Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/0027(COD)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0279/2009

Ingediende teksten :

A6-0279/2009

Debatten :

PV 06/05/2009 - 12
CRE 06/05/2009 - 12

Stemmingen :

PV 07/05/2009 - 9.8
Stemverklaringen
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0379

Aangenomen teksten
PDF 359kWORD 195k
Donderdag 7 mei 2009 - Straatsburg
Oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ***I
P6_TA(2009)0379A6-0279/2009
Resolutie
 Geconsolideerde tekst

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (COM(2009)0066 – C6-0071/2009 – 2009/0027(COD))

(Medebeslissingsprocedure: eerste lezing)

Het Europees Parlement,

–   gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2009)0066),

–   gelet op artikel 251, lid 2, artikel 63, leden 1 en 2 en artikel 66 van het EG­Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C6-0071/2009),

–   gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0279/2009),

1.   hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.   verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3.   benadrukt dat de bepalingen van punt 47 van het van Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(1) (IIA) van toepassing zijn voor de oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken; benadrukt dat, mocht de wetgevingsautoriteit besluiten tot oprichting van een dergelijk agentschap, het Parlement onderhandelingen zal aanknopen met de andere tak van de begrotingsautoriteit om tijdig tot een akkoord te komen over de financiering van het agentschap overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het IIA;

4.   verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.


Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 7 mei 2009 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken
P6_TC1-COD(2009)0027

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punten 1 en 2, en artikel 66,

Gezien het voorstel van de Commissie║,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)  Het communautaire beleid inzake het gemeenschappelijk Europees asielstelsel heeft conform het Haags programma ten doel een gemeenschappelijke asielruimte tot stand te brengen door de ontwikkeling van een doeltreffende geharmoniseerde procedure op basis van de waarden en de humanitaire traditie van de Unie.

(2)  De afgelopen jaren is er, dankzij de toepassing van gemeenschappelijke minimumnormen, vooruitgang geboekt bij de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Er blijven tussen de lidstaten echter nog grote verschillen bestaan wat het verlenen en de vormen van bescherming betreft.

(3)  De Commissie heeft in haar in juni 2008 aangenomen asielbeleidsplan ║ te kennen gegeven dat zij het gemeenschappelijk Europees asielstelsel verder wil ontwikkelen door wijzigingen in de bestaande wetgevingsinstrumenten voor te stellen teneinde de geldende normen diepgaander te harmoniseren, en voorts door de praktische samenwerking tussen de lidstaten beter te ondersteunen, met name door een wetgevingsvoorstel tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken in te dienen zodat de operationele samenwerking tussen lidstaten beter kan worden gecoördineerd om de gemeenschappelijke regels doeltreffend uit te voeren.

(4)  Bij de aanneming in september 2008 van het Europees migratie- en asielpact ║ heeft de Europese Raad er plechtig aan herinnerd dat iedere vervolgde vreemdeling het recht heeft op het grondgebied van de Europese Unie hulp en bescherming te krijgen uit hoofde van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 en andere gerelateerde verdragen. Voorts is de Europese Raad uitdrukkelijk overeengekomen om "in 2009 een Europees Ondersteuningsbureau op te zetten, dat belast is met het faciliteren van de uitwisseling van informatie, analyses en ervaringen tussen de lidstaten en het tot stand brengen van concrete samenwerking tussen de asieldiensten".

(5)  De praktische samenwerking op asielgebied heeft ten doel om de besluitvorming van de lidstaten inzake asiel beter te stroomlijnen en de kwaliteit ervan te verbeteren binnen het Europese wetgevingskader. De afgelopen jaren is al een heel aantal praktische samenwerkingsactiviteiten ontplooid, met name de vaststelling van een gemeenschappelijke aanpak voor de informatie over landen van herkomst en de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielcurriculum.

(6)  Het Europees Ondersteuningbureau voor asielzaken verleent lidstaten waarvan de nationale asielstelsels met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie onder specifieke en onevenredige druk staan, bijstand bij de tenuitvoerlegging van bindende solidariteitsmechanismen die, op grond van niet-discretionaire, transparante en ondubbelzinnige voorschriften, moeten zorgen voor een betere verdeling van personen die internationale bescherming genieten, van dergelijke lidstaten naar andere lidstaten, waarbij er tegelijkertijd op moet worden toegezien dat de asielstelsels niet worden misbruikt.

(7)  Om deze mechanismen te versterken en te ontwikkelen, is het noodzakelijk om een specifieke structuur in de vorm van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (het bureau) op te zetten, die dergelijke activiteiten moet ondersteunen en coördineren.

(8)  Om zijn opdracht optimaal te kunnen uitvoeren, moet het bureau met betrekking tot technische aangelegenheden onafhankelijk zijn en op juridisch, administratief en financieel vlak autonoom zijn. Daartoe moet het bureau een orgaan van de Gemeenschap zijn dat rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die door deze verordening aan het bureau worden verleend.

(9)  Om te profiteren van de deskundigheid en steun van het Hoge Commissariaat van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR) en niet-gouvernementele organisaties moet het bureau handelen in nauwe samenwerking met het UNHCR en NGO's. Daartoe moet de rol van het UNHCR en niet-gouvernementele organisaties ten volle worden erkend en moeten zij volledig worden betrokken bij de werkzaamheden van het bureau. Het bureau moet ook nauw samenwerken met de bevoegde asielinstanties in de lidstaten, met de nationale migratie- en asieldiensten of andere diensten, onder gebruikmaking van de capaciteit en de deskundigheid van deze diensten, alsook met de Commissie. De lidstaten moeten samenwerken met het bureau met het oog op de vervulling van zijn opdracht.

(10)  Het bureau moet een Europees expertisecentrum op asielgebied zijn, dat de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied moet vergemakkelijken, coördineren en versterken. De opdracht van het bureau omvat drie hoofdtaken: ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied, ondersteuning van de lidstaten die onder bijzondere druk staan en bijdragen aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

(11)  Het bureau mag geen directe of indirecte bevoegdheid hebben ten aanzien van beslissingen die de autoriteiten van de lidstaten nemen over individuele verzoeken om internationale bescherming.

(12)  Teneinde snel en doeltreffend operationele steun te verlenen aan lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan, moet het bureau zorgen voor de coördinatie van het inzetten op het grondgebied van de verzoekende lidstaten van asiel-ondersteuningsteams, die bestaan uit deskundigen op asielgebied. Deze asiel-ondersteuningsteams moeten met name hun deskundigheid op het gebied van tolkdiensten, kennis over het land van herkomst en kennis over de behandeling en het beheer van asielzaken ter beschikking stellen. De regeling voor asiel-ondersteuningsteams moet worden neergelegd in deze verordening, teneinde ervoor te zorgen dat deze teams doeltreffend worden ingezet.

(13)  Het bureau moet zijn opdracht onder dusdanige omstandigheden verrichten dat het uit hoofde van zijn onafhankelijkheid, de wetenschappelijke en technische kwaliteit van de bijstand die het verleent en van de informatie die het verspreidt, de transparantie van zijn procedures en werkwijzen en de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken verricht, als referentiepunt kan fungeren.

