een systeem waarbij de baten en de lasten van de verschillende lidstaten over het algemeen op een meer adequaat niveau worden gebracht;

10.   is van mening dat de algehele omvang van de middelen van de EU niet mag worden beïnvloed door de huidige mondiale economische crisis, zelfs als het BBI van de lidstaten niet langer een stijgende lijn zou vertonen; is er daarom van overtuigd dat de uitgaven van de EU met name gericht moeten zijn op beleid met een duidelijke Europese meerwaarde, geheel overeenkomstig de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid; herinnert eraan dat de omvang van die meerwaarde in tijden van crisis grotendeels berust op het fundamentele beginsel van solidariteit tussen de Europese volkeren;

11.   benadrukt dat gezond financieel beheer, beter beheer door de lidstaten en de Commissie en het samenbrengen van politieke prioriteiten en financiële behoeften de komende jaren een prioriteit moeten blijven; en dat dit doel moet worden nagestreefd door vooraf positieve en negatieve prioriteiten vast te stellen, in plaats van door zelfopgelegde plafonds en is daarom van mening dat de flexibiliteit van het MFK moet worden vergroot; onderstreept dat de EU in haar geschiedenis zelden voor zulke grote uitdagingen heeft gestaan (voedselcrisis, energiecrisis en financiële crisis); is van mening dat een echt Europees antwoord op deze crises internationale wetgeving en begrotingsmaatregelen vereist;

12.   acht het, gelet op het feit dat de beleidsprioriteiten van de Unie in permanente evolutie verkeren ten gevolge van de mondialisering, de demografische ontwikkeling, de technologische ontwikkeling, de noodzaak om een veilige en uit diverse bronnen afkomstige energievoorziening te waarborgen en de klimaatverandering, van essentieel belang dat de uitgaven van de Unie opnieuw worden geëvalueerd en geoptimaliseerd, zodat de EU zo doeltreffend mogelijke acties met de hoogst mogelijke meerwaarde ten uitvoer kan leggen;

13.   is ervan overtuigd dat meer flexibiliteit binnen en tussen rubrieken een absolute noodzaak is voor het functioneringsvermogen van de Unie, niet alleen om de nieuwe uitdagingen van de EU het hoofd te kunnen bieden, maar ook om het besluitvormingsproces binnen de instellingen te vereenvoudigen; verwacht dat de Commissie in de toekomst in haar voorstellen relevante initiatieven in deze richting zal ontplooien, overeenkomstig verklaring nr. 1 bij het IIA van 17 mei 2006;

14.   herinnert eraan dat het financiële kader overeenkomstig punt 21 van het IIA "mag het financieel kader op voorstel van de Commissie worden herzien in het geval van onvoorziene situaties, met inachtneming van het maximum van de eigen middelen"; uit eens te meer kritiek op het irrationele gedrag van de Raad, die zich keer op keer verzet tegen de toepassing van deze mogelijkheid tot herziening;

15.   herhaalt zijn wens om te komen tot een concrete en snelle verbetering van de uitvoering door de lidstaten en de Commissie van EU-beleid en van het cohesiebeleid in het bijzonder; verwacht ten stelligste dat het gezamenlijke engagement waartoe de Commissie en de Raad zich in november 2008 namens de lidstaten hebben verplicht, zal leiden tot een vereenvoudiging van de procedures (in het bijzonder van de beheerscontrolesystemen (MCS)) teneinde betalingen te versnellen, en een positief effect zal hebben op de komende begrotingen; is bereid om politieke en administratieve maatregelen te nemen indien de huidige situatie ongewijzigd zou blijven voortduren; zou graag zien dat de vereenvoudiging van procedures ook op andere gebieden een prioriteit vormt, bijvoorbeeld op het terrein van onderzoek en innovatie, MKB-beleid, enz.;

16.   merkt op dat hoge prioriteit moet worden verleend aan een effectief beheer van de uitgaven van de EU; acht het tevens bijzonder belangrijk dat de financiële middelen worden toegekend op basis van objectieve criteria en een permanente evaluatie van de resultaten; is van mening dat in dit verband moet worden gestreefd naar sterke en efficiënte publiek-private partnerschappen (PPP's);

17.   betreurt dat de discussie over de hervorming van het systeem voor de financiering van de begroting van de Unie vertraging heeft opgelopen, temeer daar deze hervorming nog dringender is geworden ten gevolge van de economische crisis; vindt het met name jammer dat de tenuitvoerlegging van het systeem voor de toekenning van emissierechten voor broeikasgassen niet is aangegrepen om een diepgaand politiek debat te openen over de toewijzing van nieuwe publieke middelen die teruggaan op besluiten van de Unie; dringt erop aan dat dit debat wordt geopend in het kader van de volgende tussentijdse herziening van het huidige MFK;

18.   merkt op dat in de nationale begrotingen van de lidstaten rekening wordt gehouden met een groot deel van de doelstellingen van de Unie; dringt erop aan dat deze kredieten worden geboekt en gepubliceerd in elk van de lidstaten teneinde een beter inzicht te krijgen in eenieders inspanningen en in de omvang van de bedragen die in het kader van de Europese begroting moeten worden uitgetrokken voor terreinen waar het optreden van de lidstaten moet worden aangemoedigd en aangevuld;

