Resolutie van het Europees Parlement van 20 januari 2010 over de tweede herziening van de partnerschapsovereenkomst ACS-EG (de Overeenkomst van Cotonou) (2009/2165(INI))
Het Europees Parlement,
– gelet op artikelen 208 t/m 211 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien de partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (ACS) enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000(1), en herzien in Luxemburg op 25 juni 2005, laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1/2006 van de ACS-EG-Raad(2) (hierna: "de Overeenkomst van Cotonou"),
– gelet op artikel 95 van de Overeenkomst van Cotonou, dat voorziet in een herzieningsclausule volgens welke de overeenkomst om de vijf jaar wordt aangepast,
– gezien de kennisgeving van de Raad aan de voorzitter van de ACS-Ministerraad, zoals goedgekeurd op de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 23 februari 2009,
– gezien de Verklaring van Parijs van 2 maart 2005 over de doeltreffendheid van ontwikkelingshulp, waarmee beoogd wordt een model te bevorderen ter verbetering van de transparantie van en de controle op de middelen voor ontwikkelingshulp,
– gelet op artikel 90, lid 5, en artikel 48 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Commissie Internationale handel (A7-0086/2009),
A. overwegende dat de belangrijkste doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou zijn: de uitroeiing van de armoede, duurzame ontwikkeling en de geleidelijke integratie van de ACS-landen in de wereldeconomie,
B. overwegende dat zich sinds de laatste herziening van de overeenkomst van Cotonou in 2005 vele veranderingen op het internationale toneel hebben voorgedaan – zoals de snel stijgende voedselprijzen, een financiële crisis zonder weerga, de gevolgen van de klimaatverandering – die zich het meest doen voelen in de ontwikkelingslanden,
C. overwegende dat bij uitblijven van een adequate reactie op al deze nieuwe ontwikkelingen in de wereld, de doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou dreigen te worden ondermijnd en de kansen op de verwezenlijking in 2015 van de millenniumontwikkelingsdoelen (MDG's) verminderd,
D. overwegende dat de cohesie binnen de ACS-groep en de regionale integratie onder druk zijn komen te staan door de sluiting en uitvoering van regionale Economische Partnerschapsovereenkomsten (EPO's); overwegende dat de eenheid en samenhang van de ACS-groep en de stabiliteit van de ACS-EU-instellingen behouden moeten blijven,
E. overwegende dat de tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou precies op het juiste moment komt om de bepalingen van deze overeenkomst aan te passen in het licht van de hierboven genoemde situatie; overwegende dat in het mandaat voor de herziening van de overeenkomst de meeste van deze onderwerpen slechts zijdelings aan bod komen,
F. overwegende dat onder meer de volgende gebieden door de EU of de ACS-landen zijn aangemeld voor herziening:
–
regionale dimensie;
–
politieke dimensie, waaronder ook migratie en goed bestuur op fiscaal gebied;
–
institutionele dimensie;
–
bevordering van de MDG's en een coherent ontwikkelingsbeleid;
–
humanitaire bijstand en noodhulp, waaronder ook verduidelijking van de procedures in crisissituaties;
–
programmering en uitvoering van hulp, waaronder ook de programmering van het budget voor intra-ACS-samenwerking;
–
klimaatverandering en zekerheid van de voedselvoorziening als transversale onderwerpen (aangemeld door de ACS-groep),
G. overwegende dat de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon verandering brengt in het institutionele raamwerk van de EU en de balans in de besluitvorming,
1. is van mening dat de tweede herziening van de Overeenkomst van Cotonou aangegrepen moet worden om aanpassingen door te voeren in het licht van recente en huidige crises, zoals de klimaatverandering, snel rijzende voedsel- en olieprijzen, de financiële crisis en de troosteloze armoede in Afrika; meent dat het geen optie maar een noodzaak is om de wortels van deze crises aan te pakken;
