Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2009 over het Euromediterrane economische en handelspartnerschap met het oog op de achtste Euromed-conferentie van de ministers van Handel in Brussel op 9 december 2009
Het Europees Parlement,
– gezien de Verklaring van Barcelona die is aangenomen op de eerste ministriële conferentie van Euromed van 27-28 november 1995, waarmee een partnerschap tot stand werd gebracht tussen de Europese Unie en de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse-Zeegebied,
– gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2003 met als titel "De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden" (COM(2003)0104), haar strategiedocument over het Europese Nabuurschapsbeleid (ENB) van 12 mei 2004 (COM(2004)0373) en haar mededeling van 9 december 2004 over haar voorstellen voor ENB-actieplannen (COM(2004)0795), de actieplannen voor Israël, Jordanië, Marokko, de Palestijnse Autoriteit, Tunesië en Libanon, en Verordening (EG) nr. 1638/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument(1),
–gezien de Euromediterrane associatieovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschappen en haar lidstaten enerzijds en Tunesië(2), Israël(3), Marokko(4), Jordanië(5), Egypte(6), Libanon(7) en Algerije(8) anderzijds, en gezien de Euromediterrane interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Gemeenschappen en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) (handelend namens de Palestijnse Autoriteit)(9),
– gezien Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG-Turkije van 22 december 1995 inzake de instelling van de definitieve fase van de douane-unie(10),
– gezien de vrijhandelsovereenkomst, ook Overeenkomst van Agadir genoemd, die Jordanië, Egypte, Tunesië en Marokko op 25 februari 2004 hebben ondertekend,
– gezien de conclusies van de Euromediterrane ministerconferenties en de sectoriële ministerconferenties die sinds de start van het proces van Barcelona hebben plaatsgevonden, en in het bijzonder de conclusies van de zesde Euromed-conferentie van de ministers van Handel in Lissabon op 21 oktober 2007 en de zevende Euromed-conferentie van de ministers van Handel in Marseille op 2 juli 2008,
–gezien de top voor de Middellandse Zee van staatshoofden en regeringsleiders van de Euromediterrane landen in Parijs op 13 juli 2008, tijdens welke de Unie voor het Middellandse-Zeegebied is opgericht,
– gezien de duurzaamheidseffectbeoordeling betreffende de Euromediterrane vrijhandelszone (FTA), uitgevoerd door het Institute for Development Policy and Management van de Universiteit van Manchester,
– gezien de slotverklaring van de Euromed-top van sociaal-economische raden en vergelijkbare instellingen in Alexandrië op 18 en 19 oktober 2009,
–gezien de Euromed-bijeenkomst van hoge ambtenaren inzake handel in Brussel op 11 november 2009,
– onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over het mediterrane beleid van de EU, in het bijzonder zijn resolutie van 15 maart 2007 over de totstandbrenging van de Euromediterrane vrijhandelszone(11) en zijn resolutie van 19 februari 2009 over het proces van Barcelona: Unie voor het Middellandse-Zeegebied(12),
– gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. overwegende dat de conferentie van Barcelona van 1995 de aanzet gaf tot een heel ambitieus project, namelijk de totstandbrenging van nieuwe en nauwere politieke, economische, sociale en culturele betrekkingen tussen de noordelijke en de zuidelijke oevers van de Middellandse Zee, en overwegende dat dit project bij lange na nog niet is voltooid,
B. overwegende dat het proces tot oprichting van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied, waarmee wordt beoogd het Euromediterrane integratieproces door middel van concrete en zichtbare projecten nieuw leven in te blazen, nog altijd niet is afgerond; overwegende dat er tussen januari en juli 2009 geen Euromed-vergaderingen zijn gehouden vanwege de oorlog in de Gazastrook,