(14)  Om de werking van het bureau doeltreffend te kunnen controleren moeten de Commissie en de lidstaten vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur. Voor zover mogelijk, moet deze raad van bestuur bestaan uit de operationele hoofden van de nationale diensten die belast zijn met het asielbeleid, of hun vertegenwoordigers. Deze raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het bureau tot stand te brengen en de uitvoerend directeur aan te stellen. Teneinde het UNHCR ten volle te betrekken bij de werkzaamheden van het bureau en gelet op de deskundigheid van het UNHCR op asielgebied, moet het UNHCR in de raad van bestuur worden opgenomen als lid zonder stemrecht. Gezien de aard van de taken van het bureau en de rol van de uitvoerend directeur, moet het Europees Parlement bij de selectie van de kandidaat voor deze functie worden betrokken.

(15)  Met het oog op een snel en doeltreffend beheer van het bureau, moet het bureau worden bijgestaan door een uitvoerend comité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, dat de uitvoerend directeur van het bureau raad moet geven en aan de raad van bestuur advies moet uitbrengen.

(16)  Om de volledige autonomie en onafhankelijkheid van het bureau te waarborgen, moet aan het bureau een eigen begroting worden toegekend, die hoofdzakelijk wordt betaald uit een bijdrage van de Gemeenschap. Over de financiering van het bureau moet overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit, zoals bepaald in punt 47 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 17 mei 2006 betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer(4). De begrotingsprocedure van de Gemeenschap dient van toepassing te zijn voor zover het gaat om de bijdrage van de Gemeenschap en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie. De controle van de rekeningen dient te worden verricht door de ║ Rekenkamer.

(17)  Voor het verrichten van zijn opdracht en voor zover dat voor de uitvoering van zijn taken nodig is, moet het bureau samenwerken met andere communautaire organen en met name met het bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad(5) opgerichte Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) en het bij Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad(6) opgerichte Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA). Het bureau moet ook samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen, de internationale organisaties die bevoegd zijn op de onder deze verordening vallende gebieden, en met derde landen, in het kader van gemaakte werkafspraken overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag om ervoor te zorgen dat internationale en communautaire rechtsnormen op asielgebied worden nageleefd.

(18)  Voor het verrichten van zijn opdracht moet het bureau openstaan voor deelname van landen die met de ║Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op het onder deze verordening vallende gebied hebben overgenomen en toepassen, zoals ║ Noorwegen, IJsland en Zwitserland. Het bureau kan, om ervoor te zorgen dat internationale en communautaire rechtsnormen op asielgebied worden nageleefd, met instemming van de Commissie ▌, ook werkafspraken maken met andere landen dan die welke met de ║ Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving hebben overgenomen en toepassen. Het bureau mag echter in geen geval een autonoom extern beleid ontwikkelen.

(19)  Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(7) (het "Financieel Reglement"), en met name artikel 185, moet van toepassing zijn op het bureau.

(20)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)(8) moet onverkort van toepassing zijn op het bureau, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF)(9).

(21)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie(10) moet van toepassing zijn op het bureau.

(22)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(11), moet van toepassing zijn op de verwerking van persoonsgegevens door het bureau.

(23)  De bepalingen betreffende de huisvesting van het bureau in de gastlidstaat en de specifieke voorschriften die gelden voor alle personeelsleden van het bureau en hun gezinsleden, moeten worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst. Voorts moet de gastlidstaat ervoor zorgen dat het bureau in optimale omstandigheden kan werken, inclusief door het aanbieden van onderwijs voor kinderen en van vervoersmogelijkheden, zodat het bureau hooggekwalificeerd personeel kan aantrekken uit een zo breed mogelijk geografisch gebied.

(24)  Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk ║ de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied ║ vergemakkelijken en ║ versterken en bijdragen aan een betere toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(25)  Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening en is deze ║ niet bindend voor, noch van toepassing in Denemarken.

(26)  Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en moet worden toegepast overeenkomstig artikel 18 betreffende het asielrecht,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

OPRICHTING EN OPDRACHT VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

Artikel 1

Oprichting van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

Hierbij wordt een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken ("het bureau") opgericht teneinde bij te dragen aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied te versterken.

Artikel 2

Opdracht van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

1.  Het bureau vergemakkelijkt, coördineert en versterkt de diverse aspecten van de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied, teneinde de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te helpen verbeteren, met inbegrip van de externe aspecten daarvan.

2.  Het bureau verleent operationele steun aan de lidstaten waarvan de asielstelsels onder grote druk staan, met name door de coördinatie van asiel-ondersteuningsteams, die bestaan uit deskundigen op asielgebied.

3.  Het bureau verleent wetenschappelijke en technische bijstand voor het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap in alle aangelegenheden die directe of indirecte gevolgen hebben voor het asielbeleid, zodat het de praktische samenwerking op asielgebied ten volle kan steunen en zijn taken optimaal kan vervullen. Het bureau is een onafhankelijke bron van informatie over alle onder deze gebieden vallende aangelegenheden.

4.  Het bureau verricht zijn opdracht onder dusdanige omstandigheden dat het uit hoofde van zijn onafhankelijkheid, de wetenschappelijke en technische kwaliteit van de bijstand die het verleent en van de informatie die het verspreidt, de transparantie van zijn procedures en werkwijzen, de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken verricht, en de voor de vervulling van zijn opdracht noodzakelijke informatietechnologie, als referentiepunt kan fungeren.

5.  Het bureau voert zijn taken uit onverminderd de aan het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) toevertrouwde taken, en werkt nauw samen met dat bureau en ook met het UNHCR.

6.  Het bureau heeft geen directe of indirecte bevoegdheid ten aanzien van beslissingen die de autoriteiten van de lidstaten nemen over individuele verzoeken om internationale bescherming.

HOOFDSTUK 2

TAKEN VAN HET EUROPEES ONDERSTEUNINGSBUREAU VOOR ASIELZAKEN

Afdeling 1

Ondersteuning van de praktische samenwerking op asielgebied

Artikel 3

Uitwisseling van informatie en van beproefde methoden

Het bureau organiseert, bevordert en coördineert alle maatregelen op asielgebied die de uitwisseling van informatie en de inventarisering en uitwisseling van beste praktijken in asielaangelegenheden tussen de lidstaten mogelijk maken.

Artikel 4

Informatie over landen van herkomst

Het bureau organiseert, bevordert en coördineert de maatregelen betreffende informatie over landen van herkomst, en met name:

   a) de, op een transparante en onpartijdige wijze uitgevoerde verzameling, met gebruikmaking van alle relevante informatiebronnen, met inbegrip van gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties (NGO's), internationale organisaties en EU-instellingen, van relevante, betrouwbare, nauwkeurige en actuele gegevens over de landen van herkomst van asielzoekers en van personen die om internationale bescherming verzoeken;
   b) het beheer en de ontwikkeling van een portaalsite met gegevens over landen van herkomst en het onderhoud van de portaalsite, alsmede waarborgen voor de toegankelijkheid en de transparantie van deze site;
   c) de ontwikkeling van een gemeenschappelijk formaat en een gemeenschappelijke aanpak voor de presentatie, de controle en het gebruik van gegevens over landen van herkomst;
   d) de onpartijdige analyse van gegevens over landen van herkomst en het opstellen van verslagen over landen van herkomst overeenkomstig punt a), om gemeenschappelijke beoordelingscriteria tot stand te brengen.

