Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over de vrouwenrechten in Afghanistan
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Afghanistan, in het bijzonder zijn resolutie van 15 januari 2009 over de begrotingscontrole op de financiële middelen van de EU in Afghanistan(1),
– gezien de gezamenlijke verklaring van de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met Afghanistan en de Wolesi Jirga (tweede kamer van het Afghaans parlement) van 12 februari 2009,
– gezien de slotverklaring van de Internationale Conferentie over Afghanistan die heeft plaatsgevonden op 31 maart 2009 in Den Haag,
– gezien de verklaring van de NAVO-top over Afghanistan, gepubliceerd door de staatshoofden en regeringsleiders die hebben deelgenomen aan de vergadering van de Noord-Atlantische Raad op 4 april 2009 in Straatsburg/Kehl,
– gezien de gezamenlijke verklaring van 6 april 2009 van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU en de VS over de wetgeving in Afghanistan,
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat Afghanistan partij is bij verscheidene internationale instrumenten die betrekking hebben op de mensenrechten en de grondrechten, en met name het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het Internationale Verdrag betreffende de rechten van het kind,
B. overwegende dat artikel 22 van de Afghaanse grondwet van 4 januari 2004 bepaalt dat de burgers van Afghanistan, zowel mannen als vrouwen, voor de wet gelijke rechten en plichten hebben, en dat deze grondwet in overeenstemming is met de door Afghanistan geratificeerde internationale overeenkomsten,
C. overwegende dat het Afghaanse gezinsrecht sinds het einde van de jaren 1970 bepalingen bevat waarin vrouwen rechten worden verleend op het vlak van gezondheid en onderwijs, en dat dit gezinsrecht momenteel wordt herzien om het aan te passen aan de grondwet van 2004,
D. eraan herinnerend dat in juni 2002 naar aanleiding van de akkoorden van Bonn van 5 december 2001 een onafhankelijke mensenrechtencommissie is opgericht, die wordt voorgezeten door Sima Samar, en dat deze commissie een sleutelrol speelt op het vlak van de verdediging van de mensenrechten,
E. overwegende dat het nieuwe, recentelijk door de twee kamers van het Afghaanse parlement goedgekeurde wetsontwerp over het persoonlijke statuut van sjiitische vrouwen een ernstige beperking inhoudt van de bewegingsvrijheid van deze vrouwen, door hun het recht te ontzeggen hun huis te verlaten, behalve voor "legitieme doeleinden", door hen ertoe te verplichten zich te onderwerpen aan de seksuele verlangens van hun echtgenoot, wat neerkomt op een rechtvaardiging van verkrachting binnen het huwelijk, en door discriminatie ten opzichte van vrouwen op het vlak van huwelijk, scheiding, erfenis en toegang tot onderwijs te bevorderen, wat ingaat tegen de internationale normen betreffende de mensenrechten en meer bepaald de vrouwenrechten,
F. overwegende dat dit wetsontwerp, dat betrekking zou hebben op 15 à 20% van de Afghaanse bevolking, nog niet van kracht is aangezien het nog niet gepubliceerd is in het Publicatieblad van de regering, ook al heeft de president van Afghanistan, Hamid Karzai, het al ondertekend,
G. overwegende dat dit wetsontwerp als gevolg van de kritiek die het zowel binnen als buiten Afghanistan heeft opgeroepen, teruggestuurd is naar het Afghaanse Ministerie van Justitie, om na te gaan of de tekst in overeenstemming is met de grondwet en met de door de Afghaanse regering aangegane verbintenissen met betrekking tot de internationale overeenkomsten inzake de vrouwenrechten en de mensenrechten in het algemeen,
H. overwegende dat activisten, en in het bijzonder de voorvechters van de vrouwenrechten, het doelwit blijven van gewelddaden en dat verscheidene activisten het slachtoffer zijn geworden van hoofdzakelijk radicale militanten, zoals Sitara Achakzai, Afghaans voorvechtster van de vrouwenrechten en lid van de provincieraad van Kandahar, die voor haar woonplaats is vermoord, Gul Pecha en Abdul Aziz, die zijn omgebracht nadat een raad van conservatieve geestelijken hen van immorele daden had beschuldigd en ter dood had veroordeeld, en Malai Kakar, de eerste vrouwelijke politieagente in Kandahar en hoofd van de politiedienst die onderzoek voert naar misdaden tegen vrouwen in de stad,
I. overwegende dat het vonnis van Perwiz Kambakhsh, een Afghaanse journalist van 23 jaar die ter dood werd veroordeeld omdat hij een artikel had verspreid over de rechten van de vrouw in de islam, na heftig internationaal protest is omgezet in een gevangenisstraf van 20 jaar,
J. overwegende dat er meldingen blijven komen van bedreigingen en intimidatie ten opzichte van vrouwen die actief zijn in het openbare leven of die buitenshuis werken, en dat deze meldingen worden bevestigd door verslagen van de Verenigde Naties; overwegende dat er recentelijk melding is gemaakt van moeilijkheden voor wat betreft het verhogen van de deelnemingsgraad van meisjes in het onderwijsstelsel, waar militanten en radicalen zich tegen verzetten,
K. overwegende dat er de afgelopen jaren verscheidene gevallen zijn geregistreerd van jonge vrouwen die vrijwillig zelfmoord hebben gepleegd om te ontsnappen aan een gedwongen huwelijk of aan geweld binnen het huwelijk,
1. vraagt om de herziening van het bovenvernoemd wetsontwerp met betrekking tot het personeel statuut van sjiitische vrouwen Afghanistan, aangezien het geen twijfel lijdt dat de inhoud van dit ontwerp niet verenigbaar is met het in de Afghaanse grondwet en in de internationale overeenkomsten vastgelegde beginsel van gelijkheid tussen mannen en vrouwen;
2. benadrukt dat het gevaarlijk is een wet goed te keuren die enkel van toepassing is op bepaalde bevolkingscategorieën en die per definitie discriminatie en onrecht bevordert;
3. beveelt de Afghaanse minister van Justitie aan om alle wetten in te trekken die aanleiding geven tot discriminatie tegenover vrouwen en in strijd zijn met de internationale verdragen waarbij Afghanistan partij is;
4. acht het van essentieel belang voor de democratische ontwikkeling van het land dat Afghanistan zich engageert voor de mensenrechten in het algemeen en met name de rechten van vrouwen, die een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van het land en ten volle moeten kunnen gebruikmaken van hun grondrechten en democratische rechten; geeft opnieuw uiting aan zijn steun voor de strijd tegen alle vormen van discriminatie, met inbegrip van religieuze discriminatie en discriminatie op grond van geslacht;
5. brengt in herinnering dat de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de vrouwenrechten in het EU-strategiedocument voor Afghanistan voor de periode 2007-2013 worden beschouwd als een van de sleutelelementen van de nationale ontwikkelingsstrategie van Afghanistan;
6. brengt hulde aan de moed van de Afghaanse vrouwen die in Kabul hebben betoogd tegen het nieuwe wetsontwerp en betuigt hun zijn steun; veroordeelt het geweld waarvan zij tijdens deze betogingen het slachtoffer zijn geworden en vraagt dat de Afghaanse overheid instaat voor hun veiligheid;
7. veroordeelt de moorden op voorvechters van de mensenrechten en van de emancipatie van de Afghaanse vrouw, meer bepaald de recente moordaanslag op Sitara Achakzai, regionaal parlementslid;
8. neemt ontsteld kennis van het feit dat het Afghaanse hooggerechtshof de gevangenisstraf van 20 jaar waartoe Perwiz Kambakhsh is veroordeeld op grond van godslastering, heeft bekrachtigd, en verzoekt president Karzai om de heer Kambakhsh gratie te verlenen en in te stemmen met zijn vrijlating;
9. vraagt dat de Afghaanse overheid, met inbegrip van de plaatselijke overheden, alle mogelijke maatregelen neemt om vrouwen te beschermen tegen seksueel geweld en andere vormen van op geslacht gebaseerd geweld, en wie dergelijk geweld pleegt, voor het gerecht brengt;
10. is van mening dat de vorderingen op het vlak van gelijkheid tussen vrouwen en mannen die in de loop van de voorbije jaren ten koste van enorme inspanningen zijn gemaakt, niet tot voorwerp mogen worden van gemarchandeer tussen partijen in het kader van de verkiezingen;
11. moedigt vrouwen ertoe aan zich kandidaat te stellen voor de presidentsverkiezingen die gepland zijn voor 20 augustus 2009, en dringt erop aan dat de Afghaanse vrouwen ten volle kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces, omdat dit hun recht is, net zoals ze het recht hebben te worden verkozen en hoge nationale functies te bekleden;
12. vraagt de Raad, de Commissie en de lidstaten om de kwestie van de wet betreffende het persoonlijke statuut van de sjiitische vrouwen en alle vormen van discriminatie tegenover vrouwen en kinderen te blijven aankaarten, aangezien dergelijke praktijken onaanvaardbaar zijn en onverenigbaar met het engagement op lange termijn van de internationale gemeenschap om Afghanistan te helpen bij zijn rehabilitatie- en reconstructiewerkzaamheden;
13. vraagt dat de Commissie het Afghaanse ministerie van Vrouwenzaken rechtstreekse steun biedt op het vlak van financiering en programma-uitwerking, en de systematische integratie van een gendergebaseerde benadering in alle ontwikkelingsbeleidsplannen in Afghanistan aanmoedigt;
14. roept het VN-Ontwikkelingsfonds voor vrouwen (UNIFEM) op tot bijzondere waakzaamheid;
15. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regering en het parlement van de Islamitische Republiek Afghanistan en de voorzitter van de onafhankelijke mensenrechtencommissie.