C. overwegende dat de vergadering van de Euromed-ministers van Buitenlandse Zaken die op 24 en 25 november 2009 in Istanboel zou plaatsvinden moest worden uitgesteld vanwege een boycot door de Arabische staten om protest aan te tekenen tegen het standpunt van Israël inzake het vredesproces in het Midden-Oosten,
D. overwegende dat de EU associatieovereenkomsten heeft ondertekend met al haar zuidelijke partners in het Middellandse-Zeegebied, Syrië en Libië uitgezonderd; overwegende dat de onderhandelingen over een associatieovereenkomst met Syrië zijn afgerond, maar dat Syrië de ondertekening ervan heeft uitgesteld, en overwegende dat de Commissie onderhandelingen met Libië is aangegaan,
E. overwegende dat de bilaterale aanpak, die onderdeel uitmaakt van dergelijke processen en het gevolg is van de specifieke culturele, sociale, economische en politieke verschillen tussen de landen in kwestie, voort moet komen uit en moet worden ondersteund door een meer globale visie en plan betreffende de betrekkingen tussen de verschillende partners en dan ook vergezeld moet gaan van een regionale aanpak,
F. overwegende dat de twee oevers van de Middellandse Zee op economisch, sociaal en demografisch gebied nog altijd sterk van elkaar verschillen, waardoor de welvaartskloof die aan de basis ligt van de instabiliteit en de migratie- en milieudruk in de regio, in stand blijft; overwegende dat er wat ontwikkeling betreft grote verschillen tussen de landen in het gebied rond de Middellandse Zee zijn; overwegende dat meer dan 30% van de bevolking in de landen van het zuidelijke en oostelijke Middellandse-Zeegebied (ZOM-landen) van minder dan 2 USD per dag leeft,
G. overwegende dat de economieën van de ZOM-landen in hoge mate afhankelijk zijn van buitenlandse handel; overwegende dat het bij ongeveer 50% van deze handelsstromen om handel met de EU gaat, hoewel deze handelsstromen slechts 8% van de externe handel van de EU vertegenwoordigen, met een positieve balans voor de EU; overwegende dat de exportstructuren van de ZOM-landen bijzonder weinig gediversifieerd zijn en deze landen ook nu nog gespecialiseerd blijven in sectoren met weinig groeimogelijkheden,
H. overwegende dat de EU de belangrijkste buitenlandse investeerder in de regio is, maar dat de rechtstreekse buitenlandse investeringen in vergelijking met andere delen van de wereld zeer gering blijven en overwegende dat er tussen de landen grote verschillen bestaan in de mogelijkheden om rechtstreekse buitenlandse investeringen aan te trekken,
I. overwegende dat de regionale Zuid-Zuidintegratie nog lang niet is voltooid en dat de handelsstromen tussen landen in het Zuiden onderontwikkeld zijn en slechts 6% van het totale handelsvolume van de ZOM-landen vertegenwoordigen,
J. overwegende dat deze situatie bijzonder schadelijk zou kunnen zijn voor het Euromediterrane integratieproces en in het bijzonder voor de voedselvoorziening en − soevereiniteit van de ZOM-landen, doordat de gevolgen van de handelsconcentratie worden versterkt – zo neemt de afhankelijkheid van de uitvoer van een klein aantal (hoofdzakelijk agrarische) producten naar de EU toe en stijgt tegelijk ook de behoefte aan de invoer van basislevensmiddelen – met nadelige gevolgen voor de ZOM-landen en de daar gevestigde ondernemingen,
K. overwegende dat de ZOM-landen de politieke en economische obstakels die momenteel het integratieproces in het hele gebied in de weg staan, uit de weg moeten ruimen om tot een vruchtbaardere onderlinge samenwerking te komen,
L. overwegende dat textiel-, kleding- en schoenfabrikanten aan beide oevers van de Middellandse Zee veel marktaandeel verliezen vanwege de globalisering van de markt en de sterke Aziatische concurrentie,
M. overwegende dat, wil de FTA werkelijk positieve effecten hebben, de integratie van de ZOM-landen in de internationale handel moet worden versterkt en moet worden gewaarborgd dat zij hun economie diversifiëren en de daaruit voortvloeiende voordelen eerlijk verdelen, teneinde de voornaamste doelstelling van het Euromediterrane economische en handelspartnerschap te verwezenlijken, namelijk de verkleining van de ontwikkelingskloof tussen de noordelijke en de zuidelijke oever van de Middellandse Zee,