2. betreurt het feit dat men opnieuw verzuimd heeft het Europees Parlement, de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU en de nationale parlementen van de ACS-landen, alsook burgerorganisaties en niet-gouvernementele organen te betrekken bij de besluitvorming over de terreinen en artikelen van de Overeenkomst van Cotonou die herzien moeten worden en de inhoud van de onderhandelingsmandaten, die zijn goedgekeurd door de Raad van de EU en de ACS-Ministerraad;
3. steunt een grotere rol van nationale parlementen in het doorlopende herzieningsproces en bij verdere herzieningen, om de democratische legitimiteit en de eigen verantwoordelijkheid te versterken;
4. wijst erop dat dit verzuim de transparantie en geloofwaardigheid van de herziening ondermijnt en de bevolking van de EU-landen en ACS-landen nog verder vervreemdt van hun regeringen en instellingen;
5. benadrukt dat de ACS-landen als gelijke onderhandelingspartners van de EU moeten worden beschouwd om tot een echte partnerschapsovereenkomst te komen;
6. wijst erop dat de politieke dimensie van de Overeenkomst van Cotonou moet worden geconsolideerd, met name wat betreft de toezegging van de partijen om de verplichtingen die voortvloeien uit het Statuut van het Internationaal Strafhof na te komen;
7. verzoekt de Commissie, de EU en de ACS-Raad van Ministers rekening te houden met de principes en resultaten van het Internationale initiatief inzake transparantie van ontwikkelingshulp;
8. betreurt het dat de Commissie, de EU en de ACS-Raad van Ministers hebben nagelaten niet-gouvernementele organisaties in de maanden vóór de ondertekening van de herziene Overeenkomst van Cotonou werkelijk te raadplegen hebben geraadpleegd en ervoor te zorgen dat hun standpunten in aanmerking werden genomen; verzoekt de EU- en ACS-instellingen een debat over de toekomst van de ACS-EU-betrekkingen na 2020 moeten te lanceren en niet-gouvernementele organisaties bij deze discussie te betrekken;
9. is van mening dat een coherent ontwikkelingsbeleid, en in het bijzonder coherentie tussen het handels, ontwikkelings-, landbouw- en visserijbeleid, een leidend principe moet zijn van de EU-ontwikkelingssamenwerking en expliciet aan de orde moet komen in de herziene overeenkomst; spoort de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aan meer gebruik te maken van artikel 12 van de Overeenkomst van Cotonou om de samenhang tussen het EU-beleid en het beleid van de ACS-landen te behouden;
10. verzoekt de Commissie, met betrekking tot artikel 12 van de Overeenkomst van Cotonou, het Secretariaat van de ACS-landen en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU systematisch in kennis te stellen van Europese maatregelen die gevolgen kunnen hebben voor de belangen van de ACS-landen; verzoekt de Commissie in dit verband het overleg tussen de diensten van haar Directoraten-generaal beter te benutten, en beleidseffect-evaluaties uit te voeren die de samenhang met het ontwikkelingsbeleid kunnen verbeteren;
11. meent dat het noodzakelijk is, ten eerste vanwege de EPO's die uitsluitend voor bepaalde ACS-landen in werking treden en ten tweede omdat verschillende bepalingen van artikel 37 van de Overeenkomst van Cotonou achterhaald zijn, het deel van de ACS-EU-Overeenkomst met betrekking tot handelsovereenkomsten te herzien, om bepalingen op te nemen over alle bestaande ACS-EU-handelsregelingen (Algemene Systeem van Preferenties (SAP), SAP plus, voorlopige EPO's, EPO's met het Caribisch forum van ACS-staten (Cariforum) en een aantal principes en verbintenissen in de overeenkomst te bevestigen die niet mogen verdwijnen, namelijk:
–
de samenhang tussen enerzijds alle handelskaders voor de betrekkingen tussen de ACS- en de EU-landen en anderzijds de ontwikkelingsdoelstellingen, die de kern vormen van de ACS-EU-samenwerking,
–
de waarborg dat alle ACS-landen kunnen profiteren van een handelskader dat tenminste gelijkwaardig is aan de voorgaande situatie, in het bijzonder voor de landen die niet tot de minst ontwikkelde landen (MOL) horen en geen EPO hebben ondertekend,
–
de waarborg dat het nieuwe handelskader, bij de vastlegging van overgangsperioden en de definitieve lijst van in aanmerking komende producten voor alle ACS-landen, rekening houdt met gevoelige sectoren, in het bijzonder de agrarische voedselproductie en een betere markttoegang voor de ACS-landen mogelijk maakt, met name door een herziening van de regels van herkomst;
