Resolutie van het Europees Parlement van 12 november 2009 over het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman (2009/2088(INI))
Het Europees Parlement,
– gezien het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman,
– gelet op artikel 195 van het EG-Verdrag,
– gelet op de artikelen 41 en 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
– gelet op Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(1),
– gezien de raamovereenkomst over samenwerking die op 15 maart 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de ombudsman, en die op 1 april 2006 in werking is getreden,
– gezien de mededeling van de Commissie van 5 oktober 2005 getiteld "Machtiging tot het aannemen en doorsturen van mededelingen aan de ombudsman en tot het autoriseren van ambtenaren om voor de ombudsman te verschijnen" (SEC(2005)1227),
– onder verwijzing naar zijn Besluit 2008/587/EG van 18 juni 2008 tot wijziging van Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt(2),
– onder verwijzing naar de herziening door de ombudsman van zijn uitvoeringsbepalingen zodat de veranderingen voor de uitoefening van zijn ambt daarin doorklinken; de herziene uitvoeringsbepalingen zijn op 1 januari 2009 van kracht geworden,
– onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over de werkzaamheden van de Europese ombudsman,
– gelet op artikel 205, lid 2, derde en vierde zin, van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A7-0020/2009),
A. overwegende dat het jaarverslag 2008 over de werkzaamheden van de Europese ombudsman op 21 april 2009 officieel is aangeboden aan de Voorzitter van het Parlement en overwegende dat de heer Nikiforos Diamandouros, ombudsman, het op 14 september 2009 in Straatsburg heeft gepresenteerd aan de Commissie verzoekschriften,
B. overwegende dat artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (versie van 2007) als volgt luidt: "Eenieder heeft er recht op dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen, organen en instanties van de Unie worden behandeld",
C. overwegende dat in artikel 43 van het handvest (versie van 2007) wordt bepaald dat "iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht [heeft] zich tot de Europese ombudsman te wenden in verband met gevallen van wanbeheer in het optreden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak",
D. overwegende dat het van wezenlijke betekenis is dat de Europese instellingen en organen ten volle gebruik maken van de noodzakelijke middelen om te voldoen aan hun verplichting erop toe te zien dat burgers snelle en inhoudelijke reacties krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften,
E. overwegende dat er sinds de aanneming op 6 september 2001 van de resolutie van het Parlement over goedkeuring van de code van de ombudsman voor behoorlijk bestuur(3) acht jaar zijn verstreken, maar dat de andere belangrijke instellingen nog niet volledig zijn ingegaan op het verzoek van het Parlement hun aanpak in overeenstemming te brengen met de bepalingen in bedoelde code,
F. overwegende dat de ombudsman in 2008 3 406 klachten heeft geregistreerd, tegen 3 211 in 2007, en overwegende dat 802 daarvan onder zijn bevoegdheid bleken te vallen, tegen 870 in 2007,
G. overwegende dat uit de bevindingen van de 355 afgeronde onderzoeken, waarvan er 352 verband hielden met klachten en waarvan er drie op eigen initiatief zijn uitgevoerd, blijkt dat er in 110 gevallen (of 31% van de onderzochte klachten) geen wanbeheer werd aangetoond,
H. overwegende dat de instelling in kwestie in 129 in 2008 afgehandelde gevallen (36% van het totaal) heeft ingestemd met minnelijke schikking of oplossing van het probleem, waaruit blijkt dat de instellingen en organen in hoge mate bereid zijn aan de ombudsman gerichte klachten te beschouwen als gelegenheid gemaakte fouten te herstellen en ten voordele van de burgers met de ombudsman samen te werken,
I. overwegende dat in 2008 vier gevallen zijn afgesloten nadat er een minnelijke schikking was bereikt en overwegende dat er eind 2008 nog 25 voorstellen tot minnelijke schikking in behandeling waren,
J. overwegende dat de meest voorkomende meldingen van wanbeheer die door de ombudsman in 2008 zijn behandeld betrekking hadden op gebrek aan doorzichtigheid (36% van de geopende onderzoeken),
K. overwegende dat de ombudsman in 2008 in toenemende mate gebruik heeft gemaakt van meer informele procedures gericht op een snelle oplossing van klachten, hetgeen aantoont hoeveel gezag de ombudsman heeft en dat de instellingen bereid zijn de burgers te helpen,