N. overwegende dat als gevolg van de financieel-economische crisis de reeds bestaande politieke en sociaal-economische uitdagingen in de partnerlanden, met name de werkloosheid, nog zijn toegenomen; overwegende dat het in het belang van zowel de partnerlanden als de EU is de werkloosheid in de regio omlaag te brengen en de bevolking, in het bijzonder vrouwen, jongeren en de inwoners van het platteland, betere vooruitzichten te bieden,
1. erkent weliswaar dat er enkele verbeteringen zijn, maar betreurt het dat de belangrijkste doelstellingen van het Euromediterrane partnerschap nog steeds verre van verwezenlijkt zijn; benadrukt dat het welslagen van dit proces en in het bijzonder van de FTA, die zou kunnen bijdragen aan vrede, veiligheid en welvaart in de gehele regio, constante en coherente inspanningen van alle partijen vereist, evenals een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en van de bevolking aan beide oevers van de Middellandse Zee;
2. is van mening dat tal van moeilijkheden, niet alleen van economische, maar ook van politieke aard, zoals het conflict in het Midden-Oosten, aanzienlijke negatieve gevolgen hebben gehad voor de vooruitgang en de ontwikkeling van dit proces en in het bijzonder van de FTA; betreurt het dat om dezelfde politieke redenen de vergadering van de Euromed-ministers van Buitenlandse Zaken, die op 24 en 25 november 2009 in Istanboel zou plaatsvinden, is uitgesteld en dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied stagneert;
3. herinnert aan de belangrijke projecten van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied in sectoren van strategisch belang, zoals de bouw van nieuwe infrastructuur, samenwerking in het midden- en kleinbedrijf (MKB), de communicatiesector en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, met als doel bij te dragen aan de ontwikkeling en de bevordering van de Euromediterrane handel en investeringen; vraagt om nieuwe bijeenkomsten in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied en om de oprichting van een permanent secretariaat in Barcelona;
4. beschouwt de huidige obstakels als een indicatie dat de verdieping van de economische betrekkingen parallel moet verlopen met de verdieping van de politieke banden; is van mening dat een echte regionale economische integratie alleen kan worden gerealiseerd als er concrete vooruitgang wordt geboekt betreffende de bijlegging van de bestaande conflicten en op het gebied van democratie en mensenrechten;
5. verzoekt de Commissie, de EU-lidstaten en de ZOM-landen om rekening te houden met de gevolgen van de financiële, economische en milieucrisis, door sociale en milieuzorgen in sterkere mate te integreren in het economische en handelspartnerschap; verzoekt de regeringen van de ZOM-landen consistente en doeltreffende werkgelegenheids- en socialebeschermingsmaatregelen te treffen om de gevolgen van de crisis te verzachten;
6. wijst er in dit verband op dat het succes van de FTA niet simpelweg kan worden afgemeten aan de gerealiseerde economische groei, maar ook en in de eerste plaats aan het aantal gecreëerde banen; wijst erop dat de werkloosheid onder jongeren en vrouwen het meest nijpende maatschappelijke probleem vormt in de Middellandse-Zeelanden;
7. onderstreept het belang van regionale integratie van de ZOM-landen en van uitbreiding van de Zuid-Zuidhandel; betreurt dat de Zuid-Zuidsamenwerking nog altijd onvoldoende uitgebouwd is;
