Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2537(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : B6-0148/2009

Ingediende teksten :

B6-0148/2009

Debatten :

PV 23/03/2009 - 14
CRE 23/03/2009 - 14

Stemmingen :

PV 25/03/2009 - 3.10
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0176

Aangenomen teksten
PDF 152kWORD 56k
Woensdag 25 maart 2009 - Straatsburg
Tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst EG − Ivoorkust
P6_TA(2009)0176B6-0148/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 25 maart 2009 over de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds

Het Europees Parlement,

–   gezien de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT), met name artikel XXIV daarvan,

–   gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (Overeenkomst van Cotonou),

–   gezien de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van 8 september 2000, waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) zijn geformuleerd als criteria die de internationale gemeenschap collectief heeft opgesteld met het oog op de uitbanning van armoede,

–   gezien de op 14 november 2001 in Doha op de vierde bijeenkomst van de ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aangenomen ministeriële verklaring,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 25 september 2003 over de Vijfde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie te Cancún(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 mei 2005 over de evaluatie van de Doha-ontwikkelingsronde na het besluit van de Algemene Raad van de WTO van 1 augustus 2004(2),

–   gezien het op 8 juli 2005 door de G8 aangenomen communiqué van Gleneagles,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 december 2005 over de voorbereiding van de zesde ministersconferentie van de Wereldhandelsorganisatie in Hong Kong(3),

–   gezien de op 18 december 2005 in Hong Kong op de zesde bijeenkomst van de ministersconferentie van de WTO aangenomen ministeriële verklaring,

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 23 maart 2006 over de invloed van de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) op de ontwikkeling(4),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hong Kong(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 juni 2006 over handel en armoede: naar een handelsbeleid dat de bijdrage van de handel aan armoedebestrijding maximaliseert(6),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 7 september 2006 over de opschorting van de onderhandelingen over de Ontwikkelingsagenda van Doha (DDA)(7),

–   gezien het verslag en de aanbevelingen van de task force hulp voor handel, die de Algemene Raad van de WTO op 10 oktober 2006 heeft goedgekeurd,

–   onder verwijzing naar zijn resoluties van 23 mei 2007(8) en 12 december 2007(9) over economische partnerschapsovereenkomsten,

–   gezien de mededeling van de Commissie van 23 oktober 2007 getiteld "Economische partnerschapsovereenkomsten" (COM(2007)0635),

–   gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van april 2006, oktober 2006, mei 2007, oktober 2007, november 2007, mei 2008 en juni 2008,

–   onder verwijzing naar zijn standpunt van 5 juni 2008 inzake het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2011 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 964/2007 en (EG) nr. 1100/2006 van de Commissie(10),

–   gezien de tijdelijke economische partnerschapsovereenkomst tussen Ivoorkust, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds,

–   gelet op artikel 108, lid 5, juncto artikel 103, lid 2, van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de handelsrelatie tot 31 december 2007 van de EU met de ACS-landen − die zonder wederkerigheid preferentiële toegang tot de EU-markten hadden − een uitzondering vormde op de algemene WTO-regels,

B.   overwegende dat EPO's met de WTO-regels verenigbare overeenkomsten zijn ter ondersteuning van regionale integratie en ter bevordering van de geleidelijke integratie van de ACS-economieën in de wereldeconomie, zodat hun duurzame sociaal-economische ontwikkeling wordt gestimuleerd en een bijdrage wordt geleverd aan de globale inspanningen voor de uitbanning van armoede en de creatie van rijkdom in de ACS-landen,

C.   overwegende dat tijdelijke economische partnerschapsovereenkomsten automatisch met de WTO-regels verenigbare overeenkomsten zijn betreffende de handel in goederen, met aanzienlijke verbintenissen en gericht op het voorkomen van verstoring van de handel van de ACS-landen met de Europese Unie, en dat ze daarom moeten worden beschouwd als tijdelijke oplossing, terwijl de onderhandelingen voor het sluiten van een omvattende economische partnerschapsovereenkomst met de West-Afrikaanse regio nog lopende zijn,

D.   overwegende dat de in de tijdelijke EPO's opgenomen handelsregels moeten samengaan met een verhoging van de steun voor handelsgerelateerde assistentie, onder andere aan de hand van een verhoging van de administratieve capaciteit en maatregelen ter bevordering van goed bestuur,

E.   overwegende dat Ivoorkust op plaats 151 van de 163 staat op de Corruption Perception Index 2008 van Transparency International,

F.   overwegende dat de EU-strategie "Hulp voor handel'tot doel heeft de ontwikkelingslanden beter in staat te stellen van nieuwe handelsmogelijkheden te profiteren,

