Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 23 april 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer (COM(2008)0852 – C6-0509/2008 – 2008/0247(COD))
(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2008)0852),
– gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0509/2008),
– gelet op artikel 51 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie vervoer en toerisme (A6-0220/2009),
1. hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 23 april 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad inzake een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1,
Gezien het voorstel van de Commissie║,
Gezien van het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In het kader van de strategie van Lissabon voor groei en werkgelegenheid en de strategie voor duurzame ontwikkeling van de Gemeenschap is de totstandbrenging van een interne spoorwegmarkt, met name voor het goederenvervoer, een essentiële stap op weg naar een duurzame mobiliteit.
(2) Richtlijn 2001/14/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2001 inzake de toewijzing van spoorweginfrastructuurcapaciteit en de heffing van rechten voor het gebruik van spoorweginfrastructuur ║(4) was een belangrijke stap tot de verwezenlijking van de interne spoorwegmarkt.
(3) Om concurrerend te kunnen zijn met andere vervoerswijzen, moet het internationaal en binnenlands goederenvervoer per spoor, dat sinds 1 januari 2007 is opengesteld voor concurrentie, beschikken over een spoorweginfrastructuur van goede kwalitateit, die de mogelijkheid biedt snelle goederenvervoerdiensten diensten met een aantrekkelijke reistijd aan te bieden, en die betrouwbaar is, dat wil zeggen dat de verleende dienst daadwerkelijk voldoet aan de contractuele verbintenissen die zijn aangegaan met de spoorwegexploitanten.
(4)De liberalisering van het goederenverkeer per spoor heeft weliswaar de intrede van nieuwe exploitanten in het spoorwegnetwerk mogelijk gemaakt, maar de marktmechanismen zijn ontoereikend om dit verkeer te organiseren, te reguleren en te beveiligen. Met name kan het goederenverkeer per spoor worden geoptimaliseerd en de betrouwbaarheid ervan worden gegarandeerd indien de procedures voor samenwerking en toewijzing van treinpaden, met name tussen infrastructuurbeheerders, worden versterkt.
(5) De Raad heeft tijdens zijn bijeenkomst van 7 ║ april 2008 geconcludeerd dat een efficiënte benutting van infrastructuur moet worden bevorderd en dat de capaciteit van de spoorweginfrastructuur waar nodig moet worden uitgebreid door maatregelen op Europees en nationaal niveau, met name door wetgevende initiatieven.
(6) In die context zou de totstandbrenging van een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer waarop goederentreinen in goede omstandigheden kunnen rijden en vlot van het ene nationale net naar het andere kunnen rijden, de gebruiksvoorwaarden van de infrastructuur kunnen verbeteren.
(7) Met het oog op de totstandbrenging van een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer tonen de reeds genomen initiatieven op het gebied van de spoorweginfrastructuur aan dat de totstandbrenging van internationale corridors die voorzien in de specifieke behoeften van een of meer duidelijk geïdentificeerde segmenten van de markt van goederenvervoer, de meest geschikte methode is.
(8) Het Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer moet in samenhang met het trans-Europees vervoersnetwerk ("TEN-V") en de corridors van het Europees signaleringssysteem voor spoorwegen ("ERTMS") worden opgezet. Daartoe is de gecoördineerde ontwikkeling van de ▌netten noodzakelijk, en in het bijzonder de integratie van de internationale goederencorridors in het bestaande TEN-V en de ERTMS-corridors. Bovendien moeten op communautair niveau geharmoniseerde regels worden vastgesteld voor deze goederencorridors. In voorkomend geval moet de totstandbrenging van deze corridors financieel ondersteund worden in het kader van het TEN-V-programma, het onderzoeksprogramma, het Marco Polo-programma, en andere communautaire beleidsvormen en fondsen zoals het Cohesiefonds.
(9)Bij de creatie van een goederencorridor moet rekening worden gehouden met het bijzondere belang van de geplande uitbreiding van het TEN-V-netwerk naar de landen van het Europese Nabuurschapsbeleid, om te zorgen voor betere verbindingen met de spoorinfrastructuur van Europese derde landen.
(10) In het kader van een goederencorridor moet gezorgd worden voor een goede coördinatie tussen de betrokken lidstaten en infrastructuurbeheerders, moet het goederenverkeer beter en voldoende worden gefaciliteerd, moeten efficiënte en voldoende verbindingen met de andere vervoersmodaliteiten tot stand worden gebracht om een efficiënt en geïntegreerd netwerk voor het goederenvervoer te ontwikkelen, en moeten voorwaarden worden geschapen die de ontwikkeling van concurrentie tussen de aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor bevorderen.
(11) De totstandbrenging van een goederencorridor moet worden gebaseerd op voorstellen van de lidstaten in overleg met de infrastructuurbeheerders. In tweede instantie moet een en ander op Europees niveau worden goedgekeurd volgens een procedure die transparant en duidelijk omschreven is. De criteria voor de totstandbrenging van de goederencorridors moeten worden vastgesteld op een wijze die is aangepast aan de specifieke behoeften van de lidstaten en de infrastructuurbeheerders en die hen voldoende besluitvormings- en beheersruimte laten ▌.
