Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2337(INI)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0245/2009

Ingediende teksten :

A6-0245/2009

Debatten :

PV 24/04/2009 - 2
CRE 24/04/2009 - 2

Stemmingen :

PV 24/04/2009 - 7.27
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0335

Aangenomen teksten
PDF 149kWORD 54k
Vrijdag 24 april 2009 - Straatsburg
25e jaarverslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2007)
P6_TA(2009)0335A6-0245/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2009 over het 25e jaarverslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2007) (2008/2337(INI))

Het Europees Parlement,

–   gezien het 25e jaarverslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2007) (COM(2008)0777),

–   gezien de werkdocumenten van de diensten van de Commissie (SEC(2008)2854 en SEC(2008)2855),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 5 september 2007 getiteld "Een Europa van resultaten − Toepassing van het gemeenschapsrecht" (COM(2007)0502),

–   gezien de mededeling van de Commissie van 20 maart 2002 betreffende betrekkingen met de klager inzake inbreuken op het gemeenschapsrecht (COM(2002)0141),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 21 februari 2008 over het 23e jaarverslag van de Commissie over de controle op de toepassing van het gemeenschapsrecht (2005)(1),

–   gelet op artikel 45 en artikel 112, lid 2, van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie juridische zaken en het advies van de Commissie verzoekschriften (A6-0245/2009),

1.   betreurt dat, in tegenstelling tot vroeger, de Commissie geen antwoord heeft gegeven op de vragen die het Parlement heeft gesteld in zijn vorige resoluties, met name de hiervoor genoemde resolutie van 21 februari 2008; stelt geen significante verbeteringen vast op de drie fundamentele gebieden: transparantie, middelen en duur van de procedures;

2.   herinnert de Commissie aan verzoeken die in voorafgaande jaren zijn gedaan, te weten

   dringend onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een systeem dat duidelijk de weg wijst naar de verschillende klachtenmechanismen die beschikbaar zijn voor burgers, dat de vorm zou kunnen aannemen van een gemeenschappelijk EU-webportaal of de oprichting van een online 'one-stop-shop' om burgers bij te staan;
   een mededeling uit te brengen waarin zij haar interpretatie uiteenzet van het beginsel van aansprakelijkheid van de staat wegens schending van het Gemeenschapsrecht, inclusief schendingen die kunnen worden toegerekend aan de rechtsprekende tak, teneinde burgers in staat te stellen effectiever bij te dragen tot de toepassing van het Gemeenschapsrecht;

3.   verzoekt derhalve de Commissie:

   de verbintenis na te komen die zij in haar hiervoor genoemde mededeling van 20 maart 2002 is aangegaan om al haar besluiten betreffende inbreuken te publiceren(2) aangezien de publicatie van deze besluiten, vanaf de registratie van een klacht tot en met alle daaropvolgende handelingen een onontbeerlijk instrument is om politieke inmenging in de behandeling van inbreuken tegen te gaan;
   het Parlement zoals eerder bij herhaling gevraagd duidelijke en volledige gegevens te verstrekken over de middelen die in de diverse directoraten-generaal worden ingezet voor de behandeling van inbreuken;
   na te denken over een vereenvoudigde en minder bureaucratische procedure voor de ingebrekestelling van een lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt, een procedure die het mogelijk maakt snel en efficiënt op te treden;
  

verzoekt de Commissie voorts artikel 228 van het EG-Verdrag strikt toe te passen, om te waarborgen dat de arresten van het Hof van Justitie correct worden uitgevoerd;

4.   neemt er kennis van dat de Commissie, zoals aangekondigd in haar hiervoor genoemde mededeling van 5 september 2007(3), in het onderhavige jaarverslag een toelichting geeft op de prioritaire acties die zij in bepaalde sectoren bij de behandeling van klachten en inbreuken wil ondernemen; spreekt zijn voldoening uit over de verklaringen volgens welke nog steeds prioriteit zal worden gegeven aan "problemen die een brede impact hebben op de fundamentele rechten en het vrije verkeer"(4); benadrukt het belang van urgent en vastberaden optreden op deze gebieden, aangezien met racisme en vreemdelingenhaat verband houdende gewelddaden in bepaalde lidstaten meer en meer voorkomen; juicht eveneens toe dat prioriteit wordt gegeven aan "inbreuken waarbij de burgers in belangrijke mate of herhaaldelijk aan directe schade worden blootgesteld of die hun levenskwaliteit op ernstige wijze inperken"(5); verzoekt de Commissie meer vaart te zetten achter de afronding en, waar nodig, de beëindiging van inbreukprocedures die de lidstaten beletten te investeren in infrastructuur die van invloed zou kunnen zijn op de uitvoering van het Europees economisch herstelplan; verzoekt de Commissie de bevoegde parlementaire commissies een gedetailleerd plan voor te leggen met termijnen en vervaldata voor de specifieke acties die zij op deze gebieden wil ontplooien;

5.   neemt er kennis van dat van alle nieuwe inbreuken in 2007, 1196 gevallen betrekking hebben op het niet meedelen van nationale maatregelen tot omzetting van Europese richtlijnen; acht het onaanvaardbaar dat de Commissie zich 12 maanden de tijd gunt(6) voor eenvoudige gevallen van niet-mededeling van omzettingsmaatregelen door een lidstaat en verzoekt de Commissie automatisch en onmiddellijk actie te ondernemen in zaken van dit type die geen enkele analyse en beoordeling vereisen;

6.   is van mening dat er nog steeds geen duidelijke procedures zijn om een lidstaat effectief te vervolgen bij het Hof van Justitie wegens een schending van het Gemeenschapsrecht die inmiddels is opgeheven en om schadevergoeding te verkrijgen voor eerdere fouten of nalatigheden; dringt er bij de Commissie op aan om (vóór eind 2010) met nieuwe voorstellen te komen om de huidige inbreukprocedure zodanig te vervolledigen dat deze onbillijke situatie in aanmerking wordt genomen;

7.   wijst erop dat, volgens de nieuwe werkmethode die de Commissie in haar mededeling van 2007 heeft voorgesteld, alle verzoeken om informatie en klachten die bij de Commissie worden ingediend direct aan de betrokken lidstaat zullen worden doorgezonden "wanneer de feiten of de rechtssituatie in de betrokken lidstaat moeten worden verduidelijkt (…). De lidstaten zouden een korte termijn krijgen om de betrokken burgers of ondernemingen rechtstreeks de nodige toelichting, gegevens en oplossingen te verstrekken en om de Commissie daarvan in kennis te stellen"(7);

8.   neemt er kennis van dat de Commissie het proefproject "EU Pilot" heeft gelanceerd om de nieuwe werkmethode in enkele lidstaten te testen, dat vijftien lidstaten deelnemen aan het project dat in april 2008 is gestart en dat het project, na evaluatie van het eerste loopjaar, zou kunnen worden uitgebreid tot de overige lidstaten;

9.   wijst er echter op dat deelneming aan het project, dat reeds aanleiding heeft gegeven tot twijfel en specifieke vragen (zoals vermeld in de hierboven genoemde resolutie van 21 februari 2008), vrijwillig is;

10.   vraagt de Commissie in het bijzonder of het gebrek aan middelen in de lidstaten geen zorgwekkend signaal is van reële problemen bij de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht; verzoekt bovendien de Commissie bij haar beoordeling van het project aandacht te besteden aan de volgende vraagstukken en er aan het Parlement verslag over uit te brengen:

   heeft de klager duidelijke en volledige uitleg gekregen van de Commissie over de behandeling van zijn klacht, heeft de nieuwe methode effectief bijgedragen tot de oplossing van zijn zaak en heeft het niet geleid tot afkalving van de verantwoordelijkheid van de Commissie als "hoedster van het Verdrag";
   heeft de nieuwe methode het inleiden van een inbreukprocedure, waarvan de duur al zeer lang en onzeker was, niet nog meer vertraagd;
   heeft de Commissie zich ten aanzien van de lidstaten niet inschikkelijk getoond wat de naleving van de termijnen betreft die zij zelf heeft vastgesteld (tien weken) en heeft de Commissie na het verstrijken van deze termijnen de betrokken lidstaat nauwkeurige informatie en een tijdschema vestrekt met betrekking tot haar toekomstig optreden teneinde snel een definitieve oplossing te vinden voor de burger;
   heeft het feit dat het "EU Pilot"-project slechts in 15 lidstaten werd uitgevoerd er niet toe geleid dat minder aandacht is besteed aan de behandeling van inbreuken in lidstaten die niet aan het project hebben deelgenomen;

11.   vraagt zich af of de Commissie, dankzij het project "EU Pilot" en de daaropvolgende vermindering van de werklast in verband met de behandeling van inbreuken, een meer systematische en grondigere controle verricht op de omzetting van richtlijnen in de nationale wetgevingen;

12.   vraagt de Commissie of het project "EU Pilot" een weerslag heeft gehad op het verloop van de pakketvergaderingen die de Commissie heeft gehouden voor de bij het project betrokken lidstaten en voor de andere, niet deelnemende lidstaten, daar deze vergaderingen worden beschouwd als het belangrijkste middel voor de aanpak en de oplossing van inbreukprocedures;

13.   is van mening dat EU-burgers dezelfde mate van transparantie mogen verwachten van de Commissie, ongeacht of zij een formele klacht indienen dan wel gebruik maken van hun recht om een verzoekschrift in te dienen krachtens het Verdrag; verlangt bijgevolg dat de Commissie verzoekschriften regelmatige en duidelijke informatie ontvangt over de verschillende stadia van inbreukprocedures die ook onder een open verzoekschrift vallen of, indien dit niet mogelijk is, toegang krijgt tot de relevante database van de Commissie, op voet van gelijkheid met de Raad;

14.   herinnert de Commissie eraan dat alle briefwisseling waarin melding wordt gemaakt van een daadwerkelijke schending van het gemeenschapsrecht moet worden geregistreerd als klacht, tenzij sprake is van de buitengewone omstandigheden als bedoeld in punt 3 van de hiervoor genoemde mededeling van 20 maart 2002;

15.   neemt er kennis van dat de Commissie heeft verklaard dat een fundamentele richtlijn als Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden(8) praktisch in geen enkele lidstaat correct is omgezet; wijst erop dat de Commissie meer dan 1 800 individuele klachten met betrekking tot deze richtlijn heeft ontvangen, 115 ervan als klachten heeft geregistreerd en in 5 gevallen een inbreukprocedure heeft ingeleid wegens onjuiste omzetting van de richtlijn(9); erkent dat de Commissie, wat Richtlijn 2004/38/EG betreft, in een sfeer van openheid nuttig heeft samengewerkt met het Parlement en stemt in met de door de Commissie voorgestelde aanpak om de richtlijn voortdurend en grondig te evalueren, de lidstaten te ondersteunen bij de volledige en correcte toepassing van de richtlijn, waarvoor in de tweede helft van 2009 richtsnoeren zullen worden gepubliceerd, en om inbreukprocedures tegen lidstaten waarvan de nationale wetgeving in strijd is met de richtlijn in te leiden; maakt zich echter ernstig zorgen over het vermogen van de Commissie om haar rol als "hoedster van het Verdrag" te vervullen en over de mogelijkheid die het Parlement wordt geboden om controle uit te oefenen op het beleid van het registeren van de klachten zoals dat door de diverse diensten van de Commissie wordt genoemd;

16.   roept alle diensten van de Commissie op om indieners van een klacht volledig van de voortgang van de behandeling van hun klacht op de hoogte te stellen bij het verstrijken van alle vastgestelde termijnen (aanmaningen, met redenen omklede adviezen, procedure voor het Hof of afsluiting van een zaak), waar nodig aanbevelingen te doen voor de behandeling van de zaak via alternatieve geschillenbeslechting, hun beslissingen met redenen te omkleden en deze redenen uitgebreid aan de indiener van een klacht mede te delen in overeenstemming met de uitgangspunten van de hierboven genoemde mededeling van de Commissie van 2002;

17.   verwelkomt de geleidelijke invoering door de Commissie van samenvattingen voor de burgers, die tegelijkertijd worden gepubliceerd met de belangrijkste voorstellen van de Commissie; adviseert om dergelijke samenvattingen toegankelijk te maken via één centraal toegangspunt en acht het onaanvaardbaar dat dergelijke samenvattingen verdwijnen zodra de wetgevingsprocedure is voltooid: juist op dat moment zijn zij het meest relevant voor burgers en bedrijven;

18.   herinnert aan de toezegging van de Raad om lidstaten te stimuleren tabellen op te stellen en te publiceren die de onderlinge relatie illustreren tussen richtlijnen en nationale omzettingsmaatregelen; benadrukt dat dergelijke tabellen essentieel zijn om de Commissie in staat te stellen de uitvoering van maatregelen in alle lidstaten effectief te toetsen;

19.   spreekt zijn teleurstelling uit over het feit dat in de loop van de huidige zittingsperiode geen significante vooruitgang is geboekt inzake de rol die het Parlement zou moeten spelen bij de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht; is van mening dat bij de prioritering van inbreukprocedures de Commissie niet enkel technische maar ook politieke besluiten neemt die momenteel aan geen enkele vorm van externe toetsing, controle of transparantie onderworpen zijn; dringt erop aan dat de desbetreffende hervormingen die zijn voorgesteld door de werkgroep voor de hervorming van het Europees Parlement en die het vermogen van het Parlement om zelf toezicht uit te oefenen op de toepassing van de communautaire wetgeving moeten versterken, spoedig in gang worden gezet; steunt in dat verband het besluit van de Conferentie van Commissievoorzitters van 25 maart 2009;

20.   dringt aan op nauwere samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement, en tussen hun respectieve leden, om doeltreffende controle van Europese kwesties op nationaal niveau te bevorderen en te vergroten en om de informatiestroom, met name gedurende de vaststelling van Europese wetgeving, te vergemakkelijken; is van mening dat leden van de nationale parlementen een waardevolle rol kunnen spelen bij de controle op de toepassing van het Gemeenschapsrecht en aldus de democratische legitimiteit van de Europese Unie helpen versterken en de Unie dichter bij de burger brengen;

21.   wijst nogmaals op de toezegging van de Raad om de lidstaten te stimuleren om concordantietabellen op te stellen waaruit het verband blijkt tussen richtlijnen en nationale omzettingsmaatregelen; benadrukt dat dergelijke tabellen van wezenlijk belang zijn voor een effectief toezicht door de Commissie op uitvoeringsmaatregelen in alle lidstaten; neemt zich als medewetgever voor, al het nodige te doen om te waarborgen dat de bepalingen met betrekking tot deze tabellen in de loop van het wetgevingsproces niet uit de tekst van de voorstellen van de Commissie worden geschrapt;

22.   stelt vast dat nationale rechtbanken een essentiële rol vervullen bij de toepassing van het Gemeenschapsrecht en verleent zijn volle steun aan de inspanningen van de Commissie om aanvullende opleidingen voor nationale rechters, juristen en ambtenaren van nationale overheidsinstanties vast te stellen; onderstreept dat deze steun van essentieel belang is in de nieuwe lidstaten, met name als het gaat om toegang tot juridische informatie en juridische vakliteratuur in alle officiële talen; onderstreept dat het noodzakelijk is steun te geven aan een betere beschikbaarheid van databanken met betrekking tot nationale rechterlijke beslissingen over het Gemeenschapsrecht;

23.   moedigt de Commissie aan om verder onderzoek te doen naar collectieve verhaalsmechanismen in de gehele EU, ter vervollediging van de initiatieven die op dit moment worden ontplooid op het terrein van consumenten- en mededingingswetgeving; is van mening dat dergelijke mechanismen kunnen worden gebruikt door burgers, inclusief indieners van verzoekschriften, om de doelmatige toepassing van het Gemeenschapsrecht te verbeteren;

24.   roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat de toepassing van het Gemeenschapsrecht in relatie tot het milieu meer prioriteit krijgt, gezien de verontrustende trends die in dit verslag naar voren zijn gekomen en de vele verzoekschriften die op dit gebied zijn ontvangen; adviseert in deze context om de handhavingscontroles te versterken en de relevante diensten van voldoende middelen te voorzien; verwelkomt de mededeling van de Commissie van 18 november 2008 over de tenuitvoerlegging van de milieuwetgeving van de Europese Gemeenschap (COM(2008)0773) als een eerste stap in deze richting;

25.   stemt in met het oordeel van de Commissie dat meer preventieve maatregelen moeten worden genomen om inbreuken op de communautaire wetgeving door lidstaten te voorkomen, moedigt de Commissie aan om specifieke verzoeken van de Commissie verzoekschriften om onomkeerbare schade aan het milieu te voorkomen in te willigen; betreurt het dat de reactie van de Commissie te vaak luidt dat zij moet wachten op een definitief besluit van de verantwoordelijke nationale overheden voordat zij bevoegd is op te treden;

26.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman alsmede de regeringen en parlementen van de lidstaten.

(1) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0060.
(2) Punt 12: "Besluiten van de Commissie inzake inbreuken worden binnen een week nadat zij zijn genomen op de website van het secretariaat-generaal van de Commissie gepubliceerd op het volgende adres: http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.htm#infractions. Besluiten om aan de lidstaat een met redenen omkleed advies uit te brengen en besluiten om de zaak aanhangig te maken bij het Hof van Justitie worden bovendien in een perscommuniqué bekendgemaakt, tenzij de Commissie anders beslist."
(3) Punt 3: "De Commissie zal vanaf 2008 in haar jaarverslagen haar maatregelen betreffende deze prioriteiten beschrijven en toelichten".
(4) COM(2008)0777, blz. 10.
(5) Ibid.
(6) "Wat de niet mededeling van omzettingsmaatregelen betreft, zou er niet meer dan 12 maanden mogen verstrijken tussen de toezending van de aanmaningsbrief en de oplossing van de zaak of de aanhangigmaking ervan bij het Hof van Justitie." (COM(2007)0502).
(7) COM(2007)0502, blz. 8.
(8) PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77.
(9) "In de dertig maanden sinds de richtlijn van toepassing is geworden, heeft de Commissie ruim 1 800 individuele klachten, 40 parlementaire vragen en 33 petities ontvangen over de toepassing. Zij heeft 115 klachten geregistreerd en vijf inbreukprocedures ingeleid wegens onjuiste toepassing van de richtlijn." − Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden (COM(2008)0840), blz. 9.

Juridische mededeling - Privacybeleid