G.   overwegende dat een aantal ACS-landen in de EPO-onderhandelingen toepassing wilden van de clausule inzake de meest begunstigde natie, die een normaal, niet-discriminerend tarief inhoudt op invoer van goederen, om te waarborgen dat alle exporterende landen dezelfde behandeling als de meest begunstigde handelsexporteur genieten,

H.   overwegende dat de concurrentie tussen de EU- en de ACS-economieën beperkt is, doordat de grote meerderheid van de EU-export vooral bestaat uit goederen die de ACS-landen niet produceren, maar hetzij nodig hebben voor rechtstreekse consumptie, hetzij als basisproduct voor hun binnenlandse industrie; overwegende dat dit niet het geval is voor de handel in landbouwproducten, waarbij de uitvoersubsidies van de EU een ernstige belemmering vormen voor ACS-producenten in de landbouw, veehouderij en zuivelsector en waarbij zowel de lokale als regionale markten verstoord en vaak vernield worden; overwegende dat de EU bijgevolg alle vormen van uitvoersubsidies met onmiddellijke ingang geleidelijk moet afschaffen,

I.   overwegende dat er tussen de Europese Gemeenschap en de ACS-landen nieuwe, betere en flexibelere oorsprongsregels zijn onderhandeld, die aanzienlijke voordelen voor de ACS-landen kunnen inhouden, op voorwaarde dat ze op de juiste wijze worden toegepast en er rekening wordt gehouden met hun geringere capaciteit,

1.   benadrukt dat EPO's slechts bevredigend kunnen worden geacht als er drie doelstellingen mee worden vervuld: steun aan de ACS-landen voor duurzame ontwikkeling, bevordering van de deelname door deze landen aan de wereldhandel, en versterking van het regionaliseringsproces;

2.   benadrukt dat het hoofddoel van deze overeenkomst is, bij te dragen aan het bereiken van de millenniumdoelstellingen door middel van handel en ontwikkeling, armoedevermindering en eerbiediging van de fundamentele mensenrechten;

3.   brengt in herinnering dat de tijdelijke overeenkomst weliswaar verenigbaar is met de WTO-regels en kan worden beschouwd als een eerste stap in de richting van een "volledige" EPO, maar daarom niet noodzakelijk automatisch leidt tot een "volledige" EPO;

4.   pleit voor een flexibele en pragmatische benadering in de aan de gang zijnde onderhandelingen over een volledige EPO; doet in dit verband een beroep op de Commissie om met name rekening te houden met het verzoek van Ivoorkust betreffende de ontwikkelingsaspecten van de overeenkomst; verwelkomt in dit verband de conclusies van de RAZEB van mei 2008;

5.   verzoekt de Commissie elk verzoek van Ivoorkust om te heronderhandelen over bepalingen met betrekking tot omstreden onderwerpen die het land wil wijzigen of schrappen, in overweging te nemen;

6.   vraagt dat de Commissie nauwlettend de economische ontwikkelingen controleert die verband houden met de overeenkomst; steunt daarom het voornemen van de Commissie om alle aspecten van de overeenkomst te herzien tijdens de onderhandelingen voor een volledige EPO; benadrukt dat de volledige EPO ook een herzieningsclausule en een effectbeoordeling moet omvatten, die binnen drie tot vijf jaar na de ondertekening ervan moet worden uitgevoerd om de sociaal-economische gevolgen van de overeenkomst te bepalen, met inbegrip van de kosten en de consequenties die aan de uitvoering ervan zijn verbonden; dringt erop aan dat het Parlement wordt betrokken bij elke herziening van de overeenkomst;

7.   herinnert eraan dat de EPO's in overeenstemming dienen te zijn met de WTO-regels, die geen toezeggingen inzake liberalisatie of regelgevende verplichtingen op het gebied van diensten, intellectuele eigendomsrechten, of de zogeheten "Singaporekwesties" verlangen of verbieden;

8.   pleit voor een tijdens de overgang van een tijdelijke naar een volledige EPO aan te brengen regelgevingskader voor diensten; vraagt met klem om maatregelen om ervoor te zorgen dat er bepalingen inzake universele dienstverlening worden opgenomen, ook voor elementaire openbare diensten; bevestigt in dit verband nogmaals de standpunten die het hierover in zijn resolutie van 4 september 2008 over diensten(11) heeft ingenomen;

9.   is van mening dat een volledige EPO een hoofdstuk "politieke dialoog en bescherming van de mensenrechten" moet bevatten;

