Resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2009 over de aanstaande topontmoeting EU-VS en de vergadering van de trans-Atlantische Economische Raad
Het Europees Parlement,
– onder verwijzing naar zijn resoluties van 8 mei 2008 over de trans-Atlantische Economische Raad(1), van 5 juni 2008 over de komende top EU-VS(2), en van 26 maart 2009 over de stand van de trans-Atlantische betrekkingen in de nasleep van de VS-verkiezingen(3),
– gezien de resultaten van de EU-VS-topbijeenkomst op 5 april 2009 in Praag,
– gezien het voortgangsverslag dat tijdens de derde bijeenkomst van de trans-Atlantische Economische Raad (TEC) op 12 december 2008 is aangenomen, en de gezamenlijke verklaring die is aangenomen tijdens de bijeenkomst van het trans-Atlantische overleg (TWD) van parlementsleden in april 2009 in Praag,
– gezien het verslag van de afvaardiging van de Verenigde Naties over het geschil in Gaza onder leiding van rechter Goldstone, dat op 15 september 2009 is gepubliceerd,
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 september 2009over de voorgenomen internationale overeenkomst inzake het beschikbaar stellen van gegevens over het betalingsverkeer aan het Ministerie van Financiën van de Verenigde Staten voor de preventie en bestrijding van terrorisme en van de financiering ervan(4),
– onder verwijzing naar zijn resolutie van 8 oktober 2009 over de op 24 en 25 september 2009 in Pittsburgh gehouden G20-Top(5),
– gelet op artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de Europese Unie ingenomen is met de bereidheid tot samenwerking van de regering van de VS op internationaal vlak en met het aanhalen van de banden tussen de EU en de VS, wat een hoeksteen is van het buitenlandse beleid van de EU,
B. overwegende dat de EU en de VS een strategische rol bekleden wat de wereldwijde economische problemen aangaat, aangezien hun bruto binnenlands product (BBP) meer dat de helft van het wereldwijde BBP vertegenwoordigt, en dat de twee partners 's werelds grootste bilaterale handels- en investeringspartnerschap onderhouden, dat bijna 40% van de wereldhandel omvat,
C. overwegende dat de EU en de VS tevens gemeenschappelijke politieke belangen hebben, en in de wereldwijde politieke arena de verantwoordelijkheid delen voor de bevordering van vrede, eerbiediging van de mensenrechten en stabiliteit, en voor het aanpakken van verschillende wereldwijde gevaren en uitdagingen, zoals nucleaire proliferatie, terrorisme, klimaatverandering, continuïteit van de energievoorziening en het opzetten van koolstofarme economieën, en de uitroeiing van armoede, alsmede het bereiken van andere millenniumontwikkelingsdoelstellingen (MDGs),
D. overwegende dat het werk van de TEC dient te worden voortgezet in de richting van verwezenlijking van een geïntegreerde trans-Atlantische markt uiterlijk in 2015, hetgeen een essentieel middel is om groei en herstel van de economie aan te zwengelen,
E. overwegende dat een gezamenlijke leiding door de EU en de VS bovendien nodig is om de ontwikkelingsronde van Doha te doen slagen,
F. overwegende dat het van belang is dat de rol van de wetgevers in het TEC-proces duidelijk tot uiting komt, en dat de prioriteiten van het Europees Parlement naar behoren in aanmerking worden genomen,
G. overwegende dat de EU en de VS te maken zullen krijgen met een toenemend wereldwijd energieverbruik en de noodzaak om de in Kopenhagen vast te stellen wereldwijde verplichtingen ter bestrijding van klimaatverandering in daden om te zetten, en dat de nieuwe normen en maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie geen nieuwe hinderpalen voor het trans-Atlantische handelsverkeer mogen opwerpen, noch de zekerheid en veiligheid van splijtbaar materiaal in het gedrang mogen brengen,
H. overwegende dat de instrumenten voor het buitenlands beleid van het Verdrag van Lissabon de EU in staat zullen stellen een krachtigere en coherentere rol op het internationale toneel te vervullen,
I. overwegende dat de financiële en economische crisis zich binnen korte tijd heeft ontwikkeld tot een crisis op de arbeidsmarkt met ernstige maatschappelijke consequenties, en dat de trans-Atlantische partners een gedeelde verantwoordelijkheid dragen voor het aanpakken van de sociale dimensie van de economische crisis,
J. overwegende dat recente enquêtes, zoals de Transatlantic Trends 2009 van het Duitse Marshall Fonds, aantonen dat de steun van de EU-burgers voor de regering van de VS groter is dan ooit, en dat dit als basis kan dienen voor een nieuw elan in de betrekkingen tussen de EU en de VS,