12. constateert dat de partijen bij de overeenkomst van Cotonou in hun kennisgevingen uitdrukkelijk vragen om de herziening van bepalingen inzake commerciële samenwerking; wijst erop dat nieuwe bepalingen moeten worden toegevoegd op nieuwe werkterreinen, zoals handelsgerelateerde steun, om te verzekeren dat de ontwikkelingsdimensie in de handelsaspecten van de overeenkomst in aanmerking wordt genomen;
13. verwelkomt het verzoek van de ACS-landen om nieuwe bepalingen inzake samenwerking op de gebieden handel en ontwikkeling, handel en financiën en eerlijke handel, en neemt kennis van hun verzoek op het gebied van wapenhandel;
14. verzoekt de Europese Investeringsbank (EIB) zijn beleid inzake offshore financiële centra te herzien volgens stringentere criteria dan de lijst van verboden of onder toezicht gestelde jurisdicties van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), te zorgen voor de uitvoering hiervan en jaarlijkse verslagen over de vorderingen op te stellen;
15. meent dat er structurele veranderingen nodig zijn in de organisatie en de bestuursstructuur van de EIB om te waarborgen dat de bank aan haar ontwikkelingverplichtingen voldoet, in de context van de huidige herziening van de Overeenkomst van Cotonou en de tussentijdse herziening en vernieuwing van het mandaat van de EIB voor externe kredietverlening;
16. dringt er bij de Commissie en de regeringen van de ACS-landen op aan in de Overeenkomst van Cotonou een prioritaire plaats in te ruimen voor maatregelen tegen misbruik van belastingparadijzen, belastingontduiking en illegale kapitaalvlucht; verzoekt derhalve om een internationaal bindend mechanisme, dat transnationale ondernemingen verplicht tot automatische publicatie van de gemaakte winsten en betaalde belasting in elk land waar zij actief zijn;
17. dringt er bij de onderhandelaars op aan de fiscale aspecten van ontwikkeling te bespreken en effectieve en uitvoerbare belastingsystemen in de ACS-landen in te voeren om een duurzame bron van financiële middelen voor ontwikkeling te scheppen, met als doelstelling op de lange termijn de afhankelijkheid van buitenlandse hulp hierdoor te vervangen; verzoekt de onderhandelaars in dit verband in artikel 9, lid 3 van de ACS-EU-Overeenkomst over het beheer van openbare middelen het principe van behoorlijk fiscaal bestuur op te nemen;
18. dringt erop aan dat het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), aangezien dit fonds de belangrijkste bron van middelen is voor de financiering van ontwikkelingssamenwerking in het kader van de Overeenkomst van Cotonou, opgenomen wordt onder de begrotingsbevoegdheden van het Europees Parlement zodat er een strakkere democratische controle mogelijk is;
19. verzoekt om de uitwerking en goedkeuring van een nieuwe mondiale financiële structuur, waarin ontwikkelingslanden zich kunnen laten vertegenwoordigen door hun respectieve regionale organisaties en waarin zij hun legitieme kwesties met betrekking tot duurzame ontwikkeling, gebaseerd op hun specifieke situatie, aan de orde kunnen stellen;
20. benadrukt dat microkredieten moeten worden gestimuleerd om investeringen en de ontwikkeling van het kleinbedrijf te vergemakkelijken;
21. verzoekt de Commissie en de regeringen van de ACS-landen de structurele oorzaken van de klimaatverandering aan te pakken door invoering van een automatische risicobeoordeling met betrekking tot klimaatverandering in nationale ontwikkelingsstrategieën en -plannen en in de nationale en regionale strategiedocumenten;
22. meent dat hernieuwbare energie van levensbelang is voor de economische en sociale ontwikkeling van de ACS-landen, daar zij beschikken over omvangrijke hernieuwbare-energiebronnen (zonne-energie, windkracht, geothermische energie en biomassa); dringt er bij de onderhandelaars op aan bijzondere aandacht te besteden aan vermindering van de afhankelijkheid van de ACS-landen van fossiele brandstoffen en van hun kwetsbaarheid voor prijsstijgingen, door prioriteit te geven aan hernieuwbare energie in de Overeenkomst van Cotonou;