(12) Om de coördinatie tussen de lidstaten, infrastructuurbeheerders en spoorwegondernemingen te bevorderen, zou voor elke goederencorridor een bestuursorgaan moeten worden ingesteld dat bestaat uit de verschillende bij die goederencorridor betrokken infrastructuurbeheerders.
(13) Om aan de behoeften van de markt te voldoen, zouden de voorwaarden voor de verwezenlijking van een goederencorridor moeten worden gepresenteerd in een uitvoeringsplan, met daarin de acties om de prestaties van het goederenvervoer per spoor te verbeteren en het tijdschema voor de uitvoering daarvan. Om te zorgen dat de geplande of uitgevoerde acties voor de totstandbrenging van een goederencorridor voldoen aan de behoeften of verwachtingen van de markt, moeten alle spoorwegondernemingen die gebruik maken van de goederencorridor voorts regelmatig worden geraadpleegd volgens geëigende procedures die door het bestuursorgaan zijn vastgesteld.
(14) Om de samenhang en de continuïteit van de infrastructuurcapaciteit die beschikbaar is langs de goederencorridor te waarborgen, moeten de investeringen in de goederencorridor worden gecoördineerd tussen de lidstaten, de betrokken infrastructuurbeheerders en de betrokken spoorwegondernemingen, alsmede, indien van toepassing, tussen de lidstaten en Europese derde landen, en worden afgestemd op de behoeften van de goederencorridor. Het programma voor de uitvoering van deze investeringen zou moeten worden gepubliceerd met het oog op goede informatieverstrekking aan de spoorwegondernemingen die op de corridor kunnen opereren. Er moet ook worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van interoperabele systemen en de capaciteitsverhoging van de treinen.
(15) Om dezelfde redenen moeten ook zware onderhoudswerkzaamheden, die heel vaak grote gevolgen hebben voor de capaciteit van de spoorweginfrastructuur, op het niveau van de goederencorridor worden gecoördineerd en moet hierover regelmatig actuele informatie worden bekendgemaakt.
(16) Voor de bevordering van de ontwikkeling van goederenvervoer per spoor in de Gemeenschap is het eveneens noodzakelijk infrastructuren en systemen voor de ontwikkeling van het intermodaal goederenvervoer tot stand te brengen.
(17) De betrokken lidstaten en de voor de goederencorridor bevoegde nationale veiligheidsautoriteiten kunnen overeenkomsten sluiten inzake de wederzijdse erkenning van voertuigen en vaardigheden van treinbestuurders. De veiligheidsautoriteiten van de bij de goederencorridor betrokken lidstaten dienen bij de tenuitvoerlegging van die overeenkomsten samen te werken.
(18) Om het aanvragen van infrastructuurcapaciteit voor internationale goederenvervoersdiensten per spoor gemakkelijker te maken, moet één loket worden ingevoerd voor elke goederencorridor. Dit dient gebaseerd te worden op de bestaande initiatieven, met name die van RailNetEurope, een organisatie die fungeert als coördinatie-instrument voor de infrastructuurbeheerders en die bepaalde diensten levert aan de exploitanten van internationaal goederenvervoer.
(19) Gelet op de verschillende tijdschema's voor de programmering van de dienstregelingen voor de diverse soorten verkeer is het wenselijk dat erop wordt toegezien dat aanvragen van infrastructuurcapaciteit voor het goederenvervoer compatibel zijn met de aanvragen voor het personenvervoer, gezien met name de respectieve sociaal-economische waarde ervan. De infrastructuurvergoeding dient te variëren naar gelang de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het toegewezen treinpad.
(20) Treinen die goederen vervoeren waarvoor een tijdige en stipte verzending van cruciaal belang is, zoals gedefinieerd door het bestuursorgaan, zouden voldoende voorrang moeten krijgen bij een stremming van het spoorverkeer.
(21) Met het oog op meer concurrentie tussen aanbieders van goederenvervoersdiensten per spoor op de goederencorridor moeten andere aanvragers dan spoorwegondernemingen of hun samenwerkingsverbanden infrastructuurcapaciteit kunnen aanvragen.
(22) Om het beheer van de goederencorridor te optimaliseren en voor een vlotter verloop en betere prestaties van het internationaal goederenvervoer per spoor te zorgen, dient te worden toegezien op een goede coördinatie tussen de toezichthoudende instanties voor spoorwegverkeer met betrekking tot de verschillende netten van de goederencorridor. Met het oog op een betere benutting van de spoorweginfrastructuur dient het beheer van die infrastructuur en van de strategische terminals langs de goederencorridor te worden gecoördineerd.
(23) Om de toegang tot de informatie over het gebruik van alle hoofdinfrastructuren van de goederencorridor te vergemakkelijken en een toegang zonder discriminatie tot die infrastructuur te waarborgen, is het wenselijk dat aan alle aanbieders van internationale goederenvervoersdiensten per spoor een netverklaring met al deze informatie ter beschikking wordt gesteld.
(24) Om de voordelen van de acties voor de totstandbrenging van de goederencorridor objectief te kunnen meten en teneinde voor een efficiënt toezicht op deze acties te kunnen zorgen, dienen prestatie-indicatoren voor de dienst langs de goederencorridor te worden vastgesteld en regelmatig te worden bekendgemaakt. De prestatie-indicatoren moeten in overleg met de belanghebbende verstrekkers en gebruikers van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor worden vastgesteld.
▌
(25) Aangezien het doel van deze verordening, namelijk het tot stand brengen van een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer met een aantal goederencorridors, onvoldoende door de lidstaten alleen kan worden verwezenlijkt en dus gezien de omvang of de gevolgen beter op communautair niveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in dit artikel opgenomen evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om dit doel te bereiken.
(26) Voor de coördinatie van de investeringen en het beheer van de capaciteit en het verkeer moeten billijke regels worden opgesteld die gebaseerd zijn op samenwerking tussen de infrastructuurbeheerders, die in het kader van een internationale spoorwegcorridor een degelijke dienstverlening moeten bieden aan de exploitanten van goederenvervoer.
(27) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(5).
(28)In het bijzonder moet de Commissie moet de bevoegdheid worden gegeven om de voor de uitvoering van deze verordening vereiste voorwaarden en criteria vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening, door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële elementen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.
(29)Deze verordening heeft tot doel de efficiency van het goederenvervoer per spoor ten opzichte van andere vervoerswijzen te verbeteren, maar deze doelstelling moet ook worden nagestreefd via politieke maatregelen en de financiële betrokkenheid van de lidstaten en de Europese Unie. Er moet worden gezorgd voor coördinatie tussen de lidstaten op het hoogste niveau om de meest efficiënte werking van de goederencorridors te waarborgen. De financiële betrokkenheid bij infrastructuur en technische uitrusting zoals ERTMS dient, in aansluiting op de doelstelling van deze verordening, gericht te zijn op vergroting van de capaciteit en efficiency van het goederenvervoer,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel en werkingssfeer
1. Deze verordening stelt de regels vast voor de totstandbrenging en de organisatie van het Europese spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer in internationale spoorwegcorridors voor een concurrerend goederenvervoer (║ "goederencorridors" ║). In deze verordening worden de regels vastgesteld voor de selectie en organisatie van de goederencorridors, evenals samenwerkingsbeginselen voor de planning van de investeringen en voor het beheer van de capaciteit en het verkeer.
2. Deze verordening is van toepassing op het beheer en het gebruik van spoorweginfrastructuur voor binnenlandse en internationale spoorwegdiensten, met uitzondering van:
a)
autonome plaatselijke en regionale netwerken voor personenvervoersdiensten op spoorweginfrastructuur, behalve als deze diensten worden verstrekt in een deel van een goederencorridor;
b)
netten die uitsluitend bestemd zijn voor stads- en voorstadsvervoersdiensten voor reizigers;
c)
regionale netten die uitsluitend worden gebruikt voor regionaal goederenvervoer door één spoorwegonderneming die niet onder Richtlijn 91/440/EEG van de Raad van 29 juli 1991 betreffende de ontwikkeling van de spoorwegen in de Gemeenschap(6) valt, zolang geen andere aanvrager capaciteit op dat net aanvraagt;
d)
spoorweginfrastructuur in particulier bezit die uitsluitend door de eigenaar voor diens goederenvervoer gebruikt wordt.
Artikel 2
Definities
1. Voor de toepassing van deze verordening zijn de definities in artikel 2 van Richtlijn 2001/14/EG van toepassing.
2. Naast de definities als bedoeld in lid 1, zijn de volgende definities van toepassing:
a)
"goederencorridor": het geheel van spoorlijnen die zich op het grondgebied van de lidstaten en, in voorkomend geval, van Europese derde landen bevinden en die twee of meer strategische terminals verbinden ▌, en die bestaan uit een hoofdas, alternatieve routes en sporen die deze verbinden, alsmede de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan in de goederenterminals, de rangeerstations evenals de aansluitingen daarop, inclusief alle met het spoor verband houdende diensten die zijn opgenomen in bijlage II bij Richtlijn 2001/14/EG;
b)
"uitvoeringsplan": het document met de strategie, ║ en de middelen waarmee de betrokken partijen tijdens een bepaalde periode de activiteiten willen ontwikkelen die vereist en voldoende zijn om de goederencorridor te ontwikkelen;
c)
"zware onderhoudswerkzaamheden": elke werkzaamheid of reparatie aan de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan die nodig is om treinen over de goederencorridor te laten rijden, die minimum een jaar op voorhand is gepland enwaarbij overeenkomstig artikel 28 van Richtlijn 2001/14/EG infrastructuurcapaciteit is gereserveerd;
d)
"terminal": een langs de goederencorridor aangebrachte installatie die speciaal is ingericht om hetzij het laden en/of lossen van goederentreinen ║ en ║ overslag tussen goederenvervoersdiensten per spoor en weg-, zee-, waterweg- en luchtvervoersdiensten mogelijk te maken, hetzij goederentreinen te kunnen samenstellen of de samenstelling daarvan te kunnen wijzigen;
e)
"strategische terminal": een terminal van de goederencorridor die opengesteld is voor alle aanvragers en die al een belangrijke rol speelt, of moet spelen, bij het goederenvervoer per spoor over de goederencorridor;
f)
"één loket": door elke infrastructuurbeheerder van de goederencorridor opgerichte gemeenschappelijke instantie die aanvragers in staat stelt ▌een treinpad aan te vragen voor een traject dat minimaal één grens overschrijdt.
HOOFDSTUK II
OPZET EN BESTUUR VAN HET EUROPESE SPOORWEGNET VOOR EEN CONCURREREND GOEDERENVERVOER
Artikel 3
Selectie van de goederencorridors
1. De goederencorridor verbindt ten minste twee lidstaten en beoogt de exploitatie mogelijk te maken van internationale en binnenlandse goederenvervoersdiensten per spoor ▌. De corridor bezit de volgende kenmerken:
a)
hij maakt deel uit van, of is ten minste compatibel met, TEN-V of, in voorkomend geval, met de ERTMS-corridors. Zo nodig kunnen sommige niet in TEN-V opgenomen segmenten met veel of potentieel veel goederenverkeer deel uitmaken van de corridor;
b)
hij maakt een aanzienlijke ontwikkeling van het goederenvervoer per spoor mogelijk en houdt rekening met de grote handels- en verkeersstromen van het goederenvervoer;
c)
hij is gerechtvaardigd op basis van een sociaaleconomische analyse. Die analyse heeft onder meer betrekking op de delen van de goederencorridor waar de toewijzing van infrastructuurcapaciteit grote gevolgen heeft voor het goederen- en personenverkeer. Voorts wordt een analyse gemaakt van de belangrijkste effecten op de externe kosten;
d)
hij maakt betere verbindingen tussen aangrenzende lidstaten en Europese derde landen mogelijk;
e)
voor de verwezenlijking van de corridor is een uitvoeringsplan opgesteld.
2. Tot de totstandbrenging of wijziging van een goederencorridor wordt besloten door de betrokken lidstaten. Zij delen van tevoren hun voornemens aan de Commissie mee en voegen een voorstel bij dat samen met de betrokken infrastructuurbeheerders is opgesteld, rekening houdend met de initiatieven en standpunten van de spoorwegondernemingen die de corridor gebruiken of daarvoor belangstelling hebben en met de in de bijlage vastgestelde criteria. Belanghebbende spoorwegondernemingen kunnen aan het proces deelnemen, als er voor hen aanzienlijke investeringen aan verbonden zijn.
3. De verwezenlijking van de goederencorridors verloopt als volgt:
a)
uiterlijk ...(7) moet voor het grondgebied van elke lidstaat die ten minste twee directe spoorverbindingen met andere lidstaten heeft, ten minste één voorstel voor een goederencorridor worden ingediend;
b)
uiterlijk ...(8)* moet het grondgebied van elke lidstaat ten minste beschikken over ▌een goederencorridor.
▌
4. De Commissie neemt kennis van de in lid 2 bedoelde voorstellen voor de totstandbrenging van goederencorridors en onderzoekt de samenhang ervan met de in de bijlage opgenomen beoordelingscriteria. Zij kan door haar passend geachte bezwaren of voorstellen tot wijziging indienen.
5. In de goederencorridor kunnen delen van spoorwegnetten van Europese derde landen worden opgenomen. In voorkomend geval moeten die delen in overeenstemming zijn met het TEN-V-beleid.
▌
6. Wanneer tussen twee of meer lidstaten onenigheid bestaat over de ontwikkeling of wijziging van een goederencorridor die betrekking heeft op de op hun grondgebied gelegen spoorweginfrastructuur, raadpleegt de Commissie, op verzoek van een van de betrokken lidstaten, het in artikel 18 bedoelde comité hierover. Het advies van het comité wordt ter kennis van gebracht van de betrokken lidstaten. De betrokken lidstaten houden met dit advies rekening om een oplossing te vinden.
7. De maatregelen die beogen niet-essentiële elementen van deze verordening te wijzigen door de bijlage aan te passen, worden vastgesteld volgens de in artikel 18, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
Artikel 4
Beleid inzake de goederencorridors
1. De bij een goederencorridor betrokken lidstaten werken samen met het oog op de ontwikkeling van de goederencorridor overeenkomstig het uitvoeringsplan ervan. Zij stellen de algemene doelstellingen van de goederencorridor vast en zien erop toe dat deze doelstellingen worden nagestreefd in het uitvoeringsplan.
2. Voor elke goederencorridor richten de betrokken infrastructuurbeheerders ║ een bestuursorgaan op dat belast is met de vaststelling, de aansturing van de verwezenlijking en de actualisering van het uitvoeringsplan voor de goederencorridor. De belanghebbende spoorwegondernemingen of samenwerkingsverbanden van spoorwegondernemingen die geregeld van de corridor gebruik maken, hebben recht op een adviserende rol in dit orgaan. Het bestuursorgaan brengt regelmatig verslag uit van zijn activiteiten aan de betrokken lidstaten, en in voorkomend geval aan de Commissie en de in artikel 17 bis van Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een transeuropees vervoersnet(9) bedoelde Europese coördinatoren voor de in de goederencorridor geïntegreerde prioritaire TEN-V-projecten ║.
3.De betrokken lidstaten kunnen een raad van bestuur opzetten die bevoegd is om toestemming te verlenen voor het door het bestuursorgaan opgestelde uitvoeringsplan voor de corridor en op de uitvoering hiervan toe te zien. In dat geval worden de afzonderlijke leden van de raad van bestuur door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten gemandateerd.
4. Het bestuursorgaan is een onafhankelijke juridische entiteit. Het kan worden opgericht in de vorm van een Europees economisch samenwerkingsverband in de zin van Verordening (EEG) nr. 2137/85 van de Raad(10) en bezit de status van een dergelijk samenwerkingsverband.
5. De leden van het bestuursorgaan stellen de directeur van het orgaan aan voor een termijn van ten minste drie jaar.
6. Er wordt een werkgroep opgericht, bestaande uit de beheerders en eigenaars van de in artikel 9 bedoelde strategische terminals van de goederencorridor, inclusief zee- en binnenhavens. Deze werkgroep kan advies uitbrengen over elk voorstel van het bestuursorgaan dat rechtstreekse gevolgen heeft voor de investeringen in en het beheer van de strategische terminals. Het bestuursorgaan kan geen met dat advies strijdige besluiten nemen.
Artikel 5
Maatregelen voor verwezenlijking van de goederencorridor
1. Het door het bestuursorgaan goedgekeurde en regelmatig aangepaste uitvoeringsplan bevat ten minste:
a)
een beschrijving van de kenmerken van de goederencorridor, met inbegrip van mogelijke knelpunten, alsook het programma voor de uitvoering van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de verwezenlijking van de goederencorridor te vergemakkelijken;
b)
de essentiële elementen van de in lid 2 bedoelde marktstudie;
c)
de doelstellingen van het bestuursorgaan en zijn programma ter verbetering van de prestatie van de goederencorridor ▌volgens de bepalingen van artikel 16.
▌
2. Er wordt een marktstudie uitgevoerd en op gezette tijden geactualiseerd. Deze studie heeft betrekking op de geconstateerde en verwachte ontwikkelingen van het verkeer op de goederencorridor en de elementen van het vervoerssysteem die daaraan zijn gekoppeld, een en ander met het oog op de ontwikkeling of eventuele aanpassing van het uitvoeringsplan voor de goederencorridor. Hierin worden de veranderingen in de verschillende verkeersstromen onderzocht en komen ook de belangrijkste elementen aan bod van de sociaaleconomische analyse als bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c), alsook de mogelijke kosten-batenscenario's en de financiële gevolgen op lange termijn.
3. Er wordt een programma opgesteld voor de verwezenlijking van de goederencorridor en de verbetering van de prestaties daarvan. Dit programma omvat met name de gemeenschappelijke doelstellingen, de technische keuzes en het tijdschema van de voor de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan noodzakelijke acties ter uitvoering van alle in de artikelen 7 tot en met 16 bedoelde maatregelen die de eventuele beperkingen van de capaciteit van de spoorwegen moeten voorkomen of tot een minimum beperken.
Artikel 6
Raadpleging van de aanvragers
1. Ten behoeve van een passende participatie van de aanvragers ║ die gebruik kunnen maken van de goederencorridor, stelt het bestuursorgaan overlegmechanismen in.
2. De aanvragers voor het gebruik van de goederencorridor, inclusief aanbieders van diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor, aanbieders van diensten op het gebied van personenvervoer, bevrachters, expediteurs en de organen die hen vertegenwoordigen, worden vóór de goedkeuring van het uitvoeringsplan en bij de actualisering ervan geraadpleegd door het bestuursorgaan. Wanneer het bestuursorgaan en de aanvragers geen overeenstemming bereiken, kunnen laatstgenoemden zich wenden tot de bevoegde toezichthoudende instanties als bedoeld in artikel 17.
HOOFDSTUK III
INVESTERINGEN IN DE GOEDERENCORRIDOR
Artikel 7
Planning van de investeringen
1. Het bestuursorgaan stelt op en keurt goed:
a)
een gemeenschappelijk plan voor infrastructuurinvesteringen met betrekking tot de goederencorridor voor de lange termijn, en wel voor ten minste 10 jaar;
b)
in voorkomend geval een gemeenschappelijk investeringsplan met betrekking tot de goederencorridor voor de middellange termijn (ten minste 2 jaar).
De investeringsplannen bevatten een lijst van geplande projecten voor de uitbreiding, vernieuwing of aanpassing van de spoorweginfrastructuur en de uitrusting daarvan langs de corridor, de desbetreffende financiële behoeften en de financieringsbronnen.
2. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten een strategie voor de invoering van interoperabele systemen langs de goederencorridor die aan alle essentiële eisen en technische specificaties voldoet die ║ van toepassing zijn op de spoorwegnetten als bedoeld in Richtlijn 2008/57/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap (herschikking)(11). Deze strategie is gebaseerd op een kosten-batenanalyse van de invoering van deze systemen. Zij moet coherent zijn met de nationale en Europese plannen voor de invoering van interoperabele systemen, met name het plan voor invoering van het ║ ERTMS, alsmede met grensoverschrijdende verbindingen en interoperabele systemen met derde landen, indien van toepassing.
3. In voorkomend geval wordt in de investeringsplannen melding gemaakt van de geplande Europese bijdrage uit hoofde van het TEN-V-programma of andere beleidsvormen, fondsen en programma's, en wordt daarin de strategische samenhang daarmee gemotiveerd.
4. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen bevatten ▌een strategie voor de capaciteitsverhoging van goederentreinen die op de goederencorridor kunnen rijden, en wel voor de verwijdering van de vastgestelde knelpunten, de verbetering van de bestaande infrastructuur en de bouw van nieuwe infrastructuur. De strategie kan maatregelen omvatten voor een toename van de lengte, de spoorwijdte, het profiel, het snelheidsbeheer, de vervoerde lading of de asbelasting voor treinen die op de goederencorridor rijden.
5. De in lid 1 bedoelde investeringsplannen worden bekendgemaakt in het in artikel 15 bedoelde rapport en worden regelmatig geactualiseerd. Zij maken deel uit van het uitvoeringsplan van de goederencorridor.
Artikel 8
Coördineren van de werkzaamheden
De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor coördineren op passende wijze, volgens een passend tijdschema en overeenkomsitg hun respectieve overeenkomsten als bedoeld in artikel 6 van Richtlijn 2001/14/EG hun programma's voor alle werkzaamheden aan de infrastructuur en de uitrusting ervan die de beschikbare capaciteit van het netwerk zouden beperken.
Artikel 9
Strategische terminals
1. Het bestuursorgaan stelt in overleg met de in artikel 4, lid 6, bedoelde werkgroep een geïntegreerde strategie vast voor de ontwikkeling van de strategische terminals om te zorgen dat deze voldoen aan de behoeften van het goederenverkeer per spoor dat op de goederencorridor rijdt, met name als intermodale knooppunten langs de goederencorridors. Begrepen hierin is samenwerking met de regionale, lokale en nationale autoriteiten; het aanwijzen van grond om terminals voor goederenvervoer per spoor te ontwikkelen en de beschikbaarstelling van middelen om deze ontwikkeling te bevorderen. Het bestuursorgaan zorgt ervoor dat voldoende terminals op strategische locaties worden gecreëerd, op basis van het verwachte verkeersvolume.
2. Het bestuursorgaan neemt adequate maatregelen voor de uitvoering van deze strategie. Het evalueert de strategie regelmatig.
HOOFDSTUK IV
BEHEER VAN DE GOEDERENCORRIDOR
Artikel 10
Eén loket voor aanvragen van internationale treinpaden
1. Het bestuursorgaan voert één loket in voor het behandelen van de aanvraag van treinpaden voor een goederentrein die ten minste één grens overschrijdt via de goederencorridor of gebruik maakt van verschillende netten.
2. Afzonderlijke infrastructuurbeheerders van een goederencorridor kunnen worden aangesteld om te fungeren als front office van het ene loket voor de gegadigden die treinpaden aanvragen.
3. De betrokken toezichthoudende instanties, als bedoeld in artikel 17 ║, zien erop toe dat de activiteiten van het ene loket op transparante en niet-discriminerende wijze worden uitgeoefend.
Artikel 11
Categorieën van treinpaden in de goederencorridors
1. Het bestuursorgaan stelt categorieën van voor het goederenvervoer bestemde treinpaden vast die voor de hele goederencorridor gelden en werkt deze periodiek bij. Ten minste één van deze categorieën ║ omvat onder deze categorieën van paden, een treinpad met snel en gegarandeerd stipt vervoer("gefaciliteerd goederenvervoer").
2. De criteria voor de vaststelling van de categorieën goederenverkeerstypen worden door het bestuursorgaan vastgesteld na raadpleging van de aanvragers ║ die waarschijnlijk van de goederencorridor gebruik zullen maken.
Artikel 12
Aan de goederentreinen toegewezen treinpaden
1. Naast de gevallen als bedoeld in artikel 20, lid 2, van Richtlijn 2001/14/EG houden de betrokken infrastructuurbeheerders een reservecapaciteit aan, op basis van de evaluatie van de marktbehoeften voor de reservecapaciteit. De infracstructuurbeheerders publiceren vóór de jaarlijkse bepaling van de dienstregeling als bedoeld in artikel 18 van Richtlijn 2001/14/EG en op basis van het geobserveerde goederenvervoer en de marktstudie als bedoeld in artikel 5, lid 2, van deze verordening de dienstregeling van het treinpad dat nodig is om te beantwoorden aan de vereisten van internationaal gefaciliteerd goederenvervoer voor het volgende begrotingsjaar.
2. De infrastructuurbeheerders houden, na de voorlopige evaluatie van de passende behoefte om een reservecapaciteit voor ad hocaanvragen te vormen, binnen de definitieve dienstregeling een reserve aan, waarbij een voldoende kwaliteitsniveau van het toegewezen treinpad wordt gewaarborgd wat betreft trajecttijd en aan het internationaal gefaciliteerd goederenvervoer aangepaste dienstregelingen, om snel en adequaat te kunnen reageren op de in artikel 23 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde ad-hocaanvragen voor capaciteit ▌.
▌
3. Behalve in geval van overmacht kan een treinpad dat overeenkomstig het onderhavige artikel is toegewezen aan een gefaciliteerde goederenvervoersactiviteit niet minder dan één maand voor de geplande dienstregeling worden ingetrokken zonder instemming van de betrokken aanvrager. De aanvrager kan de zaak aanhangig maken bij de toezichthoudende instantie. Overeenkomstig de bepaling van artikel 27 van Richtlijn 2001/14/EG, kunnen infrastructuurbeheerders in hun netverklaring vastleggen op welke wijze bij het vaststellen van de bij de toewijzingsprocedure te hanteren prioriteiten rekening zal worden gehouden met vroegere benuttingsgraden van treinpaden voor gefaciliteerd goederenvervoer.
4. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor en de in artikel 4, lid 6, bedoelde werkgroep voeren procedures in met het oog op een optimale coördinatie van de toewijzing van capaciteit overeenkomstig het onderhavige artikel, rekening houdend met de toegang tot de in artikel 9 bedoelde strategische terminals.
5.De infrastructuurbeheerders nemen in hun netverklaringen een vergoeding op voor toegewezen maar uiteindelijk toch niet gebruikte treinpaden. De hoogte van deze vergoeding is adequaat, ontradend en doeltreffend.
Artikel 13
Gemachtigde aanvragers
In afwijking van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2001/14/EG kunnen andere aanvragers dan spoorwegondernemingen en hun internationale samenwerkingsverbanden treinpaden aanvragen voor het vervoer van goederen wanneer die betrekking hebben op verscheidene segmenten van de goederencorridor.
Artikel 14
Beheer van het verkeer
1. Op voorstel van het bestuursorgaan van de goederencorridor en met inachtneming van de in lid 2 genoemde beginselen en plannen, stellen de infrastructuurbeheerders van de goederencorridor voor de verschillende soorten treinpaden, met name voor de voor vertraagde treinen toegewezen treinpaden, op elk deel van de goederencorridor de voorrangsregels vast bij stremming van het verkeer als bedoeld in de in artikel 3 en bijlage I van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde netverklaring, en maken zij deze bekend.
2. De in lid 1 bedoelde voorrangsregels moeten ten minste bepalen dat het treinpad dat is toegewezen aan een gefaciliteerde goederentrein die de oorspronkelijke bepalingen voor zijn treinpad in acht neemt, met uitzondering van de spitsuren wanneer dit lid niet van toepassing is, zoveel mogelijk wordt gevolgd, of er althans op gericht zijn de totale vertraging tot een minimum te beperken met vooral aandacht voor de vertraging van treinen met gefaciliteerd goederenvervoer. Het bestuursorgaan zorgt samen met de aanvragers voor de opstelling en bekendmaking van:
a)
principes voor de regeling van de treinen om ervoor te zorgen dat treinen met gefaciliteerd goederenvervoer de best mogelijke behandeling krijgen wat de toewijzing van de beperkte capaciteit betreft;
b)
noodplannen in geval van stremming van het verkeer op de corridor die op de genoemde principes zijn gebaseerd.
Via de beheerder van de infrastructuur bepaalt iedere lidstaat in de netverklaring wat de spitsuren zijn. Spitsuren komen uitsluitend voor op werkdagen en beslaan een periode van ten hoogste drie uur in de ochtend en drie uur in de middag. Bij het vaststellen van spitsuren wordt rekening gehouden met passagiersvervoer op regionale en lange-afstandslijnen.
3. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor stellen coördinatieprocedures op voor het beheer van verkeer langs de goederencorridor.
4. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor en de in artikel 4, lid 6, bedoelde werkgroep stellen procedures op voor een optimale onderlinge afstemming van de exploitatie van de spoorweginfrastructuur en die van de in artikel 9 bedoelde strategische terminals.
Artikel 15
Informatie over de voorwaarden voor het gebruik van de goederencorridor
Het bestuursorgaan stelt een rapport op, en maakt dit bekend, waarin de volgende informatie is opgenomen:
a)
alle informatie die is opgenomen in de overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2001/14/EG opgestelde netverklaringen met betrekking tot de goederencorridor;
b)
de lijst en de kenmerken van de strategische terminals, alsmede alle informatie over de voorwaarden voor toegang tot de strategische terminals.
Artikel 16
Kwaliteit van de dienstverlening op de goederencorridor
1. De infrastructuurbeheerders van de goederencorridor waarborgen de samenhang tussen de vigerende prestatieregelingen op de goederencorridor, als bedoeld in artikel 11 van Richtlijn 2001/14/EG. Op deze samenhang wordt toezicht gehouden door door de toezichthoudende instanties, die met betrekking tot dit toezicht samenwerken overeenkomstig artikel 17, lid 1.
2. Om de kwaliteit van de dienstverlening en de capaciteit van de internationale en binnenlandse diensten voor goederenvervoer op de goederencorridor te meten, pleegt het bestuursorgaan met de aanvragers die de corridors waarschijnlijk zullen gebruiken en met de gebruikers voor de diensten op het gebied van goederenvervoer per spoor over de prestatie-indicatoren voor de goederencorridor overleg. Na dit overleg stelt het bestuursorgaan de indicatoren vast en maakt het deze ten minste één keer per jaar bekend.
▌
Artikel 17
Toezichthoudende instanties
1. De in artikel 30 van Richtlijn 2001/14/EG bedoelde voor de goederencorridor bevoegde toezichthoudende instanties werken samen voor het toezicht op de internationale activiteiten van de infrastructuurbeheerders en op de aanvragers van treinpaden op de goederencorridor. Zij plegen overleg en wisselen informatie uit. In voorkomend geval vragen zij de nodige informatie aan de infrastructuurbeheerders van de lidstaat waarvoor zij bevoegd zijn. Infrastructuurbeheerders en andere derden die bij de internationale capaciteitstoewijzing zijn betrokken, zijn verplicht de bevoegde toezichthoudende instanties onverwijld alle nodige informatie over de internationale treinpaden en capaciteit waarvoor zij verantwoordelijk zijn, te verstrekken.
2. Bij een klacht van een aanvrager over internationale goederenvervoersdiensten per spoor of in het kader van een ambtshalve ingesteld onderzoek raadpleegt de betrokken toezichthoudende instantie de toezichthoudende instantie van elke andere lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken goederencorridor loopt en vraagt zij deze om de nodige informatie alvorens een beslissing te nemen. De andere toezichthoudende instanties verstrekken alle informatie die zij zelf krachtens hun nationale wetgeving mogen vragen. In voorkomend geval doet de toezichthoudende instantie waarbij de klacht is ingediend of die het ambtshalve ingestelde onderzoek heeft geïnitieerd, het dossier toekomen aan de bevoegde toezichthoudende instantie om haar in staat te stellen om maatregelen te nemen ten aanzien van de betrokken partijen overeenkomstig de procedure van artikel 30, lid 5 en 6 van Richtlijn 2001/14/EG.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 18
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 ervan.
▌
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 ervan.
▌
Artikel 19
Afwijking
In voorkomend geval kan een lidstaat afwijken van de bepalingen van deze verordening. Daartoe dient hij een gemotiveerd verzoek om afwijking bij de Commissie in. De Commissie neemt een beslissing op dit verzoek, in overeenstemming met de in artikel 18, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, met inachtneming van de geografische situatie en de ontwikkeling van de goederenvervoersdiensten per spoor in de lidstaat die het verzoek om afwijking heeft ingediend.
Artikel 20
Follow-up van de tenuitvoerlegging
De betrokken lidstaten verstrekken de Commissie om de twee jaar vanaf de verwezenlijking van de goederencorridor een rapportr met de resultaten van hun samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 1. De Commissie analyseert dit rapport en stelt het in artikel 18 bedoelde comité daarvan in kennis.
Artikel 21
Verslag
De Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening. Zij brengt verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, de eerste keer binnen ...(12) en vervolgens om de drie jaar.
Artikel 22
Herziening
Indien de Commissie in geval van herziening van de TEN-V-richtsnoeren, overeenkomstig de voorwaarden in artikel 18, lid 3, van Beschikking nr. 1692/96/EG, concludeert dat het dienstig is deze verordening aan te passen aan die richtsnoeren, dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een voorstel in voor een dienovereenkomstige wijziging van deze verordening. Evenzo kunnen sommige besluiten in het kader van deze verordening nopen tot herziening van de TEN-V-richtsnoeren.
Artikel 23
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na de datum van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
* PB: vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.
BIJLAGE
Criteria voor het beoordelen van de voorstellen voor de totstandbrenging van een goederencorridor
De selectie van goederencorridors als bedoeld in artikel 3, evenals de totstandbrenging van het spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer vinden plaats aan de hand van de volgende criteria:
(a)
De lidstaten ondertekenen een intentieverklaring waarin zij verklaren de goederencorridor te willen realiseren.
▌
(b)
Wanneer het traject van de goederencorridor samenvalt met een gedeelte (of subgedeelte) van een of meer prioritaire projecten van de TEN-V(1), wordt dit opgenomen in de goederencorridor, behalve wanneer het een gedeelte betreft dat is bestemd voor personenvervoerdiensten.
(c)
De voorgestelde goederencorridor doorkruist ten minste drie lidstaten of ten minste twee lidstaten wanneer de afstand tussen de verbindingspunten die aan de voorgestelde goederencorridor liggen meer dan 500 kilometer bedraagt.
(d)
De goederencorridor is economische haalbaar een biedt voldoende sociaaleconomische voordelen.
(e)
Er is voldoende samenhang tussen alle door de lidstaten voorgestelde goederencorridors om tot een Europees spoorwegnet voor een concurrerend goederenvervoer te komen.
(f)
Er is voldoende samenhang met de bestaande Europese spoorwegnetten, zoals de ERTMS-corridors en de corridors die zijn vastgesteld door RailNetEurope.
(g)
Er is een goede onderlinge verbinding met de andere vervoersmodaliteiten, met name dankzij een adequaat netwerk van strategische terminals, onder meer met betrekking tot zeehavens en in het binnenland.
(h)
Er is een adequate aanpak voorgesteld voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen van de artikelen 4 tot en met 16.