Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2301(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0232/2009

Ingediende teksten :

A6-0232/2009

Debatten :

PV 21/04/2009 - 27
CRE 21/04/2009 - 27

Stemmingen :

PV 22/04/2009 - 6.23
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0239

Aangenomen teksten
PDF 145kWORD 61k
Woensdag 22 april 2009 - Straatsburg
Jaarverslag over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften 2008
P6_TA(2009)0239A6-0232/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 22 april 2009 over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften 2008 (2008/2301(INI))

Het Europees Parlement,

–   onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften,

–   gezien de resultaten van onderzoeksmissies ondernomen door de commissie in 2008 in Roemenië, Bulgarije en Frankrijk en de desbetreffende, door de commissie goedgekeurde verslagen en aanbevelingen,

–   gelet op de artikelen 21 en 194 van het EG-Verdrag, op grond waarvan alle burgers en ingezetenen van de EU het recht hebben een verzoekschrift tot het Europees Parlement te richten,

–   gelet op de artikelen 45 en 192, lid 6, van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A6-0232/2009),

A.   onder erkenning van het belang van de verzoekschriftenprocedure en de specifieke kenmerken ervan, waardoor de bevoegde commissie in staat gesteld wordt naar oplossingen en verklaringen te zoeken ten behoeve van EU-burgers die een verzoekschrift aan het Parlement richten,

B.   gezien het toenemende aantal EU-burgers dat een verzoekschrift aan het Parlement richt en gezien de pogingen van de Commissie verzoekschriften om haar procedures te stroomlijnen en aldus de burgers die een beroep op haar doen, beter van dienst te kunnen zijn,

C.   overwegende dat verscheidene aanbevelingen, opgenomen in het Jaarverslag 2007, nog niet door de autoriteiten van het Parlement zijn uitgevoerd, met name het verzoek van de Commissie verzoekschriften om de administratieve middelen, ook op het gebied van taalkundige en juridische deskundigheid, spoedig te versterken, teneinde de capaciteiten van het Parlement voor het uitvoeren van onafhankelijke onderzoeken in verband met aan het Parlement gerichte verzoekschriften uit te breiden en zoals bijvoorbeeld de aanbevolen nauwere samenwerking met SOLVIT op het gebied van verzoekschriften en klachten betreffende de interne markt, en de aanbevolen oprichting van een gemeenschappelijk EU-portaal voor Europese burgers,

D.   in aanmerking nemende dat burgers, ondanks de aanzienlijke vooruitgang bij de ontwikkeling van de structuren en het beleid van de Unie in die periode, nog steeds rechtstreeks te maken hebben met vele tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van het beleid en de programma's van de Unie, omdat zij daar rechtstreeks de nadelige gevolgen van ondervinden en overwegende dat er vele verzoekschriften aan gewijd worden,

E.   overwegende dat de verankering van het "burgerinitiatief" in het Verdrag van Lissabon zal leiden tot een nog sterkere deelneming van de burgers aan de activiteiten en het werk van de Europese Unie,

F.   in overweging nemende dat het Parlement daarom de verantwoordelijkheid heeft ervoor te zorgen dat afzonderlijke lidstaten het Gemeenschapsrecht beter toepassen, in het belang van de burgers en ingezetenen van de EU, en dus met de lidstaten samenwerken om dit doel te bereiken,

G.   overwegende echter dat vele lidstaten zich nog steeds verzetten tegen actieve samenwerking met de bevoegde commissie, met name door vergaderingen van de commissie niet bij te wonen, en overwegende dat hieruit een gebrek aan loyale samenwerking met die instelling blijkt,

H.   overwegende dat het niet actief en bijtijds meewerken aan het werk van de bevoegde commissie in het belang van de juiste uitvoering van het Gemeenschapsrecht, twijfels oproept over de wens en de intentie van de betrokken lidstaten het beleid en de doelstellingen van de EU op de juiste wijze uit te voeren en daardoor de overheden blootstelt aan maatregelen in de vorm van sancties en straffen die op grond van de Verdragen ter beschikking staan, alsmede aan openbare kritiek,

I.   echter erkennende dat vele lidstaten een bevredigend niveau van samenwerking laten zien en er samen met het Parlement aan werken om tegemoet te komen aan de bezorgdheid van de burgers, die naar voren komt in de verzoekschriftenprocedures,