8. spoort de ZOM-landen er ten sterkste toe aan de Zuid-Zuidhandel uit te bouwen, naar het voorbeeld van de Overeenkomst van Agadir die door Egypte, Jordanië, Marokko en Tunesië is ondertekend; meent dat deze maatregel van essentieel belang is voor de regionale integratie; verzoekt de andere landen in de regio om zich hierbij aan te sluiten om de integratie-initiatieven waarbij ZOM-landen zijn betrokken verder te ontwikkelen, en om gebruik te maken van synergieën door de uitbreiding van Euromediterrane associatieovereenkomsten tussen ZOM-landen en de EU; benadrukt dat de EU-instellingen positief moeten reageren op verzoeken om technische en financiële bijstand om deze economische Zuid-Zuidintegratie te bevorderen;
9. is van mening dat het systeem van de cumulatie van oorsprong moet worden versterkt aangezien het om een nuttig douane-instrument gaat om de handel in de regio nieuw leven in te blazen en dat de oorsprongsregels moeten worden herzien en vereenvoudigd teneinde rekening te houden met de belangen van de Euromed-partners; vraagt de Euromediterrane ministers van Handel zich achter de regionale overeenkomst over het pan-Euromediterrane systeem van oorsprongsregels te scharen, dat het pad effent voor een vereenvoudiging van de oorsprongsregels, en verdere maatregelen te nemen met het oog op de tenuitvoerlegging van het pan-Euromediterrane systeem van de cumulatie van oorsprong;
10. merkt op dat de Euromediterrane ministers van Handel maatregelen zullen bespreken om de huidige zwakte van de Euromediterrane handels- en economische betrekkingen aan te pakken, alsmede een nieuwe routekaart voor de Euromediterrane handel en een nieuw mechanisme voor de bevordering van handel en investeringen in de regio; is verheugd over alle gemeenschappelijke initiatieven om de bestaande associatieovereenkomsten te herzien in het licht van nieuwe economische behoeften en uitdagingen;
11. onderstreept dat deze besprekingen moeten plaatsvinden in een sfeer van wederzijds vertrouwen en respect tussen de partners om te waarborgen dat de ZOM-landen het tempo kunnen bepalen waarin zij hun handel liberaliseren en zeggenschap houden over hun nationale strategieën voor de sociaal-economische ontwikkeling; herinnert eraan dat de onderhandelingen over de FTA in overleg en langs de weg der geleidelijkheid moeten worden gepland in de context van een rationeel, voorspelbaar partnerschap dat de sociaal-economische realiteit van de ZOM-landen weerspiegelt;
12. benadrukt dat bij eventuele verdere liberalisering op het gebied van landbouw en visserij rekening dient te worden gehouden met de noodzaak van bescherming van kwetsbare goederen, waarbij de sociale gevolgen van liberaliseringprocessen systematisch moeten worden onderzocht, evenals met fytosanitaire normen; verzoekt de ministers van Handel van het Middellandse-Zeegebied om het geleidelijk verloop van dit proces te waarborgen, waarbij rekening wordt gehouden met de benodigde tijd voor het doorvoeren van rechtvaardige belastinghervormingen die als doel hebben de daling van douanegerelateerde belastinginkomsten te compenseren; verzoekt de Euromediterrane partners na te denken over het concept van een geïntegreerd Euromediterraan landbouwbeleid, dat berust op complementariteit in de productieketen en een uitvoerbaar waterbeleid en waarin voedselautonomie prioriteit krijgt boven commerciële overwegingen;
13. beschouwt de dienstensector als essentieel voor de ontwikkeling van de ZOM-landen; is van mening dat liberalisering van diensten moet plaatsvinden op basis van een akkoord met de ZOM-landen, zodat zij het recht hebben de openstelling van gevoelige en kwetsbare sectoren van hun economie geleidelijk te laten verlopen en te controleren; is van mening dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen commerciële en openbare diensten;
14. wenst dat het tijdschema voor de liberalisering van de industriesector wordt aangepast aan de sociaal-economische omstandigheden van elk land, inclusief het werkloosheidsniveau en de gevolgen voor het milieu; beklemtoont dat het economisch en handelspartnerschap tot een grotere diversificatie van de geproduceerde industriegoederen moet leiden, alsook tot meer toegevoegde waarde; verzoekt de ZOM-landen regionaal beleid te ontwikkelen dat oog heeft voor de rol van zeer kleine ondernemingen en het MKB;
15. stelt vast dat de Euromediterrane textielproducenten grote moeilijkheden kennen als gevolg van de toenemende mondiale concurrentie; vestigt de aandacht op de noodzaak om het Noord-Zuidpartnerschap te versterken om de Euromediterrane productie van en handel in textiel en kleding concurrerend te houden en om de activiteiten van de ZOM-landen met een hogere toegevoegde waarde gebaseerd op creativiteit en innovatie en niet alleen op uitbesteding, te bevorderen;
16. benadrukt dat het belangrijk is om investeerders in het Middellandse-Zeegebied zekerheid te geven, door middel van een systeem voor de coördinatie van op het MKB gerichte strategieën op vele verschillende gebieden: de bescherming, financiering en aansluiting op netwerken van en de informatieverstrekking aan het MKB;
17. is van mening dat het nieuwe voorstel om een Euromed-mechanisme ter bevordering van investeringen te creëren, een belangrijke bijdrage kan leveren aan het centraliseren en verspreiden van informatie via één enkel netwerk, hetgeen de marktdeelnemers een algemeen beeld van de handels- en investeringssituatie in de regio moet kunnen verschaffen; benadrukt dat dit instrument een aanvulling op de bestaande netwerken moet vormen;
18. vestigt de aandacht op de noodzaak om een Euromediterrane Investerings- en Ontwikkelingsbank op te richten, met donorlanden van beide oevers van de Middellandse Zee, die de rechtstreekse buitenlandse investeringen kan aantrekken die in de Euromed-regio ontbreken;
19. is verheugd over de oprichting van het Inframed-fonds, dat in het kader van de Unie voor het Middellandse-Zeegebied is aangekondigd als een langetermijninvesteringfonds voor de financiering van infrastructuurprojecten;
20. is van mening dat de Unie voor het Middellandse-Zeegebied de bestaande samenwerkingsverbanden in het kader van Euromed zou moeten versterken om alle partnerlanden in staat te stellen deel te nemen aan de programma's en het daaraan verbonden beleid van de Europese Unie op basis van prioriteiten en volgens doelstellingen die in gezamenlijk overleg zijn vastgelegd; wijst erop dat het belangrijk is de communautaire programma's tot partnerlanden uit te breiden, in het bijzonder op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking (InterReg), onderwijs, onderzoek en beroepsopleidingen (uitwisseling van studenten, enz.);
21. moedigt het gebruik van zonne- en windenergie in het Middellandse-Zeegebied aan; is verheugd over recente initiatieven zoals het "Plan Solaire" en de eerste ideeën betreffende het Desertec Industrial Initiative, een project dat gericht is op de benutting van het enorme potentieel inzake zonne-energie in het Midden-Oosten en in Noord-Afrika, maar betreurt dat de acties nog vaak op nationaal niveau zijn ontwikkeld; beklemtoont dat de maatregelen van de EU voor het Desertec-project coherent moeten zijn en actief moeten bijdragen aan de ontwikkeling van de landen in Noord-Afrika en in het Midden-Oosten en verzoekt de Commissie om de inspanningen van de EU op proactieve wijze te coördineren;
22. spreekt zijn bezorgdheid uit over de bevindingen van de duurzaamheidseffectbeoordeling; verzoekt de Commissie om de aanbevelingen uit die studie betreffende de sociale en milieugevolgen van de liberaliseringprocessen systematisch op te volgen om rekening te houden met de aspecten van sociale samenhang en duurzame ontwikkeling; benadrukt bovendien dat deze gevolgen per sector en per land sterk kunnen verschillen; onderstreept dat om daadwerkelijke sociale vooruitgang te boeken, behoorlijke arbeid en met multinationals overeengekomen gedragscodes, waarin doelstellingen moeten worden opgenomen ten aanzien van behoorlijke arbeidsomstandigheden, in het economische en handelpartnerschap moeten worden gestimuleerd;