Artikel 5

Ondersteuning van de intracommunautaire hervestiging van personen die internationale bescherming genieten

Voor de lidstaten waarvan de nationale asielstelsels met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie onder specifieke en onevenredige druk staan, coördineert het bureau de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen in verband met de toepassing van instrumenten en mechanismen betreffende de ▌intracommunautaire hervestiging van personen die in de Europese Unie internationale bescherming genieten.

Artikel 6

Ondersteuning van opleiding

1.  Het bureau organiseert en ontwikkelt, in nauwe samenwerking met het UNHCR en de betrokken NGO's, opleidingen voor de leden van alle nationale overheidsdiensten en rechtbanken, alsook voor nationale diensten en andere entiteiten die in de asielprocedure een officiële rol spelen in de lidstaten ▌.

2.  Het bureau beheert en ontwikkelt een Europees asielcurriculum, waarin ten minste een opleiding moet worden verzorgd in de internationale vluchtelingen- en mensenrechtenwetgeving en de op dit gebied bestaande normen, en in het Gemeenschapsacquis inzake asiel.

3.  De door het bureau aangeboden opleidingen kunnen algemeen, specifiek of thematisch zijn.

4.  De specifieke of thematische opleidingen hebben met name betrekking op:

   a) aangelegenheden in verband met de behandeling van asielverzoeken van minderjarigen en van kwetsbare personen met bijzondere behoeften;
   b) de herkenning van tekenen en symptomen van foltering;
   c) gesprekstechnieken;
   d) het gebruik van medische en juridische deskundigenverslagen in asielprocedures;
   e) aangelegenheden in verband met de productie en het gebruik van gegevens over de landen van herkomst;
   f) specifieke juridische en jurisprudentiële aangelegenheden.

5.  De aangeboden opleidingen hebben met name ten doel ervoor te zorgen dat de betrokken personen een kwaliteitsopleiding krijgen en dat er kernbeginselen en beste praktijken worden geformuleerd teneinde de convergentie van werkwijzen, administratieve methoden en nationale rechtspraak te bevorderen.

6.  Het bureau organiseert voor de deskundigen van de in artikel 15 ▌bedoelde snelle asiel-interventiepool vervolgopleidingen die afgestemd zijn op hun taken en bevoegdheden; het bureau organiseert ook regelmatig oefeningen met deze deskundigen volgens de in het jaarlijkse werkprogramma van het bureau opgenomen planning voor vervolgopleidingen en oefeningen.

7.  Het bureau kan in samenwerking met de lidstaten en NGO's op hun grondgebied opleidingsactiviteiten organiseren.

Artikel 7

Ondersteuning van de externe aspecten van het asielbeleid

Op extern gebied coördineert het bureau, met instemming van de Commissie, de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen betreffende de toepassing van instrumenten en mechanismen inzake de externe dimensie van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.

Het bureau coördineert de gegevensuitwisseling en alle andere maatregelen betreffende de hervestiging van vluchtelingen binnen de Europese Unie, rekening houdend met de beginselen van solidariteit en lastenverdeling.

In het kader van zijn opdracht en overeenkomstig artikel 49 kan het bureau ▌de versterking van de capaciteit van derde landen in het kader van programma's voor regionale bescherming bevorderen.

Afdeling 2

Ondersteuning van lidstaten die onder bijzondere druk staan

Artikel 8

Bijzondere druk

Het bureau coördineert en steunt alle gemeenschappelijke maatregelen ten gunste van lidstaten die onder bijzondere druk staan, met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie of wanneer er sprake is van een plotselinge toestroom van grote aantallen onderdanen van derde landen die wellicht internationale bescherming nodig hebben.

Artikel 9

Verzameling en analyse van informatie

1.  Om zicht te krijgen op de behoeften van de lidstaten die onder bijzondere druk staan, verzamelt het bureau, met name op basis van de gegevens die de lidstaten, het UNHCR en andere relavante organisaties aan het bureau verstrekken, alle gegevens die nuttig zijn voor de vaststelling, de voorbereiding en de definitie van noodmaatregelen om het hoofd te bieden aan de bijzondere druk, met name in het kader van Verordening (EG) nr. .../2009 van het Europees Parlement en de Raad van ... tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend(12).

2.  Op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens inventariseert en analyseert het bureau stelselmatig de beschikbare structuren en personeelsleden, met name op het gebied van vertaal- en tolkdiensten en de bijstand bij het inzamelen van informatie om de lidstaten te helpen bij de vaststelling van de status, alsook de opvangcapaciteit op asielgebied in de lidstaten teneinde een snelle en betrouwbare informatie-uitwisseling tussen de diverse nationale asielautoriteiten te bevorderen.

Artikel 10

Maatregelen ter ondersteuning van de lidstaten

Het bureau coördineert de maatregelen ter ondersteuning van lidstaten die onder bijzondere druk staan en zorgt met name voor:

   a) de instelling van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing teneinde de lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van een eventuele massale toestroom van personen die om internationale bescherming verzoeken;
   b) de uitvoering, op voorstel van de Commissie, van een bindend solidariteitsmechanisme voor de hervestiging van personen die internationale bescherming genieten vanuit lidstaten waarvan de nationale asielstelsels onder specifieke en onevenredige druk staan, in overleg met het UNHCR en op grond van niet-discretionaire, transparante en ondubbelzinnige voorschriften;
   c) de coördinatie van de maatregelen die moeten worden genomen ten behoeve van lidstaten die onder druk staan, met het oog op de eerste analyse van asielverzoeken die door de bevoegde nationale asielautoriteiten worden behandeld;
   d) de coördinatie van de maatregelen voor het snel opzetten van geschikte opvangfaciliteiten door de lidstaat die onder druk staat, met name noodhuisvesting, vervoersmiddelen en medische bijstand;
   e) de coördinatie van asiel-ondersteuningsteams, waarvan de werking is omschreven in hoofdstuk 3.

Afdeling 3

Bijdrage aan de toepassing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel

Artikel 11

Verzameling en uitwisseling van informatie

1.  Het bureau organiseert, coördineert en bevordert de uitwisseling van informatie tussen de nationale asielautoriteiten, alsook tussen de Commissie en de nationale asielautoriteiten, betreffende de toepassing van alle instrumenten die onder het gemeenschapsacquis inzake asiel vallen. Daartoe kan het bureau een databank opzetten met feitelijke, juridische en jurisprudentiële gegevens over de nationale, Europese en internationale asielinstrumenten.

2.  Het bureau verzamelt met name de volgende gegevens over:

   a) ║ de behandeling van verzoeken om internationale bescherming door de nationale overheidsdiensten en autoriteiten;
   b) ║ de nationale wetgevingen en de ontwikkeling ervan op het gebied van asiel, met inbegrip van de jurisprudentie.

Artikel 12

Verslagen en andere documenten van het bureau

1.  Het bureau stelt elk jaar een verslag op over de asielsituatie in de Europese Unie. In dit verslag evalueert het bureau met name de resultaten van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen en maakt het een vergelijkende analyse van deze resultaten om ervoor te zorgen dat de lidstaten beter op de hoogte raken van de toegepaste beproefde methoden en om de kwaliteit, de samenhang en de doeltreffendheid van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren. Het verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Commissie.