J.   onder erkenning van de constructieve bijdrage die geleverd wordt door de diensten van de Commissie, die geregeld, op verzoek van de bevoegde commissie, een voorafgaande beoordeling maakt van vele verzoekschriften die werden ontvangen,

K.   overwegende dat deze samenwerking verder kan en moet worden vergroot, met name in naar behoren gemotiveerde gevallen met betrekking tot procedures op basis van de artikelen 226 en 228 van het EG-Verdrag,

L.   overwegende dat het Parlement van mening is dat het legitiem zou zijn als het gebruik zou maken van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 230 van het EG-Verdrag, indien dit noodzakelijk mocht blijken om een eind te maken aan een ernstige inbreuk op de Gemeenschapswetgeving die aan het licht is gekomen in de loop van een onderzoek in verband met een verzoekschrift, en waarover, ondanks bemiddelingspogingen, een verschil van mening blijft bestaan tussen het Parlement en de Commissie met betrekking tot de vraag welke maatregelen volgens de Gemeenschapswetgeving moeten worden getroffen om in het geval in kwestie de rechten van burgers te beschermen,

M.   overwegende dat de inbreukprocedure niet voorziet in een rechtsmiddel voor indieners van verzoekschriften, ook niet wanneer een lidstaat door het Hof van Justitie verplicht wordt zijn wetgeving te wijzigen teneinde deze in overeenstemming te brengen met EU-wetgeving,

N.   overwegende dat de onmogelijkheid rechtstreeks een buitengerechtelijke voorziening te bieden aan EU-burgers die slachtoffer zijn of zijn geworden van de onjuiste toepassing van EU-wetgeving, een fundamenteel onrecht betekent waar de EU-instellingen, vooral het Europees Parlement, verdere aandacht aan moeten besteden,

O.   overwegende dat het Parlement overeenkomstig artikel 230 van het EG-Verdrag onder dezelfde voorwaarden als de Raad en de Commissie een beroep kan instellen bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en overwegende dat het Parlement krachtens artikel 201 van dit Verdrag bevoegd is om de activiteiten van de Commissie te controleren en daarmee over de nodige juridische en politieke instrumenten beschikt om effectiever te reageren op legitieme zorgen van burgers,

P.   overwegende dat het Parlement zijn eigen procedures zou moeten herzien om rechtszaken, met name uit hoofde van artikel 121 van zijn Reglement, bij het Hof van Justitie mogelijk te maken wanneer de rechten van indieners van verzoekschriften op het spel staan,

Q.   overwegende dat erop moet worden gelet dat de Unie overeenkomstig artikel 6 van het EU-Verdrag is gegrondvest op de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, en dat deze beginselen ook een fundamenteel onderdeel vormen van de criteria van Kopenhagen voor toetreding tot de EU, en overwegende dat in artikel 7 van het EU-Verdrag specifieke procedures zijn vastgesteld die kunnen worden ingeleid in het geval van ernstige en aanhoudende inbreuken op de genoemde beginselen of in het geval van een duidelijk gevaar van een dergelijke schending,

R.   onder verwijzing naar de ontwerpresoluties die aan de plenaire vergadering zijn voorgelegd in 2008 en die met een overweldigende meerderheid van de leden zijn aangenomen, krachtens artikel 192, lid 1 van het Reglement, op basis van ontvangen verzoekschriften over het effect van de Nord Stream-gasleiding onder de Oostzee en over bedrijven die misleidende gegevensbankdiensten aanbieden,

S.   overwegende dat de toenemende bezorgdheid over de zekerheid van de energievoorziening tot projecten heeft geleid voor de aanleg van pijpleidingen voor aardgas en vloeibaar aardgas die, met name wanneer zij er zonder behoorlijke evaluatie van risico's en alternatieven doorheen worden gejaagd, bij indieners van verzoekschriften aanleiding geven tot de bezorgdheid, omdat zij vrezen dat in onvoldoende mate rekening wordt gehouden met potentiële risico's voor het milieu, de menselijke gezondheid en de veiligheid, met name met betrekking tot projecten in de Oostzee, in Wales en in Ierland,

T.   overwegende dat uit een bestudering van verzoekschriften duidelijk naar voren komt dat in de lijst van projecten in de bijlagen bij Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten(1), zoals gewijzigd, een aantal belangrijke installaties en activiteiten ontbreekt die sinds de laatste wijzigingen van de bijlagen zijn ontwikkeld, zoals hervergassingsinstallaties en biodieselfabrieken,

U.   overwegende dat de vele verzoekschriften met betrekking tot het Natura 2000-netwerk aantonen dat het tegengaan van het verlies aan biodiversiteit nog steeds een grote uitdaging voor de Unie vormt en dat de Habitatrichtlijn(2) en de Vogelrichtlijn(3) onmisbare basisinstrumenten zijn voor de verwezenlijking van de doelstelling van de EU om de afname van de biodiversiteit vóór 2010 een halt toe te roepen,

V.   overwegende dat uit de bestudering van verzoekschriften ook naar voren komt dat het gebrek aan toereikende zoetwaterbronnen dikwijls wordt verergerd door andere factoren, zoals een groeiende vraag naar water vanwege excessieve ruimtelijke en recreatieprojecten, slecht onderhoud van infrastructuur en onvoldoende lekkagepreventie, grootschalig waterverbruik door de intensieve landbouw en een prijsbeleid dat geen prikkels biedt voor duurzaam watergebruik,

W.   gezien de aanbevelingen van de Commissie verzoekschriften na een bezoek aan Fos-sur-Mer, Cyprus en Roemenië,

X.   gezien de door de Commissie verzoekschriften geuite zorg over bepaalde infrastructurele projecten in het Rilagebergte in Bulgarije, bezocht tijdens een studiereis in 2008,

Y.   overwegende dat mevrouw Ann Abraham, parlementaire ombudsman en ombudsman voor volksgezondheid van het VK, de bevindingen van haar vier jaar durende onderzoek in december 2008 aan de commissie heeft voorgesteld, en overwegende dat de regering van het VK in januari 2009 hierop geantwoord heeft door mogelijke ex gratia betalingen aan de onevenredig benadeelden voor te stellen maar dat dit niet kan beschouwd worden als een gepaste schadeloosstelling van vele van de slachtoffers,

Z.   gezien de goede en constructieve samenwerking met de Europese Ombudsman in 2008, de steun van de Commissie verzoekschriften voor zijn aanbevelingen zoals vervat in zijn Jaarverslag 2007 en zijn speciale verslagen naar aanleiding van de klachten 1487/2005/GG en 3453/2005/GG over respectievelijk het gebruik van talen door de Raad en de toepassing van de inbreukprocedure door de Commissie, en instemmende met de wijzigingen in zijn statuut, die door het Parlement zijn goedgekeurd,

AA.   overwegende dat de Commissie verzoekschriften in 2008 1 884 verzoekschriften heeft ontvangen, waarvan er 821 niet-ontvankelijk zijn verklaard en 1 065 ontvankelijk zijn verklaard en zijn afgesloten in het licht van eerder genomen besluiten, en overwegende dat het aantal verzoekschriften dat niet aan de voorwaarden van artikel 191, lid 1 van het Reglement voldoet, sinds het begin van 2007 sterk is toegenomen,

1.   waardeert de betrokkenheid en de bijdrage van indieners van verzoekschriften bij iedere vergadering van de Commissie verzoekschriften, waardoor een rechtstreekse en open dialoog met afgevaardigden van het Europees Parlement mogelijk is, en blijft individuele burgers en verenigingen in de EU aanmoedigen onderwerpen aan te dragen die te maken hebben met het werkgebied van de Europese Unie en die hen rechtstreeks aangaan, en is van mening dat het Parlement, als instelling, daardoor een belangrijke rol kan spelen bij de controle op de tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving door de lidstaten en in staat is de tenuitvoerlegging van de Gemeenschapswetgeving in de lidstaten te controleren en de grondrechten van alle EU-burgers beter te beschermen en te bevorderen, zoals verwoord in het EU-Verdrag;

2.   dringt er bij de nationale en regionale parlementen als vertegenwoordigers van de EU-burgers op aan waakzaam te blijven waar het gaat om de manier waarop lidstaten de Verdragen en EU-wetgeving toepassen, met name op het gebied van het milieu, sociale rechten en arbeidsrechten, het vrije verkeer van personen, goederen en diensten, financiële diensten, de grondrechten van burgers – inclusief het recht op wettig verkregen eigendom –, erkenning van beroepkwalificaties en iedere vorm van discriminatie, en doet een oproep aan de Europese instellingen om doeltreffend met de burgers te communiceren opdat zij hun rechten en de plichten van nationale en lokale instanties kennen;