23. is van mening dat de FTA vergezeld dient te gaan van de gefaseerde invoering onder voorwaarden van het vrij verkeer van werknemers, rekening houdend met de situatie op de Europese arbeidsmarkt en met het huidige debat in de internationale gemeenschap over het verband tussen migratie en ontwikkeling; acht het dringend noodzakelijk om juridische en administratieve procedures vast te stellen om de visumverlening te vergemakkelijken, in het bijzonder voor de partijen in het Euromediterrane partnerschap, studenten, universitaire medewerkers en sociaal-economische actoren; benadrukt het belang van een noodzakelijke terugdringing van de kosten van overschrijvingen van geld door migranten, zodat deze optimaal kunnen worden ingezet voor de lokale economie;
24. verzoekt de Commissie het Parlement volledig op de hoogte te houden van de vooruitgang bij de associatieovereenkomst met Syrië, waarvan de ondertekening onlangs door Syrië is uitgesteld; is van mening dat er bezorgdheid bestaat over het opnieuw aangaan van onderhandelingen over een associatieovereenkomst met Libië en, meer in het algemeen over het opnieuw betrekken van Libië bij de Unie voor het Middellandse-Zeegebied; verzoekt de Commissie het Parlement volledig op de hoogte te houden, het bij de onderhandelingen te betrekken en het in elke onderhandelingsfase te raadplegen;
25. neemt er tevens nota van dat verschillende landen in het Middellandse-Zeegebied belangstelling hebben getoond voor een verdieping en/of verbreding van hun handelsovereenkomsten met de EU, en verzoekt de Commissie, gelet op de nieuwe bevoegdheden die het Verdrag van Lissabon op handelsgebied aan het Parlement toekent, bij de onderhandelingen over deze nieuwe overeenkomsten rekening te houden met een eerdere resolutie van het Parlement;
26. beklemtoont dat bilaterale benaderingen niet ten koste mogen gaan van een multilaterale regionale aanpak; moedigt nauwere samenwerking met de meest geavanceerde partners aan en heeft eerbied voor de specifieke politieke, culturele en sociale kenmerken van elk land, maar gelooft niettemin dat de Commissie moet vasthouden aan het uitgangspunt van onderhandelingen tussen regio's;
27. benadrukt dat, gezien de situatie in Palestina, specifieke maatregelen moeten worden getroffen om de bevolking te ondersteunen, met als doel dit gebied bij de mediterrane handelsstromen te betrekken; meent in dit opzicht dat een oplossing moet worden gevonden voor het vraagstuk betreffende herkomstbepaling en preferentiële behandeling uit hoofde van de associatie-overeenkomst EG-Israël die van toepassing is op goederen uit de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever;
28. is van mening dat een evenwichtige routekaart gebaseerd op een brede consensus en onder andere op een positieve beoordeling van de sociale en milieugevolgen, een nuttig instrument zou kunnen zijn om de economische en handelssamenwerking tijdens de komende jaren nieuw leven in te blazen; verzoekt dan ook de Euromediterrane ministers van Handel de routekaart tijdens hun bijeenkomst in december 2009 goed te keuren; verzoekt de hoge ambtenaren op handelsgebied van de Euromediterrane landen om tijdens de komende jaren toe te zien op de uitvoering van de routekaart en eventuele noodzakelijke wijzigingen voor te stellen en wenst van dergelijke maatregelen op de hoogte te worden gehouden;
29. onderstreept dat het Euromediterrane integratieproces opnieuw een politieke prioriteit voor de EU moet worden;
30. wijst met klem op het belang van de rol van de Euromediterrane parlementaire vergadering binnen het partnerschap, als het democratisch orgaan waarin parlementsleden van beide oevers van het Middellandse-Zeegebied rond de drie pijlers van het proces van Barcelona bijeenkomen; vraagt ten slotte om meer samenwerking in economische aangelegenheden tussen de Euromediterrane parlementaire vergadering en de Commissie en de Raad;
31. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de staatshoofden en regeringsleiders, evenals aan de parlementen van de lidstaten en van de ZOM-landen, en aan de Euromediterrane parlementaire vergadering.