Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2009 over het verzoek om overleg over de immuniteit en de voorrechten van Antonio Di Pietro (2008/2146(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het verzoek om overleg over de parlementaire immuniteit van Antonio Di Pietro, dat op 15 mei 2008 werd doorgestuurd door de bevoegde autoriteit van de Italiaanse Republiek en waarvan op 5 juni 2008 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,
– na Antonio Di Pietro te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,
– gelet op de artikelen 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen, en op artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964, 10 juli 1986 en 21 oktober 2008(1),
– gelet op artikel 68, lid 1, van de Italiaanse Grondwet,
– gelet op artikel 6, lid 1, en artikel 7, lid 13, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0197/2009),
1. besluit de immuniteit van Antonio Di Pietro niet op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van de bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de terzake bevoegde autoriteiten van de Italiaanse Republiek.
Zaak 101/63, Wagner/Fohrmann en Krier, Jurispr. 1964, blz. 407; zaak 149/85, Wybot/Faure en anderen, Jurispr. 1986, blz. 2391, en gevoegde zaken C-200/07 en C-201/07, Marra/De Gregorio en Clemente, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie.