Index 
 Vorige 
 Volgende 
 Volledige tekst 
Procedure : 2009/2748(RSP)
Stadium plenaire behandeling
Kies een document :

Ingediende teksten :

RC-B7-0142/2009

Debatten :

Stemmingen :

PV 25/11/2009 - 7.9

Aangenomen teksten :

P7_TA(2009)0093

Aangenomen teksten
PDF 117kWORD 38k
Woensdag 25 november 2009 - Straatsburg
Oorsprongsmarkering
P7_TA(2009)0093RC-B7-0142/2009

Resolutie van het Europees Parlement van 25 november 2009 over oorsprongsaanduiding

Het Europees Parlement,

–   gezien Verordening (EG) nr. 980/2005 van de Raad van 27 juni 2005 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties(1),

–   gezien Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt(2),

–   gezien artikel IX en artikel XXIV:5 van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT 1994),

–   gezien Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek(3) en Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 met bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad(4), houdende vaststelling van het stelsel van non-preferentiële oorsprongsregels van de Gemeenschap,

–   gezien Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen(5),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 5 februari 2009 over versterking van de rol van het Europese midden- en kleinbedrijf in de internationale handel(6),

–   onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over oorsprongsaanduiding(7),

–   onder verwijzing naar zijn verklaring over oorsprongsaanduiding(8),

–   gezien het voorstel van de Commissie van 16 december 2005 voor een verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van oorsprong op bepaalde producten uit derde landen (COM(2005)0661),

–   gelet op artikel 110, lid 4 van zijn Reglement,

A.   overwegende dat de EU op dit moment geen geharmoniseerde regels of uniforme praktijken inzake oorsprongsaanduiding heeft; dat verschillen tussen toepasselijke regelingen in de lidstaten, alsmede het ontbreken van duidelijke communautaire regels op dit gebied tot een gefragmenteerd juridisch kader leiden,

B.   overwegende dat nationale maatregelen tot vaststelling van een verplichte oorsprongsaanduiding op goederen geïmporteerd uit andere lidstaten verboden zijn, terwijl er geen beperking geldt voor een verplichte oorsprongsaanduiding op goederen geïmporteerd uit derde landen,

C.   overwegende dat een aantal van de belangrijkste handelspartners van de EU, zoals de Verenigde Staten, China, Japan en Canada, regelingen voor verplichte oorsprongsaanduiding hebben ingevoerd,

D.   overwegende dat de EU zich in de Agenda van Lissabon tot doel heeft gesteld zijn economie in de EU te versterken door, onder andere, het concurrentievermogen van zijn industrie in de wereldeconomie te verbeteren; overwegende dat mededinging slechts als eerlijk kan worden beschouwd wanneer er gewerkt wordt met duidelijke regels voor zowel producenten als exporteurs en die mededinging steunt op gemeenschappelijke sociale en milieubeginselen en -waarden,

E.   overwegende dat een regeling voor oorsprongsaanduiding de consument in staat zou stellen volledig op de hoogte te zijn van het land van herkomst van de producten die hij koopt; dat de consument aldus de producten zou kunnen identificeren met de sociale, milieu- en veiligheidsnormen die in de regel met dat land worden geassocieerd,

F.   overwegende dat het voorstel houdende vaststelling van een verplicht systeem van oorsprongsaanduiding in de EU beperkt is tot een klein aantal geïmporteerde producten, zoals textiel, juwelen, kleding, schoeisel, meubilair, lederwaren, lampen en lichtarmaturen, glaswaren, keramiek en handtassen, waarvoor de verplichte "made in"-aanduiding essentiële en waardevolle informatie biedt voor de definitieve keuze van de consument,

G.   overwegende dat het van cruciaal belang is dat voor onze producenten en consumenten dezelfde concurrentievoorwaarden gelden als voor die van die grootste partners van de Europese Unie die al verplichte oorsprongsaanduiding hanteren,

H.   overwegende dat het Parlement en de Raad met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon op 1 december 2009 op gelijke voet komen te staan voor wat betreft het gemeenschappelijk handelsbeleid; overwegende dat de gewone wetgevingsprocedure van artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zal zijn op de toekomstige regeling inzake oorsprongsaanduiding,

1.   herhaalt zijn standpunt dat consumentenbescherming transparante en consistente handelsregels vergt, o.a. met betrekking tot de oorsprongsaanduiding;

2.   dringt er bij de Commissie en de Raad op aan al het nodige te doen om de concurrentievoorwaarden gelijk te trekken met die van handelspartners die verplichtingen inzake oorsprongsaanduidingen hanteren;

3.   dringt er bij de Commissie en de Raad op aan gedegen douanetoezicht- en handhavingsmechanismen in het leven te roepen;

4.   dringt bij de lidstaten aan op een consequente communautaire aanpak op dit terrein, opdat de consumenten vollediger en nauwkeuriger worden geïnformeerd; ziet verplichte oorsprongsaanduiding als een belangrijke stap in de richting van vollediger informatie over sociale en milieunormen die bij de productie en verwerking zijn gehanteerd;

5.   dringt er bij de Commissie op aan om samen met de lidstaten krachtige maatregelen te treffen om de legitieme rechten en verwachtingen van de consument te verdedigen wanneer er bewijs is importeurs en producenten van derde landen gebruik maken van frauduleuze of misleidende oorsprongsaanduidingen;

6.   acht het bovengenoemde voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de aanduiding van het land van herkomst op bepaalde producten uit derde landen die in de EU worden ingevoerd nuttig voor het verwezenlijken van het streven naar transparantie en goede informatieverstrekking aan de consument, alsook voor consistentie in de internationale handelsregels;

7.   is van mening dat, overeenkomstig de bij het Verdrag van Lissabon ingestelde gewone wetgevingsprocedure, de raadpleging en uitwisseling van standpunten tussen het Europees Parlement en de Raad op 1 december 2009 formeel van start moeten gaan en dat elk verder uitstel ernstige schade zou berokkenen aan de rechten van de burger, de werkgelegenheid in de EU en het beginsel van vrije en eerlijke handel;

8.   verzoekt de Commissie haar voorstel ongewijzigd te handhaven en het onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon opnieuw aan het Parlement voor te leggen overeenkomstig artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

9.   verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1) PB L 169 van 30.6.2005, blz. 1.
(2) PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22.
(3) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.
(4) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
(5) PB L 105 van 23.4.1983, blz. 1.
(6) Aangenomen teksten, P6_TA(2009)0048.
(7) PB C 303 E van 13.12.2006, blz. 881.
(8) PB C 323 E van 18.12.2008, blz. 140.

Juridische mededeling - Privacybeleid