2.  Het bureau kan op verzoek van de Commissie en na advies van het in artikel 32 bedoelde uitvoerend comité en in nauw overleg met zijn werkgroepen en de Commissie, technische documenten opstellen over de toepassing van communautaire asielinstrumenten, zoals met name richtsnoeren en operationele handleidingen. Het UNHCR zou een vooraanstaande betrokkene moeten worden bij de ontwikkeling van EU-richtsnoeren om te zorgen voor samenhang met de internationale normen. Onderwerpen waarvoor het UNHCR al richtsnoeren heeft ontwikkeld, zouden als uitgangspunt moeten dienen voor de praktische samenwerking om de in de praktijk bestaande verschillen te verkleinen.

3.  Op verzoek van het Europees Parlement kan het bureau verslagen opstellen over specifieke aspecten van de tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsacquis inzake asiel met betrekking tot internationale bescherming.

HOOFDSTUK 3

ASIEL-ONDERSTEUNINGSTEAMS

Artikel 13

Coördinatie

1.  Lidstaten of lidstaten die onder bijzondere druk staan, kunnen het bureau vragen een asiel-ondersteuningsteam in te zetten. De verzoekende lidstaten of lidstaten geven met name een beschrijving van de situatie, en specificeren de doelstellingen en de te verwachten voorwaarden voor de inzet, overeenkomstig artikel 18, lid 1.

2.  In reactie op een dergelijke vraag kan het bureau de nodige technische en operationele bijstand aan een lidstaat of lidstaten coördineren, alsook het inzetten, voor een beperkte periode, van het asiel-ondersteuningsteam op het grondgebied van de verzoekende lidstaat of lidstaten op basis van een operationeel plan zoals bedoeld in artikel 18.

Artikel 14

Technische bijstand

De asiel-ondersteuningsteams stellen, zoals overeengekomen in het operationeel plan, bedoeld in artikel 18, ║ deskundigheid ter beschikking, met name deskundigheid op het gebied van tolkdiensten, kennis over het land van herkomst en over de behandeling en het beheer van asielzaken, in het kader van de maatregelen die het bureau overeenkomstig artikel 10 heeft genomen ter ondersteuning van de lidstaten.

Artikel 15

Asiel-interventiepool

1.  Op voorstel van de uitvoerend directeur van het bureau besluit het uitvoerend comité van het bureau met een meerderheid van drie vierde van de stemmen over het profiel en het totale aantal van de deskundigen die aan de asiel-ondersteuningsteams ter beschikking worden gesteld (asiel-interventiepool). Dezelfde procedure geldt voor eventuele latere wijzigingen in het profiel en in het totale aantal van de deskundigen in de asiel-interventiepool.

2.  Via een pool van nationale deskundigen, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij aan de asiel-interventiepool door deskundigen aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen.

Artikel 16

Het inzetten van asiel-ondersteuningsteams

1.  De lidstaten delen op verzoek van het bureau onmiddellijk het aantal, de namen en het profiel van de deskundigen van hun nationale pool mee die zij binnen vijf dagen aan een asiel-ondersteuningsteam ter beschikking kunnen stellen. De lidstaten sturen op verzoek van het bureau deskundigen, tenzij zij worden geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie die de uitvoering van nationale taken ernstig in het gedrang brengt. De lidstaat van herkomst behoudt zijn autonomie met betrekking tot de selectie van het personeel en de duur van de inzet ervan.

2.  Wanneer lidstaten niet de deskundigheid ter beschikking kunnen stellen die voor zijn functioneren essentieel wordt geacht, kan het bureau de nodige maatregelen nemen om deze deskundigheid van desbetreffende deskundigen en organisaties aan te trekken, onder gebruikmaking van de deskundigheid van het adviesforum.

3.  Bij de bepaling van de samenstelling van een in te zetten asiel-ondersteuningsteam houdt de uitvoerend directeur van het bureau rekening met de bijzondere omstandigheden waarmee de verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd. Het asiel-ondersteuningsteam wordt samengesteld volgens het overeenkomstig artikel 18 opgestelde operationele plan.

Artikel 17

Besluitvorming inzake het inzetten van asiel-ondersteuningsteams

1.  Een verzoek om overeenkomstig artikel 16, lid 1, asiel-ondersteuningsteams in te zetten, gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen en hetgeen voor het inzetten ervan nodig wordt geacht. Indien nodig kan de uitvoerend directeur deskundigen van het bureau sturen om de situatie in de verzoekende lidstaat te beoordelen.

2.  De uitvoerend directeur stelt het uitvoerend comité onmiddellijk in kennis van het inzetten van een asiel-ondersteuningsteam.

3.  De uitvoerend directeur neemt zo spoedig mogelijk en uiterlijk vijf werkdagen na de ontvangst ervan, een besluit over het verzoek betreffende het inzetten van een asiel-ondersteuningsteam. De uitvoerend directeur stelt de verzoekende lidstaat en het uitvoerend comité gelijktijdig schriftelijk in kennis van zijn besluit. In dit besluit worden de voornaamste redenen vermeld waarop het is gebaseerd.

4.  Indien de uitvoerend directeur beslist een of meer asiel-ondersteuningsteams in te zetten, stellen het bureau en de verzoekende lidstaat onmiddellijk een operationeel plan op overeenkomstig artikel 18.

5.  Zodra er overeenstemming is bereikt over dat plan, stelt de uitvoerend directeur de betrokken lidstaten in kennis van het gevraagde aantal en het profiel van de deskundigen die aan het asiel-ondersteuningsteam zullen deelnemen. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt aan de in artikel 19 bedoelde nationale contactpunten, onder vermelding van de voor het inzetten van de teams geplande datum. Er wordt hun tevens een exemplaar van het operationele plan verstrekt.

6.  Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, worden de besluiten inzake het inzetten van asiel-ondersteuningsteams genomen door het plaatsvervangende afdelingshoofd.

Artikel 18

Operationeel plan

1.  De uitvoerend directeur en de verzoekende lidstaat stellen in onderlinge overeenstemming een operationeel plan op, waarin de precieze voorwaarden voor het inzetten van asiel-ondersteuningsteams worden opgenomen. Het operationele plan bevat de volgende gegevens:

   a) een beschrijving van de situatie met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;
   b) de te verwachten duur van de inzet van de asiel-ondersteuningsteams;
   c) het geografisch gebied in de verzoekende lidstaat waar de asiel-ondersteuningsteams zullen worden ingezet;
   d) een taakomschrijving en speciale instructies voor de leden van de asiel-ondersteuningsteams, onder meer over de vraag welke databanken in de ontvangende lidstaat door de teamleden mogen worden geraadpleegd en welke uitrusting zij daar mogen gebruiken;
   e) de samenstelling van de asiel-ondersteuningsteams.

2.  Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van zowel de uitvoerend directeur als de verzoekende lidstaat vereist. Het bureau zendt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe aan de deelnemende lidstaten.

Artikel 19

Nationaal contactpunt

Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan dat is belast met de communicatie met het bureau over alle aangelegenheden die de asiel-ondersteuningsteams betreffen. Het nationale contactpunt is te allen tijde bereikbaar.