Specifieke opmerkingen

19.   is vastbesloten passende financiering te vinden voor nieuw of aanvullend beleid dat zou kunnen voortvloeien uit de mogelijke inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (zoals energie- en ruimtebeleid en onderzoek in het kader van rubriek 1a, justitiële samenwerking in het kader van rubriek 3a, jeugd, sport, voorlichtings- en communicatiebeleid en volksgezondheid in het kader van rubriek 3b, humanitaire hulp en Europese Dienst extern optreden in het kader van rubriek 4);

20.   herinnert aan het feit dat de rubrieken 1a, 3 en 4 in het huidige MFK al onvoldoende geld ontvangen; benadrukt dat aanvullend beleid geen invloed mag hebben op het evenwicht tussen de hoofdcategorieën van het huidige MFK en de bestaande prioriteiten niet in gevaar mag brengen; benadrukt ook dat, mochten sommige lidstaten blijven aandringen op een "1%-aanpak", de begroting geen mogelijkheden zal bieden om nieuwe prioriteiten te financieren, wat onaanvaardbaar moet zijn voor de Raad en volkomen onaanvaardbaar voor het Parlement;

21.   is van mening dat het verschaffen aan de Unie van de middelen die nodig zijn voor het vervullen van haar politieke ambitie op gebieden als energieveiligheid en de strijd tegen klimaatverandering, deel moet uitmaken van een herziening op de korte termijn, onafhankelijk van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon; is bereid te onderzoeken in hoeverre er mogelijkheden zijn om voor dat doel een speciaal fonds in het leven te roepen; benadrukt dat dit ook een topprioriteit moet zijn voor het volgende MFK, bij voorkeur door de oprichting van een nieuwe categorie waarin alle relevante beleidsmaatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering worden gebundeld;

22.   onderstreept de noodzaak van samenhang tussen de op dit gebied ten uitvoer gelegde beleidsacties en merkt op dat moet worden nagegaan of alle belangrijke programma's, waaronder landbouw, cohesieprogramma's, vervoer en energienetwerken, en ontwikkelingsprogramma's, zijn aangepast aan de veranderende klimaatomstandigheden;

23.   beklemtoont nogmaals dat het bereid is onderhandelingen te openen met de Raad over voorstellen van de Commissie om energie- en netwerkprojecten (breedband) te financieren in de context van het Herstelplan van de EU;

24.   benadrukt dat de huidige context van economische vertraging niet als excuus voor uitstel mag worden gebruikt, maar daarentegen moet worden beschouwd als een gelegenheid om meer te investeren in groene technologieën;

25.   dringt erop aan vast te houden aan het streven naar een verhoging van de uitgaven voor onderzoek en innovatie tot 3% van het BBI van de EU in het jaar 2010; benadrukt dat wetenschappelijk onderzoek, wetenschappelijke infrastructuur, technologische ontwikkeling en innovatie een centrale rol spelen in de Lissabon-strategie en essentiële factoren zijn voor groei, het scheppen van werkgelegenheid, duurzame ontwikkeling en het concurrentievermogen van de EU;

26.   onderstreept dat onderwijs-, cultuur- en jeugdprogramma's een enorm potentieel hebben om Europa dichter bij de burgers te brengen en culturele diversiteit en wederzijds begrip te bevorderen, om nog maar te zwijgen van de rol van onderwijs bij het verwezenlijken van de doelstellingen van Lissabon en het afstemmen van de beroepsvaardigheden op de nieuwe uitdagingen en kansen die voortkomen uit de financiële en economische crisis en de klimaatverandering;

27.   herinnert aan het feit dat rubriek 4 "De EU als mondiale partner" chronisch te weinig geld krijgt; vraagt de Commissie met voorstellen te komen voor financiering op de lange termijn van acties die bijdragen aan de verwezenlijking van de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, van verplichtingen die voortvloeien uit een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering los van ontwikkelingssteun, van acties ter voorkoming van conflicten en ter bevordering van de eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, van een geloofwaardig nabuurschapsbeleid en van het GBVB/EVDB (in het kader van adequate kwijtingsprocedures), teneinde terugkerende en eindeloze onderhandelingen met de Raad tijdens de jaarlijkse begrotingsprocedures te voorkomen; herinnert eraan dat de nieuwe behoeften gefinancierd moeten worden met extra middelen;

28.   herinnert aan de verplichtingen die de lidstaten in 2005 zijn aangegaan met het oog op het realiseren van de doelstelling van 0,7% van het BBI van de EU voor officiële ontwikkelingssteun (ODA) in 2015; is van mening dat steun vanuit de EU-begroting een nuttige stimulans kan zijn om lidstaten te helpen zich aan deze doelstelling te houden; spreekt nogmaals zijn wil uit om het Europees Ontwikkelingsfonds onder te brengen in de algemene begroting waarvan de beslissingsprocedures worden gevolgd en gecontroleerd door het Parlement;

29.   verzoekt het nieuwe, in 2009 verkozen Parlement, ter wille van de transparantie, om de middelen die thans buiten de begroting vallen in de gewone begrotingsstructuur op te nemen;

o
o   o

30.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(2) PB C 124 E van 25.5.2006, blz. 373.
(3) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 454.
(4) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0622.
(5) PB C 27 E van 31.1.2008, blz. 214.
(6) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 263.
(7) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0576.
(8) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0068.
(9) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0093.
(10) PB C 297 E van 7.12.2006, blz. 182.
(11) Besluit 2000/597/EG, Euratom van de Raad van 29 september 2000 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen (PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42).
(12) Plafond voor eigen middelen van 1,24 % tegen MFK-plafond gebaseerd op geschat BBI van de EU-27 in 2009.

Juridische mededeling - Privacybeleid