23. verzoekt de Commissie en de ACS-landen eerlijke en duurzame ontwikkeling met een sociale dimensie te stimuleren, door steun te geven aan nieuwe bedrijfsvormen, met inbegrip van bedrijven zonder winstoogmerk en/of bedrijven opgezet met behulp van microkredietprogramma's volgens ethische en economische principes, zoals in sociale markteconomiemodellen;
24. betreurt het feit dat ondanks het feit dat de meerderheid van de bevolking van de ACS-landen op het platteland woont en de bestrijding van de armoede een van de belangrijkste doelstellingen van de Overeenkomst van Cotonou is, de landbouw in de ACS-EU-samenwerking een verwaarloosde sector blijft;
25. verzoekt de Commissie bij de uitvoering van het EU-ontwikkelingsbeleid stelselmatig en op samenhangende wijze met voedselveiligheidsoverwegingen rekening te houden, het profiel van voedselveiligheid in de dialoog over nationale en regionale ontwikkelingsbeleidsmaatregelen te vergroten en de ontwikkeling van regionale landbouwmarkten in ontwikkelingslanden te bevorderen;
26. dringt er bij de ACS-landen en de Commissie op aan zich te concentreren op de agrarische ontwikkeling om zekerheid van de voedselvoorziening te verzekeren, en verzoekt dat de landbouw en plattelandsontwikkeling prioritaire terreinen worden in de overeenkomst en in de nationale en regionale strategiedocumenten; benadrukt dat de boeren in de ACS-landen ondersteuning en behoorlijke lonen nodig hebben om voor de lokale markten te produceren, alsmede infrastructurele voorzieningen voor de handel en het goederenverkeer;
27. verzoekt de Commissie vrouwen en consumentenorganisaties regelmatig te consulteren en effectief te betrekken bij het landbouwbeleid; meent dat vrouwenorganisaties actief betrokken moeten worden bij de besluitvorming, daar zij de spil van de samenleving zijn;
28. uit zijn diepe bezorgdheid over de aankoop van landbouwgrond (in het bijzonder in Afrika) door buitenlandse investeerders, met steun van de overheid, die, indien niet in goede banen geleid, de lokale voedselzekerheid dreigt te ondermijnen en ernstige en verstrekkende gevolgen voor de ACS-landen kan hebben;
29. dringt er bij de onderhandelaars op aan negatieve effecten van aankoop van landbouwgrond (zoals onteigening van kleine boeren en onduurzaam gebruik van grond en water) te voorkomen door erkenning van het recht van de bevolking het eigendom te hebben van landbouwgrond en andere essentiële natuurlijke hulpbronnen, en door opstelling van richtsnoeren in die zin;
30. dringt er bij de ACS-landen op aan beleid uit te stippelen gebaseerd op eerbiediging van de mensenrechten, de democratische beginselen, de rechtstaat, een gezonde economische ontwikkeling en behoorlijk werk, om de braindrain tegen te gaan en ervoor te zorgen dat de ACS-landen hun arbeidskrachten die opleiding hebben genoten voor hun eigen ontwikkeling kunnen behouden;
31. verzoekt de Commissie en de ACS-landen in artikel 13 van de ACS-EU-Overeenkomst over migratie het principe van circulaire migratie en de facilitering hiervan door afgifte van circulaire visa op te nemen; benadrukt dat het betreffende artikel de naleving van de mensenrechten en de eerlijke behandeling van de ingezetenen van de ACS-landen beklemtoont, maar dat de reikwijdte van deze principes ernstig wordt ondermijnd door bilaterale terugnameovereenkomsten in een context van externalisering door Europa van het migratiebeleid, waardoor de eerbiediging van de rechten van migranten niet gewaarborgd wordt en die kan leiden tot een aaneenschakeling van terugnames, hetgeen een gevaar betekent voor de veiligheid en het leven van de migrant;
32. dringt erop aan op onderhandelingen om het principe van onvoorwaardelijke clausules inzake de mensenrechten en sancties bij niet-naleving van deze clausules te versterken, onder anderen met betrekking tot discriminatie wegens geslacht, ras, etnische afkomst, geloof of overtuiging, handicap, leeftijd, seksuele geaardheid en ten aanzien van mensen met HIV/AIDS;