3.   beklemtoont dat het Parlement, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, verzoekschriften waarmee gepoogd wordt beroep in te stellen tegen besluiten van bevoegde overheden of rechterlijke organen van lidstaten, niet als ontvankelijk kan beschouwen en dat de burgers hierover op een duidelijke en begrijpelijke manier worden ingelicht; benadrukt bovendien dat klachten aan de voorwaarden van artikel 192, lid 1 van het Reglement van het Parlement moeten voldoen om als verzoekschriften te kunnen worden geregistreerd;

4.   verlangt dat de in het Jaarverslag 2007 vervatte aanbevelingen die nog niet ten uitvoer zijn gelegd, binnen een redelijke termijn worden geïmplementeerd;

5.   doet een beroep op de Commissie, op alle lidstaten en de nationale, regionale en lokale instellingen en de Permanente Vertegenwoordigingen daarvan om volledig, op loyale en constructieve wijze, samen te werken met de bevoegde commissie van het Europees Parlement bij het onderzoek naar in verzoekschriften vervatte aanklachten of voorstellen, teneinde oplossingen te vinden voor problemen die in de verzoekschriftenprocedure naar voren zijn gebracht;

6.   verzoekt de verantwoordelijke organen in het Europees Parlement, de Commissie en de Raad een volledige toetsing uit te voeren van mogelijke herstelprocedures voor EU-burgers en doet het verzoek om te onderhandelen over een nieuw interinstitutioneel akkoord met grotere bevoegdheden voor onderzoekscommissies, om de rechten van EU-burgers verder te versterken;

7.   is van mening dat een dergelijke toetsing een uiteindelijke tenuitvoerlegging van het Verdrag van Lissabon zou aanvullen door te voorzien in extra waarborgen, gebaseerd op de aangegeven rechten en plichten van EU-burgers en -instellingen;

8.   herinnert eraan dat het Parlement in zijn resolutie van 20 april 2004 over de mededeling van de Commissie over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie(4) heeft benadrukt dat het Parlement als rechtstreeks gekozen vertegenwoordiging van de Europese burgers een speciale verantwoordelijkheid heeft voor de eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest, en bij de verdediging van de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten, en dat het Parlement zich op het standpunt stelde "dat het niet behandelen van de eventuele noodzaak van sancties de indruk moet wekken dat de Unie niet bereid of in staat is om alle haar ter beschikking staande middelen ter bescherming van deze waarden aan te wenden";

9.   doet opnieuw een beroep op de Commissie ervoor te zorgen dat de verzoekschriftenprocedure een grotere erkenning en nadruk ten deel valt, met name met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de inbreukprocedures en het vereiste de Commissie verzoekschriften rechtstreeks en officieel mee te delen wanneer er een besluit wordt genomen een rechtsvordering in te stellen – krachtens artikel 226 en/of 228 – die betrekking heeft op de in de afzonderlijke verzoekschriften naar voren gebrachte onderwerpen;

10.   herinnert eraan dat het Parlement van oordeel was dat aantijgingen met betrekking tot ernstige schendingen van het Gemeenschapsrecht die de Commissie verzoekschriften na bestudering van de verzoekschriften gegrond acht maar die de betrokken lidstaat weigert toe te geven en die op nationaal niveau tot precedentvorming zouden kunnen leiden, uiteindelijk door het Hof van Justitie onderzocht dienen te worden, teneinde voor consistentie en samenhang in het Gemeenschapsrecht te zorgen en de realiteit van de interne markt te waarborgen(5);

11.   beseft dat inbreukprocedures, zelfs indien zij goed aflopen, de afzonderlijke indieners van verzoekschriften misschien geen onmiddellijk herstel kunnen bieden voor de door hen aan de orde gestelde vraagstukken en dat daardoor het vertrouwen van de burgers in het vermogen van de Europese instellingen om aan hun verwachtingen te voldoen, wordt aangetast;