L. overwegende dat de ombudsman 44 onderzoeken heeft afgesloten met kritische opmerkingen, en dat voor de indiener van de klacht door een kritische opmerking wordt bevestigd dat zijn klacht terecht is, en dat aan de instelling of het orgaan in kwestie wordt medegedeeld welke fouten zijn gemaakt, zodat deze voortaan wanbeheer kunnen voorkomen,
M. overwegende dat de ombudsman, ter verbetering van de aanpak van de EU-instellingen in de toekomst, in toenemende mate gebruik heeft gemaakt van aanvullende opmerkingen, door middel waarvan hij vaststelt dat de kwaliteit van het bestuur kan worden verbeterd en overwegende dat in 2008 in totaal in 41 gevallen aanvullende opmerkingen zijn gemaakt,
N. overwegende dat er in 2008 23 ontwerpaanbevelingen zijn gedaan waarvan er acht door de betrokken instelling zijn aanvaard, en overwegende dat vier aanbevelingen uit 2007 in 2008 een besluit hebben opgeleverd,
O. overwegende dat één geval van wanbeheer in 2008 aanleiding heeft gegeven tot een speciaal verslag aan het Europees Parlement, en overwegende dat het indienen van een speciaal verslag aan het Parlement voor de ombudsman een waardevol middel is om het Parlement en zijn Commissie verzoekschriften om politieke steun te vragen zodat burgers wier rechten zijn geschonden genoegdoening krijgen en zodat de verbetering van de normen van het EU-bestuur wordt bevorderd,
P. overwegende dat de kritische opmerkingen in besluiten waarmee onoplosbare gevallen van wanbeheer worden afgesloten, en aanbevelingen of speciale verslagen van de ombudsman geen bindende gevolgen hebben, daar zijn bevoegdheden zich niet uitstrekken tot de rechtstreekse oplossing van gevallen van wanbeheer, maar bedoeld zijn om instellingen en organen van de Europese Unie aan te zetten tot zelfregulering,
Q. overwegende dat het Parlement, sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Nice, hetzelfde recht heeft als de lidstaten, de Raad en de Commissie voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen een procedure aan te spannen wegens gebrek aan bevoegdheid, inbreuk op een wezenlijke procedurele eis, inbreuk op het EG-Verdrag of op wettelijke bepalingen inzake de toepassing daarvan, dan wel machtsmisbruik,
R. overwegende dat de kritische toelichtingen inzake wanbeheer die de ombudsman in zijn verslag over 2008 geeft (kritische opmerkingen, ontwerpaanbevelingen en speciaal verslag) als grondslag kunnen dienen ter voorkoming van een toekomstige herhaling van fouten en gebrekkig functioneren doordat de instellingen en andere organen van de Europese Unie adequate maatregelen nemen,
S. overwegende dat de door de ombudsman in het kader van het Europees Netwerk van Ombudsmannen ingestelde samenwerking reeds meer dan tien jaar werkt als soepel stelsel voor de uitwisseling van gegevens en optimale werkmethoden en als methode om indieners van klachten door te verwijzen naar de ombudsmannen of andere organen die hen het best kunnen bijstaan,
T. overwegende dat de rol van de ombudsman bij de bescherming van de belangen van EU-burgers tegenover de instellingen en organen van de Europese Unie zich in de 14 jaar sinds het ambt werd ingesteld, heeft ontwikkeld dankzij de onafhankelijkheid van de ombudsman en de democratische controle op de doorzichtigheid van diens werkzaamheden door het Parlement,
U. overwegende dat de werkzaamheden van de ombudsman en de Commissie verzoekschriften gescheiden moeten blijven en − als algemene regel ter voorkoming van eventuele geschillen over hun respectieve voorrechten − o.m. het doorsturen van ieders dossiers dienen te omvatten,
1. stemt in met het door de Europese ombudsman ingediende jaarverslag over het jaar 2008 en de structuur ervan, namelijk een korte samenvatting van de jaarwerkzaamheden in combinatie met een overzicht van de klachten en onderzoeken en een thematische analyse van de besluiten van de ombudsman die de voornaamste juridische en feitelijke bevindingen in de besluiten van de ombudsman in 2008 omvatten, alsmede de problemen die zich in diverse stadia van de procedure hebben voorgedaan;
2. is van mening dat het verslag door de duidelijkere manier waarop de statistische gegevens worden weergegeven, met inbegrip van de nieuwe berekeningsmethode, en door de nieuwe opmaak begrijpelijker, toegankelijker en gebruikersvriendelijker is geworden;
3. verzoekt alle EU-instellingen en -organen de noodzakelijke kredieten en het noodzakelijke personeel ter beschikking te stellen om te waarborgen dat burgers snel inhoudelijke reacties krijgen op hun vragen, klachten en verzoekschriften;
4. is van mening dat de ombudsman zijn bevoegdheden als vanouds actief en evenwichtig uitoefent, zowel ten aanzien van het onderzoeken en behandelen van klachten en het uitvoeren en afsluiten van onderzoek, als met betrekking tot het onderhouden van constructieve betrekkingen met de instellingen en organen van de Europese Unie en het aanmoedigen van burgers gebruik te maken van hun rechten ten opzichte van deze instellingen en organen;
5. verzoekt de ombudsman zijn werkzaamheden voort te zetten door deze meer onder de aandacht te brengen en doelmatig en doorzichtig te bevorderen;
6. is van mening dat de term "wanbeheer" steeds breed moet worden uitgelegd, zodat hieronder niet alleen overtredingen van rechtsvoorschriften of algemene beginselen van het Europees administratief recht vallen, zoals objectiviteit, proportionaliteit en gelijkheid, non-discriminatie en eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden, maar eveneens gevallen waar een instantie niet op consistente wijze en te goeder trouw handelt of geen rekening houdt met de legitieme verwachtingen van burgers, inclusief wanneer een instantie zich er zelf toe heeft verplicht bepaalde regels en normen te eerbiedigen zonder dat zij hiertoe verplicht is op grond van de verdragen of van afgeleide wetgeving;
7. beschouwt de rol die de ombudsman speelt bij de bevordering van openheid en controleerbaarheid in het besluitvormingsproces en het bestuur van de Europese Unie als een wezenlijke bijdrage tot een Unie waarin besluiten, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie " in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen";
8. herhaalt zijn verzoek uit voorgaande resoluties dat alle instellingen en organen van de EU de code voor behoorlijk bestuur op dezelfde wijze benaderen;
9. stelt vast dat de door de ombudsman voorgestelde code voor behoorlijk bestuur die door het Parlement op 6 september 2001 is aangenomen, voor het personeel van alle instellingen en organen van de instellingen van de Gemeenschap dient als leidraad en hulpmiddel, regelmatig is bijgewerkt en op de website van de ombudsman is gepubliceerd;
10. is verheugd over de herziening van het statuut van de ombudsman, met name de versterkte onderzoeksbevoegdheden die ertoe zullen bijdragen dat burgers volledig vertrouwen kunnen hebben in zijn vermogen om een gedegen onderzoek van hun klachten te verrichten zonder beperkingen;
11. wijst op de noodzaak er door middel van voorlichting toe bij te dragen dat burgers, bedrijven, niet-gouvernementele organisaties en andere instanties de plichten van de ombudsman beter begrijpen, en is van mening dat gemakkelijk begrijpelijke, accurate informatie van hoog niveau ertoe kan bijdragen dat het aantal klachten afneemt dat niet onder het mandaat van de ombudsman valt;
12. is van mening dat het aantal niet-ontvankelijke klachten weliswaar begrijpelijk is maar onbevredigend blijft, en beveelt dan ook aan onder de Europese burgers campagne te blijven voeren om het bewustzijn van taken en bevoegdheden van de leden van het Europees Netwerk van ombudsmannen te vergroten;
13. erkent dat de ombudsman tracht de prestaties van de instellingen te verbeteren en dat hij ernaar streeft de gemiddelde duur van een onderzoek terug te brengen tot onder de huidige 13 maanden;
14. spreekt zijn waardering uit voor de constructieve samenwerking tussen de ombudsman en de instellingen en organen van de EU en steunt hem in zijn rol van extern controlemechanisme en, voorts, als een waardevolle bron van gestage verbetering van de Europese overheid;
15. spreekt zijn waardering uit voor de gemeenschappelijke intentieverklaring die op 9 juli 2008 is ondertekend tussen de ombudsman en de Europese Investeringsbank en voor het besluit van de organen van de Unie in hun betrekkingen met burgers de Europese code voor behoorlijk bestuur toe te passen;
16. verzoekt de ombudsman nauwkeurig toezicht te houden en ervoor te zorgen dat de Commissie haar bevoegdheden naar behoren gebruikt om inbreukprocedures overeenkomstig artikel 226 van het EG-Verdrag op gang te brengen of overeenkomstig artikel 228 van het EG-Verdrag boetes voor te stellen, en er nauwgezet op toe te zien dat vertraging of onverdedigbaar gebrek aan snelle maatregelen worden voorkomen, daar deze niet verenigbaar zijn met de bevoegdheden van de Commissie toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van de EU-wetgeving, en verzoekt hem in dit verband contact te blijven houden met de Commissie verzoekschriften;
17. herhaalt dat het van mening is dat het Parlement, indien een instelling weigert gevolg te geven aan een aanbeveling in een speciaal verslag van de ombudsman hoewel het Parlement deze aanbeveling heeft goedgekeurd, het recht heeft zijn bevoegdheden te gebruiken om bij het Hof van Justitie een procedure aan te spannen inzake de daad of nalatigheid waarop de aanbeveling van de ombudsman betrekking had; verzoekt de commissie die verantwoordelijk is voor het Reglement de in het Reglement op te nemen bepalingen voor te stellen die noodzakelijk zijn om een dergelijke maatregel te kunnen nemen;
18. stelt vast dat de ombudsman een speciaal verslag heeft ingediend waarin hij de Commissie hekelt omdat zij haar behandeling van de freelance-hulpconferentietolken ouder dan 65 jaar, waarover het Parlement op 5 mei 2009 een resolutie(4) heeft aangenomen, niet naar behoren motiveert;
19. is van mening dat de ombudsman en de Commissie verzoekschriften, wanneer zij in het kader van hun opdracht en bevoegdheden zaken onderzoeken die elkaar overlappen, zoals de wijze waarop de Commissie inbreukprocedures voert en de gemelde overtreding zelf, er door middel van nauwe samenwerking voor kunnen zorgen dat de werkzaamheden elkaar op aanzienlijk nuttiger wijze versterken;
20. spreekt zijn waardering uit voor de uitstekende verhouding binnen de institutionele kaders tussen de ombudsman en de Commissie verzoekschriften met betrekking tot wederzijdse eerbiediging van bevoegdheden en voorrechten;
21. erkent dat het Europees Netwerk van Ombudsmannen, waarvan de Commissie verzoekschriften lid is, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel een nuttige bijdrage levert door te zorgen voor buitengerechtelijke oplossingen; spreekt zijn waardering uit voor de samenwerking tussen de Europese ombudsman en de ombudsmannen en soortgelijke organen op nationaal, regionaal en plaatselijk niveau in de lidstaten, en dringt aan op verdere uitbreiding van de uitwisseling van optimale werkmethoden, waardoor de optimale werkmethoden snel tussen de lidstaten kunnen worden verspreid;
22. spreekt er zijn waardering voor uit dat op de website van de ombudsman in 2008 twee onderzoeken zijn gepubliceerd naar de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van kritische en aanvullende opmerkingen uit 2006 en 2007;
23. moedigt de ombudsman aan grote nadruk te blijven leggen op gebeurtenissen in verband met de voorlichting voor de burgers en dus aan eventuele indieners van klachten, daar duidelijk is dat de afbakening van verantwoordelijkheden en besluitvormingsprocedures op Europees, nationaal en regionaal niveau nog steeds te verwarrend en moeilijk begrijpelijk is voor tal van burgers en ondernemingen;
24. spreekt zijn waardering uit voor de campagne voor betere voorlichting die wordt bevorderd door de communicatiestrategie die de ombudsman hanteert, waardoor het bewustzijn omtrent rechten van de burger en bevoegdheden van de Gemeenschap toeneemt en het inzicht in het bevoegdhedenbereik van de ombudsman groeit;
25. stelt vast dat iedere instelling beschikt over haar eigen website waar klachten, verzoekschriften enz. kunnen worden gedeponeerd, en dat het voor de burgers daardoor moeilijk kan worden onderscheid aan te brengen tussen de verschillende instellingen; steunt derhalve de opstelling van een interactieve handleiding om de burgers te helpen bepalen wat het meest geschikte platform is voor de oplossing van hun problemen;
26. spreekt zijn waardering uit voor de nieuwe website van de ombudsman waardoor dit probleem voor een groot deel wordt opgelost;
27. stelt voor dit denkbeeld verder te ontwikkelen en een gezamenlijke website van de Europese instellingen op te zetten om de burgers te helpen en hen rechtstreeks door te verwijzen naar de instelling die bevoegd is hun klacht te behandelen, waardoor het aantal niet ontvankelijke klachten afneemt dat bij de Europese ombudsman wordt ingediend;
28. verzoekt de Europese ombudsman toe te zeggen iedere klacht die valt onder de bevoegdheid van een nationale of regionale ombudsman, na toestemming te hebben ontvangen van de betrokken indiener van de klacht, onmiddellijk door te sturen;
29. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese ombudsman en de regeringen en parlementen van de lidstaten en dier ombudsmannen of soortgelijke bevoegde organen.
Resolutie van het Europees Parlement over het speciaal verslag van de Europese Ombudsman aan het Europees Parlement naar aanleiding van het initiatiefonderzoek naar het bestaan, bij de verschillende instellingen en organen van de Gemeenschappen, van een code van goed administratief gedrag en de toegankelijkheid van die code voor het publiek (PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 331).