33. geeft uiting aan zijn diepe bezorgdheid over het beperkte aantal bestaande faciliteiten voor gespecialiseerde medische zorg, in weerwil van de stijgende aantallen acute en chronische ziektegevallen; benadrukt dat de medische infrastructuur en de systemen voor de volksgezondheid een sterke impuls nodig hebben via ontwikkelingsstrategieën;
34. wijst erop dat de capaciteit van de volksgezondheidssystemen in de ACS-landen om medische zorg te bieden aan de bevolking en aan slachtoffers die herstellen van humanitaire crises, conflicten, postconflictsituaties of natuurrampen, een van de hoofdtaken van deze landen is en een bron van permanente zorg die geen uitstel duldt, en dienovereenkomstig zou moeten worden bevorderd in de ACS-EU-samenwerking;
35. geeft uiting aan zijn bezorgdheid dat een sterkere regionalisering van de ACS-EU-betrekkingen een bedreiging kan vormen voor de samenhang en kracht van de ACS-groep, en het functioneren van de gezamenlijke ACS-EU-instellingen binnen de Overeenkomst van Cotonou kan belemmeren;
36. meent dat de tekst van de overeenkomst bij de tweede herziening ook moet worden aangepast en uitdrukkelijk wordt verwezen naar de oprichting van nieuwe EPO-organen (bv. gemengde EPO-raden, handels- en ontwikkelingscomités en parlementaire commissies), en dat moet worden gezorgd voor synergie en complementariteit met de instellingen van Cotonou;
37. onderstreept het belang van de parlementaire dimensie van de Overeenkomst van Cotonou, die belichaamd wordt door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PPV); benadrukt dat het absoluut gekant is tegen elke poging de rol van de PPV te verkleinen, in het bijzonder door voorstellen die verandering brengen in haar werkmethoden en de frequentie van de plenaire vergaderingen, waarover de PPV zelf moet beslissen;
38. dringt er met het oog op de versterking van het parlementaire, representatieve en democratische karakter van de PPV op aan dat alle ACS-landen in de toekomst werkelijk worden vertegenwoordigd door parlementariërs en niet door regeringsvertegenwoordigers, zoals soms het geval is, en dat derhalve artikel 17 van de ACS-EU-Overeenkomst hiertoe wordt gewijzigd;
39. is overtuigd van de sleutelrol die de nationale parlementen van de ACS-landen kunnen spelen in alle aspecten van ontwikkelingssamenwerking, met inbegrip van de programmering, de begeleiding van de uitvoering en de evaluatie; dringt erop aan dat bij de herziening van de Overeenkomst van Cotonou deze parlementen formeel erkend worden als deelnemers in de door het EOF gefinancierde samenwerking;
40. verzoekt om versterking en opwaardering van de PPV ACS-EU, en dringt aan op bepalingen in de Overeenkomst van Cotonou die de PPV en de parlementen van de ACS-landen de mogelijkheid geven de nationale en regionale strategiedocumenten de EPO's tussen de EU en ACS-landen en het Europees Ontwikkelingsfonds aan een kritische controle te onderwerpen; dringt erop aan dat er een werkelijke synergie wordt gecreëerd tussen enerzijds de nieuwe parlementaire commissies binnen de EPO's en anderzijds de PPV;
41. verwelkomt toekomstige synergie tussen de door de EPO's ingestelde parlementaire commissies en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, door middel van presentaties van de voorzitter en rapporteurs, deelname van leden van de parlementaire EPO-commissies aan de Paritaire Vergadering, organisatie van parallelle vergaderingen indien mogelijk, enz.; meent dat dit voor de Paritaire Vergadering bijkomend deskundigheid inhoudt, en kansen biedt op een verrijkende uitwisseling en samenwerking;
42. herinnert eraan dat de parlementaire commissies die door de EPO's zijn ingesteld, op initiatief van het Europees Parlement zijn opgericht om ervoor te zorgen dat parlementsleden die gespecialiseerd zijn in handels- en ontwikkelingsvraagstukken terdege worden betrokken bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van complexe technische handelsovereenkomsten;
43. verzoekt de Commissie en de ACS-landen zich te houden aan de definitie van officiële ontwikkelingshulp (ODA) van de OESO-Commissie voor Ontwikkelingsbijstand (DAC) bij het opstellen van de nationale en regionale strategiedocumenten voor financiering krachtens het tiende EOF;
44. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten en de ACS-landen.