10.   spreekt de hoop uit dat Ivoorkust zo spoedig mogelijk een verantwoordelijke en democratisch verkozen regering zal krijgen; verwelkomt daarom alle voorbereidingen die door de Independent Electoral Commission (CEI) zijn getroffen, maar dringt er bij de CEI op aan zo spoedig mogelijk een nieuw en realistisch tijschema te publiceren; is van oordeel dat bij de steun van het Parlement voor een volledige EPO tussen de EU en Ivoorkust rekening moet worden gehouden met de vraag of er verkiezingen zijn gehouden en of er een democratisch gekozen regering aan de macht is; verzoekt zo spoedig mogelijk te worden geraadpleegd;

11.   prijst de partijen die de overeenkomst hebben ondertekend voor hun aanmoediging van het proces van douanehervormingen binnen de West-Afrikaanse regio, in het bijzonder gezien de positie van Ivoorkust in West-Afrika als een van de meest geavanceerde en welvarende economieën van het gebied en als voortrekker op het vlak van handel en economische ontwikkeling;

12.   is ingenomen met de ontwikkeling van een douane-unie in de groepering van West-Afrikaanse landen, in het bijzonder indien de voordelen in aanmerking worden genomen die de synchronisatie van de West-Afrikaanse regio zal opleveren voor Ivoorkust, met name een grotere markt, een toename van de handel en meer mogelijkheden voor de creatie van schaalvoordelen;

13.   brengt in herinnering dat intraregionale handel slechts een klein aandeel vormt in het handelsvolume van Ivoorkust en benadrukt dat een toename van de regionale handelsbetrekkingen noodzakelijk is voor het waarborgen van een duurzame groei in de regio; vraagt daarom dat de Commissie afdoende rekening houdt met het beleid van de regionale groepering gevormd door de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS);

14.   benadrukt dat de eventuele toekomstige regionale EPO met West-Afrika in geen geval de cohesie mag ondermijnen of de regionale integratie van die landen verzwakken;

15.   is van mening dat de volledige EPO de uitvoer van bewerkte producten moet bevorderen met eenvoudiger en betere oorsprongsregels, met name in sleutelsectoren als textiel, visserij en landbouw;

16.   doet een beroep op de Europese Unie voor het verstrekken van meer en aangepaste technische en administratieve steun aan Ivoorkust, onder andere aan de privé-sector en het maatschappelijk middenveld, met als doel de aanpassing van de economie van het land na het ondertekenen van de tijdelijke EPO te vergemakkelijken;

17.   herinnert aan de goedkeuring, in oktober 2007, van de strategie van de Europese Unie inzake hulp voor handel, waarbij de toezegging is gedaan de gezamenlijke handelsgerelateerde EU-bijstand tegen 2010 te verhogen tot jaarlijks 2 miljard EUR (2 000 000 000 EUR) (1 miljard EUR van de Gemeenschap en 1 miljard EUR van de lidstaten); dringt erop aan dat Ivoorkust een passend en billijk deel ontvangt; dringt aan op de snelle vaststelling en beschikbaarstelling van het aandeel in de middelen uit hoofde van "Hulp voor handel"; onderstreept dat deze middelen een aanvulling moeten zijn en niet alleen een andere verpakking voor de middelen uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat zij moeten aansluiten bij de prioriteiten van Ivoorkust en dat de uitbetaling tijdig moet gebeuren, voorspelbaar moet zijn en in overeenstemming met de uitvoeringsschema's van de nationale en regionale strategische ontwikkelingsplannen; is gekant tegen elke vorm van voorwaardelijkheid in verband met de ratificatie van deze EPO bij de verlening van Europese steun en verzoekt de Commissie te waarborgen dat toegang tot de middelen van het 10de EOF niet wordt gekoppeld aan de resultaten en het tempo van de onderhandelingen;

18.   onderstreept het belang van transparant beheer van natuurlijke hulpbronnen aangezien deze de sleutel vormen voor ontwikkeling; dringt er bij degenen die over een definitieve EPO onderhandelen op aan de volle aandacht te geven aan deze transparantie en best practices voor te stellen, zodat Ghana optimaal van deze rijkdommen kan profiteren; bevestigt in dit verband nogmaals de standpunten die het in zijn resolutie van 13 maart 2007 over maatschappelijk verantwoord ondernemen(12) heeft ingenomen en dringt er bij de Commissie op aan te garanderen dat in de EU gevestigde internationale ondernemingen met productiefaciliteiten in ACP-landen zich houden aan de basisnormen van de ILO, aan sociale en milieuakkoorden en aan internationale overeenkomsten om een wereldwijd evenwicht te bereiken tussen economische groei en hogere sociale en milieunormen;