Artikel 20

Contactpunt bij de Gemeenschap

1.  De uitvoerend directeur wijst een of meer deskundigen van het bureau aan die optreden als contactpunt bij de Gemeenschap en belast zijn met de coördinatie. De uitvoerend directeur deelt de ontvangende lidstaat mee wie is aangewezen.

2.  Het contactpunt bij de Gemeenschap treedt namens het bureau op voor alle aspecten van het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams. Het contactpunt moet met name:

   a) optreden als contactpersoon tussen het bureau en de ontvangende lidstaat;
   b) optreden als contactpersoon tussen het bureau en de leden van de asiel-ondersteuningsteams, en hun namens het bureau bijstand verlenen bij alle aangelegenheden in verband met het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams;
   c) toezien op de correcte uitvoering van het operationele plan;
   d) bij het bureau verslag uitbrengen over alle aspecten betreffende het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams.

3.  De uitvoerend directeur van het bureau mag het contactpunt toestaan hulp te bieden bij het oplossen van geschillen over de uitvoering van het operationele plan en het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams.

4.  Bij de uitvoering van zijn taken aanvaardt het contactpunt bij de Gemeenschap alleen instructies van het bureau.

Artikel 21

Burgerlijke aansprakelijkheid

1.  Wanneer de leden van een asiel-ondersteuningsteam in een ontvangende lidstaat optreden, is die lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht aansprakelijk voor de door hen tijdens hun operaties veroorzaakte schade.

2.  Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, mag de ontvangende lidstaat de lidstaat van herkomst benaderen met het oog op de terugbetaling door de lidstaat van herkomst van aan de slachtoffers of hun rechthebbenden uitgekeerde bedragen.

3.  Onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, ziet elke lidstaat af van vorderingen tegen de ontvangende lidstaat of een andere lidstaat wegens geleden schade, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

4.  Geschillen tussen lidstaten in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 van dit artikel die niet kunnen worden beslecht door onderhandelingen, worden door deze lidstaten voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, overeenkomstig artikel 239 van het Verdrag.

5.  Onverminderd de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, worden de kosten ten gevolge van schade aan de uitrusting van het agentschap tijdens de inzet gedekt door het agentschap, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Artikel 22

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Tijdens het inzetten van asiel-ondersteuningsteams worden teamleden op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de ontvangende lidstaat wat betreft alle eventuele strafbare feiten die tegen hen of door hen worden gepleegd.

Artikel 23

Kosten

Het bureau dekt het volledige bedrag van de volgende kosten die door de lidstaten worden gemaakt om hun deskundigen ter beschikking te stellen in het kader van het inzetten van de asiel-ondersteuningsteams:

   a) reiskosten van de lidstaat van herkomst naar de ontvangende lidstaat en van de ontvangende lidstaat naar de lidstaat van herkomst;
   b) vaccinatiekosten;
   c) kosten voor bijzondere verzekeringen;
   d) medische kosten;
   e) dagvergoedingen, inclusief verblijfskostenvergoedingen;
   f) kosten in verband met de technische uitrusting van het bureau.

HOOFDSTUK 4

ORGANISATIE VAN HET BUREAU

Artikel 24

Organen van het bureau

De bestuurs- en beheersstructuur van het bureau omvat:

   a) een raad van bestuur;
   b) een uitvoerend directeur en zijn personeel;
   c) een uitvoerend comité;
   d) een adviesforum.

Artikel 25

Samenstelling van de raad van bestuur

1.  Elke lidstaat stelt een lid aan in de raad van bestuur, en de Commissie twee leden.

2.  Elk lid van de raad van bestuur kan worden vervangen of vergezeld door een plaatsvervangend lid; indien een plaatsvervangend lid een lid vergezelt, woont de plaatsvervanger zonder stemrecht de beraadslagingen bij.

3.  De leden van de raad van bestuur worden aangesteld op grond van het hoge niveau van hun ervaring en kennis op het gebied van asiel.

4.  Het UNHCR is lid van de raad van bestuur, doch zonder stemrecht.

5.  De leden van de raad van bestuur worden voor drie jaar aangesteld. Deze termijn kan worden verlengd. Wanneer hun ambtstermijn afloopt of zij ontslag nemen, blijven de leden in functie totdat hun mandaat is verlengd of in hun vervanging is voorzien.

Artikel 26

Voorzitterschap van de raad van bestuur

1.  De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten.

2.  De ambtstermijn van de voorzitter en die van de vicevoorzitter bedraagt drie jaar en kan eenmaal worden verlengd. Wanneer zij hun lidmaatschap van de raad van bestuur verliezen tijdens hun ambtstermijn als voorzitter of vicevoorzitter, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum automatisch af.

Artikel 27

Vergaderingen van de raad van bestuur

1.  De voorzitter roept de raad van bestuur in vergadering bijeen. De uitvoerend directeur van het bureau neemt deel aan de beraadslagingen.

2.  De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad van bestuur op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van een derde van zijn leden bijeen. Extra vergaderingen van de raad van bestuur worden op verzoek van een derde van zijn leden door de voorzitter belegd.

3.  De raad van bestuur kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

4.  De leden van de raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door raadgevers of deskundigen, behoudens de bepalingen van het reglement van orde.

5.  Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door het bureau.

Artikel 28

Wijze van stemmen

1.  De raad van bestuur neemt besluiten met absolute meerderheid van de stemmen van alle stemgerechtigde leden. Elk stemgerechtigd lid beschikt over één stem. Bij afwezigheid van een lid is zijn plaatsvervanger gerechtigd zijn stemrecht uit te oefenen.

2.  De uitvoerend directeur van het bureau heeft niet het recht om aan de stemming deel te nemen.

3.  De voorzitter neemt aan de stemming deel.

4.  De lidstaten die niet volledig deelnemen aan het Gemeenschapsacquis inzake asiel, nemen niet deel aan de stemming wanneer de raad van bestuur in het kader van zijn in artikel 27 beschreven bevoegdheden inzake het beheer van het bureau moet beslissen op basis van communautaire instrumenten waaraan zij niet deelnemen.

5.  In het reglement van orde van de raad van bestuur worden de nadere bijzonderheden van de stemming bepaald, met name de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, alsmede de eventuele voorschriften inzake quorum.

Artikel 29

Taken van de raad van bestuur

De raad van bestuur zorgt ervoor dat het bureau de taken uitvoert waarmee het is belast. De raad is het programmerings- en toezichtsorgaan van het bureau. De raad moet met name:

   a) zijn reglement van orde vaststellen;
   b) de uitvoerend directeur aanstellen conform de voorwaarden van artikel 30; als tuchtraad optreden ten aanzien van de uitvoerend directeur en hem, in voorkomend geval, schorsen of ontslaan;
   c) het algemene jaarverslag over de activiteiten van het bureau goedkeuren en het uiterlijk op 15 juni van het volgende jaar toezenden aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de ║ Rekenkamer. Het algemene jaarverslag wordt gepubliceerd;
   d) vóór 30 september van elk jaar, op basis van een door de uitvoerend directeur ║ ingediend ontwerp en na advies van de Commissie, met een meerderheid van drie vierde van zijn stemgerechtigde leden het werkprogramma van het bureau voor het komende jaar vaststellen en het toezenden aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het werkprogramma wordt vastgesteld conform de jaarlijkse begrotingsprocedure van de Gemeenschap en het wetgevingsprogramma van de Gemeenschap op het gebied van asiel;
   e) zijn taken met betrekking tot de begroting van het bureau verrichten overeenkomstig hoofdstuk 5;
   f) praktische regelingen treffen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 als bedoeld in artikel 43 van deze verordening;
   g) de talenregeling voor het bureau vaststellen overeenkomstig artikel 42;
   h) de organisatorische structuur van het bureau bepalen en het personeelsbeleid van het bureau vaststellen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 39;
   i) na de Commissie om advies te hebben verzocht, het meerjarenplan voor het personeelsbeleid vaststellen;
   j) alle besluiten nemen betreffende de uitvoering van de opdracht van het bureau, zoals omschreven in deze verordening;
   k) alle besluiten nemen over het opzetten en, zo nodig, de verdere ontwikkeling van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name de in artikel 4, onder b, bedoelde portaalsite;
   l) alle besluiten nemen over het opzetten en, zo nodig, de verdere ontwikkeling van de interne werkstructuren van het bureau;
   m) als tuchtraad optreden ten aanzien van de uitvoerend directeur;
   n) zijn reglement van orde vaststellen op basis van een ontwerp dat de uitvoerend directeur na advies van de Commissie voorlegt.

Artikel 30

Aanstelling van de uitvoerend directeur

1.  De uitvoerend directeur van het bureau wordt in overeenstemming met de in dit artikel vastgestelde samenwerkingsprocedure door de raad van bestuur aangesteld voor een periode van vijf jaar. De uitvoerend directeur wordt aangewezen op basis van persoonlijke verdiensten, ervaring op het gebied van asiel en capaciteiten inzake bestuur en beheer. De samenwerkingsprocedure verloopt als volgt:

   a) op basis van een lijst van kandidaten die door de Commissie is opgesteld na publicatie van een vacature en een transparante selectieprocedure, worden de kandidaten verzocht de Raad en de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement toe te spreken en vragen te beantwoorden, alvorens een benoeming plaatsvindt;
   b) het Europees Parlement en de Raad spreken zich uit over de kandidaten en geven de volgorde van hun voorkeur aan;
   c) de raad van bestuur benoemt de uitvoerend directeur, waarbij hij rekening houdt met deze standpunten.

   de prestaties van de uitvoerend directeur;
   de opdracht en verplichtingen van het bureau in de komende jaren.

2.  Op voorstel van de Commissie, rekening houdend met het evaluatieverslag en alleen indien de opdracht en verplichtingen van het bureau het rechtvaardigen, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met maximaal drie jaar verlengen.

3.  De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. In de loop van de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn wordt de uitvoerend directeur ▌verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie(s) van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

Artikel 31

Taken van de uitvoerend directeur

1.  Het bureau wordt geleid door de uitvoerend directeur, die onafhankelijk is in de uitvoering van zijn taken. De uitvoerend directeur is aan de raad van bestuur verantwoording schuldig voor zijn activiteiten.

2.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en de raad van bestuur, vraagt of aanvaardt de uitvoerend directeur geen instructies van regeringen of van andere instanties.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken om verslag uit te brengen over de wijze waarop hij zijn taken heeft uitgevoerd.

4.  De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van het bureau.

5.  De uitvoerend directeur kan worden bijgestaan door één of meer afdelingshoofden. Indien de uitvoerend directeur afwezig of verhinderd is, neemt een van de afdelingshoofden zijn plaats in.

6.  De uitvoerend directeur is belast met:

   a) het dagelijkse beheer van het bureau;
   b) het opstellen van voorstellen voor de werkprogramma's van het bureau, na advies van de Commissie;
   c) de uitvoering van de werkprogramma's en de besluiten van de raad van bestuur;
   d) het opstellen van verslagen over de landen van herkomst, zoals bedoeld in artikel 4, onder d);
   e) het opstellen van een ontwerp voor de financiële regeling van het bureau die overeenkomstig artikel 38 wordt aangenomen door de raad van bestuur, alsook voor de maatregelen ter uitvoering van die regeling;
   f) het opstellen van de ontwerp-ramingen van ontvangsten en uitgaven van het bureau alsook de uitvoering van zijn begroting;
   g) het uitoefenen ten aanzien van het personeel van de in artikel 39 bedoelde bevoegdheden;
   h) alle personeelsaangelegenheden; het nemen van alle besluiten over het beheer van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name van de in artikel 4, onder b, bedoelde portaalsite;
   i) het nemen van alle besluiten over het beheer van de interne administratieve structuren van het bureau.

Artikel 32

Uitvoerend comité

1.  Om doeltreffender en sneller te kunnen werken, stelt het bureau een uitvoerend comité van acht leden in, die worden aangesteld uit de leden van de raad van bestuur.

2.  De Commissie is van rechtswege lid van het uitvoerend comité. De raad van bestuur van het bureau stelt de regels voor de aanstelling van de andere leden van het uitvoerend comité vast.

3.  Het uitvoerend comité komt geregeld, ten minste viermaal per jaar, bijeen, hetzij op uitnodiging van de uitvoerend directeur, hetzij op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. De werkwijze van het uitvoerend comité wordt vastgelegd in het reglement van orde van het bureau en gepubliceerd.

4.  De ambtstermijn van de leden van het uitvoerend comité heeft dezelfde duur als die van de leden van de raad van bestuur.

5.  Het uitvoerend comité komt zo nodig bijeen om te vergaderen over specifieke aangelegenheden.

6.  Het uitvoerend comité heeft tot taak om de uitvoerend directeur van het bureau raad te geven, en om op verzoek van de raad van bestuur of op eigen initiatief advies uit te brengen aan de raad van bestuur over het werkprogramma van het bureau en over alle activiteiten van het bureau alsook in alle situaties waarin het bureau snel beslissingen moet nemen, met name in het kader van hoofdstuk 3 betreffende het inzetten van asiel-ondersteuningsteams in de lidstaten die onder bijzondere druk staan.

7.  Het bureau verstrekt het uitvoerend comité de nodige technische en logistieke ondersteuning en verzorgt het secretariaat van de vergaderingen.

8.  Op verzoek van het uitvoerend comité kunnen de vertegenwoordigers van het UNHCR zonder stemrecht deelnemen aan de werkzaamheden van het uitvoerend comité.

9.  Het uitvoerend comité kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen.

Artikel 33

Werkgroepen

1.  In het kader van zijn in deze verordening omschreven opdracht, kan het bureau werkgroepen oprichten, die bestaan uit deskundigen van de bevoegde asielinstanties van de lidstaten, onder wie gespecialiseerde rechters. De deskundigen kunnen zich laten vervangen door gelijktijdig aangestelde plaatsvervangers.

2.  De Commissie neemt van rechtswege deel aan de werkgroepen. De vertegenwoordigers van het UNHCR kunnen, afhankelijk van de aard van de behandelde aangelegenheden, geheel of gedeeltelijk deelnemen aan de vergaderingen van de werkgroepen.

3.  De werkgroepen kunnen elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om de vergaderingen bij te wonen en met name vertegenwoordigers van niet-gouvernementele asielorganisaties.

HOOFDSTUK 5

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 34

Begroting

1.  Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het bureau geraamd en vervolgens opgenomen in de begroting van het bureau.

2.  De ontvangsten en uitgaven van het bureau zijn in evenwicht.

3.  Onverminderd andere middelen, bestaan de ontvangsten van het bureau uit:

   a) een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bijdrage van de Gemeenschap;
   b) eventuele vrijwillige bijdragen van de lidstaten;
   c) vergoedingen voor publicaties, opleiding en andere door het bureau verrichte diensten.

4.  De uitgaven van het bureau omvatten onder meer de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur, de exploitatiekosten, en de uitgaven uit hoofde van de contracten of overeenkomsten die door het bureau zijn gesloten.

Artikel 35

Vaststelling van de begroting

1.  Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerp-raming op van de ontvangsten en uitgaven van het bureau voor het volgende jaar, waarin een personeelsformatie is opgenomen, en zendt deze toe aan de raad van bestuur.

2.  Op basis van dit ontwerp stelt de raad van bestuur een raming op van de ontvangsten en uitgaven van het bureau voor het volgende begrotingsjaar.

3.  De ontwerp-raming van de ontvangsten en uitgaven van het bureau wordt uiterlijk op 10 februari aan de Commissie toegezonden. De definitieve versie van deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt uiterlijk op 31 maart door de raad van bestuur aan de Commissie toegezonden.

4.  De raming wordt door de Commissie toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad ("de begrotingsautoriteit"), samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie.

5.  Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting op in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 272 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

6.  De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het bureau goed.

7.  De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie van het bureau vast.

8.  De begroting van het bureau wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9.  De raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

10.  Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, zendt hij dit advies aan de raad van bestuur toe binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

Artikel 36

Uitvoering van de begroting

1.  De uitvoerend directeur voert de begroting van het bureau uit.

2.  De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.

Artikel 37

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.  Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het bureau de voorlopige jaarrekening, samen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar, in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen in de zin van artikel 128 van de Financiële Verordening ║.

2.  Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het bureau, samen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar, toe aan de Rekenkamer. Het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar wordt ook aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden.

3.  Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het bureau overeenkomstig artikel 129 van de Financiële Verordening ║ maakt de uitvoerend directeur onder zijn verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het bureau op en zendt deze voor advies toe aan de raad van bestuur.

4.  De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het bureau.

5.  Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

6.  De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

7.  De uitvoerend directeur geeft de Rekenkamer uiterlijk op 30 september antwoord op haar opmerkingen. Hij dient dit antwoord ook in bij de raad van bestuur.

8.  De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 146, lid 3, van de Financiële Verordening ║.

9.  Vóór 15 mei van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

Artikel 38

Financiële regeling

De financiële regeling die op het bureau van toepassing is, wordt door de raad van bestuur vastgesteld na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 ║ van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 ║ van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(13), indien de specifieke vereisten van de werking van het bureau dit noodzakelijk maken en mits de Commissie hiermee van tevoren heeft ingestemd.

HOOFDSTUK 6

BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSONEEL

Artikel 39

Personeel

1.  Het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Europese Unie met het oog op de toepassing van dit statuut en deze regeling zijn van toepassing op het personeel van het bureau, met inbegrip van de uitvoerend directeur.

2.  De raad van bestuur stelt, met instemming van de Commissie, de nodige uitvoeringsmaatregelen vast die zijn bedoeld in artikel 110 van het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

3.  De bevoegdheden die bij het statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag en bij de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag zijn toegekend, worden door het bureau uitgeoefend met betrekking tot zijn eigen personeel.

4.  De raad van bestuur kan bepalingen vaststellen waardoor uit de lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen voor het bureau kunnen werken.

Artikel 40

Voorrechten en immuniteiten

Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het bureau.

HOOFDSTUK 7

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 41

Rechtsstatuut

1.  Het bureau is, overeenkomstig artikel 185 van het Financieel Reglement, een orgaan van de Gemeenschap. Het bureau heeft rechtspersoonlijkheid.

2.  In elk der lidstaten heeft het bureau de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

3.  Het bureau wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

4.  Het bureau is gevestigd te […] ║.

Artikel 42

Talenregeling

1.  Op het bureau zijn de bepalingen van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap(14) van toepassing.

2.  Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 290 van het Verdrag worden genomen, worden het algemene jaarverslag over de activiteiten van het bureau en het jaarlijkse werkprogramma van het bureau, zoals bedoeld in artikel 29, onder c) en d), in alle officiële talen van de Gemeenschap opgesteld.

3.  De voor het functioneren van het bureau vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

4.  De raad van bestuur stelt praktische voorschriften voor de uitvoering van de talenregeling vast.

Artikel 43

Toegang tot documenten

1.  Het bureau ontwikkelt goede administratieve praktijken met het oog op een zo groot mogelijke transparantie met betrekking tot zijn activiteiten. Verordening (EG) nr. 1049/2001 ║ is van toepassing op de documenten die bij het bureau berusten.

2.  Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de raad van bestuur de toepassingsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.  Tegen de besluiten van het bureau uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.

4.  Voor de verwerking van persoonsgegevens door het bureau geldt Verordening (EG) nr. 45/2001 ║.

Artikel 44

Veiligheidsvoorschriften betreffende de bescherming van gerubriceerde gegevens en niet-gerubriceerde gevoelige gegevens

1.  Het bureau past de veiligheidsbeginselen van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde(15) toe. Het gaat onder meer om de bepalingen betreffende de uitwisseling, de behandeling en de opslag van gerubriceerde gegevens.

2.  Het bureau past ook de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals vastgesteld en uitgevoerd door de ║ Commissie.

Artikel 45

Fraudebestrijding

1.  Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 zonder uitzondering van toepassing.

2.  Het bureau treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 en stelt onverwijld de dienovereenkomstige voorschriften vast, die op alle medewerkers van het bureau van toepassing zijn.

3.  De financieringsbesluiten, alsmede de uitvoeringsovereenkomsten en -instrumenten die uit de besluiten voortvloeien, stipuleren uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van middelen van het bureau en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controles ter plaatse kunnen overgaan.

Artikel 46

Aansprakelijkheidsregeling

1.  De contractuele aansprakelijkheid van het bureau wordt beheerst door de wetgeving die van toepassing is op de betrokken overeenkomst.

2.  Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitrageclausule in een door het bureau gesloten overeenkomst.

3.  Bij niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het bureau, conform de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, alle door zijn diensten of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4.  Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.  De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het bureau wordt beheerst door de bepalingen van het statuut of de regeling welke op hen van toepassing is.

Artikel 47

Evaluatie en herziening

1.  Uiterlijk drie jaar nadat het bureau operationeel wordt, als bedoeld in artikel 54, geeft het bureau opdracht tot een onafhankelijke externe evaluatie van de behaalde resultaten, op basis van de door de raad van bestuur, met instemming van de Commissie, vastgestelde opdracht. Bij deze evaluatie wordt nagegaan wat de impact van het bureau is op de praktische samenwerking op asielgebied en op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Hierbij wordt met name onderzocht of het eventueel nodig is de taken van het bureau aan te passen of uit te breiden, waarbij ook wordt gekeken naar de financiële gevolgen van een dergelijke taakwijziging of -uitbreiding. Bij deze evaluatie wordt ook onderzocht of de beheersstructuur is toegesneden op de uitvoering van de taken van het bureau. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen op zowel communautair als nationaal niveau.

