Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2008/2169(INL)
Stadium plenaire behandeling
Documentencyclus : A6-0043/2009

Ingediende teksten :

A6-0043/2009

Debatten :

PV 06/05/2009 - 15
CRE 06/05/2009 - 15

Stemmingen :

PV 07/05/2009 - 9.18
CRE 07/05/2009 - 9.18
Stemverklaringen

Aangenomen teksten :

P6_TA(2009)0389

Aangenomen teksten
PDF 159kWORD 67k
Donderdag 7 mei 2009 - Straatsburg
Uitvoering van het burgerinitiatief
P6_TA(2009)0389A6-0043/2009
Resolutie
 Bijlage

Resolutie van het Europees Parlement van 7 mei 2009 met het verzoek aan de Commissie om een voorstel in te dienen voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van het burgerinitiatief (2008/2169(INI))

Het Europees Parlement,

–   gelet op artikel 192, tweede alinea, van het EG-Verdrag,

–   gelet op het Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat op 13 december 2007 in Lissabon is ondertekend,

–   gelet op het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa(1),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 2008 over het Verdrag van Lissabon(2),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 19 januari 2006 over de denkpauze: structuur, onderwerpen en kader voor een evaluatie van het debat over de Europese Unie(3),

–   gelet op de artikelen 39 en 45 van zijn Reglement,

–   gezien het verslag van de Commissie constitutionele zaken en het advies van de Commissie verzoekschriften (A6-0043/2009),

A.   overwegende dat dankzij het Verdrag van Lissabon het Europees burgerinitiatief wordt ingevoerd, door middel waarvan burgers van de Unie, wanneer zij ten minste een miljoen in aantal zijn en afkomstig van een significant aantal lidstaten, het initiatief kunnen nemen om de Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden een passend voorstel in te dienen voor aangelegenheden waarvoor volgens deze burgers een rechtshandeling van de Unie nodig is ten uitvoering van de Verdragen − artikel 11, lid 4, van het EU-Verdrag (VEU) in de versie van het Verdrag van Lissabon,

B.   overwegende dat aldus een miljoen burgers van de Unie hetzelfde recht krijgen om de Commissie te verzoeken wetgevingsvoorstellen in te dienen als dat waarover de Raad reeds beschikt sinds de oprichting van de Europese Gemeenschappen in 1957 (oorspronkelijk artikel 152 van het EEG-Verdrag, thans artikel 208 van het EG-Verdrag, in de toekomst artikel 241 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)) en dat het Europees Parlement heeft sedert de inwerkingtreding van het Verdrag van Maastricht in 1993 (thans artikel 192 van het EG-Verdrag, in de toekomst artikel 225 VWEU),

C.   overwegende dat de burgers aldus rechtstreeks deelnemen aan de uitoefening van de bevoegdheden van de Europese Unie, daar zij voor het eerst rechtstreeks bij het initiëren van Europese wetgevingsvoorstellen worden betrokken,

D.   overwegende dat artikel 11, lid 4, van de nieuwe versie van het VEU een individueel recht op deelname aan het burgerinitiatief ten doel heeft, als bijzonder uitvloeisel van het recht op deelname aan het democratisch bestel van de Unie uit hoofde van artikel 10, lid 3, van de nieuwe versie van het VEU,

E.   overwegende dat het initiatiefrecht vaak wordt verward met het petitierecht; overwegende dat ervoor moet worden gezorgd dat de burgers zich ten volle bewust zijn van het onderscheid tussen deze twee rechten, in het bijzonder omdat een verzoekschrift is gericht aan het Parlement, terwijl een burgerinitiatief is gericht aan de Commissie,

F.   overwegende dat het aan de instellingen en lidstaten van de Unie is om de voorwaarden tot stand te brengen waaronder de burgers van de Unie hun participatierecht op een flexibele, transparante en efficiënte wijze kunnen uitoefenen,

G.   overwegende dat de procedures en de voorwaarden voor het burgerinitiatief, met inbegrip van het minimumaantal lidstaten waarvan de burgers die een dergelijk initiatief nemen afkomstig moeten zijn, door het Parlement en de Raad overeenkomstig de geëigende wetgevingsprocedure door middel van een verordening moeten worden vastgelegd (artikel 24, eerste alinea, VWEU),

H.   overwegende dat zowel bij de vaststelling van deze verordening als bij de tenuitvoerlegging ervan in het bijzonder de grondrechten op gelijke behandeling, goed bestuur en rechtsbescherming moeten worden gewaarborgd,

Het vereiste minimumaantal lidstaten

I.   overwegende dat het bij het "minimumaantal lidstaten waarvan de burgers die het verzoek indienen, afkomstig dienen te zijn" (artikel 24, eerste alinea VWEU) moet gaan om "een significant aantal lidstaten" (artikel 11, lid 4, van de nieuwe versie van het VEU),

J.   overwegende dat het minimumaantal lidstaten niet willekeurig mag worden vastgelegd, maar moet worden afgestemd op het doel van deze verordening en dat daarbij rekening moet worden gehouden met andere Verdragsbepalingen teneinde tegenstrijdige interpretaties te vermijden,

K.   overwegende dat deze verordening tot doel heeft te waarborgen dat het uitgangspunt van het Europese wetgevingsproces niet wordt bepaald door gevestigde nationale belangen maar door het Europees gemeenschappelijk belang,

L.   overwegende dat artikel 76 VWEU aangeeft dat er bij een wetsvoorstel dat door een kwart van de lidstaten wordt gesteund van mag worden uitgegaan dat voldoende rekening is gehouden met het Europees gemeenschappelijk belang; derhalve overwegende dat een dergelijk minimumaantal als onbetwistbaar kan worden aangemerkt,

M.   overwegende dat aan het doel van deze verordening alleen recht wordt gedaan indien daarmee een minimumaantal steunbetuigingen uit elk van deze lidstaten gepaard gaat,

N.   overwegende dat uit artikel 11, lid 4, van de nieuwe versie van het VEU, waarin specifiek sprake is van één miljoen burgers van de Unie op een totale bevolking van 500 miljoen, kan worden geconcludeerd dat 1/500ste van de bevolking als voldoende representatief kan worden beschouwd,

De minimumleeftijd van de deelnemers

O.   overwegende dat artikel 11, lid 4, van de nieuwe versie van het VEU op alle burgers van de Unie van toepassing is,

P.   overwegende echter dat elke beperking van het recht op democratische participatie en elke ongelijke behandeling op grond van leeftijd in overeenstemming dient te zijn met het evenredigheidsbeginsel,

Q.   overwegende dat het bovendien wenselijk is tegenstrijdige interpretaties, die zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer de minimumleeftijd voor deelneming aan de Europese verkiezingen lager zou liggen dan de minimumleeftijd voor deelneming aan een Europees burgerinitiatief, te voorkomen,

Te volgen procedure

R.   overwegende dat de Commissie middels een geslaagd burgerinitiatief wordt verplicht zich over de inhoud daarvan te beraden en te beslissen of en in hoeverre zij naar aanleiding daarvan een voorstel voor een rechtshandeling moet indienen,

S.   overwegende dat het raadzaam zou zijn om in de initiatieven te verwijzen naar een of meer geschikte rechtsgrondslagen voor de indiening van het voorgestelde rechtshandeling door de Commissie,

T.   overwegende dat een burgerinitiatief alleen doorgang kan vinden wanneer het ontvankelijk is, voor zover:

   het een verzoek aan de Commissie behelst om een voorstel in te dienen voor een rechtshandeling van de Unie,
   de Unie in deze aangelegenheden wetgevingsbevoegdheid heeft en de Commissie het recht heeft om in het bewuste geval een wetsvoorstel in te dienen, en
   de verlangde rechtshandeling niet duidelijk in strijd is met de algemene rechtsbeginselen zoals die in de Unie worden toegepast,

U.   overwegende dat een burgerinitiatief geslaagd is wanneer het in de hierboven bedoelde zin ontvankelijk is en wanneer het representatief is omdat het wordt ondersteund door ten minste één miljoen burgers die onderdaan zijn van een significant aantal lidstaten,

V.   overwegende dat de Commissie tot taak heeft na te gaan of is voldaan aan de voorwaarden voor een geslaagd burgerinitiatief,

W.   overwegende dat het voor de organisatie van een burgerinitiatief uitermate wenselijk is om nog, vóór er met het inzamelen van steunbetuigingen wordt begonnen, rechtszekerheid te hebben omtrent de ontvankelijkheid van het initiatief,

X.   overwegende dat de verificatie van de echtheid van de steunbetuigingen niet tot de taken van de Commissie kan worden gerekend en derhalve door de lidstaten moet worden verricht; overwegende dat de desbetreffende verplichtingen van de lidstaten zich echter uitsluitend uitstrekken tot initiatieven in het kader van artikel 11, lid 4, van het VEU en in geen geval tot initiatieven die om de hoger aangegeven redenen niet-ontvankelijk zijn; overwegende dat de lidstaten derhalve nog vóór met de inzameling van steunbetuigingen wordt begonnen, rechtszekerheid moeten hebben omtrent de ontvankelijkheid van het burgerinitiatief,

Y.   overwegende dat de verificatie van de ontvankelijkheid van een burgerinitiatief door de Commissie zich uitsluitend dient te beperken tot de bovengenoemde juridische redenen en in geen geval op overwegingen van politieke opportuniteit mag berusten; overwegende dat aldus wordt verzekerd dat het niet aan de Commissie is om naar eigen politiek goeddunken te beslissen over het al dan niet ontvankelijk verklaren van een burgerinitiatief,

Z.   overwegende dat het passend lijkt om de procedure van het burgerinitiatief in de volgende vijf fasen te laten verlopen:

   aanmelden van het initiatief,
   inzamelen van steunbetuigingen,
   indienen van het initiatief,
   standpuntbepaling door de Commissie,
   controleren of de verlangde rechtshandeling in overeenstemming is met de Verdragen,

Transparantiebeginsel

AA.   overwegende dat het burgerinitiatief een vorm van uitoefening van publieke soevereine macht in de wetgevingssfeer is en als zodanig is onderworpen aan het transparantiebeginsel; overwegende dat daaruit voortvloeit dat de organisatoren van een burgerinitiatief openbare rekenschap moeten afleggen omtrent de financiering daarvan, inclusief over de financieringsbronnen,

Politiek toezicht op het procesverloop

AB.   overwegende dat het de politieke taak van het Parlement is toezicht te houden op het verloop van burgerinitiatieven,

AC.   overwegende dat deze verantwoordelijkheid zich uitstrekt tot zowel de implementatie van de burgerinitiatiefverordening als de politieke opstelling van de Commissie ten aanzien van de door middel van een burgerinitiatief ingediende verzoeken,

AD.   overwegende dat moet worden toegezien op de compatibiliteit van door middel van een burgerinitiatief aan de Commissie voorgelegde verzoeken met de op democratische wijze door het Parlement goedgekeurde prioriteiten en voorstellen,

1.   verzoekt de Commissie op grond van artikel 24 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon onverwijld een voorstel voor een verordening betreffende het burgerinitiatief in te dienen;

2.   verzoekt de Commissie daarbij de in de bijlage bij deze resolutie geformuleerde aanbevelingen naar behoren in acht te nemen;

3.   dringt erop aan dat de verordening in heldere, eenvoudige en gebruikersvriendelijke bewoordingen wordt geformuleerd en praktische beginselen met betrekking tot de definitie van burgerinitiatieven omvat, zodat deze niet met het petitierecht kunnen worden verward;

4.   besluit zich van zodra deze verordening is aangenomen onverwijld te gaan beraden over de invoering van een effectief systeem om toezicht te houden op het verloop van burgerinitiatieven;

o
o   o

5.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB C 310 van 16.12.2004, blz. 1.
(2) Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0055.
(3) PB C 287 E van 24.11.2006, blz. 306.


BIJLAGE

AANBEVELINGEN INZAKE DE INHOUD VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE VOOR EEN VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD BETREFFENDE DE UITVOERING VAN HET BURGERINITIATIEF

Ten aanzien van de bepaling van het minimumaantal lidstaten

1.  Het minimumaantal lidstaten waaruit de burgers die aan een burgerinitiatief deelnemen afkomstig moeten zijn, bedraagt een vierde van de lidstaten.

2.  Aan deze eis kan alleen worden voldaan indien ten minste 1/500ste van de bevolking van elk van de betrokken lidstaten het initiatief ondersteunt.

Ten aanzien van de bepaling van de minimumleeftijd van de deelnemers

3.  Elke burger van de Unie die op grond van de wetgeving van zijn lidstaat actief kiesrecht heeft, kan aan een burgerinitiatief deelnemen.

Ten aanzien van de inrichting van de procedure

4.  De procedure voor een burgerinitiatief omvat de volgende vijf fasen:

   aanmelden van het initiatief,
   inzamelen van steunbetuigingen,
   indienen van het initiatief,
   standpuntbepaling door de Commissie,
   controleren of de verlangde rechtshandeling in overeenstemming is met de Verdragen.

5.  De eerste fase van een burgerinitiatief begint met de aanmelding van het initiatief door de organisatoren bij de Commissie en eindigt met het formele besluit van de Commissie omtrent de acceptatie van de aanmelding. Zij ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:

   a) Een burgerinitiatief moet door de organisatoren ervan conform de voorschriften bij de Commissie worden aangemeld. Bij de aanmelding moeten naam, geboortedatum, nationaliteit en woonadres van elke organisator worden vermeld, alsmede de exacte tekst van het burgerinitiatief in een van de officiële talen van de Europese Unie.
  b) De Commissie controleert de formele ontvankelijkheid van het aangemelde burgerinitiatief. Een burgerinitiatief is formeel ontvankelijk indien aan de volgende vier voorwaarden is voldaan:
   het bevat een verzoek aan de Commissie om een voorstel voor de aanneming van een rechtshandeling van de Unie in te dienen.
   de Unie is krachtens de Verdragen, die de grondslag van de Unie vormen, bevoegd om een dergelijk rechtsbesluit aan te nemen.
   de Commissie is krachtens de Verdragen, die de grondslag van de Unie vormen, bevoegd om een voorstel voor een dergelijke rechtshandeling in te dienen.
   de verlangde rechtshandeling is niet duidelijk in strijd met de algemene beginselen van de in de Unie vigerende wetgeving.

De Commissie verleent de organisatoren overeenkomstig artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie de nodige ondersteuning om te waarborgen dat aangemelde initiatieven wel degelijk ontvankelijk zijn. Bovendien informeert de Commissie de organisatoren omtrent nog lopende of ingediende wetgevingsvoorstellen inzake aangelegenheden die in het desbetreffende burgerinitiatief aan bod komen en over reeds met succes aangemelde burgerinitiatieven die geheel of ten dele over dezelfde onderwerpen gaan.

   c) Binnen twee maanden na aanmelding van het burgerinitiatief dient de Commissie een besluit te nemen over de ontvankelijkheid en aanmeldbaarheid van het initiatief. De aanmelding kan alleen om juridische redenen en in geen geval op basis van overwegingen van politieke opportuniteit worden afgewezen.
   d) Het besluit moet zowel aan de respectieve organisatoren als aan het algemene publiek zijn gericht. De organisatoren worden ervan in kennis gesteld en het wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld van het besluit in kennis gesteld.
   e) Het besluit wordt door het Hof van Justitie van de Europese Unie en door de Europese Ombudsman getoetst conform de desbetreffende voorschriften van het EU-recht. Hetzelfde is van toepassing als de Commissie nalaat een dergelijk besluit te nemen.
   f) De Commissie houdt op haar website een voor het publiek toegankelijke lijst bij van alle met succes aangemelde burgerinitiatieven.
   g) De organisatoren van een burgerinitiatief kunnen het initiatief op elk gewenst moment afmelden. Het geldt dan als niet aangemeld en wordt van de bovengenoemde lijst van de Commissie afgevoerd.

6.  De tweede fase van het burgerinitiatief bestaat uit het inzamelen van individuele steunbetuigingen voor met succes aangemelde burgerinitiatieven en de officiële bevestiging van het resultaat van de inzameling van individuele steunbetuigingen door de lidstaten. Zij ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:

   a) de lidstaten voorzien in een effectieve procedure voor het inzamelen van volgens de voorschriften ingediende steunbetuigingen voor een burgerinitiatief en voor de officiële bevestiging van het resultaat van dergelijke inzamelingen.
   b) een steunbetuiging voldoet aan de voorschriften als zij kenbaar is gemaakt binnen de termijn voor het inzamelen van steunbetuigingen met inachtneming van de relevante wetgeving van de betrokken lidstaten en van het EU-recht. De termijn voor het inzamelen van steunbetuigingen bedraagt een jaar. Deze termijn gaat in op de eerste dag van de derde maand die volgt op het besluit inzake de aanmelding van het bewuste burgerinitiatief.
   c) alle deelnemers aan de steunbetuiging moeten individueel hun steun betuigen, in de regel door middel van een persoonlijke handtekening, schriftelijk of eventueel ook elektronisch. De steunbetuiging moet ten minste de naam, de geboortedatum, het woonadres en de nationaliteit van de steunbetuiger vermelden. Wie meerdere nationaliteiten heeft, vermeldt er daarvan slechts één, naar keuze.

De verstrekte persoonsgegevens zijn onderworpen aan de gegevensbeschermingsvoorschriften, voor de naleving waarvan de organisatoren van het burgerinitiatief verantwoordelijk zijn.

   d) voor een burgerinitiatief mag slechts eenmaal steun worden betuigd. Iedere steunbetuiging omvat een afzonderlijke plechtige verklaring van de steunbetuiger dat hij niet eerder steun aan hetzelfde burgerinitiatief heeft betuigd.
   e) iedere steunbetuiging kan worden herroepen tot het moment dat de termijn voor het inzamelen van steunbetuigingen is verstreken. De steunbetuiging wordt in dat geval als onbestaande beschouwd. Iedere steunbetuiger moet door de organisatoren van deze mogelijkheid in kennis worden gesteld. Iedere steunbetuiging moet een afzonderlijke verklaring van de steunbetuiger bevatten dat hij daaromtrent geïnformeerd is.
   f) iedere steunbetuiger krijgt van de organisatoren een kopie van zijn steunbetuiging, samen met een kopie van zijn plechtige verklaring en van de verklaring dat hij kennis heeft genomen van de mogelijkheid tot herroeping.
   g) de lidstaten bezorgen de organisatoren van het burgerinitiatief binnen twee maanden en na de steunbetuigingen nader te hebben geverifieerd een officiële bevestiging van het aantal conform de voorschriften kenbaar gemaakte steunbetuigingen, opgemaakt volgens de nationaliteit van de steunbetuigers. Zij ondernemen de nodige stappen om te waarborgen dat iedere steunbetuiging slechts eenmaal door een van de lidstaten wordt bevestigd en dat meerdere bevestigingen door verschillende lidstaten of verschillende instanties van dezelfde lidstaat effectief worden voorkomen.

De verstrekte persoonsgegevens zijn onderworpen aan de gegevensbeschermingsvoorschriften, voor de naleving waarvan de betrokken instanties van de lidstaten verantwoordelijk zijn.

7.  De derde fase van het burgerinitiatief begint met de indiening van het initiatief door de organisatoren bij de Commissie en eindigt met het formele besluit van de Commissie inzake de vraag of het initiatief met succes is ingediend. Zij ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:

   a) een burgerinitiatief moet door de organisatoren volgens de voorschriften worden ingediend bij de Commissie. Bij de indiening moet tevens de bevestiging van de lidstaten omtrent het aantal conform de voorschriften kenbaar gemaakte steunbetuigingen worden voorgelegd.
   b) de Commissie verifieert of het ingediende burgerinitiatief representatief is. Een burgerinitiatief is representatief, indien
   het door ten minste één miljoen burgers van de Unie wordt gesteund,
   het door onderdanen van ten minste een kwart van de lidstaten wordt gesteund,
   het aantal onderdanen van iedere betrokken lidstaat ten minste 1/500ste van de bevolking van die lidstaat vertegenwoordigt.
   c) Binnen twee maanden na indiening van het burgerinitiatief moet de Commissie beslissen of het initiatief met succes is ingediend. Dit besluit dient tevens een verklaring te bevatten omtrent de representativiteit van het initiatief. De indiening van het initiatief mag alleen om juridische redenen en in geen geval op basis van overwegingen van politieke opportuniteit worden afgewezen.
   d) Het besluit moet zowel aan de respectieve organisatoren als aan het algemene publiek zijn gericht. De organisatoren ontvangen hiervan een kennisgeving en het wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld van het besluit kennis gesteld.
   e) Het besluit wordt door het Hof van Justitie van de Europese Unie en door de Europese Ombudsman getoetst conform de desbetreffende voorschriften van het EU-recht. Hetzelfde is van toepassing als de Commissie nalaat een dergelijk besluit te nemen.
   f) De Commissie houdt op haar website een voor het publiek toegankelijke lijst bij van alle met succes aangemelde burgerinitiatieven.

8.  De vierde fase van het burgerinitiatief beslaat de periode waarin de Commissie zich nader beraadt over de in het initiatief aan de orde gestelde aangelegenheden en eindigt met de formele standpuntbepaling van de Commissie ten aanzien van het in het initiatief geformuleerde verzoek om een voorstel voor een rechtshandeling door de Commissie voor te leggen. Zij ziet er in hoofdlijnen als volgt uit:

   a) Een met succes ingediend burgerinitiatief verplicht de Commissie ertoe zich inhoudelijk te beraden over de aangelegenheden die in het burgerinitiatief aan de orde worden gesteld.
   b) Met dat oogmerk nodigt de Commissie de organisatoren van het initiatief uit voor een hoorzitting en stelt zij hen in de gelegenheid om de in het initiatief aan de orde gestelde aangelegenheden nader toe te lichten.
   c) De Commissie dient binnen drie maanden een besluit te nemen over het in het initiatief geformuleerde verzoek. Indien zij niet voornemens is met een voorstel te komen, stelt zij het Parlement en de organisatoren in kennis van de redenen voor deze beslissing.
   d) Het besluit moet zowel aan de respectieve organisatoren als aan het algemene publiek zijn gericht. De organisatoren ontvangen een kennisgeving hiervan en het wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Het Europees Parlement, de Raad en de lidstaten worden onverwijld van het besluit kennis gesteld.
   e) Indien de Commissie nalaat een dergelijk besluit te nemen, wordt een en ander door het Hof van Justitie van de Europese Unie en de Europese Ombudsman juridisch getoetst conform de desbetreffende voorschriften van het EU-recht.

Ten aanzien van het transparantiebeginsel

9.  De organisatoren van een succesvol aangemeld burgerinitiatief zijn verplicht om na afsluiting van de procedure binnen een redelijke termijn een verslag aan de Commissie voor te leggen over de financiering van het initiatief, met inbegrip van de financieringsbronnen (transparantieverslag). Het verslag wordt door de Commissie onderzocht en samen met een advies gepubliceerd.

10.  In de regel dient de Commissie pas na indiening van een deugdelijk transparantieverslag een begin te maken met de inhoudelijke beoordeling van een burgerinitiatief.

Juridische mededeling - Privacybeleid