19.   vraagt dat de autoriteiten van Ivoorkust in het kader van de ondertekening van deze tijdelijke EPO kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) aanmoedigen en beschermen; is ingenomen met het feit dat de tijdelijke EPO KMO's een periode van 15 jaar toestaat om zich aan te passen aan de veranderingen;

20.   is van mening dat de ontwikkeling van de human resources in de regio van doorslaggevend belang is om de voordelen van het herziene handelssysteem veilig te stellen, en moedigt de ontwikkeling van stimuli aan om geschoolde werknemers in Ivoorkust te houden of naar Ivoorkust aan te trekken;

21.   drukt zijn niet-aflatende steun uit voor een volledige EPO tussen de Europese Gemeenschap en Ivoorkust; is van mening dat de belangrijkste onderwerpen waarover moet worden onderhandeld, onder meer de volgende zijn:

   i) regels voor de bescherming van belangrijke, plaatselijke, opkomende industrieën die voor ontwikkelingsdoeleinden van belang zijn;
   ii) het cruciale terrein van de intellectuele-eigendomsrechten, niet alleen voor westerse technologische artikelen maar ook voor biodiversiteit en traditionele kennis; voorts mogen de onderhandelingen over intellectuele-eigendomsrechten niet verder gaan dan de WTO-regels en geen TRIPS+-verplichtingen verlangen van West-Afrikaanse WTO- of niet-WTO-leden;
   iii) een mensenrechtenclausule;
   iv) een hoofdstuk over de bescherming van de biodiversiteit en het kustwoud van de Golf van Guinee, waardoor het FLEGT-mechanisme zou worden versterkt;
   v) in gevallen waarin dat gerechtvaardigd kan worden, heffingen voor ontwikkelingsdoeleinden toestaan;
   vi) transparantie van overheidsopdrachten, die tot op zeker hoogte - in overeenstemming met de behoeften van Ivoorkust - opengesteld zijn voor EU-contractanten;
   vii) werkvergunningen voor burgers van Ivoorkust voor perioden van ten minste 24 maanden, die hen in staat stellen te werken als zorgverlener of in gelijkaardige beroepen;

22.   betreurt dat veel producten, waaronder cement, benzine en auto's, waarvan de lagere invoerkosten van wezenlijk belang kunnen zijn voor lokale ondernemers en opkomende industrieën verderop in de waardeketen, zijn uitgesloten van liberalisering;

23.   dringt erop aan dat de volledige EPO bepalingen omvat betreffende basisnormen inzake goed bestuur, transparantie en de eerbiediging van de mensenrechten;

24.   is van mening dat een volledige EPO ten volle benut kan worden door de burgers van Ivoorkust indien dat land over een verantwoordelijke en democratisch verkozen regering beschikt; spreekt de hoop uit dat Ivoorkust over enige tijd een dergelijke regering heeft;

25.   acht het belangrijk dat bij de tenuitvoerlegging van EPO's een adequaat controlesysteem wordt ingesteld, dat wordt gecoördineerd door de bevoegde parlementaire commissie en waarbij leden van de Commissie internationale handel en de Commissie ontwikkelingssamenwerking worden betrokken, om zodoende een juist evenwicht tussen het behoud van de leidende rol van de Commissie internationale handel en de algehele consistentie van het handels- en ontwikkelingsbeleid te waarborgen; is van mening dat deze parlementaire commissie flexibel moet optreden en actief moet samenwerken met de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU; is van oordeel dat die controle na goedkeuring van iedere tijdelijke EPO van start moet gaan;

26.   verzoekt de Raad en de Commissie het Parlement gedurende het onderhandelingsproces steeds tijdig te informeren;

27.   verzoekt de Commissie te zorgen voor levensvatbare alternatieven die markttoegang garanderen voor landen die zich niet willen aansluiten bij de volledige EPO;

28.   benadrukt met name de cruciale rol van de parlementen en niet-overheidsactoren van de ACS-landen bij het toezicht op en het beheer van de EPO's en vraagt de Commissie te stimuleren dat zij bij de lopende onderhandelingsprocedures worden betrokken; wijst erop dat dit een duidelijke agenda tussen de EU en de ACS-landen vereist, die gebaseerd is op een participerende benadering;

29.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ACS-landen, de ACS-EU-Raad van Ministers en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU.

(1) PB C 77 E van 26.3.2004, blz. 393.
(2) PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 397.
(3) PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 126.
(4) PB C 292 E van 1.12.2006, blz. 121.
(5) PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.
(6) PB C 298 E van 8.12.2006, blz. 261.
(7) PB C 305 E van 14.12.2006, blz. 244.
(8) PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 301.
(9) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 361.
(10) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0252.
(11) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0407.
(12) PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 45.

Juridische mededeling - Privacybeleid