12.   stelt zich op het standpunt dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de doelstelling om de afname van biodiversiteit in de EU vóór 2010 een halt toe te roepen niet kan worden bereikt en dat daarom dringend actie moet worden ondernomen om de tenuitvoerlegging van de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn doeltreffender te maken en verzoekt de Commissie er alles aan te doen dat de richtlijnen door de lidstaten worden toegepast op een wijze die met die doelstelling strookt;

13.   verzoekt de Commissie, in samenwerking met het Parlement, de lidstaten van het belang van een vooruitdenkend beleid te overtuigen – met name wat betreft de verstrekking van vergunningen voor ruimtelijke projecten – om zodoende bij te dragen tot het voorkomen van mogelijke inbreuken op bepalingen van het Gemeenschapsrecht die reeds zijn goedgekeurd, maar nog niet van kracht zijn;

  14 erkent dat soms geen oplossingen voor de klachten van de indieners van verzoekschriften kunnen worden gevonden als gevolg van tekortkomingen in de desbetreffende Gemeenschapswetgeving;

15.   is bezorgd over het grote aantal bij deze commissie ingediende verzoekschriften waarin ingezetenen die geen staatsburgers van Letland zijn om stemrecht bij lokale verkiezingen vragen; herinnert eraan dat de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties, de VN-Commissie voor de uitbanning van rassendiscriminatie, de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa, het Congres van plaatselijke en regionale autoriteiten van de Raad van Europa, de commissaris voor de mensenrechten van de Raad van Europa, de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie en de Parlementaire Vergadering van de Organisatie voor veiligheid en samenwerking in Europa erop hebben aangedrongen dat ook niet-staatsburgers aan plaatselijke verkiezingen kunnen deelnemen; verzoekt de Europese Commissie met klem de normalisering van de status van niet-Letse staatsburgers, van wie velen in Letland zijn geboren, te bevorderen en te controleren;

16.   constateert dat het Parlement van particulieren en verenigingen veel verzoekschriften ontvangt over problemen waarbij in veel gevallen geen sprake is van schending van het communautair recht; deze zouden dan ook moeten worden opgelost middels uitputting van de rechtsmiddelen in de betrokken lidstaat; wijst erop dat, eens alle mogelijke nationale rechtsmiddelen zijn benut, in hoger beroep kan worden gegaan bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens;

17.   merkt op dat de 'één-zetel-petitie' die werd ondersteund door 1,5 miljoen burgers en waarin werd gepleit voor één vergaderplaats van het Europees Parlement, nog niet volledig is afgehandeld; beveelt aan dat de Commissie verzoekschriften deze kwestie tijdens de volgende zittingsperiode met prioriteit in behandeling neemt;

18.   doet derhalve een beroep op de bevoegde wetgevende commissies om aandacht te schenken aan voorstellen of suggesties die in voorkomende gevallen door de Commissie verzoekschriften gedaan worden met betrekking tot de tenuitvoerlegging van specifieke EU-wetgeving door lidstaten, met het oog op een mogelijke herziening of nader onderzoek;

19.   herinnert aan het verzoek van het Parlement aan de Commissie om het toezicht op de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame(6) te verscherpen waar het gaat om ondernemingen achter bedrijvengidsen en verslag uit te brengen over de haalbaarheid en mogelijke gevolgen van een uitbreiding van het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt(7), namelijk door de woorden "de consument" te vervangen door de formulering "het doelwit van de praktijk";

20.   steunt het verzoek van de Ombudsman aan de Raad om het taalaanbod op de internetsites van zijn voorzitterschappen uit te breiden tot de meest gesproken talen van de Europese Unie, teneinde te waarborgen dat burgers een rechtstreekse toegang hebben tot de activiteiten van de Raadsvoorzitterschappen; wijst in dit verband op het feit dat het Franse voorzitterschap zijn officiële website in overeenstemming met de aanbevelingen van de Ombudsman heeft gepubliceerd;

21.   steunt het verzoek dat de Ombudsman in verband met de tenuitvoerlegging van de Arbeidstijdenrichtlijn(8) aan de Commissie heeft gericht om klachten van burgers op het gebied van de discretionaire bevoegdheden van de Commissie inzake het inleiden van inbreukprocedures in overeenstemming met de beginselen van goed bestuur af te handelen;