2.  De raad van bestuur bepaalt, met instemming van de Commissie, wanneer de toekomstige evaluaties zullen plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van de in lid 1 genoemde evaluatie.

Artikel 48

Administratieve controle

De activiteiten van het bureau zijn aan de controle van de Ombudsman onderworpen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 195 van het Verdrag.

Artikel 49

Samenwerking met derde en geassocieerde landen

1.  Het bureau staat open voor deelname van landen die met de ║ Gemeenschap overeenkomsten hebben gesloten uit hoofde waarvan zij de communautaire wetgeving op de onder deze verordening vallende gebieden hebben overgenomen en toepassen. Krachtens de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden regelingen uitgewerkt die onder meer de aard en de omvang van en de nadere regels voor de deelname van deze landen aan de werkzaamheden van het bureau omschrijven. Deze regelingen omvatten met name bepalingen betreffende de deelname aan de door het bureau genomen initiatieven, de financiële bijdragen en het personeel. Wat personeelszaken betreft, voldoen deze overeenkomsten in elk geval aan het statuut van de ambtenaren ║ en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.

2.  Voor de aangelegenheden die door zijn activiteiten worden bestreken en voor zover nodig voor de uitvoering van zijn taken, vergemakkelijkt het bureau, met instemming van de Commissie en binnen de grenzen van zijn mandaat, de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen in het kader van de externe betrekkingen van de Europese Unie; het bureau kan ook voor technische aspecten op de onder deze verordening vallende gebieden samenwerken met de bevoegde autoriteiten van derde landen, in het kader van met deze autoriteiten gemaakte werkafspraken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag.

Artikel 50

Samenwerking van het bureau met het UNHCR

Het bureau werkt op de onder deze verordening vallende gebieden samen met het UNHCR, in het kader van de met het UNHCR gemaakte werkafspraken.

Het bureau kan het UNHCR subsidies verlenen. Met deze subsidies worden maatregelen gefinancierd die het bureau in staat stellen op stabiele en duurzame wijze te profiteren van de deskundigheid van het UNHCR. Deze subsidies passen in het kader van de bevoorrechte samenwerkingsbetrekkingen tussen het bureau en het UNHCR, zoals omschreven in dit artikel en in artikel 2, lid 5, artikel 9, lid 1, artikel 25, lid 4, artikel 32, lid 8, artikel 33, lid 2, en artikel 51, lid 4. Overeenkomstig artikel 75 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 zijn de desbetreffende bepalingen van de Financiële Verordening ║ alsook de uitvoeringsvoorschriften ervan van toepassing.

Artikel 51

Adviesforum

1.  Het bureau werkt nauw samen met niet-gouvernementele organisaties en met organisaties van het maatschappelijke middenveld die op nationaal, Europees of internationaal niveau actief zijn op asielgebied en richt daartoe een adviesforum op.

2.  Plaatselijke autoriteiten, die een belangrijke taak en expertise op het gebied van asielbeleid hebben, maken deel uit van het adviesforum.

3.  Het adviesforum is een mechanisme voor uitwisseling van informatie en bundeling van kennis. Het zorgt voor nauwe samenwerking tussen het bureau en de betrokken partijen en verstrekt deskundigheid en advies over asielzaken.

4.  Het adviesforum staat open voor alle bevoegde belanghebbende partijen, conform lid 1. Het bureau richt zich tot de leden van het adviesforum overeenkomstig specifieke noden die verband houden met gebieden die als prioriteit voor de werkzaamheden van het bureau zijn aangemerkt.

Het UNHCR is van rechtswege lid van het adviesforum.

5.  Het adviesforum is met name belast met:

   a) het doen van voorstellen aan de raad van bestuur over het krachtens artikel 29, onder d), vast te stellen jaarlijkse werkprogramma;
   b) het geven van feedback en het voorstellen van follow-upmaatregelen aan de raad van bestuur met betrekking tot het in artikel 29, onder c), bedoelde jaarverslag, en het in artikel 12, lid 1, bedoelde jaarverslag over de asielsituatie in de Europese Unie, en
   c) het meedelen aan de uitvoerend directeur en het uitvoerend comité van resultaten en aanbevelingen van conferenties, studiebijeenkomsten en vergaderingen die relevant zijn voor de werkzaamheden van het bureau.

6.  De coördinatie van de werkzaamheden van het adviesforum staat onder gezag van de uitvoerend directeur.

7.  Het adviesforum komt ten minste twee maal per jaar bijeen.

Artikel 52

Samenwerking met Frontex, FRA en andere communautaire organen alsook met internationale organisaties

Het bureau werkt samen met communautaire organen die op zijn werkgebied actief zijn en met name met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (Frontex) en het ║ FRA ║, alsook met de internationale organisaties op de onder deze verordening vallende gebieden, in het kader van met deze organen gemaakte werkafspraken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het ║ Verdrag en de bepalingen over de bevoegdheid van die organen.

Door deze samenwerking kunnen er synergieën ontstaan tussen de betrokken organen en kunnen overlappingen en redundantie bij de werkzaamheden die deze diverse organen in het kader van hun opdracht uitvoeren, worden voorkomen.

Artikel 53

Vestigingsovereenkomst en voorwaarden voor de werking van het bureau

De bepalingen betreffende de huisvesting van het bureau in de gastlidstaat en de door deze lidstaat ter beschikking gestelde installaties, alsook de specifieke voorschriften die in de gastlidstaat van het bureau gelden voor de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, het personeel van het bureau en hun gezinsleden, worden vastgesteld in een vestigingsovereenkomst tussen het bureau en de gastlidstaat, die wordt gesloten nadat de raad van bestuur daarmee heeft ingestemd. De gastlidstaat van het bureau zorgt ervoor dat het bureau in optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate vervoersverbindingen.

Artikel 54

Aanvang van de activiteiten van het bureau

Het bureau vangt zijn werkzaamheden aan uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening.

De Commissie is belast met het opzetten en het opstarten van het bureau totdat het bureau voldoende operationele capaciteit heeft om de eigen begroting uit te voeren.

Daartoe:

   kan een ambtenaar van de Commissie als directeur ad interim de aan de uitvoerend directeur van het bureau toevertrouwde taken verrichten, totdat de uitvoerend directeur van het bureau na zijn aanstelling door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 30 zijn taken opneemt;
   kunnen ambtenaren van de Commissie onder verantwoordelijkheid van de directeur ad interim of de uitvoerend directeur de taken van het bureau verrichten.

De directeur ad interim kan alle betalingen binnen de kredieten van de begroting van het bureau toestaan wanneer deze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten sluiten, waaronder contracten tot aanstelling van personeel nadat de personeelsformatie van het bureau is aangenomen.

Artikel 55

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de […] dag volgende op ║ haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ║

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De voorzitter De Voorzitter

(1) PB C ...
(2) PB C ...
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 7 mei 2009.
(4) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(5) PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1.
(6) PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1.
(7) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(8) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(9) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(10) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.
(11) PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.
(12) PB L ..., blz. ....
(13) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(14) PB 17 van 6.10.1958, blz. 385.
(15) PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1.

Juridische mededeling - Privacybeleid