Besluit van het Europees Parlement van 22 april 2009 over het verzoek om opheffing van de immuniteit van Hannes Swoboda (2009/2014(IMM))
Het Europees Parlement,
– gezien het op 20 januari 2009 aan het Parlement voorgelegde verzoek om opheffing van de immuniteit van Hannes Swoboda, dat op 5 december 2008 werd ingediend door het Landgericht für Strafsachen (strafrechtbank) te Wenen, en van de ontvangst waarvan op 5 februari 2009 ter plenaire vergadering kennis werd gegeven,
– na Hannes Swoboda te hebben gehoord, overeenkomstig artikel 7, lid 3, van zijn Reglement,
– gelet op de artikelen 9 en 10 van het Protocol van 8 april 1965 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen en op artikel 6, lid 2, van de Akte van 20 september 1976 betreffende de verkiezing van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen,
– gelet op de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 12 mei 1964 en 10 juli 1986(1),
– gelet op artikel 57 van de Oostenrijkse federale grondwet (Bundes-Verfassungsgesetz),
– gelet op artikel 6, lid 2, en artikel 7 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie juridische zaken (A6-0190/2009),
1. besluit de immuniteit van Hannes Swoboda niet op te heffen;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en het verslag van zijn bevoegde commissie onmiddellijk te doen toekomen aan de bevoegde autoriteiten van de Republiek Oostenrijk.