22.   is verheugd over de constructieve samenwerking tussen de Ombudsman en de EU binnen het daarvoor opgezette institutionele kader; steunt het bij herhaling gehouden pleidooi van de Ombudsman voor een bestuurlijke gedragscode waaraan alle instellingen en organen van de EU gehouden zijn, in overeenstemming met de resolutie van het Parlement van 6 september 2001 over het speciaal verslag van de Europese ombudsman aan het Europees Parlement naar aanleiding van het onderzoek op eigen initiatief naar het bestaan, bij de verschillende instellingen en organen van de Gemeenschappen, van een code van goed administratief gedrag(9); is van mening dat de Ombudsman, de Commissie en het Parlement een gemeenschappelijk EU-portaal dienen te ontwikkelen voor de behandeling van klachten die bij de EU-instellingen worden ingediend;

23.   dringt erop aan dat alle betrokken partijen resolutie 550(1984) van de VN-Veiligheidsraad inzake de kwestie-Cyprus, die in de volledige teruggave van bezittingen aan de rechtmatige eigenaren in Varosha voorziet, ten uitvoer leggen; beveelt aan dat de bevoegde commissie, indien er tegen eind 2008 geen zichtbare resultaten zijn, overweegt om de in verzoekschriften van indieners uit Famagusta aangekaarte kwestie in de plenaire vergadering te brengen;

24.   roept de Roemeense overheid, onder verwijzing naar zijn verklaring van 11 oktober 2007 over de noodzaak van maatregelen tot bescherming van de rooms-katholieke Sint-Jozefkathedraal in Boekarest, een bedreigd historisch bouwwerk(10), op maatregelen te treffen om het cultureel en architectonisch erfgoed van Roemenië in stand te houden en te beschermen in overeenstemming met artikel 151 van het EG-Verdrag; wijst er met betrekking tot de problemen met de restitutie van door het communistische regime onteigende bezittingen op dat het eigendomsrecht krachtens artikel 295 van het EG-Verdrag onder de bevoegdheid van de lidstaten valt;

25.   verzoekt de Franse autoriteiten een epidemiologisch onderzoek uit te voeren naar het effect van de afvalverbrandingsinstallatie die in Fos-Berre wordt gebouwd, voor de nabije omgeving; erkent dat Richtlijn 1999/30/EG van de Raad van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht(11) de bevoegde autoriteiten niet verbiedt om een verbrandingsinstallatie te vestigen in een gebied dat reeds met luchtvervuiling te kampen heeft, maar wijst erop dat krachtens Richtlijn 1999/30/EG en Richtlijn 96/62/EG van de Raad van 27 september 1996 inzake de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit(12) maatregelen dienen te worden genomen om ervoor te zorgen dat de Europese normen inzake luchtverontreiniging in acht worden genomen;

26.   herinnert aan de aanbevelingen in het Jaarverslag 2007 van de commissie met betrekking tot een mogelijke herziening van de administratieve procedures voor de behandeling van verzoekschriften, zoals het overbrengen van de registratie van verzoekschriften naar het secretariaat van de Commissie verzoekschriften, nauwe samenwerking met SOLVIT, de uitbreiding van de databank van verzoekschriften, de ontwikkeling van een EU-portaal voor Europese burgers, enz.; is verheugd dat leden een gedragscode voor de behandeling van verzoekschriften hebben opgesteld die aan het begin van de volgende zittingsperiode in werking dient te treden;

27.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie, en het verslag van de Commissie verzoekschriften, te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten, hun verzoekschriftencommissies en hun nationale ombudsman of soortgelijke bevoegde organen.

(1) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.
(2) Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(3) Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1).
(4) PB C 104 E van 30.4.2004, blz. 408.
(5) Zie de resolutie van het Europees Parlement van 9 maart 2005 over de beraadslagingen van de Commissie verzoekschriften in het parlementaire jaar 2003-2004 (PB C 320 E van 15.12.2005, blz.-161).
(6) PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21.
(7) PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.
(8) Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307 van 13.12.1993, blz. 18).
(9) PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 331.
(10) PB C 227 E van 4.9.2008, blz. 162.
(11) PB L 163 van 29.6.1999, blz. 41.
(12) PB L 296 van 21.11.1996, blz. 55.

Juridische mededeling - Privacybeleid