Topontmoeting EU-VS
1. bekrachtigt andermaal dat de betrekkingen tussen de EU en de VS het belangrijkste strategische partnerschap van de EU vormen en onderstreept hoe belangrijk het is dat de EU en de regering van de VS hun strategische dialoog, samenwerking en coördinatie intensiveren waar het gaat om wereldwijde problemen en regionale conflicten; verzoekt de Commissie na afloop van de aanstaande topontmoeting EU-VS een mededeling voor te leggen over een strategisch partnerschap tussen de EU en de VS;
2. dringt er bij beide partijen op aan de eerbiediging van de mensenrechten in de wereld als kernelement van hun beleid te bevorderen; beklemtoont de noodzaak van intensieve coördinatie bij preventieve diplomatie en crisisbeheersing; doet een beroep op de Amerikaanse regering tot toetreding en ratificatie van het statuut van Rome van het Internationaal Strafhof; dringt andermaal met klem aan op afschaffing van de doodstraf; verzoekt de Amerikaanse regering de internationale normen inzake de rechtsstaat opnieuw integraal toe te passen, alle buitengerechtelijke maatregelen op te schorten en een eind te maken aan de straffeloosheid voor schending van de mensenrechten;
3. acht het noodzakelijk dat beide partners tijdens de Top EU-VS de leiding nemen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de G20-toezeggingen; dringt daarom aan op coördinatie inzake het pakket VS-maatregelen tot hervorming van de financiële sector en de huidige hervormingen van de EU-wetgeving, met inbegrip van de opzet van het financieel toezicht, en verzoekt beide partners nauwer samen te werken op het gebied van de modernisering van het IMF;
4. wijst op het belang van samenwerking tussen EU en VS bij de totstandbrenging van een internationale overeenkomst in het kader van de VN-conferentie over klimaatverandering (COP 15) in Kopenhagen in december 2009 op basis van wetenschappelijk bewijs en met inbegrip van voldoende internationale steun voor de financiering van opvang van de gevolgen van en aanpassing aan de klimaatverandering in ontwikkelingslanden; verzoekt het Voorzitterschap van de EU tijdens de topontmoeting EU-VS te streven naar grootschalige toezeggingen van de VS zich te houden aan de verplichtingen in aansluiting op Kyoto, en naar samenwerking van de zijde van de VS bij de bevordering van koppelingen tussen het emissiehandelsstelsel van de EU en regionale of federale handelsprogramma's in de VS;
5. dringt erop aan dat de institutionele mechanismen van de betrekkingen tussen de EU en de VS moeten worden versterkt, zodra het Verdrag van Lissabon van kracht wordt, overeenkomstig zijn reeds aangehaalde resolutie van 26 maart 2009;
6. dringt er bij de EU en de VS op aan op de komende topontmoeting tot een akkoord te komen over een krachtiger trans-Atlantisch partnerschap, teneinde in staat te zijn het hoofd te bieden aan de gemeenschappelijke wereldwijde problemen, met name op het gebied van nucleaire non-proliferatie en ontwapening, terrorismebestrijding, klimaatverandering, eerbiediging van de mensenrechten, bestrijding van pandemieën en het bereiken van de MDGs; benadrukt dat de ontwikkelingslanden de mondiale financiële en economische crisis niet hebben veroorzaakt, maar er wel onevenredig zwaar door worden getroffen;
7. onderstreept het belang van de NAVO als hoeksteen van trans-Atlantische veiligheid; is van mening dat relevante ontwikkelingen in deze bredere veiligheidsopzet dienen te worden behandeld in overleg met Rusland en de niet tot de EU behorende OVSE-landen, teneinde de consensus inzake veiligheid aan weerszijden van de Atlantische Oceaan nieuw leven in te blazen; wijst op de betekenis van het EVDB en de waarde van een uitgebreid Europees defensievermogen voor een grotere trans-Atlantische veiligheid;
8. is in dit verband ingenomen met de beslissing van de Russische Federatie en de VS om onderhandelingen aan te knopen over een nieuw uitgebreid en juridisch bindend akkoord ter vervanging van het verdrag over de vermindering van strategische bewapening (START) dat in december 2009 afloopt, en de ondertekening van het gemeenschappelijk voornemen over een vervolg op het START-1-verdrag door president Barack Obama en president Dmitri Medvedev in Moskou op 6 juli 2009;
9. verwelkomt de aankondiging door de president van de VS dat hij de ratificatie van het alomvattende kernteststopverdrag (CTBT) zal bespoedigen; dringt er bij de Raad op aan op positieve en proactieve wijze bij te dragen aan de voorbereiding van de volgende conferentie over de herziening van het non-proliferatieverdrag (NPT) in 2010, in nauwe samenwerking met de VS en Rusland;
10. onderstreept dat de twijfelachtige aard van het Iraanse nucleaire programma het systeem voor non-proliferatie en stabiliteit in de regio en in de wereld in gevaar brengt; steunt het streven om via onderhandelingen met Iran tot een oplossing te komen, door middel van de tweesporenstrategie van dialoog en sancties, in overleg met de overige leden van de Veiligheidsraad en het Internationaal Agentschap voor Kernenergie;
11. is bezorgd over de recente kernproeven van de Democratische Volksrepubliek Korea en de afwijzing van Resolutie 1887 (2009) van de Veiligheidsraad van de VN van 24 september 2009 door dit land; steunt niettemin de door de VS gevolgde aanpak van een bilaterale dialoog, in het kader van de zespartijenbesprekingen om tot het atoomvrij maken van het Koreaanse schiereiland te komen;
12. neemt ter kennis dat de VS hun oorspronkelijke plannen voor een raketverdedigingsschild in Europa hebben laten varen en dat zij nieuwe plannen hebben; dringt aan op een nieuwe mondiale veiligheidsstructuur waarbij met name de EU, de VS, Rusland en China betrokken zijn;
13. verzoekt beide partners een triloog met Latijns-Amerika te bevorderen, een regio die de opvattingen over democratie, mensenrechten en het beginsel van multilateralisme, deelt;
14. herhaalt hoe belangrijk het voor beide partners is om in een klimaat van vertrouwen en transparantie een gecoördineerde benadering te bevorderen van hun beleid ten opzicht van Iran, Irak, Afghanistan en Pakistan; dringt er bij de EU, de VS, de NAVO en de VN op aan een nieuw gemeenschappelijk strategisch concept te ontwikkelen dat alle componenten van het internationale engagement omvat, en waaraan alle buurlanden verzocht worden deel te nemen, ten einde tot stabiliteit in de regio te komen;
15. is van mening dat de op uitnodiging van president Obama gehouden eerste ontmoeting op 23 september 2009 tussen de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en de Palestijnse leider Mahmoud Abbas de verwachtingen niet heeft waargemaakt; bevestigt nogmaals dat het welslagen van het vredesproces in het Midden-Oosten voor de EU en de VS een van de belangrijkste prioriteiten is en verzoekt de EU en de VS gezamenlijk een actief optreden van het Kwartet te bevorderen op zoek naar een gemeenschappelijke basis voor een vreedzame oplossing, met als doel een tweestatenstructuur met een onafhankelijke, levensvatbare Palestijnse staat; verzoekt de Top mogelijke mechanismen te bezien om een gebaar te maken naar de Arabische wereld; verzoekt om beëindiging van de uiterst moeilijke humanitaire situatie in de Gazastrook; betreurt de rol die Hamas speelt bij de beknotting van de persoonlijke vrijheid en de mensenrechten;
16. spreekt de wens uit dat beide partijen er tijdens de Top overeenstemming over bereiken dat een geslaagd afronding van de Doha-ronde maatregelen dient te omvatten tot voorkoming van sterk schommelende landbouwprijzen en voedseltekorten; dringt er bij de leiders op aan de uiteindelijke ontwikkelingsdoelstelling van deze ronde niet uit het oog te verliezen en hun toezegging om 0,7% van hun BBP aan ontwikkelingssamenwerking te besteden, na te komen; wijst op de noodzaak rekening te houden met recente hervormingen van het gemeenschappelijke landbouwbeleid en wenst dat soortgelijke aanpassingen worden aangebracht in de Farm Bill van de VS; herinnert aan de ontwikkelingen bij eerdere geschillen, zoals over rundvlees met hormonen, met chloor behandeld kippenvlees en het toelaten van bepaalde genetisch gemodificeerde producten; is ervan overtuigd dat problemen die van invloed zijn op de onderlinge handel in landbouwproducten door middel van aanhoudend overleg kunnen worden aangepakt voordat zij aan geschilleninstanties in het kader van de WTO moeten worden voorgelegd;
17. neemt kennis van het idee om een trans-Atlantische energieraad op te richten; onderstreept met kracht dat deze zich uitsluitend zou moeten bezighouden met de aspecten van dit onderwerp die duidelijk betrekking hebben op het buitenlands en veiligheidsbeleid, en dat de raad in de toekomst zou moeten worden ondergebracht bij de trans-Atlantische Politieke Raad (TPC), en dat de TEC het algemene energiebeleid zou moeten afhandelen;
18. verwelkomt de recente uitbreiding van het programma voor visumontheffing tot nog eens zeven EU-lidstaten; roept de VS niettemin op de visumregeling voor de hele EU af te schaffen en alle EU-burgers gelijk te behandelen, op grond van volledige wederkerigheid; laakt de geplande invoering van administratiekosten voor de verstrekking van voor reisvergunningen aan EU-burgers via het elektronisch systeem (ESTA) en verzoekt de Commissie dit als prioritaire kwestie met de regering van de VS aan de orde te stellen, met inbegrip van het alternatief dat er aan VS-burgers soortgelijke verplichtingen worden opgelegd;
19. verzoekt de VS volledige en doelmatige tenuitvoerlegging mogelijk te maken van de eerste fase van het luchtvaartovereenkomst tussen EU en VS, alsook van de overeenkomst tussen EU en VS inzake de veiligheid van de luchtvaart; wijst de Commissie en de VS-instanties er nogmaals op dat sommige lidstaten de overeenkomst inzake de eerste fase wellicht opzeggen als er geen overeenkomst inzake de tweede fase wordt gesloten; verzoekt de VS af te zien van maatregelen die indruisen tegen uitgebreidere samenwerking, zoals de maatregelen met betrekking tot reparatiewerkplaatsen in het buitenland, antitrustvrijstellingen en nationaliteit van vliegtuigen waarvan gewag wordt gemaakt in resolutie 915 van het Huis van Afgevaardigden;
Vergadering en versterking van de TEC
20. onderstreept dat een nauwer trans-Atlantisch partnerschap met als streven de voltooiing van de trans-Atlantische markt uiterlijk in 2015 en gebaseerd op het beginsel van een sociale markteconomie een essentieel instrument vormt voor het modelleren van de globalisering en voor het aanpakken van de economische en sociale crisis in de wereld; wijst er nogmaals op dat tal van non-tarifaire belemmeringen voor de handel en de investeringen die de TEC uit de weg zal moeten ruimen veroorzaakt zijn door bewust optreden van wetgevingsinstanties ter bescherming van sociale, gezondheidsgerelateerde, culturele of milieudoelstellingen en dus niet kunnen worden weggenomen zonder een desbetreffende wetgevingsmaatregel;
21. verzoekt de Commissie een gedetailleerde routekaart op te stellen van de hindernissen die dit doel nu nog in de weg staan; wijst andermaal op het onderzoek dat het Parlement in zijn begroting voor 2007 heeft goedgekeurd en gefinancierd; vraagt zich af waarom geen van beide documenten tot dusverre door de Commissie is vrijgegeven hoewel het Parlement hierom herhaaldelijk heeft verzocht; stelt 15 november 2009 vast als uiterste datum voor indiening ervan;
22. meent dat de trans-Atlantische samenwerking op het gebied van energie-efficiëntie en -technologie (met inbegrip van "groene energie") en op het gebied van energieregelgeving binnen de TEC kan worden geregeld; dringt erop aan dat de trans-Atlantische samenwerking inzake gewaarborgde energieleverantie een centraal thema is, dat regelmatig behandeld wordt in de TPC, waarvan het Europees Parlement in zijn reeds aangehaalde resolutie van 26 maart 2009 de oprichting heeft voorgesteld;
23. meent dat de trans-Atlantische economische samenwerking beter controleerbaar, transparanter en meer voorspelbaar moet worden; dat vergaderroosters, agenda's, routekaarten en tussentijdse verslagen regelmatig openbaar moeten worden gemaakt en onmiddellijk worden gepubliceerd op een website; stelt voor een jaarlijks debat te houden over de vooruitgang op de punten die in de TEC aan de orde zijn gekomen en over de structuur van de TEC;
24. is niettemin van mening dat de TEC attent moet blijven op de gevolgen die overheidsmaatregelen op het gebied van zaken als de persoonlijke levenssfeer en normen voor gegevensbescherming, biometrische specificaties, veiligheid van de luchtvaart, reisdocumenten en uitwisseling van passagiersgegevens hebben voor handelsactiviteiten;
25. vraagt de autoriteiten van de VS en de Commissie om een verdere intensivering van hun onderhandelingen voor het vinden van evenwichtige oplossingen voor onder meer de behoeften in verband met de veiligheid van het luchtverkeer en de gegevensbescherming op het gebied van de registratie van passagiersnamen (PNR), voor de herziening van de veiligheidscontroles op luchthavens en voor sterkere integratiemaatregelen ter beperking van de gevolgen voor de klimaatverandering van de trans-Atlantische en internationale luchtvaart in de onderhandelingen van Kopenhagen en de ICAO-overeenkomsten;
De rol van de TWD in de TEC
26. herhaalt zijn oproep aan de politieke leiders in de EU en de VS en aan de covoorzitters van de TEC, om rekening te houden met de sleutelrol die de parlementen spelen voor het welslagen van de TEC; dringt erop aan dat zij de vertegenwoordigers van de TWD ten volle en rechtstreeks bij de TEC betrekken, aangezien de parlementsleden de verantwoordelijkheid voor vaststelling van en controle op tal van TEC-besluiten delen met de overeenkomstige uitvoerende instanties;
27. acht het van essentieel belang dat de meest geschikte leden van het Congres en van het Europees Parlement deelnemen aan het overleg tussen parlementsleden en aan het TEC-proces, om te voorkomen dat de wetgeving onbedoelde gevolgen heeft voor de trans-Atlantische handel en investeringen; wenst dat de nieuwe overeenkomst de huidige TWD opwaardeert tot een trans-Atlantische interparlementaire assemblee, overeenkomstig de aanbeveling die het Europees Parlement in zijn reeds aangehaalde resolutie van 26 maart 2009 heeft geformuleerd;
TEC en de economische en financiële crisis
28. is er verheugd over dat de TEC advies krijgt van een kring van belanghebbenden, onder wie vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, en wenst dat er een vergelijkbare rol wordt gegeven aan vertegenwoordigers van de vakbewegingen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, zodat de sociale dimensie volledig bij de zaken wordt betrokken; dringt erop aan dat de leiding van de trans-Atlantische werknemersdialoog (TALD) en de toekomstige trans-Atlantische energiedialoog in de adviesgroep worden opgenomen; is echter van mening dat onderscheid moet worden gemaakt tussen die raadgevende rol en de wetgevende rol van het Amerikaanse Congres en het Europees Parlement;
29. onderstreept de rol van de TEC bij het bevorderen en verzekeren van een gecoördineerd wetgevend antwoord van de VS en de EU op de crises, met name ten aanzien van alternatieve beleggingsfondsen, de infrastructuur van de financiële markten (inzonderheid "over the counter"- (OTC) derivatenmarkten), kapitaalvereisten, belastingparadijzen en grensoverschrijdende oplossingen voor gevallen van insolvabiliteit; verzoekt de TEC om een onderzoek van coördinatie en optimale werkmethoden inzake beloningsbeleid voor financiële instellingen, waardoor wordt gewaarborgd dat de beloning gebaseerd is op langetermijnresultaten en waardoor het gevaar van blootstelling aan risico's wordt beperkt;
30. wijst erop dat het risico van een kredietcrisis nog niet voorbij is; wijst er in dit verband op dat een gecoördineerd macro-economisch beleid van levensbelang is voor de verwezenlijking van een duurzaam herstel van de wereldeconomie en voor het aanpakken van de toenemende werkloosheid;
31. verzoekt de TEC erop aan te dringen dat de VS-autoriteiten bij de tenuitvoerlegging van het Basel II-raamwerk rekening houden met de wijzigingen in de EU-richtlijnen inzake kapitaalvereisten; is ingenomen met het voorstel van de regering van de VS om alle OTC-derivaten te reguleren en met hun inspanningen voor een centraal verrekeningsinstituut voor complexe producten; verzoekt de TEC na te gaan hoe een gecoördineerde aanpak van activaklassen en gelijkwaardigheid van rechtspersonen en infrastructuur kan worden bevorderd;
32. verzoekt de TEC erop toe te zien dat de VS-autoriteiten rekening houden met de voorgestelde EU-richtlijn inzake beheerders van alternatieve beleggingsfondsen (AIFM-richtlijn), teneinde arbitrage op het gebied van de regelgeving te voorkomen;
33. dringt bij de TEC aan op aanpak van het probleem van instellingen die te groot zijn om failliet te gaan en steunt de G20-voorstellen voor "living will"-noodprogramma's voor grensoverschrijdende instellingen van systemisch belang; is van mening dat financiële instellingen van systemisch belang eventueel kunnen worden verplicht tot strengere openbaarmakingseisen, zoals beperking van het bedrijfsgeheim, evenals in het kader van de mededingingswetgeving van de EU het geval is met bedrijven die een dominante marktpositie innemen;
34. steunt de oproep van de G20 om de harmonisatie van boekhoudkundige normen te bespoedigen; dringt erop aan dat de TEC de Financial Accounting Standards Board (FSAB) en de International Accounting Standards Board (IASB) verzoekt tot een enkele reeks algemeen geldende boekhoudkundige normen van hoge kwaliteit te komen en hun harmonisatieproject vóór juni 2011 te voltooien; beklemtoont dat de IASB moet doorgaan met zijn bestuurlijke hervormingen;
35. verzoekt de TEC erop aan te dringen dat de Amerikaanse autoriteiten zich houden aan hun routekaart om Amerikaanse gebruikers te verplichten de internationale standaarden voor financiële verslaglegging (IFRS) toe te passen; herinnert aan zijn verzoek dat de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) IFRS erkent als gelijkwaardig aan de (Amerikaanse GAAP) totdat de VS IFRS heeft aanvaard, zoals is vastgesteld door de Europese Unie en totdat het besluit is genomen dat Amerikaanse gebruikers IFRS dienen toe te passen; verzoekt de TEC een uitsplitsing naar land te bevorderen in de verslaglegging voor multinationale groepen;
36. spreekt de wens uit dat de TEC aandringt op wijzigingen in de controle op het verzekeringswezen in de VS, zodat de EU het Amerikaanse stelsel voor controle op het verzekeringswezen op grond van de voorwaarden die uiteen worden gezet in de Solventie II richtlijn als gelijkwaardig kan erkennen; is van mening dat het initiatief tot oprichting van een bureau op het gebied van nationale verzekeringen de samenwerking tussen de EU en de VS ten goede zou komen; roept de TEC op ervoor te zorgen dat de Amerikaanse autoriteiten vooruitkomen met de controle op het verzekeringswezen op federaal niveau door, indien noodzakelijk, fiscale en andere vraagstukken te scheiden van het zuivere controleaspect;
37. is ingenomen met de uitbreiding van het Wereldforum inzake transparantie en informatie-uitwisseling (GFTEI) en beschouwt het als een veelbelovende stap dat alle 87 landen die deel uitmaken van de GFTEI hebben besloten de OESO-norm voor het uitwisselen van fiscale informatie goed te keuren; spoort de TEC aan ervoor te zorgen dat de EU en de VS hun gemeenschappelijke mondiale leiderschap tonen door erop toe te zien dat de noodzakelijke stimulansen, met inbegrip van sancties, in maart 2010 van toepassing zijn, en om spoedig samen met alle betrokken partijen een programma voor collegiale toetsing ten uitvoer te leggen om de geboekte vooruitgang te evalueren; meent echter dat deze maatregelen moeten worden versterkt om het ontduiken en ontwijken van belastingen te bestrijden; onderstreept dat automatische informatie-uitwisseling in alle grensoverschrijdende belastingkwesties de regel zal zijn;
38. veronderstelt dat de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen tussen de VS en de EU een aanzienlijk effect zal hebben op de houding van bedrijven ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen en op hun positieve betrokkenheid bij sociale en milieutechnische vraagstukken; meent dat de samenwerking op het gebied van regelgeving rekening moet houden met de versterking van de EU wetgeving in de richtlijn kapitaalvereisten, met name het beloningsbeleid in de sector van de financiële diensten;
39. spreekt zijn waardering uit voor de conclusies van de leiders van de G20;
TEC en intellectuele eigendom
40. roept de TEC op om tijdens de volgende bijeenkomst werk te maken van een strategische trans-Atlantische samenwerking inzake de bescherming van de intellectuele eigendom, onder strikte eerbiediging van individuele grondrechten en burgerrechten; onderstreept dat de verspreiding van technologieën geen afbreuk mag doen aan het stelsel van de bescherming van intellectuele eigendom, dat een garantie vormt voor de mogelijkheid om financiële en zakelijke risico's te nemen die eigen is aan het innovatieproces;
41. herinnert de TEC aan het feit dat de informatiemaatschappij een cruciale pijler is van de trans-Atlantische economische ruimte en is gebaseerd op toegang tot kennis en op een nieuw model voor de bescherming en het delen van digitale inhoud, met inachtneming van evenredigheid;
TEC en consumentenbescherming
42. vraagt de TEC gemeenschappelijke acties te bevorderen om ervoor te zorgen dat derde landen, met name China, hun normen inzake productveiligheid optrekken tot het niveau van de EU/VS, inzonderheid voor speelgoed; dringt tevens aan op strikt toezicht, aan beide zijden van de Atlantische oceaan, op de naleving van de veiligheidsnormen voor producten, inzonderheid speelgoed, en op strengere nationale inspecties;
43. vraagt de Commissie om binnen de TEC sterkere en doeltreffender mechanismen voor een grensoverschrijdende samenwerking op handhavingsgebied te ontwikkelen, met als doel het "RAPEX"-alarmsysteem van de EU voor consumentenproducten die een ernstig risico inhouden voor de consument te koppelen aan het alarmsysteem van de US Consumer Product Safety Commission, en de activiteiten van het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming (CPC-network) te integreren met die van de autoriteiten van de VS;
44. stelt voor dat de TEC een bindend samenwerkingsinstrument sanctioneert dat het delen van gegevens over productveiligheid en de opstelling van een gezamenlijk programma van samenwerkingsmaatregelen zou structureren en vergemakkelijken;
45. vraagt de Commissie om bespoediging van haar werkzaamheden aan een reeds lang vertraagde bilaterale overeenkomst voor samenwerking op handhavingsgebied, waarbij haar handhavingswerkzaamheden in het kader van de verordening betreffende samenwerking ter bescherming van de consument(6) van de EU en van de US Safe Web Act worden uitgebreid tot de VS;
46. verzoekt de Commissie er met haar tegenhangers in de VS voor te zorgen dat de TEC manieren kan onderzoeken om de bescherming van de digitale rechten van de consument te vergroten, alsook inzake voorschriften voor producten met gebreken;
Bilaterale handel - Douaneaangelegenheden, markttoezicht en veiligheid van de handel
47. verzoekt de TEC de versteviging van de samenwerking tussen de douane- en markttoezichtinstanties van EU en VS te bevorderen, om te voorkomen dat gevaarlijke goederen, met name gevaarlijk speelgoed, de consument bereiken;
48. verzoekt de TEC uiting te geven aan de verontrusting van de EU over de door het Congres van de VS vastgestelde unilaterale wetgevende maatregel van de VS met betrekking tot het 100% doorlichten van zeecontainers voor goederenvervoer met bestemming VS; is van oordeel dat het nuttig zou zijn als de TEC in Brussel en Washington studiebijeenkomsten organiseert over het 100% doorlichten om tot meer begrip tussen de parlementsleden van EU en VS te komen en een spoedige en voor beide zijden aanvaardbare oplossing van dit probleem te bevorderen; verzoekt de Commissie voor de aanstaande bijeenkomst van de TEC de kosten te beoordelen die deze maatregel kan hebben voor het bedrijfsleven en de economie in de EU, alsook de mogelijke gevolgen voor de douanewerkzaamheden;
49. is vastbesloten de VS-wetgever te blijven verzoeken, en verzoekt de Commissie dit in het kader van de TEC eveneens te doen, de verplichting tot 100% doorlichten te heroverwegen, en met de VS een samenwerking van de grond te brengen op basis van risicobeheer met inbegrip van wederzijdse erkenning van programma's voor handelssamenwerking van EU en VS, overeenkomstig het SAFE-kader van normen van de Werelddouaneorganisatie;
Wederzijdse erkenning en standaardisatie
50. verzoekt de Commissie tegen de achtergrond van de aanstaande TEC-bijeenkomst, te streven naar de officiële vaststelling van procedures voor de wederzijdse erkenning van conformiteitsverklaringen voor producten die onderworpen zijn aan verplichte tests door derden, met name voor ICT-apparatuur en elektrische uitrustingen; vraagt de Commissie onverkort vast te houden aan de wederzijdse erkenning van wettelijk vastgestelde maateenheden, met name aanvaarding in de VS van EU-producten met etiketten die uitsluitend metrische eenheden vermelden; met de VS-instanties te spreken over standaardisatie, rondetafelgesprekken over normen te organiseren waarin de aandacht vooral gericht wordt op vernieuwende oplossingen, en te zorgen voor internationale coördinatie;
Milieu- en volksgezondheidsaangelegenheden
51. acht een dialoog in de TEC over nieuwe voedingsproducten en het gebruik van nieuwe technologie bij de productie van voedsel van het hoogste belang; wijst met nadruk op de verontrusting over klonen in de veeteelt;
52. spreekt zijn waardering uit voor het feit dat de regering van de VS heeft erkend dat haar Wet inzake het beheersen van giftige stoffen moet worden herzien; verzoekt de EU en de VS samen te werken om in de VS een stelsel van regelgeving op te zetten dat resulteert in een beschermingsniveau dat vergelijkbaar is met REACH;
Energie, industrie en wetenschappen
53. dringt erop aan dat in de TEC, wanneer wetgeving wordt overwogen met trans-Atlantische gevolgen, wordt samengewerkt in alle aangelegenheden die van invloed zijn op het regelgevingsklimaat voor de industrie, volgens de aanpak van de wet inzake kleine bedrijven van de EU − eerst klein denken;
54. moedigt de TEC aan samenwerking tot stand te brengen met het oog op een gezamenlijke energiestrategie, waarin diversificatie wordt gesteund en een milieuefficiënte economie wordt bevorderd, ter verhoging van de zekerheid van energieleverantie, en moedigt de TEC aan bij te dragen tot het vinden van duurzaamheidsnormen voor biobrandstoffen;
55. verzoekt de TEC met klem de samenwerking op onderzoeksgebied aan te moedigen om beter gebruik te maken van de mogelijkheden van de uitgebreide Overeenkomst inzake wetenschap en technologie tussen de EU en de VS;
Internationale handel
56. meent dat de toegang tot de markten van derde landen voor de EU en de VS een gemeenschappelijke zorg en een gemeenschappelijk belang is; is ervan overtuigd dat de TEC een belangrijke rol kan spelen bij het stimuleren van een gezamenlijke aanpak van EU en VS in hun handelsbetrekkingen met derde landen; verzoekt de TEC te streven naar een meer gezamenlijke benadering van nieuwe vrijhandelsovereenkomsten door VS en de EU, teneinde dergelijke overeenkomsten te harmoniseren met inbegrip van de sociale en milieunormen;
57. verzoekt de TEC zich te buigen over het juridische kader en de technische normen ter correctie van onduidelijke juridische voorwaarden, overeenkomsten, verplichtingen en rechtszekerheid in de VS;
Justitiële en politiële samenwerking, visa
58. spreekt de hoop uit dat de op 28 oktober 2009 in Washington DC geplande ministersvergadering EU-VS een gezamenlijke verklaring over politiële en justitiële samenwerking aanneemt, met name over cyberveiligheid;
59. bevestigt nogmaals dat het het terrorisme vastberaden wil bestrijden en er vast van overtuigd is dat er een juist evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsmaatregelen en bescherming van burgerlijke vrijheden en grondrechten, en dat het recht op privacy en gegevensbescherming optimaal moet worden geëerbiedigd; bevestigt andermaal dat noodzaak en evenredigheid sleutelbeginselen zijn zonder welke terrorismebestrijding nooit doeltreffend zal zijn;
60. meent dat een gezond wettelijk en politiek kader nodig is voor een intensieve samenwerking tussen de EU en de VS in zaken op het terrein van justitie, vrijheid en veiligheid en dat een sterker partnerschap met betrokkenheid van de parlementaire en democratische dimensie essentieel is voor de aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen als de strijd tegen het terrorisme en de georganiseerde misdaad, rekening houdend met de grondrechten en de regels van de rechtsstaat, justitiële samenwerking in strafzaken en politiesamenwerking, het migratiebeheer en de bescherming van het recht asiel aan te vragen alsmede de bevordering van een visumvrij verkeer van alle bonafide burgers tussen de twee gebieden;
61. wijst er in dit verband opnieuw op dat de Europese Unie stoelt op de beginselen van de rechtsstaat en dat elke overdracht van Europese persoonsgegevens aan derde landen om veiligheidsredenen gepaard moet gaan met procedurele waarborgen en recht op verdediging en in overeenstemming moet zijn met de gegevensbeschermingswetgeving op nationaal en Europees niveau;
62. herinnert eraan dat in het trans-Atlantische kader van de overeenkomst tussen de EU en de VS inzake rechtshulp, die op 1 januari 2010 in werking zal treden, in artikel 4 van die overeenkomst wordt bepaald dat op via nationale overheidsinstanties ingediend verzoek toegang kan worden verkregen tot bepaalde financiële gegevens en dat dit een betere rechtsgrondslag zou kunnen zijn voor de overdracht van SWIFT-gegevens dan de voorgestelde interimovereenkomst;
63. constateert dat over een interimovereenkomst voor de overdracht van dergelijke gegevens tussen de EU en de VS wordt onderhandeld, dat deze moet gelden voor een overgangsperiode en na uiterlijk 12 maanden afloopt en dat het Europees Parlement en de nationale parlementen volledig moeten worden betrokken bij een nieuwe overeenkomst waarover, onverminderd de procedure die uit hoofde van het Verdrag van Lissabon gevolgd moet worden, onderhandeld zal worden, en dat daarbij voldaan moet zijn aan de voorwaarden zoals vermeld in paragraaf 3 van zijn reeds aangehaalde resolutie van 17 september 2009;
o o o
64. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, het Congres van de Verenigde Staten, de covoorzitters van het trans-Atlantisch overleg van parlementsleden, en de covoorzitters en het secretariaat van de trans-Atlantische Economische Raad